Slimme functionaliteiten naar analoog apparaten
Instructies en waarschuwingen voor installatie en gebruik
WAARSCHUWINGEN EN ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
- VOORZICHTIGHEID! – Deze handleiding bevat belangrijke instructies en waarschuwingen voor de persoonlijke veiligheid. Lees aandachtig alle delen van deze handleiding. Bij twijfel de installatie onmiddellijk stopzetten en contact opnemen met de technische dienst van Nice.
- VOORZICHTIGHEID! – Belangrijke instructies: bewaar deze handleiding op een veilige plaats om toekomstige procedures voor productonderhoud en verwijdering mogelijk te maken.
- VOORZICHTIGHEID! – Alle installatie- en aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd en bekwaam personeel, waarbij het apparaat losgekoppeld moet zijn van de netvoeding.
- VOORZICHTIGHEID! – Elk ander gebruik dan hierin gespecificeerd of in andere omgevingscondities dan vermeld in deze handleiding moet als oneigenlijk worden beschouwd en is ten strengste verboden!
- Het verpakkingsmateriaal van het product moet worden afgevoerd in volledige overeenstemming met de plaatselijke voorschriften.
- Breng nooit wijzigingen aan op enig onderdeel van het apparaat. Andere dan de gespecificeerde handelingen kunnen alleen storingen veroorzaken. De fabrikant wijst alle aansprakelijkheid af voor schade veroorzaakt door geïmproviseerde wijzigingen aan het product.
- Plaats het apparaat nooit in de buurt van warmtebronnen en stel het nooit bloot aan open vuur. Deze handelingen kunnen het product beschadigen en
storingen. - Dit product is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met beperkte fysieke, sensorische of mentale vermogens of die onvoldoende ervaring en kennis hebben, tenzij zij onder toezicht staan of instructies hebben gekregen over het gebruik van het product door een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
- Het apparaat wordt gevoed met een veilige voltage. Niettemin moet de gebruiker voorzichtig zijn of de installatie overlaten aan een gekwalificeerd persoon.
- Sluit alleen aan in overeenstemming met een van de diagrammen in de handleiding. Een verkeerde aansluiting kan gevaar voor de gezondheid, het leven of materiële schade veroorzaken.
- Het apparaat is ontworpen voor installatie in een wandschakelaardoos met een diepte van niet minder dan 60 mm. De schakelkast en elektrische connectoren moeten voldoen aan de relevante nationale veiligheidsnormen.
- Stel dit product niet bloot aan vocht, water of andere vloeistoffen.
- Dit product is uitsluitend ontworpen voor gebruik binnenshuis. Niet buiten gebruiken!
- Dit product is geen speelgoed. Buiten bereik van kinderen en dieren houden!
PRODUCTBESCHRIJVING
Met Smart-Control kunt u de functionaliteit van bekabelde sensoren en andere apparaten verbeteren door Z-Wave™-netwerkcommunicatie toe te voegen.
U kunt binaire sensoren, analoge sensoren, DS18B20 temperatuursensoren of DHT22 vochtigheids- en temperatuursensoren aansluiten om hun metingen te rapporteren aan de Z-Wave controller. Het kan ook apparaten besturen door uitgangscontacten onafhankelijk van de ingangen te openen/sluiten.
Belangrijkste kenmerken
- Maakt het aansluiten van sensoren mogelijk:
» 6 DS18B20-sensoren,
» 1 DHT-sensor,
» 2 2-draads analoge sensor,
» 2 3-draads analoge sensor,
» 2 binaire sensoren. - Ingebouwde temperatuursensor.
- Ondersteunt Z-Wave™-netwerkbeveiligingsmodi: S0 met AES-128-codering en S2 geverifieerd met PRNG-gebaseerde codering.
- Werkt als een Z-Wave-signaalrepeater (alle niet-batterijgevoede apparaten binnen het netwerk fungeren als repeaters om de betrouwbaarheid van het netwerk te vergroten).
- Kan worden gebruikt met alle apparaten die zijn gecertificeerd met het Z-Wave Plus™-certificaat en moeten compatibel zijn met dergelijke apparaten die door andere fabrikanten zijn geproduceerd.
Smart-Control is een volledig compatibel Z-Wave Plus™-apparaat.
Dit apparaat kan worden gebruikt met alle apparaten die zijn gecertificeerd met het Z-Wave Plus-certificaat en moet compatibel zijn met dergelijke apparaten die door andere fabrikanten zijn geproduceerd. Alle apparaten die niet op batterijen werken in het netwerk, fungeren als repeaters om de betrouwbaarheid van het netwerk te vergroten. Het apparaat is een Security Enabled Z-Wave Plus-product en een Security Enabled Z-Wave Controller moet worden gebruikt om het product volledig te kunnen benutten. Het apparaat ondersteunt Z-Wave-netwerkbeveiligingsmodi: S0 met AES-128-codering en S2
Geverifieerd met PRNG-gebaseerde encryptie.
INSTALLATIE
Als u het apparaat aansluit op een manier die niet in overeenstemming is met deze handleiding, kan dit gezondheids-, levens- of materiële schade veroorzaken.
- Sluit alleen aan volgens een van de schema's,
- Het apparaat wordt gevoed met veilige voltage; niettemin moet de gebruiker extra voorzichtig zijn of de installatie overlaten aan een gekwalificeerd persoon,
- Sluit geen apparaten aan die niet voldoen aan de specificatie,
- Sluit geen andere sensoren dan DS18B20 of DHT22 aan op SP- en SD-aansluitingen,
- Sluit geen sensoren aan op SP- en SD-aansluitingen met draden die langer zijn dan 3 meter,
- Belast de apparaatuitgangen niet met een stroom van meer dan 150mA,
- Elk aangesloten apparaat moet voldoen aan de relevante veiligheidsnormen,
- Ongebruikte leidingen moeten geïsoleerd blijven.
Tips voor het plaatsen van de antenne:
- Plaats de antenne zo ver mogelijk van metalen elementen (verbindingsdraden, beugelringen, enz.) om interferentie te voorkomen,
- Metalen oppervlakken in de directe omgeving van de antenne (bijv. metalen inbouwdozen, metalen deurkozijnen) kunnen de signaalontvangst verstoren!
- Knip of verkort de antenne niet - de lengte is perfect afgestemd op de band waarin het systeem werkt.
- Zorg ervoor dat geen enkel deel van de antenne uit de wandschakelkast steekt.
3.1 – Opmerkingen voor de diagrammen
ANT (zwart) – antenne
GND (blauw) – aardgeleider
SD (wit)– signaalgeleider voor DS18B20- of DHT22-sensor
SP (bruin) – voedingsgeleider voor DS18B20- of DHT22-sensor (3.3 V)
IN2 (groen) – ingangsnr. 2
IN1 (geel) – ingangsnr. 1
GND (blauw) – aardgeleider
P (rood) – voedingsgeleider
OUT1 – uitgang nr. 1 toegewezen aan ingang IN1
OUT2 – uitgang nr. 2 toegewezen aan ingang IN2
B – serviceknop (gebruikt om het apparaat toe te voegen/te verwijderen)
3.2 – Aansluiting met een alarmlijn
- Schakel het alarmsysteem uit.
- Maak verbinding met een van de onderstaande diagrammen:
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Plaats het apparaat en de antenne in de behuizing.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
- Wijzig waarden van parameters:
• Aangesloten op IN1:
» Normaal gesloten: verander parameter 20 naar 0
» Normaal open: verander parameter 20 naar 1
• Aangesloten op IN2:
» Normaal gesloten: verander parameter 21 naar 0
» Normaal open: verander parameter 21 naar 1
3.3 – Aansluiting met DS18B20
De DS18B20-sensor kan eenvoudig worden geïnstalleerd waar zeer nauwkeurige temperatuurmetingen nodig zijn. Als de juiste beschermende maatregelen worden genomen, kan de sensor worden gebruikt in vochtige omgevingen of onder water, kan deze worden ingebed in beton of onder de vloer worden geplaatst. U kunt maximaal 6 DS18B20-sensoren parallel aansluiten op SP-SD-terminals.
- Koppel de stroom los.
- Sluit aan volgens het diagram rechts.
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
3.4 – Verbinding met DHT22
De DHT22-sensor kan eenvoudig worden geïnstalleerd op plekken waar vochtigheids- en temperatuurmetingen nodig zijn.
U kunt slechts 1 DHT22-sensor aansluiten op TP-TD-terminals.
- Koppel de stroom los.
- Sluit aan volgens het diagram rechts.
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
3.5 – Aansluiting met 2-draads 0-10V-sensor
De 2-draads analoge sensor heeft een pull-up weerstand nodig.
U kunt maximaal 2 analoge sensoren aansluiten op de IN1/IN2-terminals.
Voor dit type sensoren is de 12V-voeding vereist.
- Koppel de stroom los.
- Sluit aan volgens het diagram rechts.
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
- Wijzig waarden van parameters:
• Aangesloten op IN1: verander parameter 20 naar 5
• Aangesloten op IN2: verander parameter 21 naar 5
3.6 – Aansluiting met 3-draads 0-10V-sensor
U kunt maximaal 2 analoge sensoren IN1/IN2-klemmen aansluiten.
- Koppel de stroom los.
- Sluit aan volgens het diagram rechts.
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
- Wijzig waarden van parameters:
• Aangesloten op IN1: verander parameter 20 naar 4
• Aangesloten op IN2: verander parameter 21 naar 4
3.7 – Aansluiting met binaire sensor
Normaal geopende of normaal binaire sensoren sluit u aan op de IN1/IN2-aansluitingen.
- Koppel de stroom los.
- Sluit aan volgens het diagram rechts.
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
- Wijzig waarden van parameters:
• Aangesloten op IN1:
» Normaal gesloten: verander parameter 20 naar 0
» Normaal open: verander parameter 20 naar 1
• Aangesloten op IN2:
» Normaal gesloten: verander parameter 21 naar 0
» Normaal open: verander parameter 21 naar 1
3.8 – Aansluiting met knop
U kunt monostabiele of bistabiele schakelaars aansluiten op de IN1/IN2-klemmen om scènes te activeren.
- Koppel de stroom los.
- Sluit aan volgens het diagram rechts.
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
- Wijzig waarden van parameters:
- Aangesloten op IN1:
» Monostabiel: verander parameter 20 naar 2
» Bistabiel: verander parameter 20 naar 3 - Aangesloten op IN2:
» Monostabiel: verander parameter 21 naar 2
» Bistabiel: verander parameter 21 naar 3
3.9 – Aansluiting met poortopener
Smart-Control kan met verschillende apparaten worden verbonden om deze te bedienen. In deze example is aangesloten op poortopener met impulsingang (elke impuls start en stopt de poortmotor, afwisselend openend/sluitend)
- Koppel de stroom los.
- Sluit aan volgens het diagram rechts.
- Controleer de juistheid van de verbinding.
- Zet het apparaat aan.
- Voeg het apparaat toe aan het Z-Wave-netwerk.
- Wijzig waarden van parameters:
- Aangesloten op IN1 en OUT1:
» Wijzig parameter 20 naar 2 (monostabiele knop)
» Wijzig parameter 156 naar 1 (0.1s) - Aangesloten op IN2 en OUT2:
» Wijzig parameter 21 naar 2 (monostabiele knop)
» Wijzig parameter 157 naar 1 (0.1s)
HET APPARAAT TOEVOEGEN
- De volledige DSK-code is alleen aanwezig op de doos, bewaar deze of kopieer de code.
- In geval van problemen met het toevoegen van het apparaat, reset het apparaat en herhaal de toevoegingsprocedure.
Toevoegen (Inclusie) - Z-Wave-apparaat leermodus, waardoor het apparaat aan een bestaand Z-Wave-netwerk kan worden toegevoegd.
4.1 – Handmatig toevoegen
Om het apparaat handmatig aan het Z-Wave-netwerk toe te voegen:
- Zet het apparaat aan.
- Zet de hoofdcontroller in (Beveiliging/niet-beveiligingsmodus) toevoegmodus (zie de handleiding van de controller).
- Snel, driedubbele klikknop op de behuizing van het apparaat of schakelaar aangesloten op IN1 of IN2.
- Als u Security S2 Authenticated toevoegt, scant u de DSK QR-code of voert u de 5-cijferige pincode in (label aan de onderkant van de doos).
- LED begint geel te knipperen, wacht tot het toevoegen is voltooid.
- Succesvol toevoegen wordt bevestigd door het bericht van de Z-Wave-controller.
4.2 – Toevoegen met SmartStart
SmartStart-producten kunnen worden toegevoegd aan een Z-Wave-netwerk door de Z-Wave QR-code op het product te scannen met een controller die SmartStart-opname biedt. Het SmartStart-product wordt automatisch binnen 10 minuten na het inschakelen toegevoegd aan het netwerkbereik.
Om het apparaat toe te voegen aan het Z-Wave-netwerk met behulp van SmartStart:
- Zet de hoofdcontroller in Security S2 Authenticated add-modus (zie de handleiding van de controller).
- Scan de DSK QR-code of voer de 5-cijferige pincode in (label op de onderkant van de doos).
- Zet het apparaat aan.
- LED begint geel te knipperen, wacht tot het toevoegen is voltooid.
- Succesvol toevoegen wordt bevestigd door het bericht van de Z-Wave-controller
HET APPARAAT VERWIJDEREN
Verwijderen (uitsluiting) - Z-Wave-apparaat leermodus, waardoor het apparaat uit het bestaande Z-Wave-netwerk kan worden verwijderd.
Om het apparaat uit het Z-Wave-netwerk te verwijderen:
- Zet het apparaat aan.
- Zet de hoofdcontroller in de verwijdermodus (zie de handleiding van de controller).
- Snel, driedubbele klikknop op de behuizing van het apparaat of schakelaar aangesloten op IN1 of IN2.
- LED begint geel te knipperen, wacht tot het verwijderingsproces is voltooid.
- Succesvol verwijderen wordt bevestigd door het bericht van de Z-Wave-controller.
Opmerkingen:
- Als u het apparaat verwijdert, worden alle standaardparameters van het apparaat hersteld, maar worden de gegevens van de vermogensmeting niet gereset.
- Verwijderen met een schakelaar aangesloten op IN1 of IN2 werkt alleen als parameter 20 (IN1) of 21 (IN2) is ingesteld op 2 of 3 en parameter 40 (IN1) of 41 (IN2) het verzenden van scènes voor drievoudige klik niet toestaat.
BEDIENING VAN HET APPARAAT
6.1 – De uitgangen regelen
Het is mogelijk om de uitgangen te bedienen met de ingangen of met de B-knop:
- enkele klik - schakelaar OUT1-uitgang
- dubbelklik – schakel OUT2-uitgang
6.2 – Visuele indicaties
Het ingebouwde LED-lampje geeft de huidige apparaatstatus weer.
Na het inschakelen van het apparaat:
- Groen - apparaat toegevoegd aan een Z-Wave-netwerk (zonder Security S2 Authenticated)
- Magenta - apparaat toegevoegd aan een Z-Wave-netwerk (met Security S2 Authenticated)
- Rood - apparaat niet toegevoegd aan een Z-Wave-netwerk
Update:
- Knipperend cyaan – update wordt uitgevoerd
- Groen – update geslaagd (toegevoegd zonder Security S2 Authenticated)
- Magenta – update geslaagd (toegevoegd met Security S2 Authenticated)
- Rood – update niet gelukt
Menu:
- 3 groene knipperingen – toegang tot het menu (toegevoegd zonder Security S2 Authenticated)
- 3 magenta knipperingen – het menu openen (toegevoegd met Security S2 Authenticated)
- 3 rode knipperingen - het menu openen (niet toegevoegd aan een Z-Wave-netwerk)
- Magenta - bereiktest
- Geel – opnieuw instellen
6.3 – Menukaart
Menu maakt het mogelijk om Z-Wave netwerkacties uit te voeren. Om het menu te gebruiken:
- Houd de knop ingedrukt om het menu te openen. Het apparaat knippert om de toevoegstatus aan te geven (zie 7.2 – Visuele indicaties).
- Laat de knop los wanneer het apparaat de gewenste positie met kleur aangeeft:
• MAGENTA – startbereiktest
• GEEL – reset het apparaat - Klik snel op de knop om te bevestigen.
6.4 – Terugzetten naar fabrieksinstellingen
Met de resetprocedure kunt u het apparaat terugzetten naar de fabrieksinstellingen, wat betekent dat alle informatie over de Z-Wave-controller en gebruikersconfiguratie wordt verwijderd.
Let op. Het resetten van het apparaat is niet de aanbevolen manier om het apparaat uit het Z-Wave-netwerk te verwijderen. Gebruik de resetprocedure alleen als de randcontroller ontbreekt of niet werkt. Bepaalde verwijdering van het apparaat kan worden bereikt door de beschreven verwijderingsprocedure.
- Houd de knop ingedrukt om het menu te openen.
- Laat de knop los wanneer het apparaat geel oplicht.
- Klik snel op de knop om te bevestigen.
- Na enkele seconden wordt het apparaat opnieuw opgestart, wat wordt aangegeven met de rode kleur.
Z-WAVE BEREIK TEST
Het apparaat heeft een ingebouwde bereiktester van de Z-Wave-netwerkhoofdcontroller.
- Om Z-Wave-bereiktest mogelijk te maken, moet het apparaat worden toegevoegd aan de Z-Wave-controller. Testen kan het netwerk belasten, dus het wordt aanbevolen om de test alleen in speciale gevallen uit te voeren.
Om het bereik van de hoofdcontroller te testen:
- Houd de knop ingedrukt om het menu te openen.
- Laat de knop los wanneer het apparaat magenta oplicht.
- Klik snel op de knop om te bevestigen.
- Visuele indicator geeft het bereik van het Z-Wave-netwerk aan (bereiksignaleringsmodi worden hieronder beschreven).
- Druk kort op de knop om de Z-Wave-bereiktest af te sluiten.
Z-Wave bereik tester signaleringsmodi:
- Visuele indicator pulserend groen – het apparaat probeert een directe communicatie met de hoofdcontroller tot stand te brengen. Als een directe communicatiepoging mislukt, probeert het apparaat via andere modules een gerouteerde communicatie tot stand te brengen, wat wordt gesignaleerd door een visuele indicator die geel pulseert.
- Visuele indicator brandt groen – het apparaat communiceert rechtstreeks met de hoofdcontroller.
- Visuele indicator pulserend geel – het apparaat probeert via andere modules (repeaters) een gerouteerde communicatie tot stand te brengen met de hoofdcontroller.
- Visuele indicator brandt geel – het apparaat communiceert met de hoofdcontroller via de andere modules. Na 2 seconden zal het apparaat opnieuw proberen om een directe communicatie met de hoofdcontroller tot stand te brengen, wat wordt gesignaleerd met een visuele indicator die groen pulseert.
- Visuele indicator pulserend violet – het apparaat communiceert op de maximale afstand van het Z-Wave-netwerk. Als de verbinding succesvol blijkt te zijn, wordt dit bevestigd met een gele gloed. Het wordt niet aanbevolen om het apparaat op de bereiklimiet te gebruiken.
- Visuele indicator brandt rood - het apparaat kan geen directe verbinding maken met de hoofdcontroller of via een ander Z-Wave-netwerkapparaat (repeater).
Opmerking. De communicatiemodus van het apparaat kan schakelen tussen direct en routering, vooral als het apparaat zich op de grens van het directe bereik bevindt.
SCNES ACTIVEREN
Het apparaat kan scènes in de Z-Wave-controller activeren door scène-ID en kenmerk van een specifieke actie te verzenden met behulp van Central Scene Command Class.
Om deze functionaliteit te laten werken, sluit u een monostabiele of bistabiele schakelaar aan op de IN1- of IN2-ingang en stelt u parameter 20 (IN1) of 21 (IN2) in op 2 of 3.
Scènes zijn standaard niet geactiveerd, stel parameters 40 en 41 in om scèneactivering voor geselecteerde acties in te schakelen.
Tabel A1 – Acties die scènes activeren | |||
Schakelaar | Actie | Scène-ID | Attribuut |
Schakelaar aangesloten op IN1-aansluiting |
Schakelaar eenmaal geklikt | 1 | Toets 1 keer ingedrukt |
Schakelaar twee keer geklikt | 1 | Toets 2 keer ingedrukt | |
Schakelaar drie keer geklikt* | 1 | Toets 3 keer ingedrukt | |
Schakelaar vastgehouden** | 1 | Toets ingedrukt | |
Schakelaar vrijgegeven** | 1 | Sleutel vrijgegeven | |
Schakelaar aangesloten op IN2-aansluiting |
Schakelaar eenmaal geklikt | 2 | Toets 1 keer ingedrukt |
Schakelaar twee keer geklikt | 2 | Toets 2 keer ingedrukt | |
Schakelaar drie keer geklikt* | 2 | Toets 3 keer ingedrukt | |
Schakelaar vastgehouden** | 2 | Toets ingedrukt | |
Schakelaar vrijgegeven** | 2 | Sleutel vrijgegeven |
* Als u drie keer klikt, is verwijderen via de invoerterminal niet meer mogelijk.
** Niet beschikbaar voor tuimelschakelaars.
VERENIGINGEN
Associatie (apparaten koppelen) – directe besturing van andere apparaten binnen het Z-Wave-systeemnetwerk, bijvoorbeeld dimmer, relaisschakelaar, rolluik of scène (mag alleen worden bestuurd via een Z-Wave-controller). Associatie zorgt voor directe overdracht van besturingsopdrachten tussen apparaten, wordt uitgevoerd zonder deelname van de hoofdcontroller en vereist dat het bijbehorende apparaat zich in het directe bereik bevindt.
Het apparaat biedt de associatie van 3 groepen:
1e associatiegroep - "Lifeline" rapporteert de apparaatstatus en maakt het mogelijk om alleen een enkel apparaat toe te wijzen (standaard hoofdcontroller).
2e associatiegroep – “Aan/Uit (IN1)” is toegewezen aan de IN1-ingangsterminal (gebruikt Basic-commandoklasse).
3e associatiegroep – "Aan/Uit (IN2)" is toegewezen aan de IN2-ingangsterminal (gebruikt Basic-commandoklasse).
Met het apparaat in de 2e en 3e groep kunnen 5 gewone of meerkanaals apparaten per associatiegroep worden bestuurd, met uitzondering van "LifeLine" dat uitsluitend is gereserveerd voor de controller en daarom kan slechts 1 knooppunt worden toegewezen.
Z-WAVE-SPECIFICATIE:
Tabel A2 – Ondersteunde opdrachtklassen | ||||
Commando klasse | Versie | Zeker | ||
1. | COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] | V2 | ||
2. | COMMAND_CLASS_SWITCH_BINARY [0x25] | V1 | JA | |
3. | COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | V2 | JA | |
4. | COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | V3 | JA | |
5. |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] |
V2 |
JA |
|
6. | COMMAND_CLASS_TRANSPORT_SERVICE [0x55] | V2 | ||
7. | COMMAND_CLASS_VERSION [0x86] | V2 | JA | |
8. |
COMMAND_CLASS_MANUFACTURER_SPECIFIC [0x72] |
V2 |
JA |
|
9. | COMMAND_CLASS_DEVICE_RESET_LOCALLY [0x5A] |
V1 |
JA |
|
10. | COMMAND_CLASS_POWERLEVEL [0x73] | V1 | JA | |
11. | COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | V1 | ||
12. | COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | V1 | ||
13. | COMMAND_CLASS_CENTRAL_SCENE [0x5B] | V3 | JA | |
14. | COMMAND_CLASS_SENSOR_MULTILEVEL [0x31] | V11 | JA | |
15. | COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL [0x60] | V4 | JA | |
16. | COMMAND_CLASS_CONFIGURATION [0x70] | V1 | JA | |
17. | COMMAND_CLASS_CRC_16_ENCAP [0x56] | V1 | ||
18. | COMMAND_CLASS_NOTIFICATION [0x71] | V8 | JA | |
19. | COMMAND_CLASS_PROTECTION [0x75] | V2 | JA | |
20. | COMMAND_CLASS_FIRMWARE_UPDATE_MD [0x7A] |
V4 |
JA |
|
21. | COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | V1 | ||
22. | COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | V1 | ||
23. | COMMAND_CLASS_BASIC [0x20] | V1 | JA |
Tabel A3 – Meerkanaals commandoklasse | |
MEERKANAALS CC | |
WORTEL (Eindpunt 1) | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_NOTIFICATIE |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_NOTIFICATION_SENSOR |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_NOTIFICATION [0x71] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Ingang 1 – Melding |
Eindpunt 2 | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_NOTIFICATIE |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_NOTIFICATION_SENSOR |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_NOTIFICATION [0x71] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Ingang 2 – Melding |
Eindpunt 3 | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_MULTILEVEL |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_ROUTING_SENSOR_MULTILEVEL |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_SENSOR_MULTILEVEL [0x31] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Analoge ingang 1 – Voltage Niveau |
Eindpunt 4 | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_MULTILEVEL |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_ROUTING_SENSOR_MULTILEVEL |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_SENSOR_MULTILEVEL [0x31] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Analoge ingang 2 – Voltage Niveau |
Eindpunt 5 | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SWITCH_BINARY |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_POWER_SWITCH_BINARY |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_SWITCH_BINARY [0x25] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_PROTECTION [0x75] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Uitgang 1 |
Eindpunt 6 | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SWITCH_BINARY |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_POWER_SWITCH_BINARY |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_SWITCH_BINARY [0x25] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_PROTECTION [0x75] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Uitgang 2 |
Eindpunt 7 | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_MULTILEVEL |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_ROUTING_SENSOR_MULTILEVEL |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_NOTIFICATION [0x71] | |
COMMAND_CLASS_SENSOR_MULTILEVEL [0x31] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Temperatuur – interne sensor |
Eindpunt 8-13 (wanneer DS18S20-sensoren zijn aangesloten) | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_MULTILEVEL |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_ROUTING_SENSOR_MULTILEVEL |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_NOTIFICATION [0x71] | |
COMMAND_CLASS_SENSOR_MULTILEVEL [0x31] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Temperatuur – externe sensor DS18B20 nr. 1-6 |
Eindpunt 8 (wanneer DHT22-sensor is aangesloten) | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_MULTILEVEL |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_ROUTING_SENSOR_MULTILEVEL |
Commando klassen |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_NOTIFICATION [0x71] | |
COMMAND_CLASS_SENSOR_MULTILEVEL [0x31] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Temperatuur – externe sensor DHT22 |
Eindpunt 9 (wanneer DHT22-sensor is aangesloten) | |
Generieke apparaatklasse | GENERIC_TYPE_SENSOR_MULTILEVEL |
Specifieke apparaatklasse | SPECIFIC_TYPE_ROUTING_SENSOR_MULTILEVEL |
COMMAND_CLASS_ZWAVEPLUS_INFO [0x5E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION [0x85] | |
COMMAND_CLASS_MULTI_CHANNEL_ASSOCIATION [0x8E] | |
COMMAND_CLASS_ASSOCIATION_GRP_INFO [0x59] | |
COMMAND_CLASS_NOTIFICATION [0x71] | |
COMMAND_CLASS_SENSOR_MULTILEVEL [0x31] | |
COMMAND_CLASS_SUPERVISION [0x6C] | |
COMMAND_CLASS_APPLICATION_STATUS [0x22] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY [0x98] | |
COMMAND_CLASS_SECURITY_2 [0x9F] | |
Beschrijving | Vochtigheid – externe sensor DHT22 |
Het apparaat gebruikt Notification Command Class om verschillende gebeurtenissen aan de controller (“Lifeline” -groep) te rapporteren:
Tabel A4 – Meldingsopdrachtklasse | ||
WORTEL (Eindpunt 1) | ||
Meldingstype | Evenement | |
Huisbeveiliging [0x07] | Inbraak onbekende locatie [0x02] | |
Eindpunt 2 | ||
Meldingstype | Evenement | |
Huisbeveiliging [0x07] | Inbraak onbekende locatie [0x02] | |
Eindpunt 7 | ||
Meldingstype | Evenement | Gebeurtenis/Statusparameter |
Systeem [0x09] | Systeemhardwarefout met eigen foutcode van de fabrikant [0x03] | Apparaat oververhit [0x03] |
Eindpunt 8-13 | ||
Meldingstype | Evenement | |
Systeem [0x09] | Systeemhardwarefout [0x01] |
Protection Command Class maakt het mogelijk om lokale of externe bediening van de uitgangen te voorkomen.
Tabel A5 – Bescherming CC: | |||
Type | Staat | Beschrijving | Tip |
Lokaal |
0 |
Onbeschermd – Het apparaat is niet beveiligd en kan normaal worden bediend via de gebruikersinterface. |
Ingangen verbonden met uitgangen. |
Lokaal |
2 |
Geen bediening mogelijk – de status van de uitgang kan niet worden gewijzigd met de B-knop of overeenkomstige ingang |
Ingangen losgekoppeld van uitgangen. |
RF |
0 |
Onbeschermd – Het apparaat accepteert en reageert op alle RF-opdrachten. |
Uitgangen kunnen worden aangestuurd via Z-Wave. |
RF |
1 |
Geen RF-besturing – commandoklasse basic en switch binary worden afgewezen, elke andere commandoklasse wordt afgehandeld |
Uitgangen kunnen niet via Z-Wave worden aangestuurd. |
Tabel A6 – Toewijzing van associatiegroepen | ||
Wortel | Eindpunt | Associatiegroep in eindpunt |
Vereniging Groep 2 | Eindpunt 1 | Vereniging Groep 2 |
Vereniging Groep 3 | Eindpunt 2 | Vereniging Groep 2 |
Tabel A7 – In kaart brengen van basiscommando's | |||||
Commando |
Wortel |
Eindpunten |
|||
1-2 |
3-4 |
5-6 |
7-13 |
||
Basisset |
= EP1 |
Aanvraag afgewezen |
Aanvraag afgewezen |
Binaire set wisselen |
Aanvraag afgewezen |
Basis Get |
= EP1 |
Melding ophalen |
Sensor Multi-niveau Get |
Schakel binair ophalen |
Sensor Multi-niveau Get |
Basisrapport |
= EP1 |
Kennisgeving Rapport |
Sensorrapport op meerdere niveaus |
BInair rapport wisselen |
Sensorrapport op meerdere niveaus |
Tabel A8 – Andere commandoklasse-toewijzingen | |
Commando klasse | Root toegewezen aan |
Sensor op meerdere niveaus | Eindpunt 7 |
Binaire schakelaar | Eindpunt 5 |
Bescherming | Eindpunt 5 |
GEAVANCEERDE PARAMETERS
Met het apparaat kan de werking worden aangepast aan de behoeften van de gebruiker met behulp van configureerbare parameters.
De instellingen zijn aan te passen via de Z-Wave controller waaraan het apparaat is toegevoegd. De manier om ze aan te passen kan verschillen, afhankelijk van de controller.
Veel van de parameters zijn alleen relevant voor specifieke ingangswerkingsmodi (parameters 20 en 21); raadpleeg de onderstaande tabellen:
Tabel A9 – Parameterafhankelijkheid – Parameter 20 | |||||||
parameter 20 | Nee. 40 | Nee. 47 | Nee. 49 | Nee. 150 | Nee. 152 | Nee. 63 | Nee. 64 |
0 of 1 | ✓ | ✓ | ✓ | ✓ | |||
2 of 3 | ✓ | ✓ | ✓ | ||||
4 of 5 | ✓ | ✓ |
Tabel A10 – Parameterafhankelijkheid – Parameter 21 | |||||||
parameter 21 | Nee. 41 | Nee. 52 | Nee. 54 | Nee. 151 | Nee. 153 | Nee. 63 | Nee. 64 |
0 of 1 | ✓ | ✓ | ✓ | ✓ | |||
2 of 3 | ✓ | ||||||
4 of 5 | ✓ | ✓ |
Tabel A11 – Smart-Control – Beschikbare parameters | ||||||||
Parameter: | 20. Ingang 1 – bedrijfsmodus | |||||||
Beschrijving: | Met deze parameter kan de modus van de 1e ingang (IN1) worden gekozen. Wijzig het afhankelijk van het aangesloten apparaat. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – Normaal gesloten alarmingang (Melding) 1 – Normaal open alarmingang (Melding) 2 – Monostabiele knop (Centrale scène)
3 – Bistabiele knop (centrale scène) 4 – Analoge ingang zonder interne pull-up (Sensor Multilevel) 5 – Analoge ingang met interne pull-up (Sensor Multilevel) |
|||||||
Standaardinstelling: | 2 (monostabiele knop) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 21. Ingang 2 – bedrijfsmodus | |||||||
Beschrijving: | Met deze parameter kan de modus van de 2e ingang (IN2) worden gekozen. Wijzig het afhankelijk van het aangesloten apparaat. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – Normaal gesloten alarmingang (Notificatie CC) 1 – Normaal open alarmingang (Notificatie CC) 2 – Monostabiele knop (Centrale scène CC)
3 – Bistabiele knop (Centrale scène CC) 4 – Analoge ingang zonder interne pull-up (Sensor Multilevel CC) 5 – Analoge ingang met interne pull-up (Sensor Multilevel CC) |
|||||||
Standaardinstelling: | 2 (monostabiele knop) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 24. Voert oriëntatie in | |||||||
Beschrijving: | Met deze parameter kunt u de IN1- en IN2-ingangen omkeren zonder de bedrading te wijzigen. Te gebruiken bij onjuiste bedrading. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – standaard (IN1 – 1e ingang, IN2 – 2e ingang)
1 – omgekeerd (IN1 – 2e ingang, IN2 – 1e ingang) |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 25. Uitgangsoriëntatie | |||||||
Beschrijving: | Met deze parameter kunt u de werking van de OUT1- en OUT2-ingangen omkeren zonder de bedrading te wijzigen. Te gebruiken bij onjuiste bedrading. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – standaard (OUT1 – 1e uitgang, OUT2 – 2e uitgang)
1 – omgekeerd (OUT1 – 2e uitgang, OUT2 – 1e uitgang) |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 40. Ingang 1 – verzonden scènes | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert welke acties resulteren in het verzenden van de scène-ID en het daaraan toegewezen attribuut (zie 9: Activeren).
scènes). Parameter is alleen relevant als parameter 20 is ingesteld op 2 of 3. |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 1 – Toets 1 keer ingedrukt
2 – Toets 2 keer ingedrukt 4 – Toets 3 keer ingedrukt 8 – Toets ingedrukt houden en toets loslaten |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (geen scènes verzonden) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 41. Ingang 2 – verzonden scènes | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert welke acties resulteren in het verzenden van de scène-ID en het daaraan toegewezen attribuut (zie 9: Activeren).
scènes). Parameter is alleen relevant als parameter 21 is ingesteld op 2 of 3. |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 1 – Toets 1 keer ingedrukt
2 – Toets 2 keer ingedrukt 4 – Toets 3 keer ingedrukt 8 – Toets ingedrukt houden en toets loslaten |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (geen scènes verzonden) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 47. Ingang 1 – waarde verzonden naar de 2e associatiegroep indien geactiveerd | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de waarde die naar apparaten in de 2e associatiegroep wordt verzonden wanneer IN1-ingang wordt geactiveerd (met behulp van Basic
Commandoklasse). Parameter is alleen relevant als parameter 20 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0-255 | |||||||
Standaardinstelling: | 255 | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 49. Ingang 1 – waarde verzonden naar de 2e associatiegroep indien gedeactiveerd | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de waarde die wordt verzonden naar apparaten in de 2e associatiegroep wanneer IN1-ingang is gedeactiveerd (met behulp van Basic
Commandoklasse). Parameter is alleen relevant als parameter 20 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0-255 | |||||||
Standaardinstelling: | 0 | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 52. Ingang 2 – waarde verzonden naar de 3e associatiegroep indien geactiveerd | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de waarde die naar apparaten in de 3e associatiegroep wordt verzonden wanneer IN2-ingang wordt geactiveerd (met behulp van Basic
Commandoklasse). Parameter is alleen relevant als parameter 21 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0-255 | |||||||
Standaardinstelling: | 255 | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 54. Ingang 2 – waarde verzonden naar de 3e associatiegroep indien gedeactiveerd | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de waarde die wordt verzonden naar apparaten in de 3e associatiegroep wanneer de IN2-ingang is gedeactiveerd (met behulp van Basic
Commandoklasse). Parameter is alleen relevant als parameter 21 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0-255 | |||||||
Standaardinstelling: | 10 | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 150. Ingang 1 – gevoeligheid | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de traagheidstijd van IN1-ingang in alarmmodi. Pas deze parameter aan om stuiteren of te voorkomen
signaalstoringen. Parameter is alleen relevant als parameter 20 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 1-100 (10ms-1000ms, stappen van 10ms) | |||||||
Standaardinstelling: | 600 (10min) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 151. Ingang 2 – gevoeligheid | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de traagheidstijd van IN2-ingang in alarmmodi. Pas deze parameter aan om stuiteren of te voorkomen
signaalstoringen. Parameter is alleen relevant als parameter 21 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 1-100 (10ms-1000ms, stappen van 10ms) | |||||||
Standaardinstelling: | 10 (100 ms) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 152. Ingang 1 – vertraging van alarmannulering | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de extra vertraging voor het annuleren van het alarm op IN1-ingang. Parameter is alleen relevant als parameter 20 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – geen vertraging
1-3600 seconden |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (geen vertraging) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 153. Ingang 2 – vertraging van alarmannulering | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de extra vertraging voor het annuleren van het alarm op IN2-ingang. Parameter is alleen relevant als parameter 21 is ingesteld op 0 of 1 (alarmmodus). | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – geen vertraging
0-3600 seconden |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (geen vertraging) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 154. Uitgang 1 – werkingslogica | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de logica van de werking van de OUT1-uitgang. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – contacten normaal open/gesloten indien actief
1 – contacten normaal gesloten / open indien actief |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (NEE) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 155. Uitgang 2 – werkingslogica | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de logica van de werking van de OUT2-uitgang. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – contacten normaal open/gesloten indien actief
1 – contacten normaal gesloten / open indien actief |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (NEE) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 156. Uitgang 1 – automatisch uit | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de tijd waarna OUT1 automatisch wordt gedeactiveerd. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – automatisch uitschakelen uitgeschakeld
1-27000 (0.1s-45min, stappen van 0.1s) |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (auto uit uitgeschakeld) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 157. Uitgang 2 – automatisch uit | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de tijd waarna OUT2 automatisch wordt gedeactiveerd. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – automatisch uitschakelen uitgeschakeld
1-27000 (0.1s-45min, stappen van 0.1s) |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (auto uit uitgeschakeld) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 63. Analoge ingangen – minimale wijziging te melden | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de minimale wijziging (ten opzichte van de laatst gerapporteerde) van de analoge invoerwaarde die resulteert in het verzenden van een nieuw rapport. Parameter is alleen relevant voor analoge ingangen (parameter 20 of 21 ingesteld op 4 of 5). Als u een te hoge waarde instelt, kan het zijn dat er geen rapporten worden verzonden. | |||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – rapportage over wijziging uitgeschakeld
1-100 (0.1-10V, 0.1V stap) |
|||||||
Standaardinstelling: | 5 (0.5 V) | Parametergrootte: | 1 [byte] | |||||
Parameter: | 64. Analoge ingangen – periodieke rapporten | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de rapportageperiode van de waarde van de analoge ingangen. Periodieke rapporten zijn onafhankelijk van wijzigingen
in waarde (parameter 63). Parameter is alleen relevant voor analoge ingangen (parameter 20 of 21 ingesteld op 4 of 5). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – periodieke rapporten zijn uitgeschakeld
30-32400 (30-32400s) – rapporteringsinterval |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (periodieke rapporten uitgeschakeld) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 65. Interne temperatuursensor – minimale wijziging te melden | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de minimale verandering (ten opzichte van de laatst gerapporteerde) van de waarde van de interne temperatuursensor die resulteert in
nieuw rapport verzenden. |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – rapportage over wijziging uitgeschakeld
1-255 (0.1-25.5 °C) |
|||||||
Standaardinstelling: | 5 (0.5°C) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 66. Interne temperatuursensor – periodieke rapporten | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de rapportageperiode van de waarde van de interne temperatuursensor. Periodieke rapportages zijn onafhankelijk
van waardeveranderingen (parameter 65). |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – periodieke rapporten uitgeschakeld
60-32400 (jaren '60-9u) |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (periodieke rapporten uitgeschakeld) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 67. Externe sensoren – minimale wijziging te melden | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de minimale verandering (ten opzichte van de laatst gerapporteerde) van externe sensorwaarden (DS18B20 of DHT22)
dat resulteert in het verzenden van een nieuw rapport. Parameter is alleen relevant voor aangesloten DS18B20- of DHT22-sensoren. |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – rapportage over wijziging uitgeschakeld
1-255 (0.1-25.5 eenheden, 0.1) |
|||||||
Standaardinstelling: | 5 (0.5 eenheden) | Parametergrootte: | 2 bytes] | |||||
Parameter: | 68. Externe sensoren – periodieke rapporten | |||||||
Beschrijving: | Deze parameter definieert de rapportageperiode van de waarde van de analoge ingangen. Periodieke rapporten zijn onafhankelijk van wijzigingen
in waarde (parameter 67). Parameter is alleen relevant voor aangesloten DS18B20- of DHT22-sensoren. |
|||||||
Mogelijke instellingen: | 0 – periodieke rapporten uitgeschakeld
60-32400 (jaren '60-9u) |
|||||||
Standaardinstelling: | 0 (periodieke rapporten uitgeschakeld) | Parametergrootte: | 2 bytes] |
TECHNISCHE SPECIFICATIES
Het product Smart-Control wordt geproduceerd door Nice SpA (TV). Waarschuwingen: – Alle technische specificaties in dit hoofdstuk hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20 °C (± 5 °C) – Nice SpA behoudt zich het recht voor om op elk moment wijzigingen aan het product aan te brengen wanneer dit nodig wordt geacht, met behoud van dezelfde functionaliteiten en bedoeld gebruik.
Slimme bediening | |
Stroomvoorziening | 9-30V gelijkstroom ±10% |
Ingangen | 2 0-10V of digitale ingangen. 1 seriële 1-draads ingang |
Uitgangen | 2 potentiaalvrije uitgangen |
Ondersteunde digitale sensoren | 6 DS18B20 of 1 DHT22 |
Maximale stroom op uitgangen | 150mA |
Maximaal volumetage op uitgangen | 30V gelijkstroom / 20V wisselstroom ±5% |
Meetbereik ingebouwde temperatuursensor | -55 ° C – 126 ° C |
Bedrijfstemperatuur | 0–40°C |
Afmetingen
(Lengte x breedte x hoogte) |
29x18x13mm
(1.14" x 0.71" x 0.51") |
- De radiofrequentie van het individuele apparaat moet hetzelfde zijn als uw Z-Wave-controller. Controleer de informatie op de doos of raadpleeg uw dealer als u het niet zeker weet.
Radiozendontvanger | |
Radioprotocol | Z-Wave (500-serie-chip) |
Frequentieband | 868.4 of 869.8 MHz EU
921.4 of 919.8 MHz ANZ |
Bereik zendontvanger | tot 50m buitenshuis tot 40m binnenshuis
(afhankelijk van terrein en bouwstructuur) |
Maximaal zendvermogen | EIRP-max. 7 dBm |
(*) Het bereik van de zendontvanger wordt sterk beïnvloed door andere apparaten die op dezelfde frequentie werken met continue transmissie, zoals alarmen en radiokoptelefoons die interfereren met de zendontvanger van de besturingseenheid.
PRODUCTVERWIJDERING
Dit product maakt integraal deel uit van de automatisering en moet daarom samen met deze worden afgevoerd.
Net als bij de installatie moeten ook aan het einde van de levensduur van het product de demontage- en schrootbewerkingen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Dit product is gemaakt van verschillende soorten materiaal, waarvan sommige gerecycled kunnen worden, terwijl andere moeten worden afgedankt. Zoek informatie op over de recycling- en verwijderingssystemen die door de lokale regelgeving in uw regio voor deze productcategorie worden voorzien. Let op! – sommige onderdelen van het product kunnen verontreinigende of gevaarlijke stoffen bevatten die, als ze in het milieu terechtkomen,
kan ernstige schade toebrengen aan het milieu of de lichamelijke gezondheid.
Zoals aangegeven door het symbool hiernaast, is het ten strengste verboden dit product via het huisvuil weg te gooien. Scheid het afval in categorieën voor verwijdering, volgens de methoden voorzien door de huidige wetgeving in uw regio, of breng het product terug naar de winkelier wanneer u een nieuwe versie aanschaft.
Voorzichtigheid! – de lokale wetgeving kan voorzien in ernstige boetes in geval van misbruik van dit product.
CONFORMITEITSVERKLARING
Nice SpA verklaart hierbij dat het radioapparatuurtype Smart-Control voldoet aan Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het volgende internetadres: http://www.niceforyou.com/en/support
Leuke SpA
Oderzo TV Italië
info@niceforyou.com
www.niceforyou.com
IS0846A00EN_15-03-2022
Documenten / Bronnen
![]() |
Mooie Smart-Control Smart Functionaliteiten voor Analoge Apparaten [pdf] Gebruiksaanwijzing Smart-Control Slimme functionaliteiten voor analoge apparaten, Smart-Control, Slimme functionaliteiten voor analoge apparaten, Functionaliteiten voor analoge apparaten, Analoge apparaten, Apparaten |