AX031700 Universele ingangscontroller met CAN

Productinformatie

Specificaties

  • Productnaam: Universele ingangscontroller met CAN
  • Modelnummer: UMAX031700 Versie V3
  • Onderdeelnummer: AX031700
  • Ondersteund protocol: SAE J1939
  • Kenmerken: Eén universele ingang naar proportionele klepuitgang
    Beheerder

Instructies voor productgebruik

1. Installatie-instructies

Afmetingen en pinout

Raadpleeg de gebruikershandleiding voor gedetailleerde afmetingen en pinbezetting
informatie.

Montage-instructies

Zorg ervoor dat de controller stevig is gemonteerd volgens de
richtlijnen in de gebruikershandleiding.

2. Overview van J1939-functies

Ondersteunde berichten

De controller ondersteunt verschillende berichten die in de SAE zijn gespecificeerd
J1939-norm. Raadpleeg sectie 3.1 van de gebruikershandleiding voor
details.

Naam, adres en software-ID

Configureer de naam, het adres en de software-ID van de controller volgens
uw vereisten. Raadpleeg sectie 3.2 van de gebruikershandleiding voor
instructies.

3. ECU-instelpunten toegankelijk met de Axiomatic Electronic
Assistent

Gebruik de Axiomatic Electronic Assistant (EA) om toegang te krijgen tot en
ECU-setpoints configureren. Volg de instructies in
hoofdstuk 4 van de gebruikershandleiding.

4. Opnieuw flashen over CAN met de Axiomatic EA Bootloader

Gebruik de Axiomatic EA Bootloader om de controller opnieuw te flashen
over CAN-bus. Gedetailleerde stappen worden beschreven in sectie 5 van de gebruikershandleiding.
handmatig.

5. Technische specificaties

Raadpleeg de gebruikershandleiding voor gedetailleerde technische specificaties
van de controleur.

6. Versiegeschiedenis

Controleer sectie 7 van de gebruikershandleiding voor de versiegeschiedenis van
het product.

Veelgestelde vragen (FAQ)

V: Kan ik meerdere invoertypen gebruiken met de Single Input CAN?
Verantwoordelijke?

A: Ja, de controller ondersteunt een breed scala aan configureerbare
invoertypen, wat zorgt voor veelzijdigheid in de bediening.

V: Hoe kan ik de software van de controller updaten?

A: U kunt de controller opnieuw flashen via CAN met behulp van de Axiomatic
EA Bootloader. Raadpleeg sectie 5 van de gebruikershandleiding voor gedetailleerde
instructies.

“`

GEBRUIKERSHANDLEIDING UMAX031700 Versie V3
UNIVERSELE INGANGSCONTROLLER MET CAN
SAEJ1939
GEBRUIKERSHANDLEIDING
P/N: AX031700

ACCRONIEMEN

ACK

Positieve bevestiging (van SAE J1939-norm)

UIN

Universele ingang

EA

De Axiomatic Electronic Assistant (een servicetool voor Axiomatic ECU's)

ECU

Elektronische regeleenheid

(van SAE J1939-norm)

NAK

Negatieve bevestiging (van SAE J1939-norm)

PDU1

Een formaat voor berichten die naar een bestemmingsadres moeten worden verzonden, specifiek of globaal (vanuit de SAE J1939-standaard)

PDU2

Een formaat dat wordt gebruikt om informatie te verzenden die is gelabeld met behulp van de Group Extension-techniek en die geen bestemmingsadres bevat.

PGN

Parametergroepnummer (van SAE J1939-norm)

Voortzetting van een

Bericht dat gebruikmaakt van de Proprietary A PGN voor peer-to-peercommunicatie

VoorstelB

Bericht dat gebruikmaakt van een Proprietary B PGN voor broadcastcommunicatie

SPN-nummer

Verdacht parameternummer (van SAE J1939-norm)

Let op: Een Axiomatic Electronic Assistant KIT kan worden besteld als P/N: AX070502 of AX070506K

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

2-44

INHOUDSOPGAVE
1. OVERVIEW VAN VERWERKINGSVERANTWOORDELIJKE …………………………………………………………………………………………………………………… 4
1.1. BESCHRIJVING VAN ENKELE UNIVERSELE INGANG NAAR PROPORTIONELE KLEPUITGANGSREGELAAR ……………………….. 4 1.2. UNIVERSEEL INGANGSFUNCTIEBLOK…………………………………………………………………………………………………………. 4
1.2.1. Typen invoersensoren ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 4 1.2.2. Opties voor pullup-/pulldownweerstanden…………………………………………………………………………………………………………………… 5 1.2.3. Minimale en maximale fouten en bereiken……………………………………………………………………………………………………. 5 1.2.4. Typen invoersoftwarefilters ……………………………………………………………………………………………………………………………………… 5 1.3. BRONNEN VOOR INTERNE FUNCTIEBLOKREGELINGEN ……………………………………………………………………………………….. 6 1.4. FUNCTIEBLOK ZOEKTABEL …………………………………………………………………………………………………………………. 7 1.4.1. X-as, invoergegevensrespons…………………………………………………………………………………………………………………………………….. 8 1.4.2. Y-as, opzoektabeluitvoer …………………………………………………………………………………………………………………………………. 8 1.4.3. Standaardconfiguratie, gegevensrespons ………………………………………………………………………………………………………………. 8 1.4.4. Punt-tot-puntrespons ………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9 1.4.5. X-as, tijdrespons……………………………………………………………………………………………………………………………………………… 10 1.5. PROGRAMMEERBAAR LOGICAFUNCTIEBLOK ……………………………………………………………………………………………………. 11 1.5.1. Evaluatie van voorwaarden ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… 14 1.5.2. Tabelselectie ………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 15 1.5.3. Logische blokuitvoer …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 16 1.6. WISKUNDIGE FUNCTIEBLOK…………………………………………………………………………………………………………………….. 17 1.7. KAN FUNCTIEBLOK VERZENDEN………………………………………………………………………………………………………….. 18 1.8. KAN FUNCTIEBLOK ONTVANGEN……………………………………………………………………………………………………………………. 19 1.9. DIAGNOSTISCHE FUNCTIEBLOK ……………………………………………………………………………………………………………………. 20
2. INSTALLATIE-INSTRUCTIES ……………………………………………………………………………………………………………………. 24
2.1. AFMETINGEN EN PINOUT …………………………………………………………………………………………………………………………… 24 2.2. MONTAGE-INSTRUCTIES ……………………………………………………………………………………………………………………….. 24
3. OVERVIEW VAN J1939 KENMERKEN …………………………………………………………………………………………………………….. 26
3.1. INLEIDING TOT ONDERSTEUNDE BERICHTEN ………………………………………………………………………………………………. 26 3.2. NAAM, ADRES EN SOFTWARE-ID ……………………………………………………………………………………………………… 27
4. ECU-INSTELPUNTEN DIE MET DE AXIOMATISCHE ELEKTRONISCHE ASSISTENT TOEGANG KRIJGEN …………………………………. 29
4.1. J1939-NETWERK ………………………………………………………………………………………………………………………………… 29 4.2. UNIVERSELE INGANG ……………………………………………………………………………………………………………………………………… 30 4.3. CONSTANTE GEGEVENSLIJSTSETPOINTS ……………………………………………………………………………………………………….. 31 4.4. LOOKUP-TABELSETPOINTS ……………………………………………………………………………………………………………………… 32 4.5. PROGRAMMEERBARE LOGICASETPOINTS …………………………………………………………………………………………………………….. 33 4.6. WISKUNDIGE FUNCTIEBLOK SETPOINTS …………………………………………………………………………………………………………….. 35 4.7. KAN SETPOINTS ONTVANGEN …………………………………………………………………………………………………………………….. 37 4.8. KAN SETPOINTS VERZENDEN………………………………………………………………………………………………………………………… 37
5. REFLASHEN OVER CAN MET DE AXIOMATIC EA BOOTLOADER …………………………………………………… 39
6. TECHNISCHE SPECIFICATIES ………………………………………………………………………………………………………………………. 43
6.1. VOEDING …………………………………………………………………………………………………………………………………….. 43 6.2. INGANG…………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 43 6.3. COMMUNICATIE……………………………………………………………………………………………………………………………………. 43 6.4. ALGEMENE SPECIFICATIES ……………………………………………………………………………………………………………………………. 43
7. VERSIEGESCHIEDENIS………………………………………………………………………………………………………………………….. 44

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

3-44

1. OVERVIEW VAN CONTROLEUR
1.1. Beschrijving van de enkele universele ingang naar de proportionele klepuitgangscontroller
De Single Input CAN Controller (1IN-CAN) is ontworpen voor veelzijdige besturing van een enkele ingang en een breed scala aan besturingslogica en algoritmen. Het flexibele circuitontwerp biedt de gebruiker een breed scala aan configureerbare ingangstypen.
De controller heeft één volledig configureerbare universele ingang die kan worden ingesteld om het volgende te lezen: voltage, stroom, frequentie/RPM, PWM of digitale ingangssignalen. Alle I/O en logische functieblokken op de unit zijn inherent onafhankelijk van elkaar, maar kunnen worden geconfigureerd om op een groot aantal manieren met elkaar te interacteren.
De verschillende functieblokken die door de 1IN-CAN worden ondersteund, worden in de volgende secties beschreven. Alle setpoints kunnen door de gebruiker worden geconfigureerd met behulp van de Axiomatic Electronic Assistant, zoals beschreven in Sectie 3 van dit document.
1.2. Universeel invoerfunctieblok
De controller bestaat uit twee universele ingangen. De twee universele ingangen kunnen worden geconfigureerd om voltage, stroom, weerstand, frequentie, pulsbreedtemodulatie (PWM) en digitale signalen.
1.2.1. Ingangssensortypen
Tabel 3 geeft een overzicht van de ondersteunde ingangstypen door de controller. De parameter Type ingangssensor biedt een vervolgkeuzelijst met de ingangstypen die worden beschreven in Tabel 1. Het wijzigen van het type ingangssensor heeft invloed op andere instelpunten binnen dezelfde instelpuntgroep, zoals Minimum/Maximum Fout/Bereik, door ze te vernieuwen naar een nieuw ingangstype en moet dus worden gewijzigd eerst veranderd.
0 Uitgeschakeld 12 Voltage 0 tot 5V 13 Voltage 0 tot 10V 20 Stroom 0 tot 20mA 21 Stroom 4 tot 20mA 40 Frequentie 0.5Hz tot 10kHz 50 PWM Duty Cycle (0.5Hz tot 10kHz) 60 Digitaal (Normaal) 61 Digitaal (Invers) 62 Digitaal (Vergrendeld)
Tabel 1 Opties voor universele ingangssensortypes
Alle analoge ingangen worden rechtstreeks naar een 12-bits analoog-digitaalomzetter (ADC) in de microcontroller geleid. Alle voltagDe ingangen hebben een hoge impedantie, terwijl de huidige ingangen een 124-weerstand gebruiken om het signaal te meten.
Frequentie/RPM, Pulse Width Modulated (PWM) en Counter Input Sensor Types zijn verbonden met de microcontroller timers. Pulsen per omwenteling setpoint wordt alleen in overweging genomen wanneer het geselecteerde Input Sensor Type frequentietype is volgens Tabel 3. Wanneer Pulsen per omwenteling setpoint is ingesteld op 0, worden de metingen uitgevoerd in eenheden van [Hz]. Als Pulsen per omwenteling setpoint is ingesteld op hoger dan 0, worden de metingen uitgevoerd in eenheden van [RPM].

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

4-44

Digitale ingangssensortypen bieden drie modi: Normaal, Invers en Vergrendeld. De metingen uitgevoerd met digitale ingangstypen zijn 1 (AAN) of 0 (UIT).

1.2.2. Pullup / Pulldown-weerstandsopties

Met de invoersensortypen: frequentie/RPM, PWM, digitaal, heeft de gebruiker de keuze uit drie (3) verschillende pull-up/pull-down-opties zoals vermeld in tabel 2.

0 Pullup/Pulldown uit 1 10k Pullup 2 10k Pulldown
Tabel 2 Opties voor pull-up/pulldown-weerstanden
Deze opties kunnen worden in- of uitgeschakeld door de instelwaarde Pullup/Pulldown-weerstand in de Axiomatic Electronic Assistant aan te passen.

1.2.3. Minimale en maximale fouten en bereiken

De Minimum Range en Maximum Range setpoints mogen niet worden verward met het meetbereik. Deze setpoints zijn beschikbaar met alle behalve de digitale input, en ze worden gebruikt wanneer de input wordt geselecteerd als een controle input voor een ander functie blok. Ze worden de Xmin en Xmax waarden die worden gebruikt in de hellingberekeningen (zie Afbeelding 6). Wanneer deze waarden worden gewijzigd, worden andere functie blokken die de input gebruiken als een controle bron automatisch bijgewerkt om de nieuwe X-as waarden weer te geven.

De Minimum Error en Maximum Error setpoints worden gebruikt met het Diagnostic function block. Raadpleeg Sectie 1.9 voor meer details over Diagnostic function block. De waarden voor deze setpoints zijn beperkt, zodat

0 <= Minimale fout <= Minimaal bereik <= Maximaal bereik <= Maximale fout <= 1.1xMax*

* De maximumwaarde voor elke invoer is afhankelijk van het type. Het foutbereik kan worden ingesteld tot 10%

boven deze waarde. Bijvoorbeeldampon:

Frequentie: Max = 10,000 [Hz of RPM]

PWM:

Maximaal = 100.00 [%]

Deeltage: Max = 5.00 of 10.00 [V]

Stroom: Max = 20.00 [mA]

Om te voorkomen dat er valse fouten ontstaan, kan de gebruiker ervoor kiezen om softwarefiltering toe te voegen aan het meetsignaal.

1.2.4. Voer softwarefiltertypen in

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

5-44

Alle ingangstypen met uitzondering van Digitaal (Normaal), Digitaal (Invers), Digitaal (Vergrendeld) kunnen worden gefilterd met behulp van de instelpunten Filtertype en Filterconstant. Er zijn drie (3) filtertypen beschikbaar, zoals vermeld in Tabel 3.
0 Geen filtering 1 voortschrijdend gemiddelde 2 herhalend gemiddelde
Tabel 3 Typen invoerfilters
De eerste filteroptie Geen filtering biedt geen filtering op de gemeten gegevens. De gemeten gegevens worden dus rechtstreeks gebruikt voor elk functieblok dat deze gegevens gebruikt.
De tweede optie, voortschrijdend gemiddelde, past de `Vergelijking 1' hieronder toe op gemeten invoergegevens, waarbij WaardeN de huidige gemeten invoergegevens vertegenwoordigt, terwijl WaardeN-1 de eerder gefilterde gegevens vertegenwoordigt. De filterconstante is het instelpunt van de filterconstante.
Vergelijking 1 – Filterfunctie voortschrijdend gemiddelde:

WaardeN

=

WaardeN-1 +

(Invoer – WaardeN-1) Filterconstante

De derde optie, Herhalend gemiddelde, past de onderstaande `Vergelijking 2' toe op gemeten invoergegevens, waarbij N de waarde van het filterconstante-instelpunt is. De gefilterde invoer, Waarde, is het gemiddelde van alle invoermetingen in N (Filter Constant) aantal metingen. Wanneer het gemiddelde wordt genomen, blijft de gefilterde invoer behouden totdat het volgende gemiddelde gereed is.

Vergelijking 2 – Herhalende gemiddelde overdrachtsfunctie: Waarde = N0 InputN N

1.3. Interne functieblokbesturingsbronnen

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

6-44

De 1IN-CAN-controller maakt het mogelijk om interne functieblokbronnen te selecteren uit de lijst met logische functieblokken die door de controller worden ondersteund. Als gevolg hiervan kan elke uitvoer van het ene functieblok worden geselecteerd als de besturingsbron voor een ander. Houd er rekening mee dat niet alle opties in alle gevallen zinvol zijn, maar de volledige lijst met besturingsbronnen wordt weergegeven in Tabel 4.

Waarde 0 1 2 3 4 5 6 7 8

Betekenis Controlebron Niet gebruikt CAN-bericht ontvangen Universele invoer Gemeten opzoektabel Functieblok Programmeerbaar logisch functieblok Wiskundig functieblok Constante gegevenslijstblok Gemeten voeding Gemeten processortemperatuur
Tabel 4 Opties voor besturingsbronnen

Elke besturing heeft naast een bron ook een nummer dat overeenkomt met de subindex van het betreffende functieblok. Tabel 5 geeft een overzicht van de ondersteunde bereiken voor de getalobjecten, afhankelijk van de geselecteerde bron.

Controle Bron

Controlebronnummer

Controlebron niet gebruikt (genegeerd)

[0]

KAN Bericht Ontvangen

[1…8]

Universele ingang gemeten

[1…1]

Opzoektabel Functieblok

[1…6]

Programmeerbaar logisch functieblok

[1…2]

Wiskundige functieblok

[1…4]

Constante gegevenslijstblok

[1…10]

Gemeten voeding

[1…1]

Gemeten processortemperatuur

[1…1]

Tabel 5 Opties voor controlebronnummers

1.4. Functieblok voor opzoektabel

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

7-44

Opzoektabellen worden gebruikt om een ​​uitvoerrespons van maximaal 10 hellingen per opzoektabel te geven. Er zijn twee typen opzoektabelreacties gebaseerd op het X-astype: Gegevensrespons en Tijdrespons In de secties 1.4.1 tot en met 1.4.5 worden deze twee X-astypen in meer detail beschreven. Als er meer dan 10 hellingen nodig zijn, kan een programmeerbaar logisch blok worden gebruikt om maximaal drie tabellen te combineren om 30 hellingen te krijgen, zoals beschreven in paragraaf 1.5.
Er zijn twee belangrijke setpoints die dit functieblok beïnvloeden. De eerste is de X-asbron en het X-asnummer die samen de besturingsbron voor het functieblok definiëren.
1.4.1. X-as, reactie op invoergegevens
In het geval dat het X-astype = Gegevensrespons vertegenwoordigt, vertegenwoordigen de punten op de X-as de gegevens van de besturingsbron. Deze waarden moeten binnen het bereik van de besturingsbron worden geselecteerd.
Bij het selecteren van X-asgegevenswaarden zijn er geen beperkingen op de waarde die in een van de X-aspunten kan worden ingevoerd. De gebruiker moet waarden in oplopende volgorde invoeren om de hele tabel te kunnen gebruiken. Daarom wordt aanbevolen om bij het aanpassen van de X-asgegevens eerst X10 te wijzigen en vervolgens de indexen in aflopende volgorde te verlagen, zodat het onderstaande behouden blijft:
Xmin <= X0 <= X1 <= X2<= X3<= X4<= X5 <= X6 <= X7 <= X8 <= X9 <= X10 <= Xmax
Zoals eerder vermeld, worden Xmin en Xmax bepaald door de geselecteerde X-asbron.
Als sommige datapunten worden 'genegeerd' zoals beschreven in Sectie 1.4.3, worden ze niet gebruikt in de hierboven getoonde XAxis-berekening. Bijvoorbeeldample, als de punten X4 en hoger worden genegeerd, wordt de formule in plaats daarvan Xmin <= X0 <= X1 <= X2<= X3<= Xmax.
1.4.2. Y-as, uitvoer van opzoektabel
De Y-as heeft geen beperkingen op de gegevens die deze vertegenwoordigt. Dit betekent dat omgekeerde, stijgende/dalende of andere reacties gemakkelijk kunnen worden vastgesteld.
In alle gevallen kijkt de controller naar het volledige bereik van de gegevens in de Y-as-instelpunten en selecteert de laagste waarde als Ymin en de hoogste waarde als Ymax. Ze worden rechtstreeks doorgegeven aan andere functieblokken als de limieten voor de uitvoer van de opzoektabel. (dwz gebruikt als Xmin- en Xmax-waarden in lineaire berekeningen.)
Als sommige gegevenspunten echter 'Genegeerd' worden, zoals beschreven in Paragraaf 1.4.3, zullen ze niet worden gebruikt bij het bepalen van het bereik van de Y-as. Alleen de Y-aswaarden die op de Axiomatic EA worden weergegeven, worden in aanmerking genomen bij het vaststellen van de limieten van de tabel wanneer deze wordt gebruikt om een ​​ander functieblok aan te sturen, zoals een wiskundig functieblok.
1.4.3. Standaardconfiguratie, gegevensreactie
Standaard zijn alle opzoektabellen in de ECU uitgeschakeld (X-asbron is gelijk aan Controle niet gebruikt). Opzoektabellen kunnen worden gebruikt om de gewenste responsprofessional te creërenfileS. Als een universele invoer als X-as wordt gebruikt, is de uitvoer van de opzoektabel wat de gebruiker invoert in de Y-waarden-instelpunten.
Herinner u dat elk gecontroleerd functieblok dat de Lookup Table als invoerbron gebruikt, ook een linearisatie op de gegevens zal toepassen. Zorg er daarom voor dat voor een 1:1-controlerespons de minimale en

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

8-44

De maximale waarden van de uitvoer komen overeen met de minimale en maximale waarden van de Y-as van de tabel.
Alle tabellen (1 tot 3) zijn standaard uitgeschakeld (geen besturingsbron geselecteerd). Als er echter een X-asbron wordt geselecteerd, liggen de standaardwaarden voor Y-waarden in het bereik van 0 tot 100%, zoals beschreven in de sectie "YAxis, Lookup Table Output" hierboven. De minimale en maximale standaardwaarden voor X-as worden ingesteld zoals beschreven in de sectie "X-as, Data Response" hierboven.
Standaard zijn de gegevens op de X- en Y-as ingesteld op een gelijke waarde tussen elk punt, van minimaal tot maximaal.
1.4.4. Punt-tot-punt-respons
Standaard zijn de X- en Y-assen ingesteld voor een lineaire respons van punt (0,0) tot (10,10), waarbij de uitvoer gebruik maakt van linearisatie tussen elk punt, zoals weergegeven in Figuur 1. Om de linearisatie te verkrijgen, moet elke “Punt N Reactie”, waarbij N = 1 tot 10, is ingesteld voor een `Ramp Om het antwoord uit te voeren.

Figuur 1 Opzoektabel met “Ramp Naar” Gegevensreactie
Als alternatief kan de gebruiker een 'Jump To'-antwoord selecteren voor "Punt N-antwoord", waarbij N = 1 tot 10. In dit geval zal elke invoerwaarde tussen XN-1 tot XN resulteren in een uitvoer van het functieblok Opzoektabel. van YN.
een exampbestand van een Math-functieblok (0 tot 100) dat wordt gebruikt om een ​​standaardtabel (0 tot 100) te besturen, maar met een 'Jump To'-antwoord in plaats van de standaard 'Ramp To' wordt weergegeven in figuur 2.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

9-44

Afbeelding 2 Opzoektabel met ‘Jump To’-gegevensreactie
Ten slotte kan elk punt behalve (0,0) worden geselecteerd voor een 'Negeer'-antwoord. Als “Punt N Reactie” is ingesteld op negeren, worden alle punten van (XN, YN) tot (X10, Y10) ook genegeerd. Voor alle gegevens groter dan XN-1 zal de uitvoer van het functieblok Opzoektabel YN-1 zijn.
Een combinatie van ramp Aan-, Spring-naar- en Negeer-antwoorden kunnen worden gebruikt om een ​​applicatiespecifieke uitvoerpro te creërenfile.
1.4.5. X-as, tijdrespons
U kunt ook een opzoektabel gebruiken om een ​​aangepaste uitvoerrespons te krijgen, waarbij het type X-as een 'Tijdrespons' is. Wanneer u dit selecteert, geeft de X-as nu de tijd weer in milliseconden, terwijl de Y-as nog steeds de uitvoer van het functie blok weergeeft.
In dit geval wordt de X-asbron behandeld als een digitale invoer. Als het signaal daadwerkelijk een analoge invoer is, wordt het geïnterpreteerd als een digitale invoer. Wanneer de besturingsinvoer AAN is, wordt de uitvoer gedurende een bepaalde tijd gewijzigd op basis van de profile in de opzoektabel.
Wanneer de stuuringang UIT is, staat de uitgang altijd op nul. Wanneer de ingang AAN komt, wordt de profile Begint ALTIJD op positie (X0, Y0), wat 0 uitvoer is gedurende 0 ms.
Bij een tijdrespons kan de intervaltijd tussen elk punt op de X-as worden ingesteld op een waarde tussen 1 ms en 1 min. [60,000 ms].

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

10-44

1.5. Programmeerbaar logisch functieblok

Figuur 3 Programmeerbare logische functieblok Gebruikershandleiding UMAX031700. Versie: 3

11-44

Dit functieblok is duidelijk het meest ingewikkelde van allemaal, maar wel erg krachtig. De programmeerbare logica kan worden gekoppeld aan maximaal drie tabellen, waarvan er één alleen onder bepaalde omstandigheden zou worden geselecteerd. Elke drie tabellen (van de beschikbare 8) kunnen worden gekoppeld aan de logica, en welke worden gebruikt is volledig configureerbaar.
Mochten de omstandigheden zodanig zijn dat een bepaalde tabel (1, 2 of 3) is geselecteerd zoals beschreven in Paragraaf 1.5.2, dan wordt de uitvoer van de geselecteerde tabel op elk gewenst moment rechtstreeks doorgegeven aan de logische uitgang.
Daarom kunnen maximaal drie verschillende reacties op dezelfde invoer, of drie verschillende reacties op verschillende invoeren, de invoer worden van een ander functieblok, zoals een Output X Drive. Om dit te doen, zou de "Control Source" voor het reactieve blok worden geselecteerd als het `Programmable Logic Function Block.'
Om een ​​van de Programmable Logic-blokken in te schakelen, moet het setpoint "Programmable Logic Block Enabled" op True worden gezet. Ze zijn standaard allemaal uitgeschakeld.
De logica wordt geëvalueerd in de volgorde zoals weergegeven in Figuur 4. Alleen als er geen tafel met een lager getal is geselecteerd, worden de voorwaarden voor de volgende tabel bekeken. De standaardtabel wordt altijd geselecteerd zodra deze wordt geëvalueerd. Het is daarom vereist dat de standaardtabel in elke configuratie altijd het hoogste getal is.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

12-44

Figuur 4 Programmeerbare logica stroomdiagram Gebruikershandleiding UMAX031700. Versie: 3

13-44

1.5.1. Voorwaarden Evaluatie

De eerste stap bij het bepalen welke tabel als de actieve tabel wordt geselecteerd, is het eerst evalueren van de voorwaarden die aan een bepaalde tabel zijn gekoppeld. Aan elke tabel zijn maximaal drie voorwaarden gekoppeld die kunnen worden geëvalueerd.

Argument 1 is altijd een logische output van een ander functieblok. Zoals altijd is de bron een combinatie van het functionele bloktype en -nummer, setpoints "Tabel X, Conditie Y, Argument 1 Bron" en "Tabel X, Conditie Y, Argument 1 Nummer", waarbij zowel X = 1 tot 3 en Y = 1 tot 3.

Argument 2 kan daarentegen een andere logische uitvoer zijn, zoals bij Argument 1, OF een constante waarde die door de gebruiker is ingesteld. Om een ​​constante als tweede argument in de bewerking te gebruiken, stelt u "Tabel X, Voorwaarde Y, Argument 2 Bron" in op 'Control Constant Data'. Let op dat de constante waarde geen eenheid heeft die eraan is gekoppeld in de Axiomatic EA, dus de gebruiker moet deze instellen zoals nodig is voor de toepassing.

De conditie wordt geëvalueerd op basis van de door de gebruiker geselecteerde "Table X, Condition Y Operator". Standaard is dit altijd `=, Equal'. De enige manier om dit te wijzigen is door twee geldige argumenten te selecteren voor een bepaalde conditie. Opties voor de operator staan ​​in Tabel 6.

0 =, gelijk aan 1 !=, niet gelijk aan 2 >, groter dan 3 >=, groter dan of gelijk aan 4 <, kleiner dan 5 <=, kleiner dan of gelijk aan
Tabel 6 Conditie Operatoropties

Standaard zijn beide argumenten ingesteld op `Controlebron niet gebruikt', wat de voorwaarde uitschakelt en automatisch resulteert in de waarde N/A als resultaat. Hoewel Figuur 4 alleen Waar of Onwaar laat zien als resultaat van een toestandsevaluatie, is de realiteit dat er vier mogelijke resultaten kunnen zijn, zoals beschreven in Tabel 7.

Waarde 0 1 2 3

Betekenis Vals Waar Fout Niet van toepassing

Reden (Argument 1) Operator (Argument 2) = Onwaar (Argument 1) Operator (Argument 2) = Waar De uitvoer van Argument 1 of 2 werd gerapporteerd als een foutstatus Argument 1 of 2 is niet beschikbaar (dat wil zeggen ingesteld op 'Controlebron' Niet gebruikt')
Tabel 7 Resultaten van de conditie-evaluatie

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

14-44

1.5.2. Tabelselectie

Om te bepalen of een bepaalde tabel zal worden geselecteerd, worden logische bewerkingen uitgevoerd op de resultaten van de voorwaarden zoals bepaald door de logica in Paragraaf 1.5.1. Er zijn verschillende logische combinaties die kunnen worden geselecteerd, zoals vermeld in Tabel 8.

0 Standaardtabel 1 Cnd1 En Cnd2 En Cnd3 2 Cnd1 Of Cnd2 Of Cnd3 3 (Cnd1 En Cnd2) Of Cnd3 4 (Cnd1 Of Cnd2) En Cnd3
Tabel 8 Voorwaarden Logische operatoropties

Niet elke evaluatie vereist alle drie de voorwaarden. Het geval dat in het eerdere gedeelte werd gegeven, bijvample bevat slechts één voorwaarde, namelijk dat het motortoerental onder een bepaalde waarde ligt. Daarom is het belangrijk om te begrijpen hoe de logische operatoren een fout- of n.v.t-resultaat voor een voorwaarde zouden evalueren.

Standaardtabel logische operator Cnd1 en Cnd2 en Cnd3

Voorwaarden selecteren Criteria Bijbehorende tabel wordt automatisch geselecteerd zodra deze wordt geëvalueerd. Moet worden gebruikt als twee of drie voorwaarden relevant zijn en ze allemaal waar moeten zijn om de tabel te selecteren.

Als een van de condities gelijk is aan False of Error, wordt de tabel niet geselecteerd. Een N/A wordt behandeld als een True. Als alle drie de condities True (of N/A) zijn, wordt de tabel geselecteerd.

Cnd1 of Cnd2 of Cnd3

If((Cnd1==True) &&(Cnd2==True)&&(Cnd3==True)) Then Use Table Moet worden gebruikt als slechts één voorwaarde relevant is. Ook te gebruiken bij twee of drie relevante voorwaarden.

Als een voorwaarde als Waar wordt geëvalueerd, wordt de tabel geselecteerd. Fout- of n.v.t.-resultaten worden als onwaar behandeld

If((Cnd1==True) || (Cnd2==True) || (Cnd3==True)) Then Use Table (Cnd1 And Cnd2) Of Cnd3 Alleen te gebruiken als alle drie de voorwaarden relevant zijn.

Als zowel Voorwaarde 1 als Voorwaarde 2 Waar zijn, OF Voorwaarde 3 Waar is, wordt de tabel geselecteerd. Fout- of n.v.t.-resultaten worden als onwaar behandeld

If( ((Cnd1==True)&&(Cnd2==True)) || (Cnd3==True) ) Then Use Table (Cnd1 or Cnd2) And Cnd3 Alleen te gebruiken als alle drie de voorwaarden relevant zijn.

Als voorwaarde 1 en voorwaarde 3 waar zijn, OF voorwaarde 2 en voorwaarde 3 waar zijn, wordt de tabel geselecteerd. Fout- of n.v.t.-resultaten worden als onwaar behandeld

If( ((Cnd1==True)||(Cnd2==True)) && (Cnd3==True) ) Gebruik vervolgens tabel
Tabel 9 Evaluatie van omstandigheden op basis van geselecteerde logische operator

De standaardwaarde voor 'Tabel X, Voorwaarden Logische Operator' voor Tabel 1 en Tabel 2 is 'Cnd1 En Cnd2 En Cnd3', terwijl Tabel 3 is ingesteld als 'Standaardtabel'.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

15-44

1.5.3. Logische blokuitvoer

Bedenk dat Tabel X, waarbij X = 1 tot 3 in het Programmable Logic-functieblok NIET Lookup Table 1 tot 3 betekent. Elke tabel heeft een setpoint "Table X Lookup Table Block Number" waarmee de gebruiker kan selecteren welke Lookup Tables ze willen koppelen aan een bepaald Programmable Logic Block. De standaardtabellen die aan elk logisch blok zijn gekoppeld, staan ​​in Tabel 10.

Programmeerbaar logisch bloknummer
1

Tabel 1 Opzoeken

Tabel 2 Opzoeken

Tabel 3 Opzoeken

Tabel Blok Nummer Tabel Blok Nummer Tabel Blok Nummer

1

2

3

Tabel 10 Standaard opzoektabellen voor programmeerbare logische blokken

Als de bijbehorende Lookup Table geen "X-Axis Source" heeft geselecteerd, dan zal de output van het Programmable Logic-blok altijd "Not Available" zijn zolang die tabel is geselecteerd. Mocht de Lookup Table echter geconfigureerd zijn voor een geldige respons op een invoer, of het nu Data of Time is, dan zal de output van het Lookup Table-functieblok (d.w.z. de Y-Axis-gegevens die zijn geselecteerd op basis van de X-Axis-waarde) de output worden van het Programmable Logic-functieblok zolang die tabel is geselecteerd.

In tegenstelling tot alle andere functie blokken, voert de Programmable Logic GEEN linearisatieberekeningen uit tussen de invoer- en uitvoergegevens. In plaats daarvan spiegelt het exact de invoer (Lookup Table) gegevens. Daarom, wanneer de Programmable Logic als een besturingsbron voor een ander functie blok wordt gebruikt, wordt het TEN ZEERSTE aanbevolen dat alle bijbehorende Lookup Table Y-Axes (a) worden ingesteld tussen het 0 tot 100% uitvoerbereik of (b) allemaal worden ingesteld op dezelfde schaal.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

16-44

1.6. Wiskundig functieblok

Er zijn vier wiskundige functieblokken waarmee de gebruiker basisalgoritmen kan definiëren. Een wiskundig functieblok kan maximaal vier invoersignalen verwerken. Elke invoer wordt vervolgens geschaald volgens de bijbehorende limiet- en schaalsetpoints.
Inputs worden omgezet in percentagestage-waarde gebaseerd op de geselecteerde waarden voor “Functie X Ingang Y Minimum” en “Functie X Ingang Y Maximum”. Voor extra controle kan de gebruiker ook de “Functie X Ingang Y Scaler” aanpassen. Standaard heeft elke invoer een schaalgewicht van 1.0. Elke invoer kan echter indien nodig worden geschaald van -1.0 tot 1.0 voordat deze in de functie wordt toegepast.
Een wiskundig functieblok omvat drie selecteerbare functies, die elk vergelijking A operator B implementeren, waarbij A en B functie-ingangen zijn en operator de functie is die is geselecteerd met setpoint Wiskundige functie X Operator. Setpointopties worden weergegeven in Tabel 11. De functies zijn met elkaar verbonden, zodat het resultaat van de voorgaande functie in Input A van de volgende functie terechtkomt. Dus Functie 1 heeft zowel Input A als Input B selecteerbaar met setpoints, terwijl Functies 2 tot en met 4 alleen Input B selecteerbaar hebben. Input wordt geselecteerd door Functie X Input Y Bron en Functie X Input Y Nummer in te stellen. Als Functie X Input B Bron is ingesteld op 0, gaat het signaal Control not used ongewijzigd door de functie.
= (1 1 1)2 23 3 4 4

0

=, Waar wanneer InA gelijk is aan InB

1

!=, Waar wanneer InA niet gelijk is aan InB

2

>, Waar wanneer InA groter is dan InB

3

>=, Waar wanneer InA groter is dan of gelijk is aan InB

4

<, Waar wanneer InA kleiner is dan InB

5

<=, Waar wanneer InA kleiner is dan of gelijk is aan InB

6

OF, Waar wanneer InA of InB Waar is

7

EN, Waar wanneer InA en InB Waar zijn

8 XOR, True wanneer InA of InB True is, maar niet beide

9

+, Resultaat = InA plus InB

10

-, Resultaat = InA min InB

11

x, Resultaat = InA maal InB

12

/, Resultaat = InA gedeeld door InB

13

MIN, Resultaat = Kleinste van InA en InB

14

MAX, Resultaat = Grootste van InA en InB

Tabel 11 Operatoren van wiskundige functies

De gebruiker moet ervoor zorgen dat de invoer compatibel is met elkaar bij het gebruik van enkele van de wiskundige bewerkingen. Als bijvoorbeeld Universal Input 1 gemeten moet worden in [V], terwijl CAN Receive 1 gemeten moet worden in [mV] en Math Function Operator 9 (+), zal het resultaat niet de gewenste werkelijke waarde zijn.

Voor een geldig resultaat moet de besturingsbron voor een invoer een waarde ongelijk aan nul zijn, dat wil zeggen iets anders dan 'Besturingsbron niet gebruikt'.

Bij het delen resulteert een InB-waarde van nul altijd in een uitvoerwaarde van nul voor de bijbehorende functie. Bij het aftrekken wordt een negatief resultaat altijd als nul behandeld, tenzij de functie met een negatieve wordt vermenigvuldigd of de invoer eerst met een negatieve coëfficiënt wordt geschaald.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

17-44

1.7. CAN-zendfunctieblok
Met het CAN Transmit-functieblok kunt u uitvoer van een ander functieblok (d.w.z. invoer, logisch signaal) naar het J1939-netwerk sturen.
Normaal gesproken wordt de "Transmit Repetition Rate" op nul gezet om een ​​verzonden bericht uit te schakelen. Mocht een bericht echter zijn Parameter Group Number (PGN) delen met een ander bericht, dan is dit niet per se waar. In het geval dat meerdere berichten dezelfde "Transmit PGN" delen, wordt de herhalingsfrequentie die is geselecteerd in het bericht met het LAAGSTE nummer gebruikt voor ALLE berichten die die PGN gebruiken.
Standaard worden alle berichten verzonden op Proprietary B PGN's als broadcastberichten. Als niet alle gegevens nodig zijn, schakelt u het hele bericht uit door het laagste kanaal dat die PGN gebruikt op nul te zetten. Als sommige gegevens niet nodig zijn, wijzigt u gewoon de PGN van het/de overbodige kanaal/kanalen naar een ongebruikte waarde in het Proprietary B-bereik.
Bij het opstarten wordt het verzonden bericht pas na een vertraging van 5 seconden uitgezonden. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat eventuele opstart- of initialisatieomstandigheden problemen op het netwerk veroorzaken.
Omdat de standaardwaarden PropB-berichten zijn, wordt de "Transmit Message Priority" altijd geïnitialiseerd op 6 (lage prioriteit) en wordt het "Destination Address (for PDU1)"-setpoint niet gebruikt. Dit setpoint is alleen geldig wanneer een PDU1 PGN is geselecteerd en kan worden ingesteld op het Global Address (0xFF) voor broadcasts of worden verzonden naar een specifiek adres zoals ingesteld door de gebruiker.
De “Transmit Data Size”, “Transmit Data Index in Array (LSB)”, “Transmit Bit Index in Byte (LSB)”, “Transmit Resolution” en “Transmit Offset” kunnen allemaal worden gebruikt om de data toe te wijzen aan elke SPN die wordt ondersteund door de J1939-standaard.
Opmerking: CAN-gegevens = (offset invoergegevens)/resolutie
De 1IN-CAN ondersteunt maximaal 8 unieke CAN-transmitberichten, die allemaal zo kunnen worden geprogrammeerd dat ze beschikbare gegevens naar het CAN-netwerk verzenden.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

18-44

1.8. CAN-functieblok ontvangen
Het CAN-ontvangstfunctieblok is ontworpen om elke SPN uit het J1939-netwerk te gebruiken en deze te gebruiken als invoer voor een ander functieblok.
Ontvangstbericht ingeschakeld is het belangrijkste instelpunt dat bij dit functieblok hoort en moet als eerste worden geselecteerd. Als u dit wijzigt, worden indien nodig andere instelpunten in-/uitgeschakeld. Standaard zijn ALLE ontvangstberichten uitgeschakeld.
Zodra een bericht is ingeschakeld, wordt een Lost Communication-fout gemarkeerd als dat bericht niet binnen de Receive Message Timeout-periode wordt ontvangen. Dit kan een Lost Communication-gebeurtenis activeren. Om time-outs op een zwaar verzadigd netwerk te voorkomen, wordt aanbevolen om de periode ten minste drie keer langer in te stellen dan de verwachte updatesnelheid. Om de time-outfunctie uit te schakelen, stelt u deze waarde eenvoudigweg in op nul. In dat geval zal het ontvangen bericht nooit een time-out krijgen en nooit een Lost Communication-fout activeren.
Standaard worden alle besturingsberichten naar de 1IN-CAN-controller op Proprietary B PGN's verzonden. Mocht er echter een PDU1-bericht worden geselecteerd, dan kan de 1IN-CAN-controller worden ingesteld om het van elke ECU te ontvangen door het specifieke adres in te stellen dat de PGN naar het globale adres (0xFF) verzendt. Als er in plaats daarvan een specifiek adres wordt geselecteerd, worden alle andere ECU-gegevens op de PGN genegeerd.
De ontvangstgegevensgrootte, ontvangstgegevensindex in array (LSB), ontvangstbitindex in byte (LSB), ontvangstresolutie en ontvangstoffset kunnen allemaal worden gebruikt om elke door de J1939-standaard ondersteunde SPN toe te wijzen aan de uitvoergegevens van het ontvangen functieblok .
Zoals eerder vermeld, kan een CAN-ontvangstfunctieblok worden geselecteerd als de bron van de besturingsingang voor de uitgangsfunctieblokken. Wanneer dit het geval is, bepalen de Received Data Min (Off Threshold) en Received Data Max (On Threshold) setpoints de minimum- en maximumwaarden van het besturingssignaal. Zoals de namen impliceren, worden ze ook gebruikt als de On/Off-drempels voor digitale uitgangstypen. Deze waarden zijn in welke eenheden de gegevens ook zijn NADAT de resolutie en offset is toegepast op het CAN-ontvangstsignaal. De 1IN-CAN-controller ondersteunt maximaal vijf unieke CAN-ontvangstberichten.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

19-44

1.9. Diagnostisch functieblok
Er zijn verschillende soorten diagnostiek ondersteund door de 1IN-CAN Signal Controller. Foutdetectie en -reactie is gekoppeld aan alle universele input- en outputdrives. Naast I/O-fouten kan de 1IN-CAN ook over-/onderspanningen van de voeding detecteren/erop reagerentagmetingen, een overtemperatuur van de processor of gebeurtenissen waarbij de communicatie verbroken is.

Figuur 5 Diagnostische functieblok
De "Fault Detection is Enabled" is het belangrijkste setpoint dat aan dit functieblok is gekoppeld en moet als eerste worden geselecteerd. Als u dit wijzigt, worden andere setpoints naar wens ingeschakeld of uitgeschakeld. Wanneer uitgeschakeld, wordt al het diagnostische gedrag dat aan de betreffende I/O of gebeurtenis is gekoppeld, genegeerd.
In de meeste gevallen kunnen fouten worden gemarkeerd als een lage of hoge gebeurtenis. De min/max-drempels voor alle diagnostiek die wordt ondersteund door de 1IN-CAN staan ​​vermeld in Tabel 12. Vetgedrukte waarden zijn door de gebruiker te configureren instelpunten. Sommige diagnostiek reageert alleen op één enkele conditie, in welk geval er een N/A in een van de kolommen staat.

Functieblok Universele invoer Verloren communicatie

Minimale drempel

Maximale drempel

Minimale fout

Maximale fout

n.v.t.

Ontvangen bericht

(ieder)

Tabel 12 Drempels voor foutdetectie

Time-out

Indien van toepassing, wordt een hysteresis-setpoint geboden om te voorkomen dat de foutvlag snel wordt ingesteld en gewist wanneer een invoer- of feedbackwaarde zich vlak bij de drempelwaarde voor foutdetectie bevindt. Voor het lage uiteinde wordt een fout die is gemarkeerd, niet gewist totdat de gemeten waarde groter is dan of gelijk is aan de minimale drempelwaarde + "Hysteresis om fout te wissen". Voor het hoge uiteinde wordt deze niet gewist totdat de gemeten waarde kleiner is dan of gelijk is aan de maximale drempelwaarde "Hysteresis om fout te wissen".

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

20-44

Storing.” De minimale, maximale en hysteresewaarden worden altijd gemeten in de eenheden van de betreffende storing.

Het volgende setpoint in dit functieblok is de "Event Generates a DTC in DM1." Alleen als dit op true is ingesteld, worden de andere setpoints in het functieblok ingeschakeld. Ze zijn allemaal gerelateerd aan de gegevens die naar het J1939-netwerk worden verzonden als onderdeel van het DM1-bericht, Active Diagnostic Trouble Codes.

Een diagnostische foutcode (DTC) wordt door de J1939-standaard gedefinieerd als een waarde van vier bytes, die een

combinatie van:

SPN-verdacht parameternummer (eerste 19 bits van de DTC, LSB eerst)

FMI

Identificatie van de foutmodus

(volgende 5 bits van de DTC)

CM

Conversiemethode:

(1 bit, altijd ingesteld op 0)

OC

Aantal voorkomens

(7 bits, aantal keren dat de fout is opgetreden)

Naast de ondersteuning van het DM1-bericht ondersteunt de 1IN-CAN-signaalcontroller ook

DM2 Eerder actieve diagnostische probleemcodes

Alleen op aanvraag verzonden

DM3 Diagnostische gegevens wissen/resetten van eerder actieve DTC's Alleen op verzoek gedaan

DM11 Diagnostische gegevens wissen/resetten voor actieve DTC's

Alleen op aanvraag gedaan

Zolang ook maar één Diagnostic-functieblok "Event Generates a DTC in DM1" op True heeft staan, zal de 1IN-CAN Signal Controller het DM1-bericht elke seconde verzenden, ongeacht of er actieve fouten zijn, zoals aanbevolen door de standaard. Zolang er geen actieve DTC's zijn, zal de 1IN-CAN het bericht "No Active Faults" verzenden. Als een eerder inactieve DTC actief wordt, zal er onmiddellijk een DM1 worden verzonden om dit te weerspiegelen. Zodra de laatste actieve DTC inactief wordt, zal deze een DM1 verzenden om aan te geven dat er geen actieve DTC's meer zijn.
Als er op een bepaald moment meer dan één actieve DTC is, wordt het normale DM1-bericht verzonden met behulp van een multipacket Broadcast Announce Message (BAM). Als de controller een verzoek voor een DM1 ontvangt terwijl dit waar is, wordt het multipacket-bericht verzonden naar het Requester Address met behulp van het Transport Protocol (TP).

Bij het opstarten wordt het DM1-bericht pas na een vertraging van 5 seconden uitgezonden. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat opstart- of initialisatieomstandigheden worden gemarkeerd als een actieve fout op het netwerk.

Wanneer de fout is gekoppeld aan een DTC, wordt een niet-vluchtig logboek van het aantal voorvallen (OC) bijgehouden. Zodra de controller een nieuwe (eerder inactieve) fout detecteert, begint deze de timer "Delay Before Sending DM1" voor dat Diagnostic-functieblok te verlagen. Als de fout aanwezig is gebleven tijdens de vertraging, stelt de controller de DTC in op actief en verhoogt de OC in het logboek. Er wordt onmiddellijk een DM1 gegenereerd met de nieuwe DTC. De timer is bedoeld om te voorkomen dat intermitterende fouten het netwerk overbelasten wanneer de fout komt en gaat, omdat er elke keer dat de fout verschijnt of verdwijnt een DM1-bericht wordt verzonden.

Eerder actieve DTC's (elke met een OC die niet nul is) zijn op verzoek beschikbaar voor een DM2-bericht. Als er meer dan één eerder actieve DTC is, wordt de multipacket DM2 verzonden naar het Requester Address met behulp van het Transport Protocol (TP).

Als er een DM3 wordt aangevraagd, wordt het aantal voorvallen van alle eerder actieve DTC's gereset naar nul. De OC van momenteel actieve DTC's wordt niet gewijzigd.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

21-44

Het Diagnostic-functieblok heeft een setpoint "Event Cleared only by DM11." Standaard staat dit altijd op False, wat betekent dat zodra de conditie die ervoor zorgde dat een foutvlag werd ingesteld verdwijnt, de DTC automatisch Previously Active wordt gemaakt en niet langer in het DM1-bericht wordt opgenomen. Wanneer dit setpoint echter op True wordt gezet, wordt de DTC niet inactief gemaakt, zelfs niet als de vlag wordt gewist, dus wordt deze nog steeds verzonden in het DM1-bericht. Alleen wanneer een DM11 is aangevraagd, wordt de DTC inactief. Deze functie kan handig zijn in een systeem waarbij een kritieke fout duidelijk moet worden geïdentificeerd als zijnde opgetreden, zelfs als de condities die de fout veroorzaakten verdwenen.
Naast alle actieve DTC's is een ander deel van het DM1-bericht de eerste byte die de L weergeeftamp Status. Elk Diagnostisch functieblok heeft het setpoint “Lamp Ingesteld door gebeurtenis in DM1” die bepaalt welke lamp wordt in deze byte ingesteld terwijl de DTC actief is. De J1939-standaard definieert de lamps zoals `Storing', `Rood, Stop', `Amber, Waarschuwing' of `Beschermen'. Standaard is de `Amber, Waarschuwing' lamp is doorgaans de waarde die door een actieve storing wordt ingesteld.
Standaard is aan elk Diagnostic function block een propriëtaire SPN gekoppeld. Deze setpoint "SPN voor gebeurtenis gebruikt in DTC" is echter volledig configureerbaar door de gebruiker, mocht hij/zij willen dat deze een standaard SPN-definitie in J1939-71 weerspiegelt. Als de SPN wordt gewijzigd, wordt de OC van het bijbehorende foutlogboek automatisch op nul gereset.
Elk Diagnostic-functieblok heeft ook een standaard FMI die eraan is gekoppeld. Het enige setpoint waarmee de gebruiker de FMI kan wijzigen is "FMI voor gebeurtenis gebruikt in DTC", ook al kunnen sommige Diagnostic-functieblokken zowel hoge als lage fouten hebben, zoals weergegeven in Tabel 13. In die gevallen weerspiegelt de FMI in het setpoint die van de lage eindconditie en wordt de FMI die door de hoge fout wordt gebruikt, bepaald volgens Tabel 21. Als de FMI wordt gewijzigd, wordt de OC van het bijbehorende foutlogboek automatisch gereset naar nul.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

22-44

FMI voor gebeurtenis gebruikt in DTC Low Fault
FMI=1, Gegevens geldig maar onder normaal operationeel bereik Meest ernstige niveau FMI=4, Voltage Onder normaal, of kortgesloten naar lage bron FMI=5, stroom onder normaal of open circuit FMI=17, gegevens geldig maar onder normaal bedrijfsbereik Minst ernstig niveau FMI=18, gegevens geldig maar onder normaal bedrijfsbereik Matig ernstig niveau FMI=21, gegevens afgedreven Laag

Overeenkomstige FMI gebruikt in DTC High Fault
FMI=0, gegevens geldig maar boven normaal operationeel bereik Meest ernstige niveau FMI=3, Voltage Boven normaal, of kortgesloten naar hoge bron FMI=6, stroom boven normaal of geaard circuit FMI=15, gegevens geldig maar boven normaal bedrijfsbereik Minst ernstig niveau FMI=16, gegevens geldig maar boven normaal bedrijfsbereik Matig ernstig niveau FMI=20, gegevens afgedreven Hoog

Tabel 13 Lage Fault FMI versus Hoge Fault FMI

Als de gebruikte FMI anders is dan een van die in Tabel 13, dan krijgen zowel de lage als de hoge fouten dezelfde FMI toegewezen. Deze voorwaarde moet worden vermeden, aangezien het log nog steeds een andere OC voor de twee typen fouten gebruikt, ook al worden ze hetzelfde gerapporteerd in de DTC. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

23-44

2. Installatie-instructies
2.1. Afmetingen en pinout De 1IN-CAN Controller is verpakt in een ultrasoon gelaste kunststof behuizing. De assemblage heeft een IP67-classificatie.

Figuur 6 Afmetingen behuizing

Pin # Beschrijving

1

BATT +

2

Invoer +

3

KAN_H

4

KAN IK

5

Invoer -

6

BATT-

Tabel 14 Pin-out van connector

2.2. Montage-instructies:
OPMERKINGEN EN WAARSCHUWINGEN · Niet installeren in de buurt van hoogvoltage of apparaten met hoge stroomsterkte. · Let op het bedrijfstemperatuurbereik. Alle lokale bedrading moet geschikt zijn voor dat temperatuurbereik. · Installeer de unit in de juiste ruimte voor onderhoud en voor voldoende toegang tot de kabelboom (15
cm) en trekontlasting (30 cm). · Sluit het apparaat niet aan of ontkoppel het niet terwijl het circuit onder spanning staat, tenzij bekend is dat het gebied niet-
gevaarlijk.

MONTAGE
Montagegaten zijn geschikt voor #8 of M4 bouten. De boutlengte wordt bepaald door de dikte van de montageplaat van de eindgebruiker. De montageflens van de controller is 0.425 inch (10.8 mm) dik.

Als de module zonder behuizing wordt gemonteerd, moet deze verticaal worden gemonteerd met de connectoren naar links of rechts gericht.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

24-44

recht om de kans op vochtindringing te verkleinen.

De CAN-bedrading wordt als intrinsiek veilig beschouwd. De stroomdraden worden niet als intrinsiek veilig beschouwd en moeten daarom op gevaarlijke locaties te allen tijde in een leiding of leidinggoten worden geplaatst. De module moet voor dit doel in een behuizing op gevaarlijke locaties worden gemonteerd.

Geen enkele draad of kabelboom mag langer zijn dan 30 meter. De stroomtoevoerbedrading moet beperkt blijven tot 10 meter.

Alle veldbedrading moet geschikt zijn voor het bedrijfstemperatuurbereik.

Installeer het apparaat zodanig dat er voldoende ruimte is voor onderhoud en dat de kabelboom goed toegankelijk is (6 cm of 15 inch) en dat er trekontlasting is (12 cm of 30 inch).

VERBINDINGEN

Gebruik de volgende TE Deutsch-contrastekkers om verbinding te maken met de geïntegreerde contactdozen. De bedrading naar deze bijpassende stekkers moet in overeenstemming zijn met alle toepasselijke lokale codes. Geschikte veldbedrading voor het nominale volumetage en stroom moeten worden gebruikt. De nominale waarde van de verbindingskabels moet minimaal 85°C zijn. Voor omgevingstemperaturen onder 10°C en boven +70°C dient u lokale bedrading te gebruiken die geschikt is voor zowel de minimale als de maximale omgevingstemperatuur.

Raadpleeg de respectieve TE Deutsch-gegevensbladen voor bruikbare isolatiediameterbereiken en andere instructies.

Stekkercontacten Bijpassende connector

Passende stopcontacten, indien van toepassing (raadpleeg www.laddinc.com voor meer informatie over de beschikbare contacten voor deze bijpassende stekker.)
DT06-08SA, 1 W8S, 8 0462-201-16141 en 3 114017

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

25-44

3. OVERVIEW VAN J1939-FUNCTIES

De software is ontworpen om de gebruiker flexibiliteit te bieden met betrekking tot berichten die naar en van de ECU worden verzonden door het volgende te bieden: · Configureerbare ECU-instantie in de NAME (om meerdere ECU's op hetzelfde netwerk toe te staan) · Configureerbare PGN- en SPN-parameters verzenden · Configureerbare ontvangst PGN- en SPN-parameters · DM1-diagnostische berichtparameters verzenden · DM1-berichten lezen en erop reageren die door andere ECU's zijn verzonden · Diagnostisch logboek, bijgehouden in niet-vluchtig geheugen, voor het verzenden van DM2-berichten

3.1. Inleiding tot ondersteunde berichten De ECU is compatibel met de standaard SAE J1939 en ondersteunt de volgende PGN's

Van J1939-21 – Data Link Layer · Verzoek · Bevestiging · Transport Protocol Connection Management · Transport Protocol Data Transfer Message

59904 ($00EA00) 59392 ($00E800) 60416 ($00EC00) 60160 ($00EB00)

Let op: Elke Proprietary B PGN in het bereik 65280 tot 65535 ($00FF00 tot $00FFFF) kan worden geselecteerd

Vanaf J1939-73 – Diagnostiek · DM1 Actieve diagnostische foutcodes · DM2 Eerder actieve diagnostische foutcodes · DM3 Diagnostische gegevens wissen/resetten voor eerder actieve DTC's · DM11 – Diagnostische gegevens wissen/resetten voor actieve DTC's · DM14 Geheugentoegangsverzoek · DM15 Geheugentoegang Reactie · DM16 binaire gegevensoverdracht

65226 ($00FECA) 65227 ($00FECB) 65228 ($00FECC) 65235 ($00FED3) 55552 ($00D900) 55296 ($00D800) 55040 ($00D700)

Van J1939-81 – Netwerkbeheer · Adres geclaimd/kan niet worden geclaimd · Adres opgedragen

60928 ($00EE00) 65240 ($00FED8)

Vanaf J1939-71 Voertuigapplicatielaag · Software-identificatie

65242 ($00FEDA)

Geen van de PGN's van de applicatielaag wordt ondersteund als onderdeel van de standaardconfiguraties, maar ze kunnen naar wens worden geselecteerd voor zowel verzendende als ontvangende functieblokken. Instelpunten zijn toegankelijk via het standaard Memory Access Protocol (MAP) met eigen adressen. De Axiomatic Electronic Assistant (EA) maakt een snelle en eenvoudige configuratie van de unit via het CAN-netwerk mogelijk.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

26-44

3.2. NAAM, adres en software-ID

J1939 NAME De 1IN-CAN ECU heeft de volgende standaardwaarden voor de J1939 NAME. De gebruiker dient de SAE J1939/81-norm te raadplegen voor meer informatie over deze parameters en hun bereiken.

Geschikt voor willekeurig adres Industriegroep Voertuigsysteeminstance Voertuigsysteemfunctie Functie-instance ECU-instance Fabricagecode Identiteitsnummer

Ja 0, Globaal 0 0, Niet-specifiek systeem 125, Axiomatic I/O-controller 20, Axiomatic AX031700, Single Input Controller met CAN 0, Eerste instantie 162, Axiomatic Technologies Corporation Variabele, uniek toegewezen tijdens fabrieksprogrammering voor elke ECU

Het ECU-exemplaar is een configureerbaar instelpunt dat is gekoppeld aan de NAAM. Als u deze waarde wijzigt, kunnen meerdere ECU's van dit type worden onderscheiden door andere ECU's (inclusief de Axiomatic Electronic Assistant) wanneer ze allemaal op hetzelfde netwerk zijn aangesloten.

ECU-adres De standaardwaarde van dit setpoint is 128 (0x80), wat het voorkeursstartadres is voor zelfconfigureerbare ECU's zoals ingesteld door de SAE in J1939-tabellen B3 tot B7. De Axiomatic EA staat de selectie toe van elk adres tussen 0 en 253, en het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om een ​​adres te selecteren dat voldoet aan de standaard. De gebruiker moet zich er ook van bewust zijn dat, aangezien de unit geschikt is voor willekeurige adressen, als een andere ECU met een hogere prioriteit NAME strijdt om het geselecteerde adres, de 1IN-CAN het op één na hoogste adres zal blijven selecteren totdat er een wordt gevonden dat kan worden geclaimd. Zie J1939/81 voor meer informatie over het claimen van adressen.

Software-identificatie

PGN65242

Software-identificatie

Herhalingsfrequentie van verzending: op aanvraag

Gegevenslengte:

Variabel

Uitgebreide gegevenspagina:

0

Gegevenspagina:

0

PDU-formaat:

254

PDU-specifiek:

218 PGN Ondersteunende informatie:

Standaard prioriteit:

6

Parametergroepnummer:

65242 (0xFEDA)

- ZACHT

Startpositie 1 2-n

Lengte Parameternaam 1 Byte Aantal software-identificatievelden Variabel Software-identificatie(s), scheidingsteken (ASCII “*”)

SPN 965 234

Voor de 1IN-CAN ECU is byte 1 ingesteld op 5 en de identificatievelden zijn als volgt (onderdeelnummer)*(versie)*(datum)*(eigenaar)*(beschrijving)

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

27-44

De Axiomatic EA toont al deze informatie in “Algemene ECU-informatie”, zoals hieronder weergegeven:
Opmerking: de informatie in de Software-ID is beschikbaar voor elke J1939-servicetool die de PGN -SOFT ondersteunt.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

28-44

4. ECU-INSTELPUNTEN TOEGANG VIA DE AXIOMATISCHE ELEKTRONISCHE ASSISTENT
Er is in deze handleiding naar veel setpoints verwezen. Deze sectie beschrijft gedetailleerd elke setpoint, en hun standaardwaarden en bereiken. Raadpleeg de relevante sectie van de gebruikershandleiding voor meer informatie over hoe elke setpoint wordt gebruikt door de 1IN-CAN.
4.1. J1939-netwerk
De J1939 Network-setpoints hebben betrekking op de parameters van de controller die specifiek van invloed zijn op het CAN-netwerk. Raadpleeg de opmerkingen over informatie over elk setpoint.

Naam

Bereik

Standaard

Notities

ECU-instantienummer ECU-adres

Droplijst 0 tot 253

0, #1 Eerste instantie per J1939-81

128 (0x80)

Voorkeursadres voor een zelfconfigureerbare ECU

Schermopname van standaard diverse instelpunten

Als niet-standaardwaarden voor het “ECU-instantienummer” of “ECU-adres” worden gebruikt, worden deze niet bijgewerkt tijdens een instelpunt file flash. Deze parameters moeten handmatig worden gewijzigd om

voorkomen dat andere eenheden op het netwerk worden beïnvloed. Wanneer ze worden gewijzigd, zal de controller zijn nieuwe adres op het netwerk claimen. Het wordt aanbevolen om de CAN-verbinding op de Axiomatic EA te sluiten en opnieuw te openen nadat de file wordt geladen, zodat alleen de nieuwe NAAM en het nieuwe adres in de J1939 CAN Network ECU-lijst verschijnen.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

29-44

4.2. Universele invoer
Het Universal Input-functieblok wordt gedefinieerd in Sectie 1.2. Raadpleeg die sectie voor gedetailleerde informatie over hoe deze setpoints worden gebruikt.

Schermafbeelding van standaard universele invoerinstellingen

Naam Ingang Sensor Type

Bereik Drop Lijst

Pulsen per omwenteling

0 tot 60000

Minimale fout
Minimaal bereik
Maximaal bereik
Maximale fout Pullup/Pulldown weerstand Debounce tijd Digitaal ingangstype Software Debounce filtertype

Afhankelijk van het type sensor Afhankelijk van het type sensor Afhankelijk van het type sensor Afhankelijk van het type sensor Keuzelijst Keuzelijst
0 tot 60000

Softwarefiltertype

Droplijst

Softwarefilterconstante

0 tot 60000

Standaard 12 Voltage 0V tot 5V 0
0.2V

Opmerkingen Raadpleeg Sectie 1.2.1 Als ingesteld op 0, worden metingen uitgevoerd in Hz. Als de waarde groter is dan 0, worden metingen uitgevoerd in RPM.
Zie Sectie 1.2.3

0.5V

Zie Sectie 1.2.3

4.5V

Zie Sectie 1.2.3

4.8V 1 10kOhm Pullup 0 – Geen 10 (ms)
0 Geen filter
1000ms

Zie Sectie 1.2.3
Zie Sectie 1.2.2
Debouncetijd voor het digitale aan/uit-ingangstype. Raadpleeg sectie 1.2.4. Deze functie wordt niet gebruikt bij de digitale en teller-ingangstypen. Raadpleeg sectie 1.3.6.

Foutdetectie is ingeschakeld Droplijst

1 – Waar

Zie Sectie 1.9

Gebeurtenis genereert een DTC in DM1

Droplijst

1 – Waar

Zie Sectie 1.9

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

30-44

Hysterese om de fout te wissen

Afhankelijk van het type sensor

Lamp Ingesteld door gebeurtenis in DM1 Drop List

0.1V

Zie Sectie 1.9

1 Amber, Waarschuwing Zie Sectie 1.9

SPN voor gebeurtenis gebruikt in DTC 0 tot 0x1FFFFFFF

Zie Sectie 1.9

FMI voor gebeurtenis gebruikt in DTC Drop List

4 voltage Onder normaal, of kortgesloten naar lage bron

Zie Sectie 1.9

Vertraging voor het verzenden van DM1 0 tot 60000

1000ms

Zie Sectie 1.9

4.3. Constante gegevenslijst instelpunten

Het Constant Data List-functieblok is bedoeld om de gebruiker in staat te stellen de gewenste waarden te selecteren voor verschillende logische blokfuncties. In deze handleiding wordt op verschillende manieren verwezen naar constanten, zoals samengevat in de examphieronder vermeld.

a)

Programmeerbare logica: Constante “Tabel X = Voorwaarde Y, Argument 2”, waarbij X en Y = 1

naar 3

b)

Wiskundige functie: Constante “Wiskundige invoer X”, waarbij X = 1 tot 4

De eerste twee constanten zijn vaste waarden van 0 (False) en 1 (True) voor gebruik in binaire logica. De overige 13 constanten zijn volledig door de gebruiker te configureren naar elke waarde tussen +/- 1,000,000. De standaardwaarden worden weergegeven in de onderstaande schermafbeelding.

Schermopname Standaard constante gegevenslijst Setpoints Gebruikershandleiding UMAX031700. Versie: 3

31-44

4.4. Tabelinstelpunten opzoeken
Het Lookup Table-functieblok wordt gedefinieerd in Sectie 1.4. Raadpleeg daar voor gedetailleerde informatie over hoe al deze setpoints worden gebruikt. Omdat de standaardwaarden van de X-as van dit functieblok worden gedefinieerd door de "X-asbron" die is geselecteerd uit Tabel 1, is er niets meer te definiëren in termen van standaardwaarden en bereiken dan wat is beschreven in Sectie 1.4. Herinner u dat de waarden van de X-as automatisch worden bijgewerkt als het min/max-bereik van de geselecteerde bron wordt gewijzigd.

Schermopname van Example Zoektabel 1 Instelpunten

Opmerking: In de hierboven getoonde schermopname is de “X-Axis Source” gewijzigd van de standaardwaarde om het functieblok in te schakelen.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

32-44

4.5. Programmeerbare logische instelpunten
Het functieblok Programmable Logic wordt gedefinieerd in paragraaf 1.5. Raadpleeg daar voor gedetailleerde informatie over hoe al deze instelpunten worden gebruikt.
Omdat dit functieblok standaard is uitgeschakeld, hoeft er niets verder te worden gedefinieerd in termen van standaardwaarden en bereiken dan wat wordt beschreven in Paragraaf 1.5. De onderstaande schermopname laat zien hoe de in dat gedeelte genoemde instelpunten verschijnen op de Axiomatic EA.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

33-44

Schermopname van standaard programmeerbare logica 1-instelpunten

Opmerking: In de hierboven getoonde schermopname is de “Programmable Logic Block Enabled” (Programmeerbaar logisch blok ingeschakeld) gewijzigd ten opzichte van de standaardwaarde om het functieblok in te schakelen.

Opmerking: De standaardwaarden voor Argument1, Argument 2 en Operator zijn allemaal hetzelfde voor alle Programmable Logic-functieblokken en moeten daarom indien nodig door de gebruiker worden gewijzigd voordat deze kunnen worden gebruikt.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

34-44

4.6. Wiskundige functieblok-instelpunten
Het Math Function Block wordt gedefinieerd in Sectie 1.6. Raadpleeg die sectie voor gedetailleerde informatie over hoe deze setpoints worden gebruikt.

Schermafbeelding van een example voor Math Function Block

Let op: In de hierboven getoonde schermafbeelding zijn de instelpunten gewijzigd ten opzichte van hun standaardwaarden om een ​​voorbeeld te illustreren.amphoe het Math Function Block gebruikt kan worden.

Naam Wiskundige functie Ingeschakeld Functie 1 Voer een bron in Functie 1 Voer een getal in
Functie 1 Ingang A Minimum

Bereik Droplijst Droplijst is afhankelijk van de bron
-106 tot 106

Standaard 0 ONWAAR 0 Controle niet gebruikt 1
0

Functie 1 Ingang A Maximum Functie 1 Ingang A Scaler Functie 1 Ingang B Bron Functie 1 Ingang B Nummer
Functie 1 Ingang B Minimum

-106 tot 106
-1.00 tot 1.00 Droplijst is afhankelijk van de bron
-106 tot 106

100 1.00 0 Controle Niet Gebruikt 1
0

Functie 1 Ingang B Maximaal -106 tot 106

100

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

Opmerkingen WAAR of ONWAAR Raadpleeg Sectie 1.3
Zie Sectie 1.3
Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt. Raadpleeg Sectie 1.6. Raadpleeg Sectie 1.3.
Zie Sectie 1.3
Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt
35-44

Functie 1 Input B Scaler Wiskunde Functie 1 Bediening Functie 2 Input B Bron
Functie 2 Voer B-nummer in
Functie 2 Ingang B Minimum
Functie 2 Ingang B Maximaal
Functie 2 Input B Scaler Wiskunde Functie 2 Bewerking (Input A = Resultaat van Functie 1) Functie 3 Input B Bron
Functie 3 Voer B-nummer in
Functie 3 Ingang B Minimum
Functie 3 Ingang B Maximaal
Functie 3 Input B Scaler Wiskunde Functie 3 Bewerking (Input A = Resultaat van Functie 2) Wiskunde Uitvoer Minimumbereik

-1.00 tot 1.00 Droplijst Droplijst Afhankelijk van de bron
-106 tot 106
-106 tot 106
-1.00 tot 1.00

1.00 9, +, Resultaat = InA+InB 0 Controle Niet Gebruikt 1
0
100 1.00

Zie Sectie 1.13 Zie Sectie 1.13 Zie Sectie 1.4
Zie Sectie 1.4
Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt Raadpleeg Sectie 1.13

Droplijst

9, +, Resultaat = InA+InB Raadpleeg Sectie 1.13

Droplijst is afhankelijk van de bron
-106 tot 106

0 Controle Niet Gebruikt 1
0

-106 tot 106

100

-1.00 tot 1.00 1.00

Zie Sectie 1.4
Zie Sectie 1.4
Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt Converteert invoer naar percentagetage voordat het in de berekening wordt gebruikt Raadpleeg Sectie 1.13

Droplijst

9, +, Resultaat = InA+InB Raadpleeg Sectie 1.13

-106 tot 106

0

Wiskundige uitvoer Maximaal bereik -106 tot 106

100

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

36-44

4.7. CAN-ontvangstsetpoints Het CAN-ontvangstfunctieblok is gedefinieerd in Sectie 1.16. Raadpleeg daar voor gedetailleerde informatie over hoe al deze setpoints worden gebruikt.
Schermopname van standaard CAN-ontvangst 1 instelpunten
Opmerking: In de hierboven getoonde schermafbeelding is de standaardwaarde "Receive Message Enabled" gewijzigd om het functieblok in te schakelen. 4.8. CAN Transmit-setpoints Het CAN Transmit-functieblok is gedefinieerd in sectie 1.7. Raadpleeg daar voor gedetailleerde informatie over hoe al deze setpoints worden gebruikt.

Schermafbeelding van de standaard CAN Transmit 1 Setpoints Gebruikershandleiding UMAX031700. Versie: 3

37-44

Naam Verzenden PGN Verzenden Herhalingssnelheid Verzenden Bericht Prioriteit Bestemmingsadres (voor PDU1) Verzenden Gegevensbron Verzenden Gegevensnummer
Gegevensoverdrachtgrootte
Transmissiegegevensindex in array (LSB) Transmissiebitindex in byte (LSB) Transmissiegegevensresolutie Transmissiegegevensoffset

Bereik
0 tot 65535 0 tot 60,000 ms 0 tot 7 0 tot 255 Droplijst per bron

Standaard
65280 ($FF00) 0 6 254 (0xFE, Null Adres) Input Gemeten 0, Input Gemeten #1

Droplijst

Continue 1-byte

0 tot 8-DataSize 0, eerste bytepositie

0 tot 8-bitsgrootte
-106 tot 106 -104 tot 104

Wordt standaard niet gebruikt
1.00 0.00

Notities
0ms schakelt verzending uit Eigendom B Prioriteit Standaard niet gebruikt Raadpleeg sectie 1.3 Raadpleeg sectie 1.3 0 = Niet gebruikt (uitgeschakeld) 1 = 1-bit 2 = 2-bits 3 = 4-bits 4 = 1-byte 5 = 2-bytes 6 = 4-bytes
Alleen gebruikt met Bit-gegevenstypen

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

38-44

5. REFLASHEN OVER CAN MET DE AXIOMATIC EA BOOTLOADER
De AX031700 kan worden geüpgraded met nieuwe applicatiefirmware via het gedeelte Bootloader-informatie. In dit gedeelte worden de eenvoudige stapsgewijze instructies beschreven voor het uploaden van nieuwe door Axiomatic geleverde firmware naar de unit via CAN, zonder dat deze hoeft te worden losgekoppeld van het J1939-netwerk.
1. Wanneer de Axiomatic EA voor het eerst verbinding maakt met de ECU, wordt in het gedeelte Bootloader-informatie de volgende informatie weergegeven:

2. Om de bootloader te gebruiken om de firmware die op de ECU draait te upgraden, wijzigt u de variabele “Force Bootloader To Load on Reset” in Yes.

3. Als u in het promptvenster wordt gevraagd of u de ECU wilt resetten, selecteert u Ja.
Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

39-44

4. Na het resetten zal de ECU niet langer op het J1939-netwerk verschijnen als een AX031700, maar eerder als J1939 Bootloader #1.

Let op dat de bootloader NIET Arbitrary Address Capable is. Dit betekent dat als u meerdere bootloaders tegelijk wilt laten draaien (niet aanbevolen), u handmatig het adres voor elke bootloader moet wijzigen voordat u de volgende activeert, anders ontstaan ​​er adresconflicten en wordt er maar één ECU weergegeven als de bootloader. Zodra de `actieve' bootloader weer normaal functioneert, moeten de andere ECU(s) opnieuw worden aangezet om de bootloaderfunctie opnieuw te activeren.

5. Wanneer het gedeelte Bootloader-informatie is geselecteerd, wordt dezelfde informatie weergegeven als wanneer

Er werd firmware AX031700 gebruikt, maar in dit geval is de flashfunctie ingeschakeld.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

40-44

6. Selecteer de Knipperende knop en navigeer naar de plek waar u de AF-16119-x.yy.bin had opgeslagen file verzonden door Axiomatic. (Opmerking: alleen binair (.bin) files kunnen worden geflitst met behulp van de Axiomatic EA-tool)
7. Zodra het venster Flash Application Firmware wordt geopend, kunt u desgewenst opmerkingen invoeren, zoals 'Firmware geüpgraded door [Naam]'. Dit is niet verplicht en u kunt het veld leeg laten als u er geen gebruik van wilt maken.
Opmerking: u hoeft niet te daterenamp of tijdenamp de file, omdat dit allemaal automatisch wordt gedaan door de Axiomatic EA-tool wanneer u de nieuwe firmware uploadt.

WAARSCHUWING: Vink het vakje “Wis alle ECU-flashgeheugen” niet aan tenzij uw Axiomatic-contactpersoon u daartoe opdracht geeft. Als u dit selecteert, worden ALLE gegevens gewist die zijn opgeslagen in niet-vluchtige flits. Het zal ook elke configuratie van de instelpunten wissen die mogelijk op de ECU is uitgevoerd en alle instelpunten terugzetten naar de fabrieksinstellingen. Als u dit vakje uitgeschakeld laat, wordt geen van de instelpunten gewijzigd wanneer de nieuwe firmware wordt geüpload.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

41-44

8. Een voortgangsbalk geeft aan hoeveel van de firmware is verzonden naarmate het uploaden vordert. Hoe meer verkeer er op het J1939-netwerk is, hoe langer het uploadproces zal duren.
9. Zodra de firmware is geüpload, verschijnt er een bericht dat de succesvolle bewerking aangeeft. Als u ervoor kiest om de ECU te resetten, wordt de nieuwe versie van de AX031700-applicatie gestart en wordt de ECU als zodanig geïdentificeerd door de Axiomatic EA. Anders zal de AX031700-applicatie de volgende keer dat de ECU wordt uitgezet, draaien in plaats van de bootloader-functie.
Opmerking: als op enig moment tijdens het uploaden het proces wordt onderbroken, de gegevens beschadigd zijn (slechte controlesom) of om een ​​andere reden de nieuwe firmware niet correct is, dat wil zeggen dat de bootloader detecteert dat de file geladen niet is ontworpen om op het hardwareplatform te worden uitgevoerd, zal de slechte of beschadigde toepassing niet worden uitgevoerd. Integendeel, wanneer de ECU wordt gereset of uit en weer wordt ingeschakeld, blijft de J1939 Bootloader de standaardtoepassing totdat geldige firmware met succes naar het apparaat is geüpload.

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

42-44

6. Technische specificaties

6.1. Voeding
Voedingsingang – Nominaal
Overspanningsbeveiliging Omgekeerde polariteitsbeveiliging

Nominaal bedrijfsvolume 12 of 24 Vdctage 8…36 Vdc voedingsbereik voor voltage transiënten
Voldoet aan de vereisten van SAE J1113-11 voor een nominale ingang van 24 Vdc.

6.2. Invoer
Analoge ingangsfuncties Voltage Ingang
Huidige invoer
Digitale ingangsfuncties Digitaal ingangsniveau PWM-ingang
Frequentie-ingang Digitale ingang
Ingangsimpedantie Ingangsnauwkeurigheid Ingangsresolutie

Deeltage Input of Current Input 0-5V (Impedantie 204 KOhm) 0-10V (Impedantie 136 KOhm) 0-20 mA (Impedantie 124 Ohm) 4-20 mA (Impedantie 124 Ohm) Discrete Input, PWM Input, Frequentie/RPM Tot Vps 0 tot 100% 0.5Hz tot 10kHz 0.5Hz tot 10 kHz Actief Hoog (tot +Vps), Actief Laag AmpLitude: 0 tot +Vps 1 MOhm Hoge impedantie, 10KOhm pull down, 10KOhm pull up tot +14V < 1% 12-bit

6.3. Communicatie
CAN-netwerkbeëindiging

1 CAN 2.0B-poort, protocol SAE J1939
Volgens de CAN-standaard is het noodzakelijk om het netwerk te beëindigen met externe afsluitweerstanden. De weerstanden zijn 120 Ohm, 0.25 W minimum, metaalfilm of vergelijkbaar type. Ze moeten tussen de CAN_H en CAN_L terminals aan beide uiteinden van het netwerk worden geplaatst.

6.4. Algemene specificaties

Microprocessor

STM32F103CBT7, 32-bits, 128 Kbytes Flash-programmageheugen

Ruststroom

14 mA @ 24Vdc typisch; 30 mA @ 12Vdc Typisch

Besturingslogica

Door de gebruiker programmeerbare functionaliteit met behulp van de Axiomatic Electronic Assistant, P/Ns: AX070502 of AX070506K

Communicatie

1 CAN (SAE J1939) Model AX031700: 250 kbps Model AX031700-01: 500 kbps Model AX031700-02: 1 Mbps Model AX031701 CANopen®

Gebruikersinterface

De Axiomatic Electronic Assistant voor Windows-besturingssystemen wordt geleverd met een royaltyvrije licentie voor gebruik. De Axiomatic Electronic Assistant vereist een USB-CAN-converter om de CAN-poort van het apparaat te koppelen aan een Windows-pc. Een Axiomatic USB-CAN-converter is onderdeel van de Axiomatic Configuration KIT, bestel P/Ns: AX070502 of AX070506K.

Netwerkbeëindiging

Het is noodzakelijk om het netwerk af te sluiten met externe afsluitweerstanden. De weerstanden zijn 120 Ohm, minimaal 0.25 W, metaalfilm of vergelijkbaar type. Ze moeten tussen de CAN_H- en CAN_L-terminals aan beide uiteinden van het netwerk worden geplaatst.

Gewicht

0.10 kg

Bedrijfsomstandigheden

-40 tot 85 °C (-40 tot 185 ​​°F)

Bescherming

IP67

EMC-naleving

CE-markering

Trilling

MIL-STD-202G, Test 204D en 214A (Sinus en Willekeurig) 10 g piek (Sinus); 7.86 Grms piek (Willekeurig) (In afwachting)

Schok

MIL-STD-202G, Test 213B, 50 g (in afwachting)

Goedkeuringen

CE-markering

Elektrische aansluitingen

6-pins connector (equivalent TE Deutsch P/N: DT04-6P)

Een bijpassende plugset is verkrijgbaar als Axiomatic P/N: AX070119.

Pinnr. 1 2 3 4 5 6

Beschrijving BATT+ Ingang + CAN_H CAN_L Ingang BATT-

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

43-44

7. VERSIEGESCHIEDENIS

Versie Datum

1

31 mei 2016

2

26 november 2019

26 november 2019

3

1 augustus 2023

Auteur
Gustavo Del Valle Gustavo Del Valle
Amanda Wilkins Kiril Mojsov

Wijzigingen
Eerste ontwerp Bijgewerkte gebruikershandleiding om de updates weer te geven die zijn gemaakt in V2.00-firmware waarin de frequentie- en PWM-ingangstypen niet langer zijn gescheiden in verschillende frequentiebereiken, maar nu zijn gecombineerd in één bereik van [0.5 Hz…10 kHz] Ruststroom, gewicht en verschillende baudratemodellen toegevoegd aan de technische specificaties Verouderde updates uitgevoerd

Opmerking:
Technische specificaties zijn indicatief en onderhevig aan verandering. De werkelijke prestaties variëren afhankelijk van de toepassing en de bedrijfsomstandigheden. Gebruikers moeten er zelf van overtuigd zijn dat het product geschikt is voor gebruik in de beoogde toepassing. Al onze producten hebben een beperkte garantie tegen materiaal- en fabricagefouten. Raadpleeg onze garantie, goedkeuringen/beperkingen voor toepassingen en retourproces voor materialen zoals beschreven op https://www.axiomatic.com/service/.

CANopen® is een geregistreerd gemeenschapshandelsmerk van CAN in Automation eV

Gebruiksaanwijzing UMAX031700. Versie: 3

44-44

ONZE PRODUCTEN
AC/DC-voedingen Actuatorbedieningen/interfaces Automotive Ethernet-interfaces Batterijladers CAN-bedieningen, routers, repeaters CAN/WiFi, CAN/Bluetooth, routers Stroom/Voltage/PWM-converters DC/DC-stroomconverters Motortemperatuurscanners Ethernet/CAN-converters, gateways, schakelaars Fan Drive Controllers Gateways, CAN/Modbus, RS-232-gyroscopen, inclinometers Hydraulische klepcontrollers Inclinometers, triaxiale I/O-bedieningen LVDT-signaalconverters Machinebedieningen Modbus-, RS-422-, RS-485-besturingen Motorbesturingen, omvormers Voedingen, DC/DC, AC/DC PWM-signaalomvormers/-isolatoren Resolver-signaalomvormers Servicetools Signaalomvormers, omvormers Spanningsmeter CAN-bedieningen Overspanningsbeveiligers

ONS BEDRIJF
Axiomatic levert componenten voor elektronische machinebesturing aan de off-highway-, commerciële voertuigen-, elektrische voertuigen-, stroomgeneratorset-, materiaalbehandelings-, hernieuwbare energie- en industriële OEM-markten. We innoveren met geconstrueerde en kant-en-klare machinebesturingen die waarde toevoegen voor onze klanten.
KWALITEIT ONTWERP EN VERVAARDIGING
We hebben een ISO9001:2015 geregistreerde ontwerp-/productiefaciliteit in Canada.
GARANTIE, TOEPASSINGSGOEDKEURINGEN/BEPERKINGEN
Axiomatic Technologies Corporation behoudt zich het recht voor om op elk moment correcties, aanpassingen, uitbreidingen, verbeteringen en andere wijzigingen aan haar producten en diensten aan te brengen en om producten of diensten zonder voorafgaande kennisgeving stop te zetten. Klanten moeten de meest recente relevante informatie verkrijgen voordat ze bestellingen plaatsen en moeten verifiëren dat dergelijke informatie actueel en volledig is. Gebruikers moeten zich ervan vergewissen dat het product geschikt is voor gebruik in de beoogde toepassing. Op al onze producten geldt een beperkte garantie tegen materiaal- en fabricagefouten. Raadpleeg ons proces voor garantie, aanvraaggoedkeuringen/beperkingen en retourmaterialen op https://www.axiomatic.com/service/.
NALEVING
Details over productconformiteit zijn te vinden in de productliteratuur en/of op axiomatic.com. Eventuele vragen dienen te worden verzonden naar sales@axiomatic.com.
VEILIG GEBRUIK
Alle producten moeten worden onderhouden door Axiomatic. Open het product niet en voer de service zelf uit.
Dit product kan u blootstellen aan chemicaliën waarvan in de staat Californië, VS bekend is dat ze kanker en reproductieve schade veroorzaken. Ga voor meer informatie naar www.P65Warnings.ca.gov.

DIENST
Voor alle producten die naar Axiomatic worden geretourneerd, is een Return Materials Authorization Number (RMA#) vereist van sales@axiomatic.com. Geef bij het aanvragen van een RMA-nummer de volgende informatie op:
· Serienummer, onderdeelnummer · Bedrijfsuren, beschrijving van het probleem · Bedradingsschema, toepassing en andere opmerkingen indien nodig

BESCHIKBAARHEID
Axiomatische producten zijn elektronisch afval. Volg de plaatselijke wetten, regelgeving en beleid op het gebied van afval en recycling op milieugebied voor het veilig verwijderen of recyclen van elektronisch afval.

CONTACTEN
Axiomatic Technologies Corporation 1445 Courtneypark Drive E. Mississauga, ON CANADA L5T 2E3 TEL: +1 905 602 9270 FAX: +1 905 602 9279 www.axiomatic.com sales@axiomatic.com

Axiomatic Technologies Oy Höytämöntie 6 33880 Lempäälä FINLAND TEL: +358 103 375 750
www.axiomatic.com
salesfinland@axiomatic.com

Auteursrecht 2023

Documenten / Bronnen

AXIOMATIC AX031700 Universele ingangscontroller met CAN [pdf] Gebruikershandleiding
AX031700, UMAX031700, AX031700 Universele ingangscontroller met CAN, AX031700, Universele ingangscontroller met CAN, Ingangscontroller met CAN, Controller met CAN, CAN

Referenties

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd *