
Nikon Corporation
Gebruikshandleiding
nikon-d700-handleiding DIGITALE CAMERA
Gebruikshandleiding
Nl
Waar kunt u het vinden
Vind wat u zoekt in:
i De vraag- en antwoordindex
p. ivix
Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet? Zoek het op in de vraag- en antwoordindex.
i De inhoud
Zoek items op functie of menunaam.
p. xxvii
i De snelhandleiding
p. 2223
Een korte handleiding voor gebruikers die direct foto's willen maken.
i De index
Zoek op trefwoord.
p. 438443
i Foutmeldingen
p. 409416
Als er een waarschuwing in de zoeker of op de monitor verschijnt, zoekt u hier de oplossing.
i Problemen oplossen
p. 402408
Doet de camera iets wat u niet verwacht? Zoek hier de oplossing.
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de veiligheidsinstructies in "Voor uw veiligheid" (p. xviii).
Inhoud van de verpakking
Controleer of alle hier vermelde onderdelen bij de camera zijn geleverd. Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht.
· D700 digitale camera (p. 3)
· Bodydop (p. 36, 388)
· BM-9 beschermkap voor lcd-monitor (p. 21)
· EN-EL3e oplaadbare · MH-18a snellader · AN-D700 polsriem Li-ionbatterij met met netsnoer (p. 32) (p. 21) afdekkapje (p. 32, 34)
· EG-D100 videokabel · UC-E4 USB-kabel
(p. 255)
(p. 238, 245)
· BS-1 afdekkapje accessoireschoentje (p. 377)
· Garantie · Gebruikshandleiding (deze
handleiding)
· Snelhandleiding · Software-installatiegids
· Cd-rom met software-suite
i
Symbolen en conventies
Om u in staat te stellen de gewenste informatie gemakkelijk te vinden, worden de volgende symbolen en conventies gebruikt:
D
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór gebruik om beschadiging van de camera te voorkomen.
A
Dit pictogram staat bij opmerkingen. Lees deze informatie voordat u de camera gebruikt.
Menuopties, opties en berichten die worden weergegeven in de monitor van de camera zijn vet gedrukt.
A Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC. PictBridge is een handelsmerk. Alle andere handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie bij uw Nikon-product worden vermeld, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
ii
X Inleiding s Tutorial d Opties voor beeldopname N Scherpstelling k Ontspanstand S ISO-gevoeligheid Z Belichting r Witbalans J Beeldoptimalisatie l Flitsen t Overige opnameopties I Meer informatie over weergave Q Verbindingen U Menugids n Technische opmerkingen
iii
vraag- en antwoordindex
Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Nieuwe functies
Vraag
Kernbegrip
Hoe maak ik foto's in FX-formaat? Hoe maak ik NEF (RAW)-foto's van hoge kwaliteit? Kan ik de monitor als zoeker gebruiken?
Beeldgebied 14-bits NEF (RAW) Livebeeld
Kan ik zelf bepalen hoe foto's worden verwerkt?
Beeldinstellingen
Hoe behoud ik details in schaduwen en hoge lichten?
Actieve D-Lighting
Hoe stel ik scherp op zich grillig verplaatsende onderwerpen?
Hoe weet ik of de camera horizontaal staat?
3D-tracking Virtuele horizon
Kan ik de scherpstelling voor verschillende objectieven afzonderlijk aanpassen?
Fijnafstelling AF
Hoe verwijder ik stof van het laagdoorlaatfilter, dat de beeldsensor beschermt?
Beeldsensor reinigen
Zie pagina 58 68 89 160 179 286
99, 346 347
392
Setup van de camera
Vraag Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp? Hoe zorg ik ervoor dat de monitor niet wordt uitgeschakeld?
Kernbegrip Dioptrie-instelling
Monitor uit
Zie pagina 45
297
iv
Vraag
Kernbegrip
Zie pagina
Hoe zorg ik ervoor dat de sluitertijd- en diafragmaweergaven niet worden uitgeschakeld?
Meter uit
48, 296
Kan ik een raster in de zoeker weergeven? Rasterweergave in zoeker 298
Hoe stel ik de klok in?
Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd? Wereldtijd Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik op
39, 334
reis ben?
Hoe pas ik de helderheid van de monitor aan voor menu's of weergave?
LCD-helderheid
332
Hoe herstel ik alle standaardinstellingen? Reset met twee knoppen 196
Hoe herstel ik de standaardinstellingen Opnamemenu
van het opnamemenu?
terugzetten
271
Hoe herstel ik de standaardwaarden voor de persoonlijke instellingen?
Herstel pers. instellingen
282
Hoe verander ik de vertraging van de zelfontspanner?
Vertraging zelfontspanner
297
Hoe zet ik de luidspreker uit?
Signaal
298
Kan ik de elektronische analoge belichtingsaanduiding omkeren?
Aanduidingen omkeren 330
Kan ik de menu's in een andere taal weergeven?
Taal (Language)
334
Kan ik de menu-instellingen opslaan om ze Instellingen opslaan/ op een andere D700-camera te gebruiken? laden
344
Menu's en aanduidingen
Vraag
Hoe krijg ik meer informatie over een menu? Hoe gebruik ik de menu's? Kan ik snel veelgebruikte instellingen weergeven? Kan ik snel recent gebruikte instellingen weergeven?
Kernbegrip Help Gebruik van de menu's Mijn menu
Recente instellingen
Zie pagina 31 26 364
368
v
Vraag Wat betekenen deze aanduidingen? Welke informatie wordt weergegeven in de opname-informatieweergave?
Wat betekent deze waarschuwing?
Hoeveel lading heeft de batterij nog? Hoe krijg ik meer informatie over de batterij? Hoe voorkom ik dat de bestandsnummering opnieuw begint als ik een nieuwe geheugenkaart plaats? Hoe zet ik de bestandsnummering terug op nul? Hoe reinig ik de camera of het objectief?
Kernbegrip Zoeker, lcd-venster, opnameinformatieweergave Foutmeldingen en waarschuwingsaanduidingen Batterijniveau
Batterij-informatie
Opeenvolgende nummering
De camera reinigen
Zie pagina 8, 10, 12
409 46 340
300
391
Foto's maken
Vraag
Kernbegrip
Hoeveel foto's kan ik nog met deze kaart Aantal resterende
maken?
opnamen
Hoe maak ik grotere foto's?
Hoe krijg ik meer foto's op de geheugenkaart?
Beeldkwaliteit en -grootte
Kan ik bepalen hoe de camera scherpstelt? Autofocus
Kan ik het scherpstelpunt kiezen?
Scherpstelpunt
Hoe maak ik snel een aantal foto's achtereen?
Ontspanstand
Kan ik de beeldsnelheid wijzigen?
Opnamesnelheid
Kan ik een zelfportret maken?
Zelfontspannerstand
Kan ik bij weinig licht zonder flitser fotograferen?
ISO-gevoeligheid
Kan de door mij gekozen ISO-gevoeligheid worden aangepast voor een optimale belichting?
Inst autom ISOgevoeligheid
Zie pagina 47
64, 69
71 76 84 86, 299 102 106
108
vi
Vraag
Hoe kan ik bewegende onderwerpen scherp of met beweging vastleggen?
Hoe krijg ik achtergronddetails onscherp of hoe houd ik zowel voor- als achtergrond scherp?
Kan ik zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig instellen?
Kan ik foto's lichter of donkerder maken?
Hoe kan ik een tijdopname maken?
Kan ik instellen dat de belichting of de flitssterkte automatisch wordt gevarieerd voor een reeks foto's?
Kan ik meerdere kopieën van een foto maken met verschillende witbalansinstellingen?
Hoe pas ik de witbalans aan?
Kan ik foto's maken met flitslicht?
Hoe kan ik rode ogen verminderen?
Hoe kan ik meerdere opnamen opslaan als één foto?
Hoe verminder ik verlies van helderheid aan de randen van foto's?
Kan ik een standaardniveau instellen voor de belichting?
Hoe kan ik onscherpte verminderen?
Kan ik de flitser gebruiken bij sluitertijden korter dan 1/250 sec.?
Kan ik een NEF-kopie van een foto opnemen terwijl ik JPEG-afbeeldingen maak?
Kernbegrip Belichtingstand f (sluitertijdvoorkeuze)
Belichtingstand g (diafragmavoorkeuze)
Belichtingstand h (handmatig) Belichtingscorrectie Lange tijdopname (A)
Belichtings- en flitsbracketing
Witbalansbracketing
Witbalans Flitsfotografie, flitsstand, rode-ogenreductie
Meervoudige belichting
Vignetteringscorrectie
Fijnafst. voor opt. belichting Spiegelvoorontspanning Flitssynchronisatie snelheid
+NEF (RAW)
Zie pagina 118
119
121 128 124 131, 315
135, 315 139 185 188 198
276
294 302 305
322
vii
Foto's bekijken
Vraag
Kernbegrip
Zie pagina
Kan ik mijn foto's op de camera bekijken?
Kan ik meer informatie over foto's weergeven?
Weergave op de camera 218
Foto-info
220
Waarom knipperen delen van mijn foto?
Foto-informatie, hoge lichten
222, 264
Hoe kom ik van een ongewenste foto af?
Afzonderlijke foto's wissen
236
Kan ik een aantal foto's tegelijk wissen?
Wissen
262
Kan ik inzoomen op foto's om te controleren of ze scherp zijn?
Zoomweergave
234
Kan ik foto's beveiligen tegen onopzettelijk wissen?
Beveiligen
235
Kan ik geselecteerde foto's verbergen?
Beeld verbergen
263
Hoe weet ik of delen van mijn foto's zijn overbelicht?
Weergavestand: hoge lichten
264
Hoe weet ik waarop de camera heeft scherpgesteld?
Weergavestand: scherpstelpunt
264
Kan ik de foto's die ik maak meteen bekijken? Beeld terugspelen
265
Is er een mogelijkheid voor automatische weergave ("diashow")?
Diashow
266
Foto's retoucheren
Vraag
Kernbegrip
Hoe breng ik details in schaduwen naar voren in tegenlichtgebieden of gebieden buiten het bereik van de flitser?
D-Lighting
Hoe verwijder ik rode ogen?
Rode-ogencorrectie
Kan ik in de camera een uitsnede van foto's maken?
Uitsnijden
Kan ik een monochrome kopie van een foto maken?
Monochroom
Kan ik een kopie met andere kleuren maken? Filtereffecten
Zie pagina 354 355 356 357 358
viii
Vraag
Kernbegrip
Kan ik met de camera JPEG-kopieën maken van NEF (RAW)-foto's?
Kleurbalans
Kan ik twee foto's over elkaar plaatsen om er één beeld van te maken?
Beeld-op-beeld
Zie pagina 358 359
Foto's bekijken of afdrukken op andere apparaten
Vraag
Kernbegrip
Kan ik mijn foto's op een televisie bekijken?
Kan ik mijn foto's in High Definition bekijken?
Weergave op televisie HDMI
Hoe kopieer ik foto's naar mijn computer?
Aansluiten op een computer
Hoe druk ik foto's af?
Foto's afdrukken
Kan ik zonder computer foto's afdrukken? Afdrukken via USB
Kan ik de datum op mijn foto's afdrukken? Tijdstempel
Hoe bestel ik professionele afdrukken? Printopdracht (DPOF)
Zie pagina 255
257
238 243 244 247 253
Optionele accessoires
Vraag
Kernbegrip
Zie pagina
Welke optionele flitsers kan ik gebruiken? Optionele flitser
377
Welke objectieven kan ik gebruiken?
Compatibele objectieven 370
Welke lichtnetadapters, battery packs,
afstandsbedieningskabels en zoekeraccessoires zijn beschikbaar voor
Overige accessoires
385
mijn camera?
Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken?
Goedgekeurde geheugenkaarten
390
Welke software is beschikbaar voor mijn camera?
Overige accessoires
388
ix
Inhoud
vraag- en antwoordindex........................................................................ iv Voor uw veiligheid..................................................................................xviii Kennisgevingen ......................................................................................... xxi
Inleiding
1
Overzicht ......................................................................................................... 2 Kennismaking met de camera................................................................. 3
Camerabody .............................................................................................. 3 Het Lcd-venster ........................................................................................ 8 De zoekerweergave ..............................................................................10 De opname-informatieweergave ....................................................12 De instelschijven ....................................................................................16
Snelhandleiding.......................................................................................... 22
Tutorial
25
Cameramenu's ............................................................................................26
Cameramenu's gebruiken ..................................................................28 Help............................................................................................................. 31
Eerste stappen.............................................................................................32
De batterij opladen ...............................................................................32 De batterij plaatsen...............................................................................34 Een objectief bevestigen.....................................................................36 Basisinstellingen..................................................................................... 38 Een geheugenkaart plaatsen.............................................................41 Zoekerbeeld aanpassen ......................................................................45
Basisstappen voor foto's maken en weergeven .............................46
x
Opties voor beeldopname
57
Beeldgebied................................................................................................. 58 Beeldkwaliteit.............................................................................................. 64 Beeldgrootte................................................................................................ 69
Scherpstelling
71
Scherpstelstand.......................................................................................... 72 AF-veldstand................................................................................................ 74 Selectie van scherpstelpunt................................................................... 76 Scherpstelvergrendeling......................................................................... 78 Handmatige scherpstelling.................................................................... 81
Ontspanstand
83
Een ontspanstand kiezen........................................................................ 84 Continustand............................................................................................... 86 Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld) ................................. 89 Zelfontspannerstand ..............................................................................102 De stand Spiegel omhoog....................................................................104
ISO-gevoeligheid
105
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen..........................................106 Instelling automatische ISO-gevoeligheid .....................................108
Belichting
111
Lichtmeting................................................................................................112 Belichtingsstand.......................................................................................114
e: Programma-automatiek .............................................................. 116 f: Sluitertijdvoorkeuze...................................................................... 118 g: Diafragmavoorkeuze .................................................................... 119 h: Handmatig........................................................................................ 121
xi
Lange tijdopnamen................................................................................ 124 Belichtingsvergrendeling (AE)............................................................ 126 Belichtingscorrectie................................................................................ 128 Bracketing .................................................................................................. 130
Witbalans
139
Witbalansopties ....................................................................................... 140 Fijnafstelling witbalans ......................................................................... 143 Een kleurtemperatuur kiezen ............................................................. 147 Handmatige preset................................................................................. 148
Beeldoptimalisatie
159
Beeldinstelling.......................................................................................... 160
Eigen beeldinstellingen maken ..................................................... 168
Actieve D-Lighting.................................................................................. 179 Kleurruimte................................................................................................ 181
Flitsen
183
De ingebouwde flitser........................................................................... 184 Gebruik van de ingebouwde flitser .................................................. 185 Flitsstanden ............................................................................................... 188 Flitscorrectie.............................................................................................. 190 FV-vergrendeling .................................................................................... 192
Overige opnameopties
195
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen terugzetten............................................... 196
Meervoudige belichting ....................................................................... 198 Intervalfotografie .................................................................................... 203 Objectieven zonder CPU ...................................................................... 210 Een GPS-apparaat gebruiken.............................................................. 213
xii
Meer informatie over weergave
217
Schermvullende weergave...................................................................218 Foto-informatie ........................................................................................220 Meerdere foto's weergeven: miniatuurweergave .......................232 Foto's van dichtbij bekijken: zoomweergave................................234 Foto's tegen verwijderen beveiligen ................................................235 Afzonderlijke foto's wissen...................................................................236
Verbindingen
237
Verbinden met een computer.............................................................238
Directe USB-verbinding .................................................................... 240 Draadloze en Ethernet-netwerken ............................................... 242
Foto's afdrukken.......................................................................................243
Directe USB-verbinding .................................................................... 244
Foto's op televisie bekijken..................................................................255
Standard-definition apparaten ...................................................... 255 High-definition apparaten............................................................... 257
Menugids
259
D Het weergavemenu: beelden beheren......................................260 Wissen...........................................................................................262 Weergavemap ...........................................................................263 Beeld verbergen .......................................................................263 Weergavestand .........................................................................264 Beeld terugspelen ....................................................................265 Na verwijderen ..........................................................................265 Draai portret...............................................................................265 Diashow .......................................................................................266 Printopdracht (DPOF) .............................................................267
C Het opnamemenu: opnameopties ..............................................268 Geheugenbank opnamemenu............................................269 Opnamemenu terugzetten...................................................271 Actieve map................................................................................272
xiii
Naamgeving bestanden........................................................ 274 Beeldkwaliteit............................................................................ 274 Beeldgrootte.............................................................................. 274 Beeldgebied............................................................................... 274 JPEG-compressie...................................................................... 275 NEF (RAW)-opname................................................................. 275 Witbalans .................................................................................... 275 Beeldinstelling kiezen ............................................................ 275 Beeldinstellingen beheren ................................................... 275 Kleurruimte ................................................................................ 275 Actieve D-Lighting................................................................... 276 Vignetteringscorrectie ........................................................... 276 Ruisonderdr lange sluitertijd ............................................... 277 Hoge ISO ruisonderdrukking ............................................... 278 ISO-gevoeligheid instellen ................................................... 278 Livebeeld..................................................................................... 278 Meervoudige belichting........................................................ 278 Intervalopnamen ..................................................................... 279 A Persoonlijke instellingen: camera-instellingen fijnafstellen................................................... 280 Geheugenbank pers. inst. ..................................................... 282 Herstel pers. instellingen....................................................... 282 a: Autofocus.................................................................................... 283 a1: Selectie AF-C-prioriteit .................................................... 283 a2: Selectie AF-S-prioriteit .................................................... 284 a3: Dynamisch AF-veld........................................................... 285 a4: Focus Tracking met Lock-On ........................................ 287 a5: AF-activering....................................................................... 287 a6: Verlichting scherpstelpunt ............................................ 288 a7: Doorloop scherpstelpunt............................................... 288 a8: Selectie scherpstelpunt .................................................. 289 a9: AF-hulpverlichting............................................................ 290 a10: Functie AF-ON-knop MB-D10..................................... 291 b: Lichtmeting/Belichting.......................................................... 292 b1: ISO-stapgrootte................................................................. 292 b2: Stapgrootte inst. belichting.......................................... 292 b3: Stapgrootte belichtingscorr. ........................................ 292 b4: Eenv. belichtingscorrectie ............................................. 293 b5: Grootte meetgebied........................................................ 294
xiv
b6: Fijnafst. voor opt. belichting .........................................294 c: Timers/AE-vergrendeling.......................................................296
c1: AE-vergr. ontspanknop....................................................296 c2: Lichtmeter automatisch uit............................................296 c3: Vertraging zelfontspanner .............................................297 c4: Monitor uit ...........................................................................297 d: Opnemen/Weergeven ...........................................................298 d1: Signaal...................................................................................298 d2: Rasterweergave in zoeker..............................................298 d3: Schermtips...........................................................................298 d4: Opnamesnelheid in CL-stand .......................................299 d5: Max. aant. continuopnamen.........................................299 d6: Opeenvolgende nummering........................................300 d7: Weergave opname-info..................................................301 d8: LCD-verlichting ..................................................................302 d9: Spiegelvoorontspanning ...............................................302 d10: MB-D10 batterijen ..........................................................302 d11: Batterijvolgorde ..............................................................304 e: Bracketing/Flits .........................................................................305 e1: Flitssynchronisatiesnelheid ...........................................305 e2: Langste sluitertijd bij flits ...............................................308 e3: Flitssturing ingeb. flitser .................................................309 e4: Instellicht ..............................................................................315 e5: Inst. voor auto bracketing ..............................................315 e6: Auto bracketing (M-stand).............................................316 e7: Bracketingvolgorde ..........................................................317 f: Bediening .....................................................................................318 f1: D schakelaar ........................................................................318 f2: Centrale knop multi-selector .........................................318 f3: Multi-selector.......................................................................319 f4: Functie van multi-selector ..............................................320 f5: FUNC.-knop toewijzen......................................................320 f6: Voorbeeldknop toewijzen...............................................324 f7: AE-L/AF-L knop toewijzen...............................................325 f8: Sltertijd en diafragma vergr............................................326 f9: Functie instelschijven inst...............................................326 f10: Knop loslaten voor instelsch........................................328 f11: Geen geheugenkaart?....................................................329 f12: Aanduidingen omkeren ................................................330
xv
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera................. 331 Formatteer geheugenkaart................................................. 332 LCD-helderheid......................................................................... 332 Beeldsensor reinigen.............................................................. 332 Spiegel omhoog (CCD reinigen)......................................... 332 Videostand ................................................................................. 333 HDMI............................................................................................. 333 Wereldtijd ................................................................................... 334 Taal ................................................................................................ 334 Beeldcommentaar ................................................................... 335 Automatische beeldrotatie .................................................. 336 Stof referentiefoto ................................................................... 337 Batterij-informatie ................................................................... 340 Draadloze transmitter ............................................................ 341 Beeld-authenticiteit ................................................................ 342 Copyrightinformatie ............................................................... 343 Instellingen opslaan/laden................................................... 344 GPS ................................................................................................ 346 Virtuele horizon ........................................................................ 346 Niet-CPU-objectief................................................................... 346 Fijnafstelling AF ........................................................................ 347 Firmware-versie........................................................................ 348
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken ..... 349 D-Lighting................................................................................... 354 Rode-ogencorrectie ................................................................ 355 Uitsnijden.................................................................................... 356 Monochroom............................................................................. 357 Filtereffecten ............................................................................. 358 Kleurbalans................................................................................. 358 Beeld-op-beeld ......................................................................... 359 Vergelijken.................................................................................. 362
O Mijn menu: een aangepast menu maken.................................. 364
Recente instellingen weergeven................................................... 368
xvi
Technische opmerkingen
369
Compatibele objectieven .....................................................................370 Optionele flitsers......................................................................................377 Overige accessoires.................................................................................385 Behandeling van uw camera ...............................................................391
Opslag ..................................................................................................... 391 Reinigen.................................................................................................. 391 Het laagdoorlaatfilter ........................................................................ 392
"Nu reinigen"..............................................................................392 "Reinigen bij aan-/uitzetten"................................................393 Handmatig reinigen ................................................................395 Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen ..............398 Problemen oplossen...............................................................................402 Foutmeldingen .........................................................................................409 Bijlage...........................................................................................................417 Specificaties ...............................................................................................428 Index ............................................................................................................. 438
xvii
Voor uw veiligheid
Als u schade aan uw Nikon-product of letsel voor uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven:
A Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel te voorkomen alle waarschuwingen voordat u dit Nikon-product gebruikt.
Waarschuwing
A Zorg dat de zon buiten beeld blijft
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor dat de zon ver buiten beeld blijft. Als zonlicht in de camera convergeert doordat de zon zich in of dicht bij het beeld bevindt, kan dit brand veroorzaken.
A Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke lichtbronnen kijken via de zoeker kan tot blijvende vermindering van het gezichtsvermogen leiden.
A Gebruik van de dioptrie-instelling van de
zoeker
Wanneer u de dioptrie-instelling gebruikt met het oog tegen de zoeker, dient u op te passen dat u niet per ongeluk uw vinger in uw oog steekt.
A Zet het apparaat onmiddellijk uit in geval
van storing
Indien er rook of een ongewone geur vrijkomt uit het apparaat of de lichtnetadapter (apart verkrijgbaar), haalt u onmiddellijk de stekker van de lichtnetadapter uit het stopcontact en verwijdert u de batterij. Pas daarbij op dat u zich niet brandt. Voortgaand gebruik kan leiden tot letsel. Nadat u de batterij hebt verwijderd, brengt u het apparaat voor onderzoek naar een door Nikon geautoriseerd servicecenter.
A Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen kan tot letsel leiden. In geval van een defect mag dit product uitsluitend worden gerepareerd door een gekwalificeerde reparateur. Mocht het product openbreken als gevolg van een val of ander ongeluk, verwijder dan de batterij en/of koppel de lichtnetadapter los en breng het product voor onderzoek naar een door Nikon geautoriseerd servicecenter.
xviii
A Gebruik het apparaat niet in de nabijheid
van ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet in de nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit kan leiden tot explosie of brand.
A Buiten bereik van kinderen houden
Als deze waarschuwing niet in acht wordt genomen, kan dit leiden tot letsel.
A Doe de draagriem niet om de hals van
kinderen
Het dragen van de camerariem om de nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van de batterijen bij dit product: · Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat. · U mag de batterij niet kortsluiten of uit elkaar halen. · Zorg ervoor dat het product is uitgeschakeld voordat u de batterij vervangt. Als u een lichtnetadapter gebruikt, moet u deze eerst loskoppelen. · Plaats batterijen niet ondersteboven of achterstevoren. · Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperaturen. · U mag batterijen niet blootstellen aan of onderdompelen in water. · Plaats het afdekkapje van de batterij terug wanneer u de batterij vervoert. Vervoer of bewaar de batterij niet samen met metalen voorwerpen, zoals halskettingen of haarspelden.
· Volledig ontladen batterijen kunnen gaan lekken. Als u schade aan het product wilt voorkomen, dient u een ontladen batterij te verwijderen.
· Als de batterij niet in gebruik is, plaatst u het afdekkapje op de contactpunten en bergt u de batterij op een koele, droge plaats op.
· Direct na gebruik of als het product gedurende een langere periode op de batterij heeft gewerkt, kan de batterij zeer warm zijn. Zet de camera daarom uit en laat de batterij afkoelen voordat u deze verwijdert.
· Stop onmiddellijk met het gebruik van een batterij als u veranderingen opmerkt, zoals verkleuring of vervorming.
xix
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in A Gebruik geschikte kabels
acht bij het gebruik van de snellader · Houd het product droog. Het niet in
Als u kabels op de in- en uitgangen aansluit, gebruik dan uitsluitend de
acht nemen van deze
meegeleverde kabels of kabels die
waarschuwing kan leiden tot brand
Nikon voor het beoogde doel
of een elektrische schok. · Verwijder stof op of bij metalen
verkoopt. Zo weet u zeker dat u de voorschriften voor dit product
onderdelen van de stekker met een
naleeft.
droge doek. Voortgaand gebruik A Cd-roms
kan leiden tot brand. · Tijdens onweer dient u het netsnoer
Cd-roms met software of gebruikshandleidingen mogen niet
niet aan te raken en niet in de buurt van de lader te komen. Het niet in
op audio-cd-apparatuur worden afgespeeld. Het afspelen van een
acht nemen van deze
cd-rom op een audio-cd-speler kan
waarschuwing kan leiden tot een elektrische schok. · Beschadig, wijzig of verbuig het netsnoer niet en trek er niet met
gehoorverlies of schade aan de apparatuur veroorzaken.
A Wees voorzichtig bij het gebruik van de
kracht aan. Plaats het snoer niet onder zware objecten en stel het
flitser · Gebruik van de camera met de
niet bloot aan hitte of vuur. Als de
flitser terwijl deze zich dicht bij de
isolatie is beschadigd en de
huid of andere voorwerpen bevindt,
stroomdraden blootliggen, brengt u het netsnoer voor onderzoek naar
kan brandwonden veroorzaken. · Gebruik van de flitser dicht bij de
een door Nikon geautoriseerd
ogen van een persoon kan leiden
servicecenter. Het niet in acht
tot tijdelijke vermindering van het
nemen van deze waarschuwing kan
gezichtsvermogen. Pas extra goed
leiden tot brand of een elektrische
op als u kleine kinderen
schok.
fotografeert. De flitser mag zich niet
· Houd de stekker of de lader niet met
op minder dan één meter van de
natte handen vast. Het niet in acht
persoon bevinden.
nemen van deze waarschuwing kan A Vermijd contact met vloeibare kristallen
leiden tot een elektrische schok.
Mocht de monitor breken, pas dan
op dat u zich niet verwondt aan de
glassplinters en dat de vloeibare
kristallen uit de monitor niet in
aanraking komen met uw huid,
ogen of mond.
xx
Kennisgevingen
· Niets uit de handleidingen die bij dit product horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden, overgezet of opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of worden vertaald in een andere taal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon.
· Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en de software die in deze handleidingen zijn beschreven op elk gewenst moment zonder aankondiging te wijzigen.
· Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van dit product.
· Hoewel al het mogelijke in het werk is gesteld om ervoor te zorgen dat de informatie in deze handleidingen accuraat en volledig is, stellen we het ten zeerste op prijs als u eventuele fouten of onvolkomenheden onder de aandacht wilt brengen van de Nikonvertegenwoordiger in uw land/regio (adres apart vermeld).
xxi
Pictogram voor gescheiden inzameling in Europese landen
Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen: · Dit product moet gescheiden van het overige afval worden ingeleverd
bij een daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi dit product niet weg als huishoudafval. · Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
· Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden gekopieerd of gereproduceerd Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van (plaatselijke) overheden, zelfs niet als dergelijke kopieën of reproducties worden voorzien van een stempel "Voorbeeld" of "Specimen".
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in het buitenland in omloop zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het kopiëren of reproduceren van ongebruikte door de overheid uitgegeven postzegels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven postzegels en gecertificeerde wettelijke documenten is verboden.
· Waarschuwingen met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van bepaalde waardepapieren De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeaubonnen en dergelijke), vervoerspassen of coupons, behalve als het gaat om een minimum aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Het is eveneens niet toegestaan om door de overheid uitgegeven paspoorten, vergunningen van overheidsinstellingen en andere instanties, identiteitsbewijzen, toegangsbewijzen, pasjes en maaltijdbonnen te kopiëren of te reproduceren.
· Auteursrechten Het kopiëren of reproduceren van creatief materiaal waarop het auteursrecht rust, zoals boeken, muziek, schilderijen, houtsneden, afdrukken, plattegronden, tekeningen, films en foto's, is onderhevig aan nationale en internationale auteurswetten. Gebruik dit product niet om illegale kopieën te maken of voor andere activiteiten die het auteursrecht schenden.
xxii
Wegwerpen van opslagmedia Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens. Wis alle gegevens met behulp van speciale software alvorens een opslagmedium weg te werpen of aan een ander over te doen. Een alternatief is het medium eerst te formatteren en vervolgens geheel te vullen met beelden zonder persoonlijke informatie (bijvoorbeeld foto's van de lucht). Vergeet niet eventuele foto's voor de functie Handmatige preset te wissen. Voorkom letsel bij het fysiek vernietigen van opslagmedia. Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon Nikon-camera's zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe elektronische schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief batterijladers, batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te werken en zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd. Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de camera tot gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt. Het gebruik van oplaadbare Li-ionbatterijen van andere fabrikanten, die niet zijn voorzien van het holografische zegel van Nikon (zie rechts), kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken. Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon geautoriseerde leverancier.
xxiii
A Voordat u belangrijke foto's gaat maken
Voordat u foto's gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het product.
A Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikons inzet voor "permanente kennisoverdracht" met het oog op doorlopende productondersteuning en -educatie is voortdurend bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende sites: · Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/ · Voor gebruikers in Europa en Afrika:http://www.europe-nikon.com/support · Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten:http://www.nikon-asia.com/ Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQs) en algemeen advies over digital imaging en digitale fotografie. Aanvullende informatie kan mogelijk worden verstrekt door de Nikon importeur in uw land/regio. Bezoek de volgende website voor contactgegevens: http://imaging.nikon.com/
xxiv
XInleiding
X
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u op de hoogte moet zijn voordat u de camera gebruikt, waaronder de namen van de cameraonderdelen.
Overzicht ..................................................................................... p. 2
Kennismaking met de camera ................................................ p. 3
Camerabody.................................................................................................. p. 3 Het lcd-venster ............................................................................................. p. 8 De zoekerweergave.................................................................................. p. 10 De opname-informatieweergave........................................................ p. 12 De instelschijven........................................................................................ p. 16
Snelhandleiding....................................................................... p. 22
1
Overzicht
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale reflexcamera
X
(SLR). Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en bewaar de handleiding op een plaats
waar iedereen die het product gebruikt deze kan lezen.
D Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik met uw digitale camera van Nikon, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de van toepassing zijnde veiligheids- en functioneringsvoorschriften. HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN EN KAN UW GARANTIE DOEN VERVALLEN.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon beveelt aan de camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door de leverancier of een door Nikon geautoriseerd servicecenter en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt. Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
2
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de
bedieningsonderdelen en aanduidingen van de camera. Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk
X
kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Camerabody
1
9
10
2
11
3
4
12
13 5
6
14
7
15
8
1 Keuzeknop ontspanstand ...........85 8 BS-1 afdekkapje
2 Ontgrendeling keuzeknop
accessoireschoentje.................... 377
ontspanstand...................................85 9 Hoofdschakelaar .............................46
3 QUAL-knop (beeldkwaliteit/-
10 Ontspanknop ............................53, 54
grootte) .......................................65, 70 11 E knop (belichtings-
Knop voor reset met twee
correctie)......................................... 128
knoppen ......................................... 196 Knop voor reset met twee
4 Oogje voor polsriem......................21 knoppen.......................................... 196
5 WB-knop
12 I-knop
(witbalans) .................. 141, 146, 147 (belichtingsstand)........................ 115
6 ISO-knop
Q knop (formatteren)..................43
(ISO-gevoeligheid) ...................... 106 13 Oogje voor polsriem......................21
7 Accessoireschoentje
14 Filmvlakmarkering (E) ................82
(voor optionele flitser) ............... 384 15 Lcd-venster ......................................... 8
3
Camerabody (vervolg)
X
1 Ingebouwde flitser...................... 185 2 Flitserknop ..................................... 185 3 M knop (flitsstand) ....................... 185
Y knop (flitscorrectie).............. 190 4 Afdekkapje
flitsaansluiting .............................. 384 5 Afdekkapje 10-pins afstands-
bedieningsaansluiting ........213, 389 6 Flitsaansluiting ............................. 384 7 10-pins afstandsbedienings-
aansluiting ............................213, 389
8 Aansluitingendeksel..........240, 255 9 HDMI mini-pinaansluiting ........ 257 10 Videoaansluiting .......................... 255 11 USB-aansluiting ..................240, 245 12 Gelijkstroomaansluiting voor
optionele lichtnetadapter EH-5a of EH-5 ................................ 385 13 Objectiefontgrendeling................37 14 Selectieknop voor scherpstelstand ........................72, 81 15 Diafragmasimulator.................... 430 16 Spiegel.............................89, 104, 395
4
8
9
X
1
10
2
3
4
5
11
6
7
12
1 AF-hulpverlichting ...................... 290 Zelfontspannerlampje ............... 103 Lampje rode-ogenreductie ........ 188
2 Secundaire instelschijf..................16 3 Scherptedieptevoorbeeld-
knop ........................................115, 324 4 Fn-knop................ 131, 135, 193, 320 5 Deksel van batterijvak ..................34
6 Ontgrendeling deksel batterijvak .........................................34
7 Deksel over aansluiting voor optioneel MB-D10 battery pack .................................................. 385
8 CPU-contact 9 Bevestigingsmarkering.................36 10 Objectiefvatting ..............................82 11 Statiefaansluiting 12 Bodydop.......................................... 388
5
Camerabody (vervolg)
X
1 Zoeker.................................................45 2 Zoekeroculair ...................................45 3 Hendel van oculairsluiter.............45 4 O knop (wissen)..................... 56, 236
Q knop (formatteren) .................43 5 K knop (weergave)............. 55, 218 6 Monitor ............................. 55, 89, 218 7 G-knop (menu)................. 26, 259
8 L knop (beveiliging) ............... 235 ? knop (help) .....................................31
9 W knop (miniaturen/uitzoomen) ........... 232
10 X knop (inzoomen op weergave).......... 234
11 J knop (OK) .....................................30
6
X
1 Dioptrie-instelling ..........................45 2 Selectieknop voor
lichtmeting .................................... 113 3 A knop (AE/AF- vergrendeling)
.............................................. 78, 79, 325 4 B-knop (AF-ON).................73, 96 5 Hoofdinstelschijf.............................16 6 Multi-selector...................................28 7 Centrale knop van
multi-selector ................................... 28
8 Vergrendeling scherpstelselectieknop.................76
9 Deksel kaartsleuf.............................41
10 Selectieknop voor AF-veldstand ....................................74
11 Toegangslampje geheugenkaart.........................42, 54
12 R (informatieweergave/ weergave voor snelinstellingen)knop ....................................................12
7
Het lcd-venster
1
14
2
X
3
13
4
12
5
11
10
6
9
7
8
1 Sluitertijd ...............................118, 121 Belichtingscorrectiewaarde..... 128 Flitscorrectiewaarde ................... 190 ISO-gevoeligheid......................... 106 Witbalans fijnafstemming ........ 146 Kleurtemperatuur ...................... 147 Witbalansvoorinstelling nummer .......................................... 157 Aantal opnamen in belichtingsen flitsbracketingserie ............... 131 Aantal opnamen in witbalansbracketingserie............................. 135 Aantal intervallen voor intervalfotografie .............. 206 Brandpuntsafstand (objectieven zonder CPU)......... 212
2 Pictogram sluitertijdvergrendeling ............ 326
3 Aanduiding flexibel programma.................................... 117
4 Belichtingsstand .......................... 114 5 Beeldgrootte ....................................70 6 Beeldkwaliteit ..................................65 7 Aanduiding witbalans
fijnafstemming ............................. 146 8 Witbalans ........................................ 140 9 Aantal resterende opnamen.......47
Aantal resterende opnamen tot buffergeheugen vol is...................87 Aanduiding opnamestand ....... 239 Opnameaanduiding vooringestelde witbalans ......... 151 Handmatig objectiefnummer .... 212 10 "K" (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan 1000 opnamen) ...............................47 11 Flitsstand......................................... 185 12 Aanduiding meervoudige belichting........................................ 200
8
15
28
16
27
X
17
26 25
18
24
23
19
22
20
21
13 Diafragma (f-waarde) ........119, 121 Diafragma (aantal stops) ...120, 373, Stapgrootte belichtings- en flitsbracketing............................... 132 Stapgrootte witbalansbracketing................... 136 Aantal opnamen per interval ............................................ 206 Maximaal diafragma (objectieven zonder CPU)......... 212
14 Aanduiding diafragmastop .....................120, 373
15 Aanduiding flitscorrectie .......... 190 16 Aanduiding
belichtingscorrectie.................... 128 17 Aanduiding
flitssynchronisatie ....................... 305 18 Aanduiding
ISO-gevoeligheid......................... 106 Auto-ISO gevoeligheidsaanduiding ........ 108
19 Aanduiding "Klok niet ingesteld " .............................. 40, 410
20 MB-D10 batterijaanduiding ..... 304 21 Batterijaanduiding .........................46 22 Intervalaanduiding ..................... 206 23 Elektronische analoge
belichtingsaanduiding ............. 123 Belichtingscorrectie .................... 128 Belichtings- en flitsbracketing voortgangsaanduiding ............. 131 Witbalans bracketing voortgangsaanduiding............. 135 Aanduiding helling ..................... 322 24 Aanduiding "Signaal" ................. 298 25 Aanduiding GPS-verbinding ... 214 26 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing ............................... 131 Aanduiding witbalans bracketing ...................................... 135 27 Pictogram diafragmavergrendeling ........... 326 28 Aanduiding kleurtemperatuur.... 147
9
De zoekerweergave
1
2
3
X
4
5 6 7 8 9 10 11
12 13 14
15
16 17
18 19
20
21
22 23
24
10
1 Raster (wordt weergegeven als 16 Aantal resterende
Aan is geselecteerd voor
opnamen ...........................................47
persoonlijke instelling d2;wordt
Aantal resterende opnamen tot
niet weergegeven wanneer DX-
buffergeheugen vol is ...............53, 87
formaat (24 × 16) is geselecteerd voor Beeldgebied), p. 58 ......... 298
X Witbalans
opnameaanduiding.................... 151
2 Haakjes AF-veld........................45, 94 Belichtingscorrectiewaarde....... 128
3 Referentiecirkel van 12 mm voor
Flitscorrectiewaarde ................... 190
centrumgerichte
17 Flitsgereedaanduiding............... 185
lichtmeting .................................... 112 18 Aanduiding
4 Scherpstelpunten................. 76, 289 5 Scherpstelaanduiding ...........53, 82 6 Lichtmeting ................................... 112 7 Belichtingsvergrendeling (AE) ...... 126 8 Pictogram
sluitertijdvergrendeling ............ 326 9 Sluitertijd ...............................118, 121 10 Pictogram
FV-vergrendeling ......................... 193
19 Aanduiding flitssynchronisatie........................ 305
20 Aanduiding diafragmastop ........ 120
21 Elektronische analoge belichtingsaanduiding ............. 123 Belichtingscorrectieweergave ........................................ 128 Aanduiding helling ..................... 322
diafragmavergrendeling........... 326 11 Diafragma (f-waarde) ........119, 121
Diafragma (aantal stops) ...120, 373, 12 Belichtingsstand .......................... 114 13 Aanduiding flitscorrectie .......... 190
22 Batterijaanduiding .........................46
23 Auto-ISO gevoeligheidsaanduiding ....... 108
24 "K" (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan
14 Aanduiding
1000 opnamen) ...............................47
belichtingscorrectie.................... 128
15 ISO-gevoeligheid......................... 106
D Geen batterij
Als de batterij helemaal leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt het beeld in de zoeker gedimd. Dit is normaal en duidt niet op een storing. De zoekerweergave wordt hersteld wanneer een volledig opgeladen batterij wordt geplaatst.
D Het lcd-venster en de zoekerweergave
De helderheid van het lcd-venster en de zoekerweergave hangt af van de temperatuur en de responstijd van deze schermen kan afnemen bij lage temperaturen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
11
De opname-informatieweergave
Wanneer u op de knop R drukt, wordt op de
monitor opname-informatie weergegeven,
X
zoals sluitertijd, diafragma, aantal resterende opnamen, buffercapaciteit en AF-veldstand.
Druk nogmaals op de knop R om de
geselecteerde instellingen te wijzigen (p. 15). De opname-informatie verdwijnt van de
R knop
monitor wanneer u een derde keer op de
knop R drukt of de ontspanknop half indrukt. Bij de
standaardinstellingen wordt de monitor automatisch uitgeschakeld
als er gedurende circa 10 seconden geen handelingen plaatsvinden.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, p. 297) als u wilt opgeven hoe lang de monitor blijft ingeschakeld. Zie persoonlijke instelling d7 (Weergave opname-info, p. 301) als u de kleur van de letters in de opnameinformatieweergave wilt wijzigen.
12
1 23
4
567 8
20
9
19 18
10
X
17
11
16
12
15 14
13
1 Belichtingsstand .......................... 114
2 Aanduiding flexibel programma.................................... 117
3 Pictogram sluitertijdvergrendeling ............ 326
4 Sluitertijd ...............................118, 121 Belichtingscorrectiewaarde..... 128 Flitscorrectiewaarde ................... 190 Aantal opnamen in bracketingserie....................131, 135 Brandpuntsafstand (objectieven zonder CPU)......... 212 Kleurtemperatuur ...................... 147
5 Aanduiding kleurtemperatuur........................ 147
6 Aanduiding diafragmastop .....................120, 373
7 Pictogram diafragmavergrendeling........... 326
8 Diafragma (f-waarde) ........119, 121 Diafragma (aantal stops) ....120, 373 Stapgrootte bracketing....132, 136 Maximaal diafragma (objectief zonder CPU) .............. 212
9 Elektronische analoge belichtingsaanduiding ............. 123 Belichtingscorrectie.................... 128 Bracketing voortgangsaanduiding ....131, 135
10 Camerabatterijaanduiding..........46
11 Weergave MB-D10 batterijen ....................................... 304 MB-D10 batterijaanduiding ..... 303
12 "K" (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan 1000 opnamen) ..............................47
13 Aantal resterende opnamen ...........................................87 Handmatig objectiefnummer......................... 212
14 Aanduiding automatisch veld-AF................................................75 Aanduiding scherpstelpunt........76 Aanduiding AF-veldstand............75 Aanduiding 3D-tracking .... 75, 286
15 Witbalans ........................................ 140 Aanduiding witbalans fijnafstemming ............................ 146
16 Beeldkwaliteit ..................................64
17 Beeldgrootte ....................................69
18 Vignetteringscorrectie ............... 276
19 Aanduiding ontspanstand (enkel beeld/continu)....................84 Opnamesnelheid bij continuopname...............................87
20 Aanduiding flitssynchronisatie........................ 305
13
De opname-informatieweergave (vervolg)
21 22 23 24 25 2627
X
28
44
29
30
43
31
42
32
41
33
40
34
39
35
38 37 36
21 Aanduiding ISO-gevoeligheid......................... 106 Auto-ISO gevoeligheidsaanduiding ........ 108
22 Aanduiding belichtingscorrectie.................... 128
23 Aanduiding flitscorrectie .......... 190
24 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing............................... 131 Aanduiding witbalans bracketing ...................................... 135
25 Aanduiding GPS-verbinding ............................ 214
26 Lichtmeting ................................... 112 27 Aanduiding "Signaal"................. 298
28 Aanduiding meervoudige belichting........................................ 200
29 Intervalaanduiding ..................... 206
30 Aanduiding copyrightinformatie ................... 343
31 Aanduiding beeldcommentaar ...................... 335
32 Aanduiding actieve D-Lighting....................................... 180
33 Aanduiding kleurruimte............ 181 34 Toewijzing voorbeeldknop
scherptediepte ............................. 324 35 Toewijzing Fn-knop ..................... 320 36 Toewijzing AE-L/AF-L -knop......... 325 37 Aanduiding beeldinstelling ..... 163 38 Aanduiding ruisonderdrukking
lange sluitertijd ............................ 277 39 Geheugenbank voor
persoonlijke instellingen .......... 282 40 Geheugenbank
opnamemenu ............................... 269 41 Aanduiding hoge ISO
ruisonderdrukking ...................... 278 42 Aanduiding
FV-vergrendeling ......................... 193 43 Flitsstand................................185, 189 44 "Aanduiding
"Klok niet ingesteld" ............ 40, 410
14
De weergave voor snelinstellingen
Als u instellingen voor de onderstaande items wilt wijzigen, drukt u op de knop R in de opname-informatieweergave. Markeer items met de multi-selector en druk op J om naar het menu voor het gemarkeerde item te gaan.
X
R knop
1
10
2
9
3
8
76 5 4
1 Actieve D-Lighting.......................... 180 2 Kleurruimte ...................................... 181 3 Toewijzing voorbeeldknop
scherptediepte................................. 324 4 Toewijzing Fn-knop......................... 320 5 Toewijzing AE-L/AF-L-knop ............. 325
6 Beeldinstelling ................................. 162 7 Ruisonderdrukking lange
sluitertijd ............................................ 277 8 Geheugenbank voor
persoonlijke instellingen.............. 282 9 Geheugenbank
opnamemenu................................... 269 10 Hoge ISO ruisonderdrukking...... 278
A De knoptoewijzingen weergeven
De pictogrammen 0, 2 en 4 duiden op de functie "knop indrukken" (p. 320) respectievelijk uitgevoerd door de scherptedieptevoorbeeldknop, Fn-knop en AE-L/AF-L-knop. De functies "knop + instelschijven" (p. 323) worden aangegeven door de pictogrammen 1, 3 en 5. Als afzonderlijke functies zijn toegewezen aan "knop indrukken" en "knop + instelschijven", kunt u de laatstgenoemde toewijzing weergeven door te drukken op de knop W.
15
De instelschijven
De hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf kunnen afzonderlijk of in combinatie met andere knoppen worden gebruikt om diverse
X instellingen aan te passen.
M knop Flitsstand/ Flitscorrectie
QUAL-knop Beeldkwaliteit/grootte
WB-knop Witbalans
ISO-knop ISOgevoeligheid
Fn-knop De belichting met een bepaalde waarde variëren
Secundaire instelschijf
E knop Belichtingscorrectie
I-knop Belichtingsstand
Hoofdinstelschijf
16
Beeldkwaliteit en formaat
Houd de knop QUAL ingedrukt en draai aan de instelschijven.
Beeldkwaliteit
instellen
X
(p. 65)
+
Een beeldgrootte kiezen (p. 70)
QUAL-knop
Hoofdinstelschijf
+
Lcd-venster
QUAL-knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
ISO-gevoeligheid
Houd de knop ISO ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf.
ISO-
gevoeligheid instellen (p.106)
+
ISO-knop
Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
17
Belichting
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de belichtingsstand te kiezen.
X De
belichtingsstand
selecteren
+
(p. 114)
I-knop
Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Gebruik de instelschijven om de belichting aan te passen.
Een combinatie van diafragma en sluitertijd kiezen (belichtingsstand P; p. 117)
+
Belichtingsstand Hoofdinstelschijf e
Lcd-venster
Een sluitertijd kiezen (belichtingsstand S of M; p. 118, 121)
+
Belichtingsstand f Hoofdinstelschijf of h
Lcd-venster
Een diafragma kiezen (belichtingsstand A of M; p. 119, 121)
+
Belichtingsstand g of h
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
18
Belichtingscorrectie instellen (p. 128)
+
E knop
Hoofdinstelschijf
X
Lcd-venster
Bracketing activeren of annuleren/ aantal opnamen in bracketingserie kiezen (p. 131, 134)
+
Fn-knop
Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Stapgrootte voor belichtingsbracketing kiezen (p. 132)
+
Fn-knop Secundaire instelschijf
Lcd-venster
A De Fn-knop
Afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f5 (FUNC.-knop toewijzen, p.320) kunnen de Fn-knop en de instelschijven worden gebruikt om bracketinginstellingen aan te passen (standaardoptie), het beeldgebied te selecteren, sluitertijd en diafragma te vergrendelen, sluitertijd en diafragma in stappen van 1 LW te selecteren, vooraf opgegeven objectiefgegevens voor objectieven zonder CPU te selecteren of dynamisch veld-AF te selecteren.
A De scherptedieptevoorbeeldknop en de AE-L/AF-L-knop
Afhankelijk van de opties die zijn geselecteerd voor persoonlijke instelling f6 (Voorbeeldknop toewijzen, p.324) en f7 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, p.325), kunnen de scherptedieptevoorbeeldknop en de knop AE-L/AF-L worden gebruikt in combinatie met de instelschijven om dezelfde functies uit te voeren als de knop Fn.
19
Witbalans
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de instelschijven.
Een witbalans-
X instelling
kiezen (p. 141)
+
WB-knop
Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Witbalans fijnafstellen (p. 146), kleurtemperatuur instellen (p. 147) of een witbalansvoorinstelling kiezen (p. 157)
+
WB-knop Secundaire instelschijf
Lcd-venster
Flitsinstellingen
Houd de knop M ingedrukt en draai aan de instelschijven.
Een flitsstand
selecteren
(p. 185)
+
Flitscorrectie aanpassen (p. 190)
M knop
Hoofdinstelschijf
+
Lcd-venster
M knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
20
De AN-D700 camerariem bevestigen
Bevestig de camerariem stevig aan de twee oogjes op de camerabody, zoals hieronder wordt aangegeven.
X
BM-9 beschermkap voor monitor
Er wordt een doorzichtig plastic kapje bij de camera geleverd dat de monitor schoon houdt en beschermt wanneer de camera niet wordt gebruikt. U bevestigt het kapje door het uitsteeksel aan de bovenkant in de daarvoor bestemde uitsparing boven de cameramonitor te plaatsen (q) en op de onderkant van het kapje te drukken totdat dit op zijn plaats klikt (w).
U verwijdert het kapje door de camera stevig vast te houden en de onderkant van het kapje voorzichtig van de camera af te bewegen, zoals rechts wordt aangegeven.
21
Snelhandleiding
Volg deze stappen om meteen aan de slag te gaan met uw camera.
1 X
Laad de batterij op (p. 32).
2 Plaats de batterij (p.34).
3 Bevestig een
objectief (p.36).
4 Plaats een geheugenkaart
(p. 41).
Bevestigingsmarkering
Voorkant
5 Zet de camera aan (p. 46).
Zie pagina 38 voor informatie over het kiezen van een taal en het instellen van de datum en tijd. Zie pagina 45 voor informatie over het aanpassen van het zoekerbeeld.
22
6 Controleer de camera-instellingen (p. 46, 49).
Belichtingsstand
Beeldgrootte Beeldkwaliteit
Batterijniveau
Aantal resterende opnamen
X
Witbalans Lcd-venster
ISO-gevoeligheid Zoekerweergave
7 Kies enkelvoudige autofocus (p. 51, 72).
Draai de selectieknop voor de scherpstelstand naar S (enkelvoudige autofocus).
8 Stel scherp en druk af
(p. 53, 54).
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de ontspanknop vervolgens helemaal in om de foto te maken.
Scherpstelaanduiding
9 Geef de foto weer
(p. 55).
10 Wis ongewenste foto's
(p. 56).
Druk twee keer op de knop O om de huidige foto te verwijderen.
K knop O knop
23
X
24
sTutorial
s
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de cameramenu's gebruikt, hoe u de camera gereedmaakt voor gebruik en hoe u uw eerste foto's maakt en weergeeft.
Cameramenu's...........................................................................p. 26
Cameramenu's gebruiken ...................................................................... p. 28 Help ................................................................................................................ p. 31
Eerste stappen ..........................................................................p. 32
De batterij opladen................................................................................... p. 32 De batterij plaatsen .................................................................................. p. 34 Een objectief bevestigen........................................................................ p. 36 Basisinstellingen ........................................................................................ p. 38 Een geheugenkaart plaatsen................................................................ p. 41 Zoekerbeeld aanpassen.......................................................................... p. 45
Basisstappen voor foto's maken en weergeven .................p. 46
25
Cameramenu's
De meeste opname-, weergave- en instelopties zijn toegankelijk via de cameramenu's. Als u de menu's wilt
s weergeven, drukt u op de knop G.
G-knop
Tabs
Kies uit het weergavemenu, het opnamemenu, het menu Persoonlijke instellingen, het setupmenu, het retoucheermenu en Mijn menu (zie volgende pagina).
Schuif geeft positie in huidig menu aan.
Huidige instellingen worden aangegeven met pictogrammen.
Q
Als het pictogram "Q" wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie over het geselecteerde item weergeven door op de knop L (Q) te drukken (p. 31).
Menuopties Opties in huidig menu.
26
Menu's
De volgende menu's zijn beschikbaar.
Menu
D Weergave
C Opname
A
Persoonlijke instelling
B Setup
N Retoucheer
O Mijn menu
Beschrijving
Weergave-instellingen aanpassen en foto's beheren
(p. 260).
Opname-instellingen aanpassen (p. 268).
s
Camera-instellingen aanpassen (p. 280).
Geheugenkaarten formatteren en basisinstellingen voor de camera selecteren (p. 331).
Geretoucheerde kopieën van bestaande foto's maken (p. 349).
Een menu met eigen opties maken (p. 364). Indien gewenst kan een menu met recent gebruikte instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn Menu (p. 368).
27
Cameramenu's gebruiken
Menubediening
Met de multi-selector en de knop J kunt u door de menu's navigeren.
Multi-selector
Gemarkeerde
s
Cursor omhoog item
selecteren
Annuleren en terugkeren naar vorige menu
Gemarkeerde item selecteren of submenu weergeven
Cursor omlaag
J knop
Gemarkeerde item selecteren
Door de menu's navigeren
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu's te navigeren.
1 Geef de menu's weer.
G-knop
Druk op de knop G om de menu's weer te geven.
2 Markeer het pictogram voor
het huidige menu.
Druk op 4 om het pictogram voor het huidige menu te markeren.
28
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren.
s
4 Plaats de cursor in het
geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde menu te plaatsen.
5 Markeer een menu-item.
Druk op 1 of 3 om een menuitem te markeren.
6 Weergave-opties
Druk op 2 om de opties voor het geselecteerde menu-item weer te geven.
7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.
29
8 Selecteer het gemarkeerde item.
Druk op J om het gemarkeerde item te selecteren. Druk op de knop G als u wilt afsluiten zonder een optie te selecteren.
s
J knop
Let op het volgende:
· Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar. · Hoewel drukken op 2 of het midden van de multi-selector
gewoonlijk hetzelfde effect heeft als drukken op J, kunt u een selectie in sommige gevallen alleen bevestigen door op J te drukken. · U verlaat de menu's en keert terug naar de opnamestand door de ontspanknop half in te drukken (p. 54).
30
Help
Als het pictogram Q linksonder op de monitor
wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie
weergeven door op de knop L (Q) te
drukken. Zolang u de knop ingedrukt houdt,
wordt een beschrijving van de geselecteerde optie of het geselecteerde menu
s
weergegeven. Druk op 1 of 3 om door de
tekst te bladeren.
L knop
31
Eerste stappen
De batterij opladen
De camera wordt gevoed door een EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij (meegeleverd).
s De EN-EL3e is bij levering niet volledig opgeladen. Voor een
maximale opnameduur dient u de batterij vóór gebruik op te laden in de meegeleverde MH-18a snellader. Het duurt circa twee uur en een kwartier om een lege batterij volledig op te laden.
1 Sluit de lader aan op een stopcontact.
Sluit de stekker van de lichtnetadapter aan op de batterijlader en steek de stekker van het netsnoer in het stopcontact.
2 Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
Li-ion BATTERY PACK
32
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de lader. Het oplaadlampje (CHARGE) knippert terwijl de batterij wordt opgeladen.
s
4 Verwijder de batterij wanneer deze is
opgeladen.
Het laden is voltooid als het oplaadlampje (CHARGE) stopt met knipperen. Verwijder de batterij en trek de stekker van de lader uit het stopcontact.
33
De batterij plaatsen
1 Zet de camera uit.
Hoofdschakelaar
Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert.
s
2 Open het deksel van het batterijvak.
Open het deksel van het batterijvak aan de onderzijde van de camera.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij, zoals rechts wordt aangegeven.
4 Sluit het deksel van het batterijvak.
De batterij verwijderen
Zet de camera uit voordat u de batterij verwijdert. Om kortsluiting te voorkomen, plaatst u het afdekkapje terug als de batterij niet wordt gebruikt.
34
D De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina's xviiixx en 398401 van deze handleiding en volg ze op. Om kortsluiting te voorkomen, plaatst u het afdekkapje terug als de batterij niet wordt gebruikt. Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40 °C. Tijdens het opladen moet de temperatuur tussen de 5 en 35 °C liggen.
s Voor optimale resultaten dient u de batterij op te laden bij een temperatuur
boven 20 °C. De batterijcapaciteit kan afnemen als de batterij bij een lage temperatuur wordt opgeladen of als de batterij wordt gebruikt bij een temperatuur die lager ligt dan de temperatuur waarbij de batterij is opgeladen. Als de batterij wordt opgeladen bij een temperatuur onder 5° C, kan de aanduiding van de gebruiksduur in de weergave Batterij-informatie (p. 340) tijdelijk een lager niveau aangeven. Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn. Wacht met opladen totdat de batterij is afgekoeld. Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen. Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u de lader niet gebruikt.
D Incompatibele batterijen
Deze camera kan niet worden gebruikt met EN-EL3 of EN-EL3a oplaadbare Li-ionbatterijen voor de D100, D70-serie of D50 of met de MS-D70 CR2batterijhouder.
A EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
De meegeleverde EN-EL3e geeft informatie door aan compatibele apparaten, zodat de camera de batterijlading kan weergeven in zes niveaus (p. 46). De optie Batterij-informatie in het setup-menu toont informatie over de batterijlading, de gebruiksduur en het aantal gemaakte foto's sinds de batterij voor het laatst is opgeladen (p. 340).
35
Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het objectief verwijdert.
1 Verwijder de achterste objectiefdop en de bodydop.
s
Nadat u hebt gecontroleerd of de camera uitstaat, verwijdert u de
achterste objectiefdop van het objectief en verwijdert u de
bodydop van de camera.
qw
2 Bevestig het objectief.
Zorg dat de bevesti-
gingmarkering op het
objectief in lijn staat met
de markering op de
camerabody en plaats
Bevesti-
het objectief in de bajonetvatting van de
gingsmarkering
camera. Draai het
objectief linksom totdat
het op zijn plaats klikt,
waarbij u erop let dat u niet op de objectiefontgrendeling drukt.
Als het objectief is voorzien van een A-M- of M/A-M-schakelaar, selecteert u A (autofocus) of M/A (autofocus met handinstellingsprioriteit).
36
3 Verwijder de objectiefdop.
q w
q
s
Het objectief verwijderen
Zet de camera uit voordat u een objectief verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt verwijderen, houdt u de ontgrendeling ingedrukt terwijl u het objectief rechtsom draait. Plaats na het verwijderen van het objectief de objectiefdoppen en de bodydop terug op respectievelijk het objectief en de camera.
D CPU-objectieven met diafragmaring
Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (p. 370), vergrendelt u deze op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde). Raadpleeg de
handleiding van het objectief voor meer informatie.
A Objectief
In deze handleiding wordt een AF-S VR Zoom-Nikkor 24-120mm f/3.5-5.6G IF-ED objectief als voorbeeld gebruikt.
Schaal
Bevestigingsmarkering
brandpuntsafstand
Brandpuntsafstand index
Objectiefdop
CPU-contact (p. 370)
Zoomring
Achterste objectiefdop
Schakelaar scherpstelstand (p. 36) VR (vibratiereductie) aan/uitschakelaar Scherpstelring (p. 81)
37
Basisinstellingen
De eerste keer dat de menu's worden weergegeven, wordt
automatisch de taaloptie in het setup-menu gemarkeerd. Kies een
taal en stel de datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet instelt,
knippert B op de monitor en worden onjuiste datum en tijd bij de
foto's opgenomen.
s
1 Zet de camera aan.
Hoofdschakelaar
2 Selecteer Language.
Druk op G om de cameramenu's weer te geven en selecteer vervolgens Language in het setup-menu. Zie "Cameramenu's gebruiken" (p. 28) voor informatie over het gebruik van de menu's.
G-knop
3 Selecteer een taal.
Druk op 1 of 3 om de gewenste taal te markeren en druk op J.
38
4 Selecteer Wereldtijd.
Selecteer Wereldtijd en druk op 2.
5 Stel de tijdzone in.
s
Er verschijnt een selectievenster voor de tijdzone. Druk op 4 of 2 om de lokale tijdzone te markeren (het veld UTC geeft
het verschil in uren aan tussen
de geselecteerde tijdzone en de
Coordinated Universal Time of UTC) en druk op J.
6 Schakel de zomertijd in of
uit.
De opties voor de zomertijd worden weergegeven. De zomertijd is standaard uitgeschakeld. Als de zomertijd van kracht is in de lokale tijdzone, drukt u op 1 om Aan te markeren en drukt u vervolgens op J.
7 Stel de datum en tijd in.
Het dialoogvenster dat u hier rechts ziet, wordt weergegeven. Druk op 4 of 2 om een optie te selecteren en druk op 1 of 3 om de optie te wijzigen. Druk op J wanneer de klok is ingesteld op de huidige datum en tijd.
39
8 Stel de datumnotatie in.
Druk op 1 of 3 om de volgorde te kiezen waarin het jaar, de maand en de dag worden weergegeven en druk op J.
s
9 Keer terug naar de opnamestand.
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamestand.
A De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare batterij die indien nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (p. 385). Twee dagen opladen is voldoende om de klok gedurende ongeveer
drie maanden van stroom te voorzien. Als het pictogram B knippert in het
lcd-venster, is de klokbatterij leeg en is de klok teruggezet. Stel de klok in op de juiste datum en tijd.
A De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone klokken. Controleer daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en pas de tijd zo nodig aan.
40
Een geheugenkaart plaatsen
De camera bewaart foto's op type I CompactFlash-geheugenkaarten (apart verkrijgbaar, p. 390). Type II CompactFlash-kaarten en microdrives kunnen niet worden gebruikt. In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe u een geheugenkaart plaatst en formatteert.
1 Zet de camera uit.
Hoofdschakelaar
s
Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
2 Open het deksel van de kaartsleuf.
Schuif het deksel van de kaartsleuf uit (q) en open de kaartsleuf (w).
3 Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart met de voorkant naar de monitor gericht (q). Wanneer de geheugenkaart volledig is geplaatst, komt de uitwerpknop naar voren (w) en licht het groene toegangslampje kort op.
Voorkant Toegangslampje
D Geheugenkaarten plaatsen
Plaats de geheugenkaart met de contacten eerst. Als u de kaart ondersteboven of achterstevoren probeert te plaatsen, kan dit schade aan de camera of de geheugenkaart veroorzaken. Zorg ervoor dat u de geheugenkaart op de juiste manier plaatst.
Richting van plaatsing Contacten
Voorkant
41
4 Sluit het deksel van de kaartsleuf.
Sluit (q) het deksel van de kaartsleuf en vergrendel het (w).
s
Geheugenkaarten verwijderen
1 Zet de camera uit.
Controleer of het toegangslampje uit is en zet de camera uit.
Toegangslampje
2 Verwijder de geheugenkaart.
Open het deksel van de kaartsleuf en druk op de uitwerpknop (q) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen (w). De geheugenkaart kan vervolgens met de hand worden verwijderd. Druk niet op de geheugenkaart terwijl u op de uitwerpknop drukt. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan de camera of de geheugenkaart beschadigd raken.
42
Geheugenkaarten formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voordat ze voor het eerst worden gebruikt. Formatteer de kaart, zoals hieronder wordt beschreven.
D Geheugenkaarten formatteren
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed
gewist. Kopieer foto's en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar een computer alvorens verder te gaan (p. 238).
s
1 Zet de camera aan.
Hoofdschakelaar
2 Druk op de Q knoppen.
Houd de Q knoppen (I en O) gedurende circa twee seconden tegelijk ingedrukt.
Er verschijnt een knipperende C in de sluitertijdweergave in het lcd-venster en in de zoeker. Als u wilt afsluiten zonder de geheugenkaart te formatteren, wacht u zes seconden (standaardinstelling) tot C stopt met knipperen of drukt u op om het even welke knop behalve de Q knoppen (I en O).
O knop I knop
Lcd-venster Zoekerweergave
A Zie ook
Zie pagina 332 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten met de optie Formatteer geheugenkaart in het setup-menu.
43
3 Druk nogmaals op de Q knoppen.
Druk een tweede keer tegelijk op de Q knoppen (I en O) terwijl C knippert om de geheugenkaart te formatteren. Tijdens het formatteren mag u de geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen.
s
Nadat het formatteren is voltooid, wordt
in het lcd-venster en in de zoeker het
aantal foto's aangegeven dat bij de
huidige instellingen kan worden
opgeslagen.
D Geheugenkaarten
· Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn. Ga daarom voorzichtig te werk wanneer u een geheugenkaart uit de camera verwijdert.
· Geheugenkaarten die zijn geformatteerd in een computer of een ander apparaat, moeten opnieuw in de camera worden geformatteerd voordat ze kunnen worden gebruikt voor opname of weergave.
· Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert. Verwijder de geheugenkaart of batterij niet uit de camera, zet de camera niet uit en koppel de lichtnetadapter niet los terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd of terwijl informatie wordt opgeslagen, verwijderd of gekopieerd naar een computer. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart.
· Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen. · U mag de kaart niet buigen, laten vallen of bloot stellen aan hevige schokken. · Oefen geen druk uit op de kaart. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt,
kan de geheugenkaart beschadigd raken. · Niet blootstellen aan water, hitte, hoge vochtigheid of direct zonlicht.
A Geen geheugenkaart
Als geen geheugenkaart is geplaatst, wordt in het lcdvenster en de zoeker de aanduiding S weergegeven. Als de camera wordt uitgeschakeld wanneer deze wordt gevoed door een opgeladen ENEL3e batterij en geen geheugenkaart is geplaatst, wordt S weergegeven in het lcd-venster.
44
Zoekerbeeld aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrie-instelling, waarmee de camera aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast. Voordat u gaat fotograferen, controleert u of de weergave van het zoekerbeeld scherp is.
1 Trek de dioptrie-instelling omhoog.
s
Verwijder de objectiefdop, zet de camera aan en trek de dioptrie-instelling uit (q).
2 Stel het zoekerbeeld scherp.
Draai aan de dioptrie-instelling totdat het zoekerbeeld, de scherpstelpunten en de haakjes van het AF-veld scherp zijn.
Haakje AF-veld
3 Plaats de dioptrie-instelling terug.
Druk de dioptrie-instelling terug in (e).
Scherpstelpunt
A Zoekerobjectieven met dioptrie-instelling
Corrigerende objectieven (apart verkrijgbaar; p. 386) kunnen worden gebruikt om de dioptrie van de zoeker verder aan te passen. Voordat u een zoekerobjectief met dioptrie-instelling bevestigt, moet u het DK-17 zoekeroculair verwijderen. Sluit de sluiter van het zoekeroculair om het oculair te ontgrendelen (q) en schroef het oculair vervolgens los zoals rechts wordt getoond (w).
45
Basisstappen voor foto's maken en weergeven
De camera aanzetten
s Voordat u foto's maakt, zet u de camera aan en controleert u het
batterijniveau en het aantal resterende opnamen, zoals hieronder wordt beschreven.
1 Zet de camera aan.
Hoofdschakelaar
Zet de camera aan. Het lcdvenster wordt ingeschakeld en het beeld in de zoeker licht op.
2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het lcdvenster of in de zoeker.
Pictogram *
Lcd-venster Zoeker
Beschrijving
L
--
Batterij volledig opgeladen.
K
--
J
--
Batterij gedeeltelijk ontladen.
I
--
Batterij bijna leeg. De batterij moet
H
d
binnenkort worden opgeladen of worden vervangen door een
reservebatterij.
H
d Ontspanknop uitgeschakeld. Laad de
(knipperen) (knipperen) batterij op of vervang de batterij.
* Er wordt geen pictogram weergegeven als de camera wordt gevoed door een optionele lichtnetadapter.
46
3 Controleer het aantal resterende
opnamen.
De opnameteller in het lcd-venster en in de zoeker geeft het aantal foto's
s
aan dat bij de huidige instellingen kan
worden gemaakt. Als dit aantal nul is,
knippert A in de opnameteller en
knippert n of j in de
sluitertijdweergave.
A Geheugenkaarten met een grote capaciteit
Als op de geheugenkaart voldoende ruimte beschikbaar is om duizend of meer foto's bij de huidige instellingen op te slaan, wordt het aantal resterende opnamen aangegeven in duizendtallen, afgerond naar het dichtstbijzijnde honderdtal (als er bijvoorbeeld ruimte is voor circa 1.260 opnamen, geeft de opnameteller 1,2 K aan).
47
A Lcd-verlichting
Als u de hoofdschakelaar in de positie D Hoofdschakelaar houdt, worden de belichtingsmeters en de verlichting van het lcd-venster (lcdverlichting) geactiveerd, zodat het venster in het donker kan worden afgelezen. Wanneer u de
s hoofdschakelaar loslaat, blijft de verlichting nog zes seconden (bij standaardinstelling) ingeschakeld terwijl de belichtingsmeters van de camera actief zijn of tot de sluiter wordt ontspannen of de hoofdschakelaar opnieuw naar D wordt gedraaid.
A Meter uit
Standaard worden de sluitertijd- en diafragmaweergaven in het lcd-venster en de zoeker uitgeschakeld als er gedurende circa zes seconden geen handelingen plaatsvinden (meter automatisch uit). Zo wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd. Druk de ontspanknop half in om de zoekerweergave in te schakelen (p. 54).
6 sec.
Belichtingsmeter aan
Belichtingsmeter uit
Belichtingsmeter aan
De tijdsduur waarna de belichtingsmeters automatisch worden uitgeschakeld, kan worden ingesteld via persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit, p. 296).
A Weergave bij uitgeschakelde camera
Bij een uitgeschakelde camera waarin een batterij en
een geheugenkaart zijn geplaatst, worden de
beeldteller en het aantal resterende opnamen
weergegeven. (Bij sommige geheugenkaarten wordt
deze informatie alleen weergegeven als de camera is
ingeschakeld.)
Lcd-venster
48
Camera-instellingen aanpassen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's maakt met de standaardinstellingen.
1 Controleer de camera-instellingen.
Belichtingsstand
s
Beeldformaat
Beeldkwaliteit:
Witbalans Lcd-venster
ISO-gevoeligheid Zoekerweergave
De standaardinstellingen worden hieronder vermeld.
Optie
Standaard
Beschrijving
Pagina
JPEG-afbeeldingen opnemen met een
Beeldkwali-
NORM compressieverhouding van circa 1 : 8 (Vaste
teit (JPEG Normaal) grootte geselecteerd voor JPEG-compressie).
64
Ideaal voor snapshots.
Beeldgrootte
L (Groot)
Beelden van FX-formaat zijn 4.256 × 2.832 pixels groot.
69
ISO-gevoeligheid
200
ISO-gevoeligheid (het digitale equivalent van filmgevoeligheid) is ingesteld op ISO 200.
106
Witbalans
v (Automatisch)
Witbalans wordt automatisch aangepast voor natuurlijke kleuren bij de meeste soorten verlichting.
140
Belichtingsstand
e
De camera past de sluitertijd en het diafragma
(Programma automatisch aan voor een optimale belichting in 114
automatiek) de meeste situaties.
Scherpstelpunt
Middelste scherpstelpunt (enkelpunts AF)
Scherpstelpunt
Hierboven ziet u een voorbeeld van het scherpstelpunt in de zoekerweergave. De camera stelt scherp op het onderwerp in het middelste scherpstelpunt zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
76
49
2 Selecteer de belichtingsstand e.
Druk op de I-knop en draai aan de
hoofdinstelschijf om de belichtingsstand e
te selecteren. De camera past de sluitertijd
en het diafragma automatisch aan voor
s
een optimale belichting in de meeste
situaties.
I-knop Hoofdinstelschijf
3 Kies de enkelvoudige
ontspanstand.
Ontgrendeling keuzeknop ontspanstand
Houd de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand ingedrukt en draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar S (enkel beeld). Bij deze instelling maakt de camera één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Keuzeknop ontspanstand
4 Kies enkelpunts AF.
Draai aan de selectieknop voor AF-veldstand totdat deze op zijn plaats klikt en naar K (enkelpunts AF) wijst. Bij deze instelling kan de gebruiker zelf het scherpstelpunt kiezen.
AF-veldstand selectieknop
50
5 Kies enkelvoudige
autofocus.
Scherpstelstand selectieknop
Draai aan de selectieknop voor
scherpstelstand totdat deze op
zijn plaats klikt en naar S
(enkelvoudige autofocus) wijst.
s
Bij deze instelling stelt de
camera automatisch scherp op
het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Er kunnen alleen foto's
worden gemaakt als de camera heeft scherpgesteld.
6 Kies matrixmeting.
Selectieknop lichtmeting
Draai de selectieknop voor lichtmeting naar a (matrixmeting). Bij matrixmeting wordt informatie van de RGB-sensor met 1,005 segmenten gebruikt voor een optimaal resultaat voor het hele beeld.
51
De camera gereedmaken
Wanneer u foto's in de zoeker kadreert, houdt u
de handgreep in uw rechterhand en
ondersteunt u de camerabody of het objectief
met uw linkerhand. Houd ter ondersteuning
s
uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam gedrukt en plaats één voet een halve pas naar
voren om uw bovenlichaam stabiel te houden.
Wanneer u foto's in de portretstand (staand) maakt, houdt u de camera zoals rechts wordt weergegeven.
Zie pagina 89 voor informatie over het kadreren van foto's op de monitor.
52
Scherpstellen en afdrukken
1 Druk de ontspanknop
half in om scherp te
stellen (p. 54).
Bij de
s
standaardinstellingen stelt
de camera scherp op het
onderwerp in het
middelste scherpstelpunt. Kadreer in de zoeker een foto met het
Scherpste- Buffercalaanduiding paciteit
hoofdonderwerp in het
middelste scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in. Als de
camera kan scherpstellen, klinkt een geluidssignaal en verschijnt
de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker. Als het onderwerp
donker is, kan de AF-hulpverlichting automatisch gaan branden
ter ondersteuning van de scherpstelling.
Zoekerweergave I
2
4 24 (knippert)
Beschrijving Onderwerp is scherp. Scherpstelpunt ligt tussen camera en onderwerp. Scherpstelpunt ligt achter het onderwerp. Camera kan met autofocus niet scherpstellen op onderwerp in scherpstelpunt.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld en wordt het aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen ("t", p. 87), in de zoeker weergegeven.
Voor informatie over wat u moet doen als de camera niet kan scherpstellen met autofocus, zie "Goede resultaten met autofocus" (p. 80).
53
2 Druk de ontspanknop
helemaal in om de foto te
maken.
Druk de ontspanknop rustig
s
helemaal in om de foto te maken. Het toegangslampje
Toegangslampje
naast het deksel van de
kaartsleuf brandt terwijl de foto op de geheugenkaart wordt
opgeslagen.
D Het toegangslampje van de geheugenkaart
Zolang het toegangslampje van de geheugenkaart brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen, de camera niet uitzetten en de stroombron niet verwijderen of loskoppelen.
A De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps ontspanknop. De camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Als u de foto wilt maken, drukt u de ontspanknop helemaal in.
Scherpstellen Foto maken
54
Foto's bekijken
1 Druk op de knop K.
Er wordt een foto op de monitor weergegeven.
s
2 Bekijk andere foto's.
U kunt andere foto's weergeven door op 4 of 2 te drukken. Druk op 1 of 3 om extra informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 220).
1 / 10
N I KON D700
1/ 250 F11 200
35mm
AUTO 0, 0 100ND700 DSC_0001. JPG 15/07/2008 10: 02: 27
NORMAL 4256x2832
Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.
A Beeld terugspelen
Als Aan is geselecteerd voor Beeld terugspelen in het weergavemenu (p. 265), worden foto's na opname automatisch circa 4 sec. (standaardinstelling) op de monitor weergegeven.
55
Ongewenste foto's wissen
Als u de foto wilt wissen die op de monitor wordt weergegeven, drukt u op de knop O. Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto's
niet meer kunnen worden hersteld.
1 s
Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt beschreven in
"Foto's bekijken" op de vorige pagina.
K knop
2 Wis de foto.
Druk op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
O knop
Druk nogmaals op de knop O om het beeld te wissen en terug te keren naar de weergave. Als u wilt afsluiten zonder de foto te wissen, drukt u op K.
A Wissen
Als u meerdere beelden wilt wissen, gebruikt u de optie Wissen in het weergavemenu (p. 262).
56
dOpties voor
beeldopname
d
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het beeldgebied, de beeldkwaliteit en de beeldgrootte kiest.
Beeldgebied ..............................................................................p. 58 Beeldkwaliteit ...........................................................................p. 64 Beeldgrootte .............................................................................p. 69
57
Beeldgebied
Dankzij de FX-formaat (36,0 × 23,9 mm)
beeldsensor van de camera kunt u beelden
opslaan met een beeldgebied (beeldhoek) dat
equivalent is met dat van een analoge
kleinbeeldcamera. Selecteer het beeldgebied
d
met de optie Beeldgebied in het opnamemenu. Bij de standaardinstelling Automatische DX-
uitsnede snijdt de camera foto's automatisch bij tot de DX-beeldhoek
als een DX-formaat objectief is bevestigd. Met de optie Kies
beeldgebied kunt u een beeldhoek van kleinbeeldformaat
selecteren.
Automatische DX-uitsnede
Kies of automatisch een DX-uitsnede moet worden geselecteerd als een DX-objectief is bevestigd.
Optie
Beschrijving
Aan De camera selecteert automatisch DX-uitsnede als een DX(standaard) objectief is bevestigd.
Uit Uitsnede geselecteerd voor Kies beeldgebied wordt gebruikt.
58
Beeldgebied kiezen
Kies het beeldgebied dat u wilt gebruiken wanneer Uit is geselecteerd voor Automatische DX-uitsnede (p. 61).
Optie
Beschrijving
Beelden worden opgeslagen in
FX-formaat, waarbij het
volledige gebied van de
beeldsensor (36,0 × 23,9 mm)
c
FX-formaat (36x24)
wordt gebruikt. Dit levert een beeldhoek op die equivalent is
d
met die van een Nikkor-
objectief op een kleinbeeldcamera. De randen van
foto's die zijn gemaakt met een DX-formaat objectief,
zijn donker.
Een gebied van 23,5 x 15,6 mm in het midden van de beeldsensor (getoond door de DX-formaat uitsnede in de
a
DX-formaat (24x16)
zoeker) wordt gebruikt om foto's in DX-formaat op te slaan. Als u de brandpuntsafstand van het objectief in kleinbeeldequivalent wilt berekenen, vermenigvuldigt u de waarde met 1,5.
DX-formaat uitsnede
A De DX-formaat uitsnede
Als Automatisch (standaardinstelling) of Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling a6 (Verlichting scherpstelpunt), wordt de DX-formaat
uitsnede getoond met een beeld in de zoeker wanneer DX-formaat actief is. Als Uit is geselecteerd, wordt het gebied buiten de DX-formaat uitsnede
aangeduid met een transparant masker.
DX-formaat uitsnede
59
A DX-objectieven
DX-objectieven zijn bedoeld voor gebruik met DX-formaat camera's en
hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor kleinbeeldcamera's. Als Automatische DX-uitsnede is uitgeschakeld en FX-formaat (36 × 24) is geselecteerd voor Beeldgebied wanneer een DX-objectief is bevestigd, zijn
de randen van het beeld mogelijk verduisterd. Dit is niet altijd zichtbaar in de zoeker maar wanneer de beelden worden weergegeven, is de resolutie mogelijk lager of zijn de randen van het beeld donker.
d
DX-formaat
Beeldcirkel bij DX-formaat (24 × 16)
FX-formaat
Beeldcirkel bij FX-formaat (36 × 24)
60
Het beeldgebied kan worden ingesteld met de optie Beeldgebied in het opnamemenu of (wanneer beeldgebied is toegewezen aan de Fnknop) door de Fn-knop ingedrukt te houden en te draaien aan de hoofdinstelschijf.
Het menu Beeldgebied
1 Selecteer Beeldgebied.
Markeer Beeldgebied in het
d
opnamemenu (p.268) en druk op
2.
2 Kies een optie.
Markeer Automatische DXuitsnede of Kies beeldgebied en druk op 2.
3 Pas de instellingen aan.
Selecteer een optie en druk op J. De geselecteerde uitsnede wordt weergegeven in de zoeker (p. 59).
61
De knop Fn
1 Wijs beeldgebied toe aan de Fn-knop.
Selecteer Kies beeldgebied voor persoonlijke instelling f5, FUNC.-knop toewijzen > FUNC.-knop + schijven (p. 323).
2 d Kies het beeldgebied.
Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste uitsnede wordt weergegeven in de zoeker (p. 59). Deze bewerking is niet mogelijk tijdens meervoudige belichting (p. 201).
Fn-knop
U kunt de momenteel geselecteerde optie voor beeldgebied weergeven, door te drukken op de Fnknop om het beeldgebied in de zoeker, het lcd-venster of de opnameinformatieweergave weer te geven. FXformaat wordt getoond als "36 24", DX-formaat als "24 16".
Hoofdinstelschijf
62
D Automatische DX-uitsnede
De Fn-knop kan niet worden gebruikt om het beeldgebied te selecteren als een DX-objectief is bevestigd en Automatische DX-uitsnede is ingeschakeld.
A De knoppen Fn, AE-L/AF-L en scherptedieptevoorbeeld
De beeldgebiedinstellingen kunnen worden gewijzigd met de Fn-knop (standaardinstelling, zie persoonlijke instelling f5, FUNC.-knop toewijzen,
p. 320), de scherptedieptevoorbeeldknop (persoonlijke instelling f6,
Voorbeeldknop toewijzen, p. 324) of de knop AE-L/AF-L (persoonlijke
instelling f7, AE-L/AF-L knop toewijzen, p.325). Sommige opties voor "knop
indrukken" kunnen niet worden gecombineerd met de opties "+ schijven".
d
A Beeldgrootte
De beeldgrootte hangt af van de optie die is geselecteerd voor beeldgebied.
63
Beeldkwaliteit
De volgende opties voor beeldkwaliteit zijn beschikbaar.
Optie
Bestandstype
Beschrijving
d
NEF (RAW)
RAW-gegevens van de beeldsensor worden
rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen in
de NEF-indeling (Nikon Electronic Format).
Gebruik deze optie voor beelden die naar een
NEF
computer worden overgezet om te worden afgedrukt of verwerkt. Nadat NEF (RAW)-
afbeeldingen naar een computer zijn overgezet,
kunt u ze alleen bekijken met een compatibel
softwareprogramma, zoals ViewNX (meegeleverd,
p. 238) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p. 388).
TIFF (RGB)
Er worden ongecomprimeerde TIFF-RGBafbeeldingen opgeslagen met een bitdiepte van 8 TIFF (RGB) bits per kanaal (24-bits kleur). TIFF wordt ondersteund door een groot aantal beeldbewerkingsprogramma's.
JPEG Fijn
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met
een compressieverhouding van circa 1:4 (beeldkwaliteit Fijn). *
JPEG Normaal
JPEG Basis
NEF (RAW) + JPEG Fijn
JPEG
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een compressieverhouding van circa 1:8 (beeldkwaliteit Normaal). *
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een compressieverhouding van circa 1:16 (beeldkwaliteit Basis). *
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF
JPEG NEF/JPEG (RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de
Normaal
kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) + JPEG Basis
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Basis.
* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.
A Bestandsgrootte
Zie pagina 423 voor informatie over het aantal foto's dat kan worden
opgeslagen bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte.
64
U stelt de beeldkwaliteit in door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het lcd-venster.
QUAL-knop Hoofdinstelschijf
d
Lcd-venster
A Het menu Beeldkwaliteit
U kunt de beeldkwaliteit ook aanpassen via de optie Beeldkwaliteit in het opnamemenu (p. 268).
65
A NEF (RAW)-opname
Met de optie NEF (RAW)-opname in het opnamemenu bepaalt u de
compressie (p. 67) en de bitdiepte (p. 68) voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
A JPEG-compressie
JPEG-afbeeldingen kunnen worden gecomprimeerd tot een min of meer vaste
bestandsgrootte of tot een bestandsgrootte met een optimale beeldkwaliteit. Via de optie JPEG-compressie in het opnamemenu kan het type compressie
worden ingesteld (p. 67).
d A NEF (RAW) + JPEG Als foto's die zijn gemaakt met de instelling NEF (RAW)+JPEG Fijn, NEF (RAW)+JPEG Normaal of NEF (RAW)+JPEG Basis op de camera worden
bekeken, wordt alleen de JPEG-afbeelding weergegeven. Als u foto's die met
deze instellingen zijn gemaakt wist, wordt zowel het NEF-bestand als het
JPEG-bestand verwijderd.
A "+NEF (RAW)"
Als +NEF (RAW) is geselecteerd voor persoonlijke instelling f5 (FUNC.-knop toewijzen, p. 320) en de beeldkwaliteit is ingesteld op JPEG Fijn, JPEG Normaal of JPEG Basis, wordt een NEF (RAW)-
kopie opgeslagen bij de volgende foto die wordt
gemaakt nadat u op de Fn-knop hebt gedrukt.
"RAW" wordt in het lcd-venster getoond tot de
volgende foto is gemaakt. Als u wilt afsluiten zonder een NEF (RAW)-kopie op te slaan, drukt u
Fn-knop
nogmaals op de Fn-knop voordat u de foto maakt.
U kunt deze functie ook toewijzen aan de
scherptedieptevoorbeeldknop (p. 324) of de AE-L/
AF-L-knop (p. 325).
66
Het menu JPEG-compressie
Het item JPEG-compressie in het opnamemenu biedt de volgende opties voor JPEG-afbeeldingen.
Optie
Beschrijving
Vaste grootte O (standaard)
Beelden worden gecomprimeerd tot ongeveer dezelfde bestandsgrootte. De kwaliteit hangt af van het onderwerp van de foto.
P
Optimale kwaliteit
Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto.
d
Het menu NEF (RAW)-opname: Type
Het item NEF (RAW)-opname > Type in het opnamemenu biedt de volgende compressieopties voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
Optie Compressie N zonder verlies (standaard)
O Gecomprimeerd
Ongecomprimeerd
Beschrijving
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met een omkeerbaar algoritme, waardoor de bestandsgrootte met circa 2040% afneemt zonder dat dit van invloed is op de beeldkwaliteit.
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met een onomkeerbaar algoritme, waardoor de bestandsgrootte met circa 40 55% afneemt, vrijwel zonder invloed op de beeldkwaliteit.
NEF-afbeeldingen worden niet gecomprimeerd. De opnameduur neemt iets toe.
67
Het menu NEF (RAW)-opname: NEF (RAW)-bitdiepte
Het item NEF (RAW)-opname > NEF (RAW)-bitdiepte in het opnamemenu biedt de volgende opties voor de bitdiepte van NEF (RAW)-afbeeldingen.
Optie
Beschrijving
12-bits q
(standaard)
NEF (RAW)-afbeeldingen worden opgeslagen met een bitdiepte van 12 bits.
d r 14-bits
NEF (RAW)-afbeeldingen worden opgeslagen met een bitdiepte van 14 bits, waardoor de bestanden groter zijn dan 12-bits bestanden maar meer kleurgegevens
bevatten.
A NEF (RAW)-afbeeldingen
De geselecteerde optie voor beeldgrootte is niet van invloed op de grootte van NEF (RAW)-afbeeldingen. Wanneer NEF (RAW)-afbeeldingen worden geopend met software zoals Capture NX 2 (apart verkrijgbaar) of ViewNX (meegeleverd), hebben ze de afmetingen van grote beelden (L-formaat).
68
Beeldgrootte
De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. Kies L (Groot) (standaardoptie), M (Medium) of S (Klein). (De beeldgrootte hangt af van de optie geselecteerd voor Beeldgebied, p. 58.)
Beeldgebied
Optie
Grootte (pixels)
Afdrukformaat (cm) *
FX-formaat (36 × 24)
L
4.256 × 2.832
M
3.184 × 2.120
54,1 × 36,0 40,4 × 26,9
d
S
2.128 × 1.416
27,0 × 18,0
DX-formaat (24 × 16)
L
2.784 × 1.848
M
2.080 × 1.384
S
1.392 × 9.20
35,4 × 23,5 26,4 × 17,6 17,7 × 11,7
* Globaal formaat bij een afdruk van 200 dpi. Het afdrukformaat in inches komt overeen met de beeldgrootte in pixels gedeeld door de printerresolutie in dpi (dots per inch, punten per inch; 1 inch = circa 2,54 cm). Het afdrukformaat neemt af naarmate de printerresolutie toeneemt.
69
U kunt de beeldgrootte instellen door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste optie wordt weergegeven in het lcd-venster.
d
QUAL-knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
A Het menu Beeldgrootte
U kunt de beeldgrootte ook aanpassen via de optie Beeldgrootte in het opnamemenu (p. 268).
70
NScherpstelling
Bepalen hoe de camera scherpstelt
In dit gedeelte worden de opties beschreven die bepalen hoe de
camera scherpstelt.
N
Scherpstelstand ........................................................................p. 72 AF-veldstand .............................................................................p. 74 Selectie van scherpstelpunt ...................................................p. 76 Scherpstelvergrendeling ........................................................p. 78 Handmatige scherpstelling ....................................................p. 81
71
Scherpstelstand
U kunt de scherpstelstand
Selectieknop voor scherpstelstand
selecteren met de selectieknop
voor scherpstelstand op de
voorzijde van de camera. Er zijn
twee standen voor autofocus (AF),
waarin de camera automatisch
scherpstelt wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt,
N
en één stand voor handmatige scherpstelling, waarin de scherpstelling handmatig moet worden aangepast met behulp van de scherpstelring op
het objectief.
Optie
Beschrijving
Camera stelt scherp wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt. De
scherpstelling wordt vergrendeld
wanneer de scherpstelaanduiding (I)
S
in de zoeker verschijnt en blijft
Enkelvoudige vergrendeld zolang u de ontspanknop
AF
half ingedrukt houdt
(scherpstelvergrendeling). Bij de standaardinstellingen kan de sluiter
Scherpstelaanduiding
alleen worden ontspannen wanneer de
scherpstelaanduiding wordt weergegeven (scherpstelprioriteit).
C Continu-AF
Camera stelt voortdurend scherp zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt. Als het onderwerp beweegt, gebruikt de camera anticiperende scherpstelling (p. 73) om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp te voorspellen en zo nodig de scherpstelling aan te passen. Bij de standaardinstellingen kan de sluiter worden ontspannen ongeacht of het onderwerp scherp is (ontspanprioriteit).
M Handmatig
(p. 81)
Camera stelt niet automatisch scherp; de scherpstelling moet handmatig worden aangepast met de scherpstelring van het objectief. Als het objectief een maximaal diafragma van f/5.6 of groter (lagere waarde) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de zoeker gebruiken om de scherpstelling te controleren (elektronische afstandsmeter; p. 82), maar kunt u op elk gewenst moment een foto maken, ongeacht of de camera heeft scherpgesteld op het onderwerp.
72
Kies enkelvoudige AF voor landschappen en andere niet bewegende
onderwerpen. Continu-AF is de beste keuze voor grillig bewegende onderwerpen. Handmatige scherpstelling wordt aanbevolen als de camera niet kan scherpstellen met autofocus.
A De knop B
De autofocus kan ook worden geactiveerd door op de B-knop te drukken.
B-knop
N
A Anticiperende scherpstelling
Bij continu-AF gebruikt de camera anticiperende scherpstelling als het onderwerp naar de camera toe of van de camera af beweegt terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt of de knop B wordt ingedrukt. De camera blijft scherpstellen en probeert te voorspellen waar het onderwerp zich bevindt wanneer de sluiter ontspant.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van scherpstelprioriteit bij continu-AF, zie persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit, p. 283). Voor informatie over het gebruik van ontspanprioriteit bij enkelvoudige AF, zie persoonlijke instelling a2 (Selectie AF-S-prioriteit, p. 284). Voor informatie over hoe u voorkomt dat de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, zie persoonlijke instelling a5 (AF-activering, p. 287).
73
AF-veldstand
De AF-veldstand bepaalt hoe het scherpstelpunt wordt geselecteerd in de autofocusstand. U selecteert de AF-veldstand door aan de selectieknop voor AF-veldstand te draaien. De volgende opties zijn beschikbaar.
Selectieknop voor AF-veldstand
N
Stand
Beschrijving
De gebruiker selecteert handmatig het scherpstelpunt; de
K
camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het
Enkelpunts geselecteerde scherpstelpunt. Gebruik deze optie voor relatief
AF statische composities met onderwerpen die in het
geselecteerde scherpstelpunt blijven.
· Bij Continu-AF (p. 72) selecteert u handmatig het
scherpstelpunt; als het onderwerp kort het geselecteerde
scherpstelpunt verlaat, stelt de camera scherp op basis van
informatie uit de omringende scherpstelpunten. U kunt het
I
Dynamisch AF-veld
aantal gebruikte scherpstelpunten (9, 21 of 51) selecteren via persoonlijke instelling a3 (Dynamisch AF-veld, p.285). Als 51 punten (3D-tracking) is geselecteerd voor persoonlijke
instelling a3, wordt het scherpstelpunt automatisch
geselecteerd via 3D-tracking. · Bij enkelvoudige AF selecteert u handmatig het scherpstelpunt;
de camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt.
De camera detecteert automatisch het onderwerp en selecteert het
scherpstelpunt. Als u een G- of D-
type objectief gebruikt (p. 370), kan
H
de camera portretonderwerpen in de
Automatisch achtergrond onderscheiden en
veld-AF onderwerpen beter detecteren. Bij
enkelvoudige AF lichten de actieve
scherpstelpunten rood op gedurende ongeveer één seconde
nadat de camera heeft scherpgesteld. Bij continu-AF worden de actieve scherpstelpunten niet weergegeven.
74
A AF-veldstand
De AF-veldstand wordt in de opname-
informatieweergave getoond wanneer u op de knop R drukt.
AF-veldstand
Aanduiding AF-veldstand
Informatieweergave
K Enkelpunts AF
N Persoonlijke instelling a3 (Dynamisch AF-veld, p. 285)
9 punten (standaard)
I
Dynamisch AF-veld *
21 punten 51 punten
51 punten (3D-tracking)
H Automatisch veld-AF
* Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
A Handmatige scherpstelling
Enkelpunts AF wordt automatisch geselecteerd als handmatige scherpstelling wordt gebruikt.
A Zie ook
Voor informatie over de beschikbare instellingen voor dynamisch veld-AF, zie persoonlijke instelling a3 (Dynamisch AF-veld, p. 285). Voor informatie over hoe u instelt hoe lang de camera wacht met scherpstellen wanneer een voorwerp beweegt voor de camera, zie persoonlijke instelling a4 (Focus Tracking met Lock-On, p. 287).
75
Selectie van scherpstelpunt
De camera biedt 51
scherpstelpunten die een groot deel
van het beeld beslaan. Het
scherpstelpunt kan handmatig
worden geselecteerd, zodat het
hoofdonderwerp zich vrijwel overal
in het beeld kan bevinden
Selectieknop voor AF-veldstand
(enkelpunts AF en dynamisch veld-
N
AF), of automatisch (automatisch veld-AF; handmatige detectie van het scherpstelpunt is niet beschikbaar als automatisch veld-AF is
geselecteerd). Voer de volgende stappen uit als u het scherpstelpunt
handmatig wilt selecteren.
1 Draai de vergrendeling van
de scherpstelselectieknop
naar .
De multi-selector kan nu worden gebruikt om het scherpstelpunt te selecteren.
Vergrendeling van scherpstelselectieknop
2 Selecteer het scherpstelpunt.
Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt te selecteren. Bij de standaardinstellingen kunt u het middelste scherpstelpunt selecteren door op het midden van de multi-selector te drukken.
Nadat u het scherpstelpunt hebt geselecteerd, kunt u de vergrendeling van de scherpstelselectieknop naar de vergrendelde stand (L) draaien om te voorkomen dat het geselecteerde scherpstelpunt wordt gewijzigd wanneer u op de multi-selector drukt.
76
A Zie ook
Voor informatie over hoe u kiest wanneer het scherpstelpunt verlicht is, zie persoonlijke instelling a6 (Verlichting scherpstelpunt, p. 288). Voor informatie over het instellen van doorloop voor het scherpstelpunt, zie persoonlijke instelling a7 (Doorloop scherpstelpunt, p. 288). Voor informatie over het kiezen van het aantal scherpstelpunten dat kan worden geselecteerd met de multi-selector, zie persoonlijke instelling a8 (Selectie scherpstelpunt, p. 289). Voor informatie over hoe u de functie van de centrale knop van de multi-selector wijzigt, zie persoonlijke instelling f2 (Centrale knop multi-selector, p. 318).
N
77
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt. U kunt deze functie ook gebruiken wanneer het autofocussysteem niet kan scherpstellen (p. 80).
1 Stel scherp.
N
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt en druk de ontspanknop half
in om de scherpstelling te activeren.
2 Controleer of de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt weergegeven.
Enkelvoudige AF
De scherpstelling wordt automatisch vergrendeld wanneer de scherpstelaanduiding verschijnt en blijft vergrendeld totdat u uw vinger van de ontspanknop haalt. Door op de AE-L/AF-L-knop te drukken terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt, worden scherpstelling en belichting vergrendeld (het AE-L-pictogram verschijnt in de zoeker wanneer de belichting is vergrendeld; zie pagina 126).
A Zie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergr. ontspanknop, p. 296), wordt de belichting vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
78
Continu-AF
Druk op de knop AE-L/AF-L om zowel de scherpstelling als de belichting te vergrendelen (het pictogram AE-L verschijnt in de zoeker, zie pagina 126). De scherpstelling en de belichting worden vergrendeld zolang u de knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt, zelfs als u uw vinger van de ontspanknop haalt.
Ontspanknop q
N
w
AE-L/AF-L-knop
3 Pas de compositie aan en
druk af.
De scherpstelling blijft tussen opnamen vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt, zodat u meerdere foto's achter elkaar kunt maken met dezelfde scherpstelling. De scherpstelling blijft ook tussen opnamen vergrendeld wanneer u de knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet wanneer de scherpstelling is vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, stelt u opnieuw scherp met de nieuwe afstand.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f7 (AE-L/AF-L knop toewijzen, p. 325) als u de functie van de knop AE-L/AF-L wilt wijzigen.
79
Goede resultaten met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als
de camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt
mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding
() wordt weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen
om aan te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de
camera niet kan scherpstellen op het onderwerp. Gebruik in deze
gevallen handmatige scherpstelling (p. 81) of gebruik de
scherpstelvergrendeling (p. 78) om op een ander onderwerp op
dezelfde afstand scherp te stellen, waarna u de compositie van de foto
N aanpast.
Er is weinig of geen contrast tussen het onderwerp en
de achtergrond
Voorbeeld: het onderwerp heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat meerdere voorwerpen op verschillende afstanden van de camera
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische patronen
Voorbeeld: een rij vensters in een flatgebouw.
Het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk verschillende helderheid
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich half in de schaduw.
Voorwerpen op de achtergrond zijn groter dan het onderwerp
Voorbeeld: achter het onderwerp staat een gebouw in het beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne details
Voorbeeld: een veld met bloemen of andere onderwerpen die klein zijn of weinig variatie in helderheid hebben.
80
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling is
Selectieknop voor
beschikbaar voor objectieven die
scherpstelstand
geen autofocus ondersteunen
(niet-AF Nikkor-objectieven) of als
autofocus niet het gewenste
resultaat oplevert (p. 80). Als u
handmatig wilt scherpstellen, stelt
u de selectieknop voor scherpstelstand in op M en draait u
N
aan de scherpstelring van het
objectief totdat het beeld op het
matglas in de zoeker scherp is. U
kunt altijd foto's maken, ook als het
beeld niet scherp is.
A A-M-selectie/autofocus met handinstellingsprioriteit
Als het objectief A-M-selectie ondersteunt, stelt u de A-M-schakelaar op het objectief in op M (handmatig). Als het objectief M/A (autofocus met handinstellingsprioriteit) ondersteunt, kunt u de scherpstelling handmatig aanpassen, ongeacht de stand die voor het objectief is geselecteerd. Raadpleeg de handleiding van het objectief voor meer informatie.
81
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximaal diafragma van
f/5.6 of groter (lagere f/-waarde) heeft, kunt u
de scherpstelaanduiding in de zoeker
gebruiken om te controleren of het
onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt scherp is. (Het scherpstelpunt
kan worden geselecteerd uit de 51
beschikbare punten.) Plaats het onderwerp in
N
het geselecteerde scherpstelpunt, druk de ontspanknop half in en draai aan de
scherpstelring van het objectief totdat de
scherpstelaanduiding (I) verschijnt. Bij de
onderwerpen die worden vermeld op pagina
80, wordt de scherpstelaanduiding soms ook
weergegeven wanneer het onderwerp niet
scherp is. Controleer de scherpstelling in de
zoeker voordat u de foto maakt.
A Filmvlak
Als u de afstand tussen het onderwerp en de camera wilt bepalen, dient u te meten vanaf de filmvlakmarkering (E) op de camerabody. De afstand tussen de voorzijde van de bajonetvatting en het filmvlak bedraagt 46,5 mm.
82
46,5 mm
Filmvlakmarkering
kOntspanstand
Enkel beeld, Continu, Livebeeld, Zelfontspanner of Spiegel omhoog
De ontspanstand bepaalt hoe de camera foto's maakt: één foto per
keer, in een doorlopende reeks, terwijl het beeld door het objectief op
de monitor wordt weergegeven, met een ingestelde wachttijd voor het maken van een foto of terwijl de spiegel is opgeklapt voor een
k
snellere sluiterrespons en minimale trillingen.
Een ontspanstand kiezen....................................................... p. 84 Continustand............................................................................ p. 86 Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld).................... p. 89 Zelfontspannerstand ........................................................... p. 102 De stand Spiegel omhoog .................................................. p. 104
83
Een ontspanstand kiezen
De camera ondersteunt de volgende ontspanstanden.
Stand
Beschrijving
S
De camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop
Enkel beeld wordt ingedrukt.
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera
CL
15 beelden per seconde. 1 U kunt de beeldsnelheid kiezen
Continu laag bij persoonlijke instelling d4 (Opnamesnelheid in CL-stand,
p. 299).
k
CH
Continu hoog
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera foto's met een snelheid van maximaal 5 beelden per seconde. 2
Kadreer foto's op de monitor (p. 89). Wordt aanbevolen
a Livebeeld
wanneer u fotografeert vanuit een hoog of laag standpunt of in andere situaties waarin de zoeker moeilijk kan worden gebruikt of als de vergrote weergave op de monitor u kan
helpen een zeer nauwkeurige scherpstelling te verkrijgen.
E
Zelfontspanner
Gebruik de zelfontspanner voor zelfportretten of om onscherpte als gevolg van cameratrilling te verminderen (p. 102).
MUP
Spiegel omhoog
Kies deze stand om cameratrilling te beperken bij tele- of close-upfotografie of in andere situaties waarin de kleinste camerabeweging kan leiden tot onscherpe foto's (p. 104).
1 Gemiddelde beeldsnelheid bij gebruik van een EN-EL3e batterij, continu-AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van 1/250 sec. of korter, met de overige instellingen (behalve de persoonlijke instelling d4) ingesteld op de standaardwaarden en met voldoende ruimte vrij in het buffergeheugen.
2 Gemiddelde beeldsnelheid bij gebruik van een EN-EL3e batterij, continu-AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van 1/250 sec. of korter, met de overige instellingen (behalve de persoonlijke instelling d4) ingesteld op de standaardwaarden en met voldoende ruimte vrij in het buffergeheugen.
84
U kiest een ontspanstand door de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand in te drukken en de keuzeknop naar de gewenste instelling te draaien.
Ontgrendeling keuzeknop ontspanstand
Keuzeknop ontspanstand
k
85
Continustand
Foto's maken in de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag):
1 Selecteer de stand CH of CL.
Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar CH of CL.
Keuzeknop ontspanstand
k
2 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Zolang u de ontspanknop helemaal ingedrukt houdt, worden foto's genomen met een snelheid van maximaal 5 bps in de stand Continu hoog of met de beeldsnelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling d4 (Opnamesnelheid in CL-stand, p. 299) in de stand Continu laag.
86
A Voedingsbron en beeldsnelheid
De maximale beeldsnelheid hangt af van de gebruikte voedingsbron.
Voeding
Max. beeldsnelheid 1
EN-EL3e batterij of MB-D10 battery pack met EN-EL3e batterij
5 bps 2
MB-D10 battery pack met EN-EL4a batterij of AA-type batterijen; lichtnetadapter
8 bps 3
1 Gemiddelde beeldsnelheid bij continu-AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van 1/250 sec. of korter, terwijl voor andere instellingen de standaardwaarden zijn geselecteerd en er voldoende ruimte in het buffergeheugen is. Wanneer MB-D10 wordt gebruikt met AA-batterijen, neemt de beeldsnelheid af bij lage temperaturen of wanneer de batterijen bijna leeg zijn.
2 De maximale beeldsnelheid is 5 bps, zelfs wanneer hogere waarden zijn geselecteerd voor persoonlijke instelling d4 (Opnamesnelheid in CL-stand,
k
p. 299).
3 De maximale beeldsnelheid in CL-stand is 7 bps.
A Buffergrootte
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, geeft de opnameteller in de zoeker en in het lcd-venster het geschatte aantal beelden aan dat bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen in het buffergeheugen. In de illustratie rechts bevat de buffer ruimte voor circa 33 foto's.
87
A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven fotograferen terwijl de foto's op de geheugenkaart worden opgeslagen. U kunt maximaal 100 foto's achter elkaar maken. De beeldsnelheid zal echter afnemen wanneer de buffer vol is. Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt wanneer foto's op de geheugenkaart worden opgeslagen. Afhankelijk van het aantal foto's in de buffer kan het enkele seconden tot enkele minuten duren om een foto op te slaan. U mag de geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat het toegangslampje uit is. Als u de camera uitzet terwijl de buffer nog gegevens bevat, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto's in de buffer zijn opgeslagen. Als de batterij leeg raakt terwijl de buffer nog foto's bevat, wordt de ontspanknop geblokkeerd en worden de foto's overgezet naar de geheugenkaart.
k
A Zie ook
Voor informatie over het maximaal aantal foto's dat in één reeks kan worden gemaakt, zie persoonlijke instelling d5 (Max. aant. continuopnamen, p. 299). Zie pagina 423 voor informatie over het aantal foto's dat achter elkaar kan worden gemaakt.
88
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld)
Selecteer de stand Livebeeld (a) als u beelden wilt kadreren op de monitor.
Draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar a.
Kies opties voor de stand Livebeeld in het opnamemenu (p. 90).
g Uit de hand (p. 93)
h Statief (p. 96)
k
Klap de spiegel omhoog en geef het beeld door het objectief weer op de monitor.
Kadreer het beeld in de zoeker en stel scherp.
Afsluiten
Kadreer het beeld op de monitor. Klap de spiegel
omhoog en geef
het beeld door het
objectief weer op
Afsluiten
de monitor.
Stel scherp.
De spiegel wordt neergeklapt en de monitor wordt uitgeschakeld.
Stel scherp.
Controleer het beeld op de
Druk op X om in te
monitor.
zoomen en
De monitor wordt ingeschakeld wanneer u de ontspanknop indrukt.
controleer de scherpstelling.
Afsluiten
Neem foto´s.
Neem foto´s.
89
Opties voor livebeeld
Voordat u foto's gaat maken met behulp van livebeeld, draait u de keuzeknop naar a (livebeeld) en selecteert u een stand voor livebeeld en de ontspanstand die wordt gebruikt wanneer het livebeeld is ingeschakeld. De volgende standen voor livebeeld zijn beschikbaar.
Optie
g Uit de hand
k
(standaard)
h Statief
Beschrijving
Kies deze optie wanneer u uit de hand foto's van bewegende onderwerpen maakt of wanneer u foto's kadreert vanuit hoeken waarin de zoeker moeilijk te gebruiken is (p. 93). De camera stelt normaal scherp met behulp van autofocus met fasedetectie.
Kies deze optie wanneer de camera op een statief is geplaatst. U kunt het beeld op de monitor vergroten voor een nauwkeurige scherpstelling, waardoor deze stand geschikt is voor statische onderwerpen (p. 96). U kunt autofocus gebruiken om foto's te kadreren waarbij het onderwerp zich overal in het beeld kan bevinden, zonder dat u de compositie hoeft aan te passen. De camera stelt scherp met behulp van autofocus met contrastdetectie.
A Het verschil tussen AF met fasedetectie en AF met contrastdetectie
De camera gebruikt gewoonlijk autofocus met fasedetectie, waarbij de scherpstelling wordt aangepast op basis van gegevens die afkomstig zijn van een speciale scherpstelsensor. Als Statief is geselecteerd als stand voor livebeeld, gebruikt de camera autofocus met contrastdetectie, waarbij de camera de gegevens van de beeldsensor analyseert en de scherpstelling aanpast voor een optimaal contrast. Autofocus met contrastdetectie duurt langer dan autofocus met fasedetectie.
90
U kunt een ontspanstand kiezen uit de volgende opties:
Optie
Beschrijving
s Enkel beeld De camera maakt één foto telkens wanneer de (standaard) ontspanknop wordt ingedrukt.
t Continu laag Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de
u
Continu hoog
camera foto's in de stand Continu laag of Continu hoog (p. 87).
1 Selecteer Livebeeld.
Markeer in het opnamemenu
(p. 268) Livebeeld en druk op 2.
k
2 Selecteer Stand voor
livebeeld.
Markeer Stand voor livebeeld en druk op 2.
3 Selecteer een stand voor
livebeeld.
Markeer de gewenste stand en druk op J om terug te keren naar het menu Livebeeld.
91
4 Selecteer Ontspanstand.
Markeer Ontspanstand en druk op 2.
5 Selecteer een ontspanstand.
Markeer de ontspanstand die u tijdens het livebeeld wilt gebruiken en druk op J.
k
6 Keer terug naar de opnamestand.
Druk de ontspanknop half in om de menu's af te sluiten en terug te keren naar de opnamestand.
92
Stand voor livebeeld: Uit de hand
1 Selecteer de stand voor
livebeeld.
Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar a.
Keuzeknop ontspanstand
2 Druk de ontspanknop
volledig in.
k
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat door het objectief
Afsluiten
te zien is, wordt weergegeven op de cameramonitor in plaats van in de zoeker (voor een betere scherpstelling houdt u de ontspanknop even half ingedrukt voordat u deze helemaal indrukt). Als u wilt afsluiten zonder een foto te maken, draait u de keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere instelling of drukt u op G.
A Stand voor livebeeld toewijzen aan een knop
Als Livebeeld is geselecteerd voor persoonlijke instellingen f5 (FUNC.-knop toewijzen, p. 320) en een keuzeknop is ingesteld op een andere stand dan a of MUP, kan de Fn-knop worden gebruikt om de stand voor livebeeld in of uit te schakelen. Zo kunt u de zelfontspanner gebruiken in de stand voor livebeeld. Merk op dat de camera de ontspanstand zal gebruiken die is geselecteerd met de keuzeknop ontspanstand (p. 84) in plaats van de stand die werd geselecteerd in het menu Ontspanstand. Indien gewenst kunt u deze functie ook toewijzen aan de scherptedieptevoorbeeldknop (p. 324) of de AE-L/AF-L-knop (p. 325).
93
3 Kadreer het beeld op de monitor.
Als u het beeld op de monitor tot 13× wilt vergroten, drukt u op de knop X.
X knop
Afsluiten
k
Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het
objectief te zien is, wordt rechtsonder op de monitor
een navigatievenster weergegeven. Gebruik de multi-
selector om binnen de haakjes van het AF-veld te
navigeren.
4 Stel scherp.
Autofocus (scherpstelstand S of C): Druk de ontspanknop half in of druk op de knop B. De camera stelt op de normale manier scherp en stelt de belichting in. Wanneer u een van deze knoppen indrukt, klapt de spiegel echter terug op zijn plaats, waardoor het livebeeld tijdelijk niet wordt weergegeven. Het livebeeld wordt hersteld zodra u de knop loslaat. U kunt het scherpstelpunt selecteren met de multiselector.
Handmatige scherpstelling (scherpstelstand M; p. 81): Stel scherp met de scherpstelring van het objectief. Met de multi-selector kunt u het scherpstelpunt voor de elektronische afstandsmeter selecteren.
94
5 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de scherpstelling en de belichting te herstellen en de foto te maken. Als continu hoog of continu laag is geselecteerd voor Onspanstand, wordt de monitor uitgeschakeld terwijl u de ontspanknop indrukt. De beeldsnelheid voor de continustand is gelijk aan de snelheid die is geselecteerd voor standaardopnamen.
k
D Geen beeld
Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u het beeld weergeven op de monitor om te controleren of de foto is opgenomen. Het geluid dat de spiegel maakt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt of wanneer op de knop B wordt gedrukt, kan namelijk worden verward met het geluid van de sluiter en als u de ontspanknop helemaal indrukt wanneer de camera niet kan scherpstellen bij enkelvoudige AF, wordt het livebeeld beëindigd zonder dat een foto wordt opgenomen.
95
Stand voor livebeeld: Statief
1 Maak de camera gereed.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond.
2 Selecteer de stand voor
livebeeld.
Druk op de ontgrendeling van
de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
k
keuzeknop naar a.
Keuzeknop ontspanstand
3 Kadreer het beeld
in de zoeker.
B knop
Kadreer het beeld in
de zoeker, selecteer
een scherpstelpunt
met de multi-selector
en druk op de knop B. De camera stelt op de normale manier scherp en stelt de belichting in. Let op: u kunt niet scherpstellen door de ontspanknop half in te drukken.
4 Druk de ontspanknop
volledig in.
De spiegel wordt opgeklapt en
het beeld dat zichtbaar is door
het objectief, wordt
Afsluiten
weergegeven op de
cameramonitor. Het onderwerp is niet langer zichtbaar in de
zoeker. Als u wilt afsluiten zonder een foto te maken, draait u de
keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere instelling of
drukt u op G.
96
5 Controleer het beeld op de monitor.
Als u het beeld op de monitor tot 13× wilt vergroten om de scherpstelling te controleren, drukt u op de knop X.
X knop
Afsluiten
Wanneer wordt ingezoomd op het beeld dat door het objectief te zien is, verschijnt rechtsonder op de
k
monitor een navigatievenster. Gebruik de multi-
selector om naar delen van het beeld te gaan die niet
op de monitor te zien zijn.
Druk op J om de zoomstand te verlaten.
Autofocus (scherpstelstand S of C): In
de statiefstand kunt u het
scherpstelpunt voor autofocus
met contrastdetectie naar elk
gewenst punt in het beeld
verplaatsen met de multi-selector.
Afsluiten
Als u wilt scherpstellen met behulp van autofocus met contrastdetectie, drukt u op de
Scherpstelpunt voor contrastdetectie-AF
knop B. Het scherpstelpunt
knippert groen en de monitor
licht mogelijk op terwijl de
camera scherpstelt. Als de camera
kan scherpstellen met behulp van
autofocus met contrastdetectie, wordt het scherpstelpunt groen
weergegeven. Als de camera niet kan scherpstellen, knippert het
scherpstelpunt rood.
Handmatige scherpstelling (scherpstelstand M, p. 81): Gebruik de zoomfunctie om nauwkeurig scherp te stellen.
97
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Als continu hoog of continu laag is geselecteerd voor Onspanstand, wordt de monitor uitgeschakeld terwijl u de ontspanknop indrukt. De beeldsnelheid voor de continustand is gelijk aan de snelheid die is geselecteerd voor standaardopnamen.
k
D Autofocus met contrastdetectie
Wanneer u in de stand voor continu-AF de knop B ingedrukt houdt, stelt de camera niet voortdurend scherp. In zowel de enkelvoudige als de continue autofocusstand kan de sluiter ook worden ontspannen als de camera niet heeft scherpgesteld.
D Scherpstellen met behulp van autofocus met contrastdetectie
Autofocus met contrastdetectie duurt langer dan normale autofocus (met fasedetectie). In de volgende situaties kan de camera mogelijk niet scherpstellen met behulp van autofocus met contrastdetectie: · De camera is niet op een statief geplaatst. · Het onderwerp bevat lijnen die parallel lopen met de lange zijde van het
beeld. · Het onderwerp heeft te weinig contrast. · Het onderwerp in het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid of het onderwerp wordt verlicht door spots, door een neonreclame of door een andere lichtbron met een wisselende helderheid. · Er wordt een sterfilter of een ander speciaal filter gebruikt. · Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt. · Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische patronen (zoals een rij ramen van een wolkenkrabber). · Het onderwerp beweegt.
98
Let erop dat het scherpstelpunt soms ook groen wordt weergegeven wanneer de camera niet kan scherpstellen.
Gebruik een AF-S-objectief. Met andere objectieven of teleconverters kan mogelijk niet het gewenste resultaat worden verkregen.
A De opname-informatieweergave
Druk op de knop R als u de aanduidingen op de monitor in de stand voor
livebeeld wilt verbergen of weergeven.
Opname-informatie aan
Opname-informatie uit
Afsluiten
k
Afsluiten
Virtuele horizon (niet weergegeven tijdens zoom)
Afsluiten
Hulpsjablonen (niet weergegeven tijdens zoom)
Brackets voor AF-veld worden enkel weergegeven in de handstand.
Afsluiten
Uit de hand
Afsluiten
Statief
99
D Fotograferen in de stand voor livebeeld
Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen banden of vertekeningen zichtbaar zijn in de monitor onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of natrium, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt. Felle lichtbronnen kunnen nabeelden veroorzaken in de monitor wanneer de camera wordt bewogen. Er kunnen ook heldere vlekken verschijnen. Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het maken van foto's in de stand voor livebeeld. Wanneer u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot schade aan het interne circuit van de camera.
De livebeeldopname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
U kunt de lichtmeting niet wijzigen in de stand voor livebeeld. Kies een
k lichtmeetmethode voordat u de stand voor livebeeld selecteert.
De stand voor livebeeld kan maximaal een uur
27s
worden gebruikt. Als de camera echter gedurende
langere perioden in de stand voor livebeeld wordt
gebruikt, kan deze voelbaar warm worden en kan de
temperatuur van de interne schakelingen toenemen.
Dit kan leiden tot ruis en afwijkende kleuren.
Afsluiten
Voordat de camera oververhit raakt, wordt de
livebeeldopname automatisch beëindigd om schade
aan de interne schakelingen te voorkomen. Dertig seconden voordat de
opname eindigt, wordt de tijd afgeteld op de monitor. Bij hoge
omgevingstemperaturen wordt deze teller soms direct weergegeven nadat de
stand voor livebeeld is geselecteerd.
Sluit de sluiter van het zoekeroculair na het scherpstellen. Zo voorkomt u dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de opname.
U vermindert onscherpte in de statiefstand door Aan te kiezen voor persoonlijke instelling d9 (Spiegelvoorontspanning, p. 302).
100
A Helderheid van de monitor
U kunt de helderheid van de monitor aanpassen
door op de knop K te drukken terwijl het beeld op
de monitor wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om
de helderheid aan te passen. (De helderheid van de
monitor is niet van invloed op foto's die worden
gemaakt in de stand voor livebeeld.) Laat de knop K
Afsluiten
los om terug te keren naar het livebeeld.
A HDMI
Als de camera is aangesloten op een HDMIvideoapparaat, wordt de cameramonitor uitgeschakeld en wordt het beeld dat door het objectief te zien is op het videoapparaat weergegeven (zie rechts).
k
Afsluiten
A Afstandsbedieningskabels
Als u in de statiefstand de ontspanknop van een afstandsbedieningskabel (apart verkrijgbaar, zie p. 389) langer dan één seconde half indrukt, wordt autofocus met contrastdetectie geactiveerd. Als u de ontspanknop van de afstandsbedieningskabel helemaal indrukt zonder eerst scherp te stellen, wordt de foto genomen zonder dat de scherpstelling wordt aangepast.
101
Zelfontspannerstand
De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of om zelfportretten te maken. Als u de zelfontspanner wilt gebruiken, plaatst u de camera op een statief (aanbevolen) of op een stabiele, vlakke ondergrond en voert u de onderstaande stappen uit:
1 Selecteer de
zelfontspannerstand.
Druk op de ontgrendeling van
k
de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar E.
Keuzeknop ontspanstand
2 Kadreer de foto en stel scherp.
Bij enkelvoudige autofocus (p. 72) kunnen alleen foto's worden gemaakt als de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt weergegeven.
Selectieknop voor scherpstelstand
A De sluiter van het zoekeroculair sluiten
Sluit de sluiter van het zoekeroculair na het scherpstellen. Zo voorkomt u dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de opname.
102
3 Start de zelfontspanner.
Druk de ontspanknop volledig in om de zelfontspanner te starten. Het zelfontspannerlampje (AFhulpverlichting) begint te knipperen en er klinkt een geluidssignaal. Twee seconden voordat de foto wordt gemaakt, stopt het zelfontspannerlampje met knipperen en volgen de geluidssignalen elkaar sneller op. De zelfontspanner wordt onderbroken als de flitser wordt
opgeklapt. Als u de zelfontspanner opnieuw wilt starten, wacht u k
totdat de flitsgereedaanduiding in de zoeker wordt weergegeven en drukt u de ontspanknop half in.
Als u de zelfontspanner wilt uitschakelen voordat de foto is gemaakt, draait u de keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere instelling.
AA
In de zelfontspannerstand komt een sluitertijd van A overeen met ongeveer 1/5 s.
A Zie ook
Voor informatie over het wijzigen van de zelfontspannervertraging, zie persoonlijke instelling c3 (Vertraging zelfontspanner, p. 297). Voor informatie over het instellen van een geluidssignaal tijdens het aftellen van de zelfontspanner, zie persoonlijke instelling d1 (Signaal, p. 298).
103
De stand Spiegel omhoog
Kies deze stand als u onscherpte door camerabeweging wilt verminderen wanneer de spiegel is opgeklapt. Gebruik van een statief wordt aangeraden.
1 Selecteer de stand Spiegel
omhoog.
Druk op de ontgrendeling van
de keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
k
keuzeknop naar MUP.
Keuzeknop ontspanstand
2 Klap de spiegel omhoog.
Kadreer het beeld, stel scherp en druk de ontspanknop helemaal in om de spiegel op te klappen.
D De zoeker gebruiken
Autofocus, lichtmeting en kadrering kunnen niet in de zoeker worden gecontroleerd wanneer de spiegel is opgeklapt.
3 Maak de foto.
Druk de ontspanknop nogmaals helemaal in om een foto te maken. U voorkomt onscherpte door camerabeweging door de ontspanknop rustig in te drukken of een optionele afstandsbedieningskabel te gebruiken (p. 389). De spiegel wordt neergeklapt nadat de opname is beëindigd.
A De stand Spiegel omhoog
Er wordt automatisch een foto gemaakt als er geen handelingen plaatsvinden gedurende circa 30 sec. nadat de spiegel is opgeklapt.
104
SISO-gevoeligheid
Sneller reageren op licht
ISO-gevoeligheid is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner diafragma gebruiken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ISOgevoeligheid handmatig en automatisch instelt.
S
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen .......................... p. 106 Instelling automatische ISO-gevoeligheid ...................... p. 108
105
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen
De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op een waarde tussen ISO 200 en ISO 6400, in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW. Voor speciale situaties zijn ook instellingen beschikbaar van circa 0,31 LW onder ISO 200 en 0,32 LW boven ISO 6400.
U kunt de ISO-gevoeligheid aanpassen door de knop ISO ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt
S weergegeven in het lcd-venster of
in de zoeker.
ISO-knop Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Zoeker
ISO-gevoeligheid: 6400
A Het menu ISO-gevoeligheid
De ISO-gevoeligheid kan ook worden aangepast via de optie ISOgevoeligheid in het opnamemenu (p. 268).
106
A ISO-gevoeligheid instellen
Welke instellingen beschikbaar zijn, hangt af van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 (ISO-stapgrootte, p. 292).
Persoonlijke instelling b1 (ISO-stapgrootte)
Beschikbare instellingen voor ISO-gevoeligheid
1/3 stop (standaard)
Lo1, Lo0,7, Lo 0,3, 200, 250, 320, 400, 500, 640, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3200, 4000, 5000, 6400, Hi 0,3, Hi 0,7, Hi 1, Hi 2
1/2 stop
Lo 1, Lo 0,5, 200, 280, 400, 560, 800, 1100, 1600, 2200, 3200, 4500, 6400, Hi 0,5, Hi 1, Hi 2
1 stop
Lo 1, 200, 400, 800, 1600, 3200, 6400, Hi 1, Hi 2
* Indien mogelijk blijft de huidige instelling voor ISO-gevoeligheid behouden
wanneer de stapgrootte wordt gewijzigd. Als de huidige ISO-instelling niet
beschikbaar is bij de nieuwe stapgrootte, wordt de ISO-gevoeligheid
afgerond op de dichtstbijzijnde beschikbare instelling.
S A Hi 0,3Hi 2
De instellingen Hi 0,3 tot en met Hi 2 komen overeen met ISO-gevoeligheden
van 0,32 LW boven ISO 6400 (ISO 800025600 equivalent). Bij foto's die met deze instellingen zijn gemaakt, is de kans op ruis en kleurafwijkingen groter.
A Lo 0,3Lo 1
De instellingen Lo 0,3 tot en met Lo 1 komen overeen met ISO-gevoeligheden
van 0,31 LW onder ISO 200 (ISO 160100 equivalent). Gebruik deze
instellingen bij grotere diafragma's en veel licht. Het contrast is iets lager dan normaal. In de meeste gevallen wordt een ISO-gevoeligheid van ISO 200 of
hoger aanbevolen.
A Zie ook
Voor informatie over persoonlijke instelling b1 (ISO-stapgrootte), zie p. 292.
Zie pagina 278 voor informatie over het gebruik van de optie Hoge ISO
ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te onderdrukken bij een hoge
ISO-gevoeligheid.
107
Instelling automatische ISOgevoeligheid
Als Uit (standaardinstelling) is geselecteerd voor de optie Inst autom
ISO-gevoeligheid in het opnamemenu, blijft de ISO-gevoeligheid
onveranderd op de door de gebruiker geselecteerde waarde (zie
pagina 106). Als Aan is geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid
automatisch aangepast als geen optimale belichting kan worden
bereikt met de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd (de
flitssterkte wordt indien nodig aangepast). U kunt de maximale
waarde voor automatische ISO-gevoeligheid selecteren via de optie
Maximale gevoeligheid in het menu Inst autom ISO-gevoeligheid.
S
(De minimale waarde voor automatische ISO-gevoeligheid wordt automatisch ingesteld op ISO 200.) In de belichtingsstanden P en A
wordt de gevoeligheid alleen aangepast als de geselecteerde
sluitertijden bij Langste sluitertijd leiden tot onderbelichting. Als
geen optimale belichting kan worden bereikt met de ISO-waarde die
is ingesteld voor Maximale gevoeligheid, wordt mogelijk een
langere sluitertijd gebruikt.
Als Aan is geselecteerd, wordt ISO-AUTO weergegeven in het lcd-venster en in de zoeker. Wanneer de door de gebruiker geselecteerde gevoeligheid wordt aangepast, knipperen deze aanduidingen en wordt de gewijzigde waarde weergegeven in de zoeker.
108
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis groter. Gebruik de optie Hoge ISO ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen (zie pagina 278). Dit kan ertoe leiden dat onderwerpen op de voorgrond worden onderbelicht in flitsfoto's die zijn genomen met een lange sluitertijd, bij daglicht of tegen een heldere achtergrond. Kies een andere flitsstand dan flitsen met lange sluitertijd of selecteer de belichtingsstand A of M en kies een groter diafragma. Bij gebruik van de flitser gebruikt de camera de sluitertijd die is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, p. 305) in plaats van de waarde geselecteerd voor Langste sluitertijd.
S
109
S
110
VBelichting
Bepalen hoe de camera de belichting instelt
In dit gedeelte worden de opties beschreven die beschikbaar zijn om de belichting te regelen, waaronder lichtmeting, belichtingsstand, belichtingsvergrendeling, belichtingscorrectie en bracketing.
Lichtmeting ........................................................................... p. 112
Belichtingsstand ................................................................... p. 114
e: Programma-automatiek.................................................................. p. 116 f: Sluitertijdvoorkeuze......................................................................... p. 118
Z
g: Diafragmavoorkeuze........................................................................ p. 119
h: Handmatig ........................................................................................... p. 121
Belichtingsvergrendeling (AE) ........................................... p. 126
Belichtingscorrectie ............................................................. p. 128
Bracketing .............................................................................. p. 130
111
Lichtmeting
De lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende opties zijn beschikbaar.
Methode
Beschrijving
a
Aanbevolen voor de meeste situaties. De camera meet een
3D-
groot deel van het beeld en stelt de belichting in op basis
kleurenmatrix- van helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie
meting II voor een natuurlijk resultaat.
De camera meet het hele beeld,
maar kent het meeste gewicht toe
aan een gebied in het midden van
het beeld (standaard is dit een cirkel
Z
van 12 mm in het midden van de
Centrumgericht zoeker; als een CPU-objectief is
Z
bevestigd, kunt u het gebied
selecteren via persoonlijke instelling b5 Grootte meetgebied, p. 294 1).
Centrumgericht meetveld 3
Klassieke meetmethode voor portretten. 2
b Spotmeting
De camera meet een cirkel met een
diameter van 4 mm (circa 1,5% van
het beeld). Deze cirkel bevindt zich
in het midden van het huidige
scherpstelpunt, zodat onderwerpen
kunnen worden gemeten die zich
niet in het midden van het beeld bevinden. (Als een objectief zonder CPU wordt gebruikt of als
Meetveld voor spotmeting 3
automatisch veld-AF wordt toegepast (p. 74), meet de
camera het middelste scherpstelpunt.) Het onderwerp
wordt correct belicht, ook als de achtergrond veel lichter of
donkerder is. 2
1 Wanneer een objectief zonder CPU (p. 372) is bevestigd, wordt het gemiddelde voor het volledige beeld gebruikt als Gemiddeld is geselecteerd voor
persoonlijke instelling b5. In andere gevallen gebruikt de centrumgerichte lichtmeting voor objectieven zonder CPU een cirkel van 12 mm in het midden van de zoeker, ongeacht de geselecteerde instelling voor Niet-CPU-objectief.
2 Voor een grotere nauwkeurigheid bij objectieven zonder CPU kunt u de brandpuntsafstand en het maximale diafragma van het objectief opgeven via het menu Niet-CPU-objectief (p. 211).
3 Het gemeten gebied wordt niet werkelijk in de zoeker weergegeven.
112
U kiest een lichtmeetmethode door aan de selectieknop voor de lichtmeting te draaien totdat de gewenste methode wordt weergegeven.
Selectieknop voor lichtmeting
Z
A 3D-kleurenmatrixmeting II
Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met behulp van een RGBsensor met 1005 segmenten. Bij gebruik van een G- of D-type objectief wordt ook rekening gehouden met de afstand (3D-kleurenmatrixmeting II; zie pagina 370 voor informatie over objectieftypen). Bij andere CPU-objectieven wordt 3D-afstandsinformatie niet meegenomen (kleurenmatrixmeting II). Kleurenmatrixmeting is beschikbaar als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma van een objectief zonder CPU zijn opgegeven via de optie Niet-CPU-objectief in het setup-menu (zie pagina 211; als de brandpuntsafstand en het diafragma niet zijn opgegeven, wordt centrumgerichte lichtmeting gebruikt).
A Zie ook
Voor informatie over hoe u de grootte van het gebied kiest waaraan het grootste gewicht wordt toegewezen in centrumgerichte lichtmeting, zie persoonlijke instelling b5 (Grootte meetgebied, p. 294). Voor informatie over afzonderlijke aanpassingen voor optimale belichting bij elke lichmeetmethode, zie persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt. belichting, p. 294).
113
Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het
diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast. Er zijn vier standen beschikbaar: programma-automatiek (e), sluitertijdvoorkeuze (f ), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig (h).
Stand
Beschrijving
Programmae automatiek
(p. 116)
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in voor een optimale belichting. Aanbevolen voor snapshots en situaties waarin er weinig tijd is om camera-instellingen aan te passen.
f
Sluitertijdvoorkeuze (p. 118)
De gebruiker kiest de sluitertijd, terwijl de camera het diafragma kiest dat de beste belichting oplevert. Gebruik deze stand om scherp vast te leggen of beweging vast te leggen.
De gebruiker kiest het diafragma, terwijl de
Z
camera de sluitertijd kiest die het beste resultaat
g
Diafragmavoorkeuze (p. 119)
oplevert. Gebruik deze stand als u de achtergrond van portretten onscherp wilt
houden of zowel de voor- als achtergrond van
landschapsopnamen scherp wilt weergeven.
h
Handmatig (p. 121)
De gebruiker stelt zowel de sluitertijd als het
diafragma in. Stel de sluitertijd in op "bulb" of " A" voor lange tijdopnamen.
A Objectieftypen
Als u een CPU-objectief gebruikt dat is voorzien van een diafragmaring (p. 370), dient u deze te vergrendelen op het kleinste diafragma (hoogste f/waarde). G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU (p. 372) kunt u alleen gebruiken in de belichtingsstanden g (diafragmavoorkeuze) en h (handmatig). In andere standen wordt automatisch de belichtingsstand g geselecteerd als een objectief zonder CPU is bevestigd. De aanduiding voor de belichtingsstand (e of f ) in het lcd-venster knippert en F wordt weergegeven in de zoeker.
A Zie ook
Zie pagina 326 voor informatie over het vergrendelen van de sluitertijd (standen f en h) en het diafragma (standen g en h).
114
U kiest een belichtingsstand door de knop I ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste stand wordt weergegeven in het lcd-venster of in de zoeker.
I-knop
Hoofdinstelschijf
A Scherptedieptevoorbeeld
Als u het effect van het diafragma wilt bekijken,
Voorbeeldknop
Z
houdt u de knop voor scherptedieptevoorbeeld
ingedrukt. Het objectief wordt ingesteld op de door
de camera geselecteerde diafragmawaarde (standen
e en f ) of op de waarde die de gebruiker heeft
gekozen (standen g en h), zodat de scherptediepte
vooraf in de zoeker kan worden bekeken.
A Persoonlijke instelling e4, Instellicht
Deze instelling bepaalt of de ingebouwde flitser en de SB-900, SB-800, SB-600, SB-R200 en andere optionele flitsers die het Creatieve Verlichtingssysteem (CVS, zie pagina 377) ondersteunen, een instellicht afgeven wanneer de knop voor scherptedieptevoorbeeld wordt ingedrukt. Zie pagina 315 voor meer informatie.
A Zie ook
Zie pagina 108 voor informatie over de instelling voor automatische ISOgevoeligheid. Voor informatie over het gebruik van de optie Ruisonderdr. lange sluitertijd in het opnamemenu om ruis te verminderen bij lange sluitertijden, zie pagina 277. Voor informatie over de beschikbare stapgroottes voor sluitertijd en diafragma, zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, p. 292). Voor informatie over het wijzigen van de functie van de hoofd- en secundaire instelschijf, zie persoonlijke instelling f9 (Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair, p. 326).
115
e: Programma-automatiek
In deze stand worden de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld op basis van een ingebouwd programma. Dit levert in de meeste situaties een optimale belichting op. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshots en andere situaties waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten bepalen. Foto's maken in de stand programma-automatiek:
1 Selecteer de belichtingsstand e.
I-knop
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat e wordt weergegeven in de zoeker en in het lcdvenster.
Z
Hoofdinstelschijf
2 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
116
Sluitertijd: 1/400 s Diafragma: f/10
A Flexibel programma
In de belichtingsstand e kunt u verschillende
combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren
door aan de hoofdinstelschijf te draaien terwijl de
belichtingsmeters actief zijn ("flexibel programma").
Draai de instelschijf naar rechts voor een groot
diafragma (lage f/-waarde) om de achtergrond
onscherp weer te geven of voor een korte sluitertijd
om beweging scherp vast te leggen. Draai de
Hoofdinstelschijf
instelschijf naar links voor een klein diafragma (hoge
f/-waarde) om de scherptediepte te vergroten of
voor een lange sluitertijd om de beweging vast te
leggen. Alle combinaties leveren dezelfde
belichting op. Terwijl het flexibele programma van
kracht is, wordt er een sterretje (*) weergegeven in
het lcd-venster. Als u de standaardinstellingen voor
sluitertijd en diafragma wilt herstellen, draait u aan
de instelschijf totdat het sterretje niet meer wordt
weergegeven, kiest u een andere stand of zet u de camera uit.
Z
Sluitertijd: 1/4.000 s Diafragma: f/2,8
Sluitertijd: 1/80 s Diafragma: f/22
A Zie ook
Zie pagina 426 voor informatie over het ingebouwde belichtingsprogramma.
117
f: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand Sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert. Foto's maken in de stand Sluitertijdvoorkeuze:
1 Selecteer de belichtingsstand f.
I-knop
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat f wordt weergegeven in de zoeker en in het lcdvenster.
2 Stel een sluitertijd in.
Hoofdinstelschijf
Z
Draai aan de hoofdinstelschijf terwijl de belichtingsmeters actief zijn en kies de
gewenste sluitertijd. De sluitertijd kan
worden ingesteld op " p" of op een
waarde tussen 30 sec. (q) en 1/8.000 sec. (o). Een lange
sluitertijd suggereert beweging door bewegende voorwerpen
onscherp weer te geven. Een korte sluitertijd legt de beweging
scherp vast.
Korte sluitertijd (1/1.600 s)
Lange sluitertijd (1/6 s)
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
A Zie ook
Zie pagina 411 voor informatie over wat u moet doen als de aanduiding "A" knippert in de sluitertijdweergave.
118
g: Diafragmavoorkeuze
In de stand Diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen, waarna de camera automatisch de sluitertijd kiest die de optimale belichting oplevert. Foto's maken in de stand Diafragmavoorkeuze:
1 Selecteer de
belichtingsstand g.
I-knop
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat g wordt weergegeven in de zoeker en in het lcd-venster.
Hoofdinstelschijf
2 Selecteer een
diafragma.
Z
Draai aan de secundaire
instelschijf terwijl de
belichtingsmeters actief
zijn om het gewenste diafragma te kiezen
Secundaire instelschijf
tussen het minimale en het maximale diafragma van het objectief. Een klein diafragma (hoge f-waarde) vergroot de scherptediepte (p. 115), waardoor zowel de voorgrond als de achtergrond scherp zijn. Een groot diafragma (lage f/-waarde) verzacht de achtergronddetails in portretten of andere composities waardoor de nadruk op het
hoofdonderwerp komt te liggen.
Klein diafragma (f/32)
Groot diafragma (f/2,8)
119
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Z
A Objectief zonder CPU (p. 372)
Als het maximale diafragma van het objectief is opgegeven via de optie Niet-CPU-objectief in het setup-menu (p. 211) en een objectief zonder CPU is bevestigd, wordt de huidige f/-waarde weergegeven in de zoeker en in het lcd-venster, afgerond op de dichtstbijzijnde volledige stop. Zo niet, dan wordt in de diafragmaweergave alleen het aantal stops weergegeven (F, waarbij het maximale diafragma wordt weergegeven als FA) en moet de f/-waarde worden afgelezen van de diafragmaring.
120
h: Handmatig
In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in. Foto's maken in de handmatige belichtingsstand:
1 Selecteer de
belichtingsstand h.
I-knop
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat h wordt weergegeven in de zoeker en in het lcdvenster.
Hoofdinstelschijf
Z
121
2 Selecteer het diafragma en de sluitertijd.
Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen en draai aan de secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen. De sluitertijd kan worden ingesteld op "p" of op een waarde tussen 30 sec. en /1 8000 sec., maar de sluiter kan ook voor onbepaalde tijd worden opengehouden voor lange tijdopnamen (A, p. 124). Het diafragma kan worden ingesteld op een waarde tussen de laagste en de hoogste waarde van het objectief. Controleer de belichting in de elektronische analoge belichtingsaanduidingen (zie pagina 123) en pas de sluitertijd en het diafragma aan totdat de gewenste belichting wordt verkregen.
Secundaire instelschijf
Diafragma
Z
instellen
Sluiter-tijd instellen
Hoofdinstelschijf
3 Kadreer, stel
scherp en maak de foto.
Sluitertijd: 1/125 sec. Diafragma: f/5,6
A AF Micro Nikkor-objectieven
Mits een externe belichtingsmeter wordt gebruikt, hoeft alleen rekening te worden gehouden met de belichtingsverhouding als het diafragma wordt ingesteld met de diafragmaring op het objectief.
122
A Elektronische analoge belichtingsaanduidingen
De elektronische analoge belichtingsaanduidingen in het lcd-venster en in de
zoeker geven aan of de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht wordt. Afhankelijk van de optie die is gekozen voor persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, p. 292), wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting aangegeven in stappen van 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW. Als de uiterste waarden van het lichtmeetsysteem worden overschreden, knippert de aanduiding.
Lcd-venster Zoeker
Persoonlijke instelling b2 ingesteld op 1/3 stop
Optimale belichting
Onderbelicht met 1/3 LW
Overbelicht met meer dan 2 LW
Wanneer de camera er niet in slaagt om een optimale belichting te verkrijgen
voor de sluitertijd of het diafragma die werden geselecteerd in de stand f of g,
zullen q of r worden weergegeven in het lcd-venster en de zoeker en zal de
elektronische analoge belichtingsaanduiding aangeven hoeveel het beeld
over- of onderbelicht is.
Z
A Zie ook
Wanneer
(V) (standaardinstelling) is geselecteerd voor
persoonlijke instelling f12 (Aanduidingen omkeren, p. 330), worden de
belichtingsaanduidingen in het lcd-venster, de zoeker en de opname-
informatieweergave weergegeven met positieve waarden links en negatieve
waarden rechts. Selecteer
(W) als u negatieve waarden
links wilt weergeven en positieve waarden rechts.
123
Lange tijdopnamen
Bij de sluitertijd A blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. Gebruik deze stand om lange tijdopnamen te maken van lichtsporen, de sterrenhemel, nachtlandschappen of vuurwerk. Het gebruik van een statief en afstandsbedieningskabel is aanbevolen om onscherpte te voorkomen.
1 Maak de camera gereed.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke
ondergrond. Als u een optionele afstandsbedieningskabel
gebruikt, bevestigt u deze aan de camera. Als u geen
afstandsbedieningskabel gebruikt, selecteert u Aan voor
persoonlijke instelling d9 (Spiegelvoorontspanning, p. 302) om
onscherpte te voorkomen wanneer de ontspanknop wordt
Z
ingedrukt.
2 Selecteer de belichtingsstand h.
Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat h wordt weergegeven in de zoeker en in het lcdvenster.
I-knop
Hoofdinstelschijf
3 Stel een sluitertijd in.
Terwijl de belichtingsmeters actief zijn, draait u de hoofdinstelschijf tot "A" verschijnt in de sluitertijdweergave. De elektronische analoge belichtingsaanduidingen worden niet weergegeven wanneer "A" is geselecteerd.
124
4 Druk de ontspanknop volledig in.
Druk de ontspanknop op de camera of op de afstandsbedieningskabel volledig in. De sluiter blijft open zolang de ontspanknop wordt ingedrukt.
5 Laat de ontspanknop los.
Haal uw vinger van de ontspanknop om de foto op te slaan.
Belichtingsduur: 35 sec.
Diafragma: f/25
Z
A Lange tijdopnamen
Nikon raadt aan een volledig opgeladen EN-EL3e batterij of een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter te gebruiken om te voorkomen dat de camera wordt uitgeschakeld terwijl de sluiter is geopend. Bij lange tijdopnamen kan ruis en vertekening voorkomen. Selecteer voordat u de foto maakt Aan voor de optie Ruisonderdr. lange sluitertijd in het opnamemenu (p. 277).
125
Belichtingsvergrendeling (AE)
Gebruik belichtingsvergrendeling als u de compositie van een foto wilt wijzigen nadat u de belichting hebt gemeten.
1 Selecteer centrumgerichte
meting of spotmeting
(p. 112).
Selectieknop voor lichtmeting
Matrixmeting levert niet het gewenste resultaat op met belichtingsvergrendeling. Als u centrumgerichte meting gebruikt, selecteert u met de multi-selector het middelste scherpstelpunt (p. 76).
2 Z
Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt en het onderwerp zich in het geselecteerde scherpstelpunt bevindt, drukt u op de knop AE-L/AF-L om de belichting (en de scherpstelling, behalve bij handmatige scherpstelling) te vergrendelen. Controleer of de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt weergegeven.
Ontspanknop AE-L/AF-L-knop
Zolang belichtingsvergrendeling actief is, wordt de aanduiding AE-L in de zoeker weergegeven.
126
3 Pas de compositie aan.
Houd de AE-L/AF-L -knop ingedrukt, pas de compositie aan en maak de foto.
A Gemeten gebied
Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die wordt
gemeten in een cirkel van 4 mm die gecentreerd is op het geselecteerde
Z
scherpstelpunt. Bij centrumgerichte lichtmeting zal de belichting worden
vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in het midden van de zoeker
(het standaardgebied voor centrumgerichte lichtmeting is een cirkel van 12
mm in het midden van de zoeker).
A Sluitertijd en diafragma wijzigen
Zolang de belichting is vergrendeld, kunt u de volgende instellingen wijzigen
zonder dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde.
Belichtingsstand e f g
Instellingen Sluitertijd en diafragma (flexibel programma, p. 117)
Sluitertijd Diafragma
De nieuwe waarden kunnen worden gecontroleerd in de zoeker en in het lcdvenster. Houd er rekening mee dat u de lichtmeetmethode niet kunt wijzigen als de belichting is vergrendeld (wijzigingen in de lichtmeting worden pas toegepast wanneer de belichting wordt ontgrendeld).
A Zie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 ( AE-vergr. ontspanknop, p. 296), wordt de belichting vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Voor informatie over het wijzigen van de functie van de AE-L/AF-L-knop, zie persoonlijke instelling f7 (AE-L/AF-L knop toewijzen, p. 325).
127
Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kunt u de door de camera geselecteerde belichtingswaarde wijzigen om foto's lichter of donkerder te maken. Deze functie werkt het beste in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (zie pagina 112). In de belichtingsstand h wordt alleen de belichtingsinformatie in de elektronische analoge belichtingsaanduiding gewijzigd. De sluitertijd en het diafragma veranderen niet. U kiest een waarde voor belichtingscorrectie door de knop E ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste waarde wordt weergegeven in het lcd-venster of in de zoeker.
E knop
Z
Hoofdinstelschijf
±0 LW (knop E ingedrukt)
0,3 LW
+2,0 LW
128
De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op een waarde tussen 5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van 1/ 3 LW. Kies een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken.
1 LW
Geen belichtingscorrectie
+1 LW
Bij andere waarden dan ±0 knippert 0 in het
midden van de elektronische analoge
belichtingsaanduidingen en wordt het
pictogram E weergegeven in het lcd-venster
Z
en in de zoeker.
De normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op ±0. De belichtingscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
A Zie ook
Voor informatie over de beschikbare stapgroottes voor belichtingscorrectie, zie persoonlijke instelling b3 (Stapgrootte belichtingscorr., p. 292). Zie persoonlijke instelling b4 (Eenv. belichtingscorrectie, p. 293) voor informatie over het aanpassen van de belichtingscorrectie zonder op de knop E te drukken.
129
Bracketing
De camera biedt drie soorten bracketing: belichtingsbracketing, flitsbracketing en witbalansbracketing. Bij belichtingsbracketing (p. 131) past de camera voor elke opname de belichtingscorrectie aan, terwijl bij flitsbracketing (p. 131) de flitssterkte voor elke opname wordt aangepast (alleen in flitssturingsstanden i-TTL en bij gebruik van optionele flitsers SB-900 en SB-800 automatisch diafragma, zie pagina 377380). Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt slechts één foto gemaakt. Dit betekent dat u meerdere opnamen moet maken om de bracketingserie te voltooien. Belichtings- en flitsbracketing worden aanbevolen in gevallen waarin het moeilijk is om de belichting in te stellen en u onvoldoende tijd hebt om het resultaat te bekijken en de instellingen na elke opname aan te passen.
Bij witbalansbracketing (p. 135) maakt de camera meerdere opnamen
Z telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, waarbij voor elke
opname een andere witbalansinstelling wordt gebruikt. U hoeft slechts één foto te maken om de bracketingserie te voltooien. Witbalansbracketing wordt aanbevolen als u fotografeert bij verschillende soorten licht of als u wilt experimenteren met verschillende witbalansinstellingen.
A Zie ook
Bij de standaardinstellingen varieert de camera zowel de belichting als de flitssterkte. Via persoonlijke instelling e5 (Inst. voor auto bracketing, p. 315) kunt u het type bracketing selecteren.
U kunt de instellingen voor bracketing wijzigen met behulp van de Fn-knop (standaardinstelling, zie persoonlijke instelling f5, FUNC.-knop toewijzen, p. 320), de scherptedieptevoorbeeldknop (persoonlijke instelling f6, Voorbeeldknop toewijzen, p. 324) of de AE-L/AF-L-knop (persoonlijke instelling f7, AE-L/AF-L knop toewijzen, p.325). Bepaalde opties voor "knop indrukken" kunnen niet worden gecombineerd met opties voor "+ schijven". Bij de uitleg die volgt, wordt er vanuit gegaan dat bracketing is toegewezen aan de Fn-knop.
130
Belichtings- en flitsbracketing
1 Selecteer belichtings- of
flitsbracketing.
Kies het type bracketing dat wordt uitgevoerd via persoonlijke instelling e5 (Inst. voor auto bracketing, p. 315). Selecteer AE & flits om zowel belichting als flitssterkte te variëren (standaardinstelling), Alleen AE om alleen belichting of Alleen flits om alleen flitssterkte te variëren.
2 Selecteer het aantal opnamen.
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal opnamen wordt weergegeven in het lcd-venster.
Z
Aantal opnamen
Fn-knop
Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Aanduiding belichtingsen flitsbracketing
Bij andere instellingen dan nul worden het pictogram M en de aanduiding voor belichtings- en flitsbracketing weergegeven in het lcd-venster en knippert het pictogram E in de zoeker.
131
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting.
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor de belichting te kiezen.
Stapgrootte belichting
Fn-knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
Bij de standaardinstellingen kan de stapgrootte worden ingesteld
op 1/3, 2/3 en 1 LW. In de onderstaande tabel worden de
bracketingprogramma's met een stapgrootte van 1/3 LW
Z
weergegeven.
Weergave lcd-venster
Aantal opnamen 0 3 3 2 2 3 5
7
9
Bracketingvolgorde (LW's) 0
+0,3/0/+0,7 0,3/0,7/0
0/+0,3 0/0,3 0/0,3/+0,3 0/0,7/0,3/+0,3/+0,7 0/1,0/0,7/0,3/+0,3/ +0,7/+1,0 0/1,3/1,0/0,7/0,3/ +0,3/+0,7/+1,0/+1,3
A Zie ook
Voor informatie over het kiezen van de stapgrootte voor belichting, zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, p. 292). Voor informatie over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd, zie persoonlijke instelling e7 (Bracketingvolgorde, p.317).
132
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera varieert de belichting en/of de flitssterkte per opname, op basis van het geselecteerde bracketingprogramma. Wijzigingen in de belichting worden opgeteld bij wijzigingen die zijn aangebracht via belichtingscorrectie (zie pagina 128), zodat het mogelijk is een belichtingscorrectie van meer dan 5 LW toe te passen.
Terwijl bracketing van kracht is, wordt een voortgangsaanduiding weergegeven in het lcd-venster. Na elke opname verdwijnt een deel van de aanduiding.
Z
Aantal opnamen: 3 Stapgrootte: 0,7
Weergave na eerste opname
Stapgrootte belichting: Stapgrootte belichting: Stapgrootte belichting:
0 LW
1 LW
+1 LW
133
Bracketing annuleren
U annuleert bracketing door de Fn-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul ( ) staat en M niet meer wordt weergegeven in het lcd-venster boven op de camera. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p. 196), hoewel in dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u bracketing later opnieuw activeert.
A Belichtings- en flitsbracketing
In de stand Enkel beeld en in de zelfontspannerstand wordt één foto gemaakt
Z wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. In de standen Continu laag en Continu hoog wordt de opname onderbroken nadat het aantal foto's is gemaakt dat is ingesteld in het bracketingprogramma. De opname wordt hervat wanneer de ontspanknop opnieuw wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat alle foto's in de serie zijn gemaakt, kan de opname worden hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat u de geheugenkaart hebt vervangen of foto's hebt verwijderd om ruimte vrij te maken op de geheugenkaart. Als u de camera uitzet voordat alle foto's in de serie zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat u de camera weer hebt ingeschakeld.
A Belichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door de sluitertijd en het diafragma (programma-automatiek), het diafragma (sluitertijdvoorkeuze) of de sluitertijd (diafragmavoorkeuze, handmatige belichting) te variëren. Wanneer Aan is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid instellen > Inst autom ISOgevoeligheid in het opnamemenu, varieert de camera automatisch de ISOgevoeligheid voor optimale belichting wanneer de uiterste waarden van het belichtingssysteem worden overschreden.
Persoonlijke instelling e6 (Auto bracketing (M-stand), p. 316) kan worden gebruikt om de methode voor belichtings- en flitsbracketing in de handmatige belichtingsstand te wijzigen. Bracketing kan worden uitgevoerd door zowel de flitssterkte als de sluitertijd en/of het diafragma te variëren of door alleen de flitssterkte te variëren.
134
Witbalansbracketing
1 Selecteer witbalans bracketing.
Selecteer Witbalans bracketing voor persoonlijke instelling e5 Inst. voor auto bracketing (p. 315).
2 Selecteer het aantal opnamen.
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal opnamen wordt weergegeven in het lcd-venster.
Aantal opnamen
Z
Fn-knop
Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
Aanduiding witbalansbracketing
Bij andere instellingen dan nul worden het pictogram W en de aanduiding voor witbalansbracketing weergegeven in het lcdvenster.
135
3 Selecteer een stapgrootte voor de witbalans.
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de witbalansinstelling te kiezen. Elke stap is ongeveer equivalent met 5 mired.
Stapgrootte witbalans
Fn-knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
Kies uit stappen van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired). Hoe
Z
hoger de B-waarde, hoe meer blauw, hoe hoger de A-waarde, hoe meer oranje (p. 144). In de onderstaande tabel worden de
bracketingprogramma's met een stapgrootte van 1 weergegeven.
Weergave lcd-venster
Aantal opnamen
0 3 3 2 2 3 5
7
9
Stapgrootte witbalans
1 1B 1A 1B 1A 1 A, 1 B 1 A, 1 B
1 A, 1 B
1 A, 1 B
Bracketingvolgorde (LW's) 0
1B/0/2B 1A/2A/0
0/1B 0/1A 0/1A/1B 0/2A/1A/1B/2B 0/3A/2A/1A/ 1B/2B/3B 0/4A/3A/2A/1A/ 1B/2B/3B/4B
A Zie ook
Zie pagina 145 voor een definitie van "mired".
136
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Bij elke opname wordt het aantal kopieën gemaakt dat is ingesteld in het bracketingprogramma, waarbij elke kopie een andere witbalans heeft. Wijzigingen in de witbalans worden opgeteld bij de witbalansinstelling die is aangebracht met de fijnafstelling voor de witbalans.
Als het aantal opnamen in het
bracketingprogramma groter is dan het
aantal resterende opnamen, knippert
de opnameteller in het lcd-venster en
de zoeker en wordt de ontspanknop
geblokkeerd. De opname kan
beginnen zodra een nieuwe
Z
geheugenkaart is geplaatst.
137
Bracketing annuleren
U annuleert bracketing door de Fn-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul (r) staat en W niet meer wordt weergegeven in het lcd-venster. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p. 196), hoewel in dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u bracketing later opnieuw activeert.
Z
A Witbalansbracketing
Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij de beeldkwaliteit NEF (RAW). Als u NEF (RAW), NEF (RAW)+JPEG Fijn, NEF (RAW)+JPEG Normaal of NEF (RAW)+JPEG Basis selecteert, wordt witbalansbracketing geannuleerd. Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de as oranje-blauw in de weergave voor fijnafstelling van de witbalans, p. 143). De as groen-magenta wordt niet aangepast. In de zelfontspannerstand (p. 102) wordt telkens wanneer de sluiter ontspant het aantal opnamen gemaakt dat is ingesteld in het witbalansprogramma. Als u de camera uitzet terwijl het toegangslampje voor de geheugenkaart brandt, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto's in de serie zijn opgeslagen.
138
rWitbalans
Zorgen voor natuurlijke kleuren
De kleur van het licht dat door een voorwerp wordt weerkaatst, hangt af van de kleur van de lichtbron. De menselijke hersenen kunnen zich aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de lichtbron, waardoor witte voorwerpen wit lijken, ongeacht of ze zich in de schaduw bevinden of door direct zonlicht of gloeilampverlichting worden beschenen. In tegenstelling tot de film die wordt gebruikt in analoge camera's, bootsen digitale camera's deze aanpassing na door beelden te bewerken overeenkomstig de kleur van de lichtbron. Dit wordt de "witbalans" genoemd. In dit hoofdstuk worden de instellingen voor de witbalans besproken.
r
Witbalansopties .................................................................... p. 140 Fijnafstelling witbalans ....................................................... p. 143 Een kleurtemperatuur kiezen ............................................ p. 147 Handmatige preset .............................................................. p. 148
139
Witbalansopties
Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van tevoren een witbalansinstelling die past bij de lichtbron. De volgende opties zijn beschikbaar.
Kleurtemp.
Optie
(K)
Beschrijving
Automatisch v
(standaard)
3.500 8.000*
De witbalans wordt automatisch aangepast op basis van de kleurtemperatuur die wordt gemeten door de beeldsensor en de RGB-sensor met 1.005 segmenten. Gebruik een Gof D-type objectief voor het beste resultaat. Als de ingebouwde flitser of een optionele flitser wordt gebruikt, weerspiegelt de witbalans de omstandigheden die gelden op het moment dat de flitser afgaat.
J Gloeilamplicht
r I TL-licht
3.000*
Voor opnamen bij gloeilampverlichting.
Voor opnamen met de volgende zeven lichtbronnen:
Natriumdamplampen
2.700*
Voor opnamen bij natriumdampverlichting (bijv. in sporthallen).
Warm wit fluorescerend
3.000*
Voor opnamen bij warm wit fluorescerend licht.
Wit fluorescerend
3.700*
Voor opnamen bij wit fluorescerend licht.
Koel wit fluorescerend
4.200*
Voor opnamen bij koel wit fluorescerend licht.
Dag wit fluorescerend
5.000*
Voor opnamen bij dag wit fluorescerend licht.
Daglicht fluorescerend
6.500*
Voor opnamen bij daglicht fluorescerend licht.
Kwikdamp op hoge temp.
7.200*
Voor opnamen bij lichtbronnen met een hoge kleurtemperatuur (bijv. kwikdamplampen).
H Direct zonlicht
5.200* Voor onderwerpen in direct zonlicht.
140
Kleurtemp.
Optie
(K)
Beschrijving
N Flitslicht
5.400*
Voor gebruik met de ingebouwde of een optionele flitser.
G Bewolkt
6.000*
Voor onderwerpen bij daglicht onder een bewolkte hemel.
M Schaduw
8.000*
Voor onderwerpen bij daglicht in de schaduw.
K Kies kleurtemperatuur
2.500 Kies de kleurtemperatuur uit een lijst 10.000 met waarden (p. 147).
L Handmatige preset
Gebruik een voorwerp, lichtbron of -- bestaande foto als referentie voor de
witbalans (p. 148).
* Alle waarden zijn benaderingen. Fijnafstelling ingesteld op 0.
Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste lichtbronnen. Als het gewenste resultaat niet kan worden bereikt met automatische witbalans, kiest u een optie uit de bovenstaande lijst of gebruikt u de vooringestelde witbalans.
U kiest de witbalans door de WB-knop ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt
r
weergegeven in het lcd-venster.
WB-knop
Hoofdinstelschijf
lcd-venster
A Het menu Witbalans
U kunt de witbalans ook aanpassen via de optie Witbalans in het opnamemenu (p. 268).
A I (TL-licht)
Als u I (TL-licht) selecteert met de WB-knop en de hoofdinstelschijf, wordt het type bulb gekozen dat is ingesteld via de optie TL-licht in het witbalansmenu (p.268).
141
A Studioflitsers
Automatische witbalans levert mogelijk niet het gewenste resultaat op bij gebruik van grote studioflitsers. Kies een kleurtemperatuur, gebruik de vooringestelde witbalans of stel de witbalans in op Flitslicht en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te passen.
A Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere omstandigheden. De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, die wordt gedefinieerd als de temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden verhit om licht met dezelfde golflengte uit te stralen. Terwijl lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van 5.0005.500 K er wit uitzien, hebben lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilampen, een gele of rode zweem. Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur hebben een blauwe zweem.
A Zie ook
Als Witbalans bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 (Inst. voor auto bracketing, p. 315), maakt de camera meerdere opnamen telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen. De witbalans wordt voor elke foto gevarieerd ten opzichte van de huidige waarde die is geselecteerd voor de witbalans. Zie pagina 130 voor meer informatie.
r
142
Fijnafstelling witbalans
De witbalans kan verder worden aangepast om variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven. U kunt de witbalans fijnafstellen met de optie Witbalans in het opnamemenu of door de WB-knop ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien.
Het menu Witbalans
1 Selecteer een optie voor de
witbalans.
Selecteer Witbalans in het
opnamemenu (p. 268), markeer
een witbalansoptie en druk
op 2. Als een andere optie dan
TL-licht, Kies kleurtemperatuur of Handmatige preset is
geselecteerd, gaat u verder met stap 2. Als TL-licht is geselecteerd, markeert u een type verlichting en drukt u op 2.
r
Als Kies kleurtemperatuur is geselecteerd, markeert u een
kleurtemperatuur en drukt u op 2. Als Handmatige preset is
geselecteerd, kiest u voordat u verdergaat een voorinstelling,
zoals wordt beschreven op pagina 156.
143
2 Pas de witbalans verder aan.
Gebruik de multi-selector om de
witbalans nauwkeuriger af te
stellen. U kunt de witbalans
fijnafstellen op de as oranje (A)
blauw (B) en op de as groen (G)
magenta (M). Op de horizontale
Coördinaten Aanpassing
as (oranje-blauw) kunt u de
kleurtemperatuur aanpassen, waarbij elke stap equivalent is met
circa 5 mired. Het effect van aanpassingen op de verticale as
(groen-magenta) is vergelijkbaar met het effect van de
overeenkomstige kleurcorrectiefilters.
Meer groen toevoegen
Groen (G)
Blauw (B)
Oranje (A)
r
Meer magenta toevoegen
Meer blauw toevoegen
Magenta (M)
Meer oranje toevoegen
3 Druk op J.
Druk op J om de instellingen op te slaan en terug te keren naar het opnamemenu. Als de witbalans is aangepast op de as AB, wordt het pictogram E weergegeven in het lcd-venster.
J knop
144
A Fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een " warme" instelling als J (gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto's iets " kouder" maar niet blauw.
A "Mired"
Bij lage kleurtemperaturen levert elke wijziging in kleurtemperatuur een groter kleurverschil op dan bij hogere kleurtemperaturen. Een wijziging van 1000 K levert bijvoorbeeld een veel grotere kleurverandering op bij 3000 K dan bij 6000 K. Mired, dat wordt berekend door de inverse van de kleurtemperatuur met 10 6 te vermenigvuldigen, is een maateenheid voor kleurtemperatuur die rekening houdt met deze variaties. Daarom wordt deze eenheid gebruikt voor kleurcorrectiefilters. Bijvoorbeeld: · 4000 K3000 K (een verschil van 1000 K) = 83 mired · 7000 K6000 K (een verschil van 1000 K) = 24 mired
r
145
De WB-knop
Bij andere instellingen dan K (Kies kleurtemperatuur) of L (Handmatige preset ) kunt u met de WB-knop de witbalans fijnafstellen op de as oranje (A)blauw (B) (p. 144; als K of L is geselecteerd, kunt u de witbalans fijnafstellen via het opnamemenu, zoals wordt beschreven op pagina 144). Er zijn zes instellingen beschikbaar in beide richtingen. Elke stap komt overeen met ongeveer 5 mired (p. 145). Houd de WB-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde wordt weergegeven in het lcd-venster. Als u de secundaire instelschijf naar links draait, neemt de hoeveelheid oranje (A) toe. Als u de secundaire instelschijf naar rechts draait, neemt de hoeveelheid blauw (B) toe. Bij andere instellingen dan 0 wordt het pictogram E weergegeven in het lcd-venster.
r
WB-knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
146
Een kleurtemperatuur kiezen
Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd voor witbalans, kiest u de kleurtemperatuur door te drukken op de WB-knop en aan de secundaire instelschijf te draaien. De kleurtemperatuur wordt weergegeven in het lcd-venster.
WB-knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
r
D Kies kleurtemperatuur
Houd er rekening mee dat bij flitslicht of TL-licht niet het gewenste resultaat wordt verkregen. Kies voor deze lichtbronnen N (Flitslicht) of I (TL-licht ). Maak bij andere lichtbronnen een testfoto om te bepalen of de geselecteerde waarde geschikt is.
A Het menu Witbalans
U kunt de kleurtemperatuur ook selecteren in het menu Witbalans. Let op: de kleurtemperatuur die u selecteert met de WB-knop en de secundaire instelschijf vervangt de waarde die is geselecteerd in het menu Witbalans.
147
Handmatige preset
U kunt handmatige preset gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem te corrigeren. Er zijn twee methoden voor het instellen van de vooringestelde witbalans.
Methode
Direct meten
Overnemen van bestaande foto
Beschrijving
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt geplaatst in het licht dat voor de uiteindelijke foto zal worden gebruikt en de witbalans wordt door de camera gemeten (p. 150).
De witbalans wordt gekopieerd van een foto op de geheugenkaart (p. 154).
r
148
De camera kan maximaal vijf waarden voor de vooringestelde witbalans opslaan in de voorinstellingen d-0 tot en met d-4. U kunt een beschrijvende opmerking toevoegen aan elke vooringestelde witbalans (p. 158).
d-0 Hierin wordt de laatst gemeten waarde voor de witbalans opgeslagen (p. 150). Deze voorinstelling wordt overschreven wanneer een nieuwe waarde wordt gemeten.
d-1d-4 Waarden opslaan die zijn gekopieerd uit d-0 (p. 153).
r
Waarden opslaan die zijn gekopieerd van foto's op de geheugenkaart (p. 154).
A Voorinstellingen voor witbalans
Wijzigingen in de voorinstellingen voor witbalans worden toegepast op alle geheugenbanken van het opnamemenu (p. 269). Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven als de gebruiker probeert een vooringestelde witbalans te wijzigen die is gemaakt in een andere geheugenbank van het opnamemenu (er wordt geen waarschuwing weergegeven voor voorinstelling d-0).
149
Een waarde meten voor de witbalans
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp in het licht dat voor de uiteindelijke foto wordt gebruikt. In een studio kan een standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt. Bij het meten van de witbalans wordt de belichting automatisch met 1 LW verhoogd. In de belichtingsstand h moet de belichting zo worden aangepast dat de elektronische analoge belichtingsaanduiding ±0 weergeeft (p. 123).
2 Stel de witbalans in op L (Handmatige preset).
Houd de WB-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L wordt weergegeven in het lcd-venster.
r
WB-knop
Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
150
3 Selecteer de stand voor direct
meten.
Laat de WB-knop kort los en houd de knop vervolgens ingedrukt totdat het pictogram L in het lcd-venster en in de zoeker begint te knipperen. Er verschijnt ook een knipperende D in het lcd-venster en in de zoeker. In de standaardinstellingen knipperen de weergaven ongeveer zes seconden.
Lcd-venster Zoeker
4 Meet de witbalans.
Voordat de aanduidingen stoppen met knipperen, richt
u de camera zo dat het referentievoorwerp de zoeker
vult en drukt u de ontspanknop helemaal in. De camera meet een
waarde voor de witbalans en slaat deze op in voorinstelling d-0. Er wordt geen foto opgeslagen. De witbalans kan zelfs
r
nauwkeurig worden gemeten als de camera niet heeft
scherpgesteld.
5 Controleer het resultaat.
Als de camera een waarde voor de witbalans heeft gemeten, knippert C in het lcd-venster, terwijl a knippert in de zoeker. In de standaardinstellingen knipperen de weergaven ongeveer zes seconden.
Lcd-venster
Zoeker
151
Als het te donker of te licht is, kan de camera de witbalans mogelijk niet meten. In dat geval knippert b a in het lcdvenster en in de zoeker (bij de standaardinstellingen knipperen de aanduidingen gedurende circa zes seconden). Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar stap 4 en de witbalans opnieuw te meten.
Lcd-venster
Zoeker
6 Selecteer voorinstelling d-0.
Als u de nieuwe waarde voor de vooringestelde witbalans direct wilt gebruiken, selecteert u voorinstelling d-0 door de WB-knop ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat d-0 wordt weergegeven in het lcd-venster.
r D Stand voor direct meten
Als geen handelingen worden uitgevoerd terwijl de aanduidingen knipperen, wordt de stand voor direct meten beëindigd na het verstrijken van de tijd die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit, p. 296). De standaardinstelling is zes seconden.
A Voorinstelling d-0
De nieuwe waarde voor de witbalans wordt opgeslagen in voorinstelling d-0, waarbij automatisch de vorige waarde voor deze voorinstelling wordt vervangen (er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven). Er wordt een miniatuur weergegeven in de lijst met voorinstellingen voor witbalans.
Als u de nieuwe waarde wilt gebruiken voor de witbalans, selecteert u voorinstelling d-0. (Als er geen waarde voor de witbalans is gemeten voordat d-0 wordt geselecteerd, wordt de witbalans ingesteld op een kleurtemperatuur van 5.200 K, wat overeenkomt met Direct zonlicht ). De nieuwe witbalanswaarde blijft opgeslagen in voorinstelling d-0 totdat de witbalans opnieuw wordt gemeten. Als u voorinstelling d-0 naar een van de andere voorinstellingen kopieert voordat u een nieuwe waarde voor de witbalans meet, kunt u maximaal vijf witbalanswaarden opslaan (p. 153).
152
Witbalans kopiëren van d-0 naar voorinstellingen d-1d-4
Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor de witbalans wilt kopiëren van d-0 naar andere voorinstellingen (d-1 d-4).
1 Selecteer L (Handmatige
preset).
Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de gewenste voorinstelling (d-1 t/m d-4) en druk op het midden van de multi-selector.
r
3 Kopieer d-0 naar de
geselecteerde voorinstelling.
Markeer Kopieer d-0 en druk op J. Als er commentaar aan d-0 is toegevoegd (p. 158), wordt dit commentaar gekopieerd naar het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling.
153
Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1d-4)
Voer de onderstaande stappen uit als u de witbalanswaarde van een foto op de geheugenkaart wilt kopiëren naar een geselecteerde voorinstelling (alleen d-1d-4). Bestaande witbalanswaarden kunnen niet worden gekopieerd naar voorinstelling d-0.
1 Selecteer L (Handmatige
preset).
Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de gewenste
voorinstelling (d-1 t/m d-4) en
druk op het midden van de
r
multi-selector.
3 Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk op 2.
154
4 Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto. Druk op de knop X als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven.
5 Kopieer de witbalans.
Druk op het midden van de multi-selector om de witbalanswaarde van de gemarkeerde foto naar de geselecteerde voorinstelling te kopiëren. Als er commentaar is toegevoegd aan de gemarkeerde foto (p. 335), wordt dit commentaar gekopieerd naar het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling.
r
A Een vooringestelde witbalans selecteren
Druk op 1 om de huidige voorinstelling (d-0 d-4) te markeren en druk op 2 om een andere voorinstelling te selecteren.
155
Een vooringestelde witbalans selecteren
U stelt de witbalans als volgt in op een vooringestelde waarde:
1 Selecteer L (Handmatige
preset).
Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste
voorinstelling en druk op het
midden van de multi-selector.
Als u de gemarkeerde
voorinstelling wilt selecteren en
het menu voor fijnafstelling
r
(p. 144) wilt weergeven zonder
de volgende stap uit te voeren, drukt u niet op het midden van de
multi-selector maar op J.
3 Selecteer Instellen.
Markeer Instellen en druk op 2. Het menu voor fijnafstelling wordt weergegeven voor de geselecteerde vooringestelde witbalans (p. 144).
156
A Een vooringestelde witbalans selecteren: de WB-knop
In de stand L (Handmatige preset) kunt u voorinstellingen ook selecteren
door de WB-knop ingedrukt te houden en te draaien aan de secundaire
instelschijf. De huidige voorinstelling wordt weergegeven in het lcd-venster
terwijl de WB-knop is ingedrukt.
WB-knop
Secundaire instelschijf
Lcd-venster
r
157
Commentaar invoeren
Voer de volgende stappen uit als u een beschrijvend commentaar van maximaal 36 tekens wilt toevoegen aan een geselecteerde voorinstelling voor witbalans.
1 Selecteer L (Handmatige
preset).
Markeer Handmatige preset in het witbalansmenu (p. 140) en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste voorinstelling en druk op het midden van de multi-selector.
3 r Selecteer Commentaar bewerken. Markeer Commentaar bewerken en druk op 2.
4 Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals wordt beschreven op pagina 270.
158
JBeeldoptimalisatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint optimaliseert met behulp van beeldinstellingen, hoe u details in hoge lichten en schaduwen kunt behouden met behulp van actieve D-Lighting en hoe u een kleurruimte kiest.
Beeldinstelling ...................................................................... p. 160
Eigen beeldinstellingen maken ........................................................ p. 168
Actieve D-Lighting ............................................................... p. 179 Kleurruimte............................................................................ p. 181
J
159
Beeldinstelling
Dankzij het unieke beeldinstellingssysteem van Nikon kunt u beeldbewerkingsinstellingen delen met compatibele apparaten en software. Kies een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen of breng afzonderlijke wijzigingen aan in verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint. Deze instellingen kunnen worden opgeslagen onder nieuwe namen als eigen beeldinstellingen om later naar keuze te worden opgeroepen of gewijzigd. Eigen beeldinstellingen kunnen ook worden opgeslagen op geheugenkaarten om te gebruiken in compatibele software en beeldinstellingen die met software zijn aangemaakt, kunnen worden geladen in de camera. Elke combinatie van beeldinstellingen zal bijna hetzelfde resultaat teweegbrengen op alle camera's met ondersteuning voor het beeldinstellingssysteem van Nikon.
J
160
Beeldinstellingen gebruiken
Hieronder wordt beschreven hoe u beeldinstellingen kunt gebruiken. · Beeldinstellingen van Nikon selecteren (p. 162): selecteer een bestaande
beeldinstelling van Nikon. · Bestaande beeldinstellingen aanpassen (p. 164): pas een bestaande
beeldinstelling aan om de gewenste combinatie van verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint te creëren voor een bepaald onderwerp of effect. · Eigen beeldinstellingen maken (p. 168): sla aangepaste beeldinstellingen onder een unieke naam op, zodat u ze naar wens kunt oproepen of bewerken. · Eigen beeldinstellingen delen (p. 172): u kunt eigen beeldinstellingen die u met de camera hebt gemaakt ook opslaan op de geheugenkaart, zodat u ze kunt gebruiken in ViewNX (meegeleverd) of een ander compatibel softwareprogramma. Omgekeerd kunt u beeldinstellingen die u met een softwareprogramma hebt gemaakt in de camera laden. · Eigen beeldinstellingen beheren (p. 175): verwijder eigen beeldinstellingen of geef ze een andere naam.
J
A Het verschil tussen beeldinstellingen van Nikon en eigen
beeldinstellingen De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, worden beeldinstellingen van Nikon genoemd. Naast de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van Nikon kunt u ook optionele beeldinstellingen downloaden van de Nikon-websites. U kunt eigen beeldinstellingen maken door bestaande beeldinstellingen van Nikon aan te passen. Zowel de beeldinstellingen van Nikon als eigen beeldinstellingen kunnen worden gedeeld met compatibele apparaten en softwareprogramma's.
161
Beeldinstellingen van Nikon selecteren
De camera biedt vier vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van Nikon. Kies een beeldinstelling die past bij het onderwerp of het soort opname.
Optie Q Standaard R Neutraal
S Levendig T Monochroom
Beschrijving
Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten. Aanbevolen voor de meeste situaties.
Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten. Kies deze optie voor foto's die later uitgebreid zullen worden bewerkt of geretoucheerd.
Foto's worden verbeterd voor een levendig foto-effect. Kies deze optie voor foto's met voornamelijk primaire kleuren.
Voor monochrome foto's.
Een beeldinstelling kiezen
1 Selecteer een
Beeldinstelling.
Markeer in het opnamenumenu
J
(p. 268) Beeldinstelling kiezen
en druk op 2.
2 Selecteer Beeldinstelling
kiezen.
Markeer de gewenste
beeldinstelling en druk op J.
162
A Het beeldinstellingsraster
Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een beeldinstellingsraster weergegeven waarin het contrast en de verzadiging voor de geselecteerde beeldinstelling worden weergegeven in vergelijking met de andere beeldinstellingen. (Als u Monochroom selecteert, wordt alleen het contrast weergegeven.) Als u een andere beeldinstelling wilt selecteren, drukt u op 1 of 3. Druk vervolgens op 2 om de opties voor beeldinstellingen weer te geven en druk op J.
A De aanduiding voor de beeldinstelling
De geselecteerde beeldinstelling wordt weergegeven in de opname-informatieweergave wanneer u op de knop R drukt. U kunt ook beeldinstellingen selecteren in de opnameinformatieweergave (p. 15).
Aanduiding voor beeldinstelling
J
163
Bestaande beeldinstellingen aanpassen
U kunt bestaande beeldinstellingen van Nikon of eigen beeldinstellingen aanpassen aan het onderwerp of uw eigen creatieve wensen. Kies een evenwichtige combinatie van instellingen via de optie Snel aanpassen of pas de afzonderlijke instellingen handmatig aan.
1 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer de gewenste
beeldinstelling in het menu Beeldinstelling kiezen (p. 162) en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste
instelling te markeren en druk op
4 of 2 om een waarde te
J
selecteren (p. 165). Herhaal deze stap totdat alle instellingen zijn
aangepast of selecteer Snel aanpassen om een vooringestelde
combinatie van instellingen te selecteren. U kunt de
standaardinstellingen herstellen door op de knop O te drukken.
3 Druk op J.
A Wijzigingen in de originele beeldinstellingen
Beeldinstellingen waarvan de standaardwaarden zijn gewijzigd, worden aangeduid met een sterretje ("U") in het menu Beeldinstelling kiezen.
164
Opties voor beeldinstellingen
Optie
Beschrijving
Kies een optie tussen 2 en +2 als u het effect van de geselecteerde beeldinstelling wilt verminderen of versterken (hierdoor worden alle handmatige Snel aanpassen aanpassingen ongedaan gemaakt). Als u bijvoorbeeld een positieve waarde kiest voor Levendig, worden alle foto's levendiger. Niet beschikbaar voor Neutraal, Monochroom of eigen beeldinstellingen.
Bepaalt de verscherping van contouren. Selecteer A als u de verscherping automatisch wilt aanpassen aan het soort Verscherping onderwerp of kies een waarde tussen 0 (geen verscherping) en 9 (hoe hoger de waarde, hoe sterker de verscherping).
Selecteer A als u het contrast automatisch wilt aanpassen aan het soort onderwerp of kies een waarde tussen 3 en +3. (Kies een lage waarde om te voorkomen dat hoge Contrast lichten in portretten verbleken in direct zonlicht. Kies een hoge waarde als u details in mistige landschappen en andere onderwerpen met een laag contrast wilt behouden.)
Handmatige aanpassingen (alle beeldinstellingen)
Helderheid
Kies 1 voor een lagere helderheid of kies +1 voor een grotere helderheid. Heeft geen invloed op de belichting.
Handmatige aanpassingen Handmatige aanpassingen (alleen niet-monochroom) (alleen monochroom)
Regelt de levendigheid van kleuren. Selecteer A als u de verzadiging automatisch wilt aanpassen aan het soort
J
Verzadiging onderwerp of kies een waarde tussen 3 en +3 (bij een
lage waarde wordt de verzadiging verminderd, bij een
hoge waarde wordt de verzadiging versterkt).
Kies een negatieve waarde (het minimum is 3) om
roodtinten paarser, blauwtinten groener en groentinten
Tint
geler te maken. Kies een positieve waarde (maximaal +3)
om roodtinten meer oranje, groentinten blauwer en
blauwtinten paarser te maken.
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto's Filtereffecten na. Kies uit OFF (de standaardinstelling), geel, oranje, rood
en groen (p. 167).
Kleurtoon
Kies de tint die wordt gebruikt in monochrome foto's: B&W (Z/W) (de standaardinstelling), Sepia (Sepia), Cyanotype (Koel blauw) (monochrome foto's met een blauwe tint), Red (Rood), Yellow (Geel), Green (Groen), Blue Green (Blauw groen), Blue (Blauw), Purple Blue (Paars blauw), Red Purple (Rood paars) (p. 167).
165
D "A" (Automatisch)
De resultaten van automatisch contrast en automatische verzadiging hangen af van de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat. De pictogrammen voor beeldinstellingen met automatisch contrast en automatische verzadiging worden groen weergegeven in het beeldinstellingsraster en er verschijnen lijnen die parallel lopen met de assen van het raster.
A Het beeldinstellingsraster
Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een beeldinstellingsraster weergegeven waarin het contrast en de verzadiging voor de geselecteerde beeldinstelling worden weergegeven in vergelijking met de andere beeldinstellingen. (Als u Monochroom selecteert, wordt alleen het contrast weergegeven.) Laat de knop W los om terug te keren naar het menu voor beeldinstellingen.
A Vorige instellingen
In de waardeaanduiding in het menu voor beeldinstellingen wordt de vorige waarde aangeduid met een streepje. Gebruik dit als
J referentie bij het aanpassen van de instellingen.
166
A Filtereffecten (alleen bij Monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome
foto's na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar.
Optie
Beschrijving
Y Geel Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid van O Orange de lucht in landschapsfoto's te verlagen. Oranje creëert een groter
R Rood contrast dan geel, rood creëert een groter contrast dan oranje.
G Groen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van echte glazen filters.
A Kleurtoon (alleen bij Monochroom)
Als u op 3 drukt terwijl Kleurtoon is geselecteerd, worden de opties voor verzadiging weergegeven. Druk op 4 of 2 om de verzadiging aan te passen. De verzadiging kan niet worden aangepast als Z/W (zwart-wit) is geselecteerd.
A Eigen beeldinstellingen
Voor eigen beeldinstellingen zijn dezelfde opties beschikbaar als voor de beeldinstelling waarop de eigen beeldinstelling is gebaseerd.
J
167
Eigen beeldinstellingen maken
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, kunnen worden aangepast en als eigen beeldinstellingen worden opgeslagen.
1 Selecteer Beeldinstelling
beheren.
Markeer in het opnamemenu (p. 268) Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer Opslaan/
bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en druk op 2.
J
168
3 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een bestaande beeldinstelling en druk op 2 of druk op J om verder te gaan met stap 5 en een kopie van de gemarkeerde beeldinstelling op te slaan zonder deze te wijzigen.
4 Bewerk de geselecteerde
beeldinstelling.
Zie pagina 165 voor meer informatie. Als u wijzigingen ongedaan wilt maken en opnieuw wilt beginnen, drukt u op de knop O. Wanneer de instellingen zijn voltooid, drukt u op J.
5 Selecteer een bestemming.
J
Kies een bestemming voor de
eigen beeldinstelling (C-1 C-9)
en druk op 2.
169
6 Geef een naam op voor de
beeldinstelling.
Toetsen-
Het venster voor tekstinvoer
bordveld
wordt weergegeven (zie
Naamveld
rechts). Voor nieuwe
beeldinstellingen wordt
standaard een tweecijferig nummer toegevoegd (automatisch
toegewezen) aan de naam van de bestaande beeldinstelling. U
kunt deze naam bewerken om een nieuwe naam te maken zoals
hieronder wordt beschreven.
U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken. Als u een nieuw teken wilt invoeren op de huidige cursorpositie, markeert u het gewenste teken in het toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en drukt u op het midden van de multi-selector. U verwijdert het teken op de huidige cursorpositie door op de knop O te drukken.
J
Namen van eigen beeldinstellingen kunnen maximaal 19 tekens lang zijn. Alle tekens die u na het negentiende teken invoert,
worden verwijderd.
Nadat u de naam hebt ingevoerd, drukt u op J. De nieuwe beeldinstelling wordt weergegeven in de lijst met beeldinstellingen.
U kunt de naam van een eigen beeldinstelling op elk gewenst moment wijzigen met de optie Hernoemen in het menu Beeldinstelling beheren.
170
A Eigen beeldinstellingen
Opnamemenu terugzetten heeft geen invloed op eigen beeldinstellingen
(p. 271).
De optie Snel aanpassen is niet beschikbaar voor eigen beeldinstellingen
(p. 165). Eigen beeldinstellingen die zijn gebaseerd op de instelling Monochroom, beschikken over de opties Filtereffecten en Kleurtoon in plaats van Verzadiging en Tint.
A Het pictogram voor de oorspronkelijke beeldinstelling
De beeldinstelling van Nikon waarop de eigen beeldinstelling is gebaseerd, wordt aangegeven met een pictogram in de rechterbovenhoek van het bewerkingsvenster.
Pictogram voor oorspronkelijke beeldinstelling
J
171
Eigen beeldinstellingen delen
Eigen beeldinstellingen die u hebt gemaakt met de Picture Control Utility van ViewNX of optionele software als Capture NX 2, kunt u naar een geheugenkaart kopiëren en in de camera laden. Omgekeerd kunt u beeldinstellingen die u met de camera hebt gemaakt, naar de geheugenkaart kopiëren en in compatibele camera's en softwareprogramma's gebruiken.
Eigen beeldinstellingen naar de camera kopiëren
1 Selecteer Laden/opslaan.
Markeer Laden/opslaan in het menu Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer Kopiëren naar
camera.
Markeer Kopiëren naar camera
J
en druk op 2.
3 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling en: · druk op 2 om de huidige
instellingen weer te geven of · druk op J om verder te gaan
met stap 4.
172
4 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de eigen beeldinstelling (C-1 C-9) en druk op 2.
5 Geef een naam op voor de beeldinstelling.
Geef een naam op voor de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 170. De nieuwe beeldinstelling wordt weergegeven in de lijst met beeldinstellingen. U kunt de naam op elk gewenst moment wijzigen met de optie Hernoemen in het menu Beeldinstelling beheren.
J
173
Eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan
1 Selecteer Kopiëren naar
camera.
Nadat u het menu Laden/ opslaan hebt weergegeven, zoals wordt beschreven in stap 1 op pagina 172, markeert u Kopiëren naar kaart en drukt u op 2.
2 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling en druk op 2.
3 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming (1 99) en
J
druk op J om de geselecteerde
beeldinstelling op de
geheugenkaart op te slaan. Alle
beeldinstellingen die eerder op
de geselecteerde bestemming zijn opgeslagen, worden
overschreven.
A Eigen beeldinstellingen opslaan
U kunt op elk gewenst moment maximaal 99 eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan. Alleen beeldinstellingen die door de gebruiker zijn gemaakt, kunnen op de geheugenkaart worden opgeslagen. De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, kunnen niet worden gekopieerd naar de geheugenkaart.
174
Eigen beeldinstellingen beheren
Voer de onderstaande stappen uit als u eigen beeldinstellingen een andere naam wilt geven of wilt wissen.
De naam van eigen beeldinstellingen wijzigen
1 Selecteer Hernoemen.
Markeer Hernoemen in het menu Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 C-9) en druk op 2.
3 Wijzig de naam van de
J
beeldinstelling.
Wijzig de naam van de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 170.
175
Eigen beeldinstellingen van de camera wissen
1 Selecteer Wissen.
Markeer Wissen in het menu Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 C-9) en druk op 2.
3 Selecteer Ja.
Markeer Ja en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling te wissen.
J
A Beeldinstellingen van Nikon
De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd (Standaard, Neutraal, Levendig en Monochroom), kunnen geen andere naam krijgen of worden gewist.
176
Eigen beeldinstellingen van de geheugenkaart wissen
1 Selecteer Laden/opslaan.
Markeer Laden/opslaan in het menu Beeldinstelling beheren en druk op 2.
2 Selecteer Wissen van kaart.
Markeer Wissen van kaart en druk op 2.
J
177
3 Selecteer een
beeldinstelling.
Markeer een eigen beeldinstelling (199) en: · druk op 2 om de huidige
instellingen weer te geven of
· druk op J om het bevestigingsvenster rechts weer te geven.
4 J
Selecteer Ja.
Markeer Ja en druk op J om de
geselecteerde beeldinstelling te
wissen.
178
Actieve D-Lighting
Met actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen behouden, wat foto's met een natuurlijk contrast oplevert. Gebruik deze functie voor onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto's maakt van onderwerpen in de schaduw.
Actieve D-Lighting: Uit
Actieve D-Lighting: Uit
Actieve D-Lighting: Automatish
J
Actieve D-Lighting: Hoog
179
Voer de onderstaande stappen uit als u actieve D-Lighting wilt gebruiken.
1 Selecteer Actieve
D-Lighting.
Markeer in het opnamemenu (p. 268) Actieve D-Lighting en druk op 2.
2 Kies een optie.
Markeer Automatisch, Uit, Laag, Normaal of Hoog en druk op J. Selecteer Automatisch om D-Lighting automatisch aan te passen aan de opnameomstandigheden.
J
D Actieve D-Lighting
Wanneer actieve D-Lighting is ingeschakeld, is meer tijd nodig om beelden op te slaan en zal de capaciteit van het buffergeheugen kleiner worden (p. 424). Gebruik matrixmeting (p. 112). Foto's die zijn gemaakt met actieve D-Lighting bij een hoge ISO-gevoeligheid kunnen ruis, lijnen en vertekening vertonen. Actieve D-Lighting kan niet worden gebruikt met een ISO-gevoeligheid van Hi 0,3 of hoger. De beeldinstellingsopties Helderheid en Contrast (p. 165) kunnen niet worden aangepast als actieve D-Lighting is ingeschakeld. In de belichtingsstand h komt de instelling Automatisch voor actieve D-Lighting overeen met Normaal.
D Het verschil tussen Actieve D-Lighting en D-Lighting
Met de optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu wordt de belichting vóór de opname aangepast voor een optimaal dynamisch bereik. Met de optie D-Lighting in het retoucheermenu kan het dynamische bereik in foto's ná de opname worden geoptimaliseerd.
A De opname-informatieweergave
U kunt actieve D-Lighting ook aanpassen via de opname-informatieweergave (p. 15).
180
Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt het kleurbereik dat beschikbaar zijn voor kleurreproductie. Kies een kleurruimte op basis van de manier waarop foto's buiten de camera worden verwerkt.
Optie
W
sRGB (standaard)
X Adobe RGB
Beschrijving
Kies deze optie voor foto's die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of gebruikt.
In deze kleurruimte kan een groter kleurbereik worden weergegeven dan in sRGB, waardoor dit de beste keuze is voor foto's die uitgebreid worden verwerkt of geretoucheerd.
1 Selecteer Kleurruimte.
Markeer Kleurruimte in het opnamemenu (p. 268) en druk op 2.
2 Selecteer een kleurruimte.
J
Markeer de gewenste optie en druk op J.
A De opname-informatieweergave
U kunt de kleurruimte ook selecteren in de opname-informatieweergave (p. 15).
181
A Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in een digitaal afbeeldingsbestand worden aangegeven. De kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële publicaties en afdrukken. sRGB wordt aanbevolen wanneer u foto's maakt die zonder wijziging worden afgedrukt of worden weergegeven in toepassingen die geen kleurbeheer ondersteunen, of wanneer u foto's maakt die worden afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct afdrukken van sommige consumentenprinters of commerciële afdrukservices. Adobe RGB-foto's kunnen ook op deze manier worden afgedrukt, maar de kleuren zijn dan minder levendig. JPEG-foto's die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB zijn compatibel met Exif 2.21 en DCF 2.0. Toepassingen en printers die Exif 2.21 of DCF 2.0 ondersteunen, selecteren automatisch de juiste kleurruimte. Als de toepassing of het apparaat geen Exif 2.21 of DCF 2.0 ondersteunt, dient u handmatig de juiste kleurruimte te selecteren. In TIFF-foto's die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB, wordt een ICC-profiel ingesloten, zodat toepassingen die kleurbeheer ondersteunen automatisch de juiste kleurruimte selecteren. Raadpleeg de documentatie bij de toepassing of het apparaat voor meer informatie.
A Nikon-software
Wanneer u in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar) foto's opent die zijn gemaakt met de D700, wordt automatisch de juiste
J kleurruimte geselecteerd.
182
lFlitsen
Gebruik van de ingebouwde flitser
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ingebouwde flitser gebruikt.
De ingebouwde flitser ......................................................... p. 184 Gebruik van de ingebouwde flitser .................................. p. 185 Flitsstanden ........................................................................... p. 188 Flitscorrectie .......................................................................... p. 190 FV-vergrendeling.................................................................. p. 192
l
183
De ingebouwde flitser
De ingebouwde flitser heeft een richtgetal van (GN) 17 (m, ISO 200, 20 °C) en kan het gezichtsveld dekken van een 24mm objectief of een 16mm objectief in DX-formaat. De flitser ondersteunt i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's, waarbij monitor-voorflitsen worden gebruikt om de flitssterkte aan te passen voor een uitgebalanceerde belichting. Dit wordt niet alleen gebruikt wanneer de natuurlijke verlichting ontoereikend is, maar ook om schaduwen en onderwerpen met tegenlicht in te vullen of om een lichtpuntje toe te voegen aan de ogen in een portretfoto. De volgende soorten i-TTL-flitssturing worden ondersteund:
i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's: de flitser geeft een reeks vrijwel onzichtbare flitsen vooraf (monitor-voorflitsen) af direct voor de hoofdflits. Flitsen vooraf die worden weerkaatst door voorwerpen in alle delen van het beeld, worden opgevangen door een RGB-sensor met 1005 segmenten en worden geanalyseerd in combinatie met afstandsinformatie van het matrixmeetsysteem, waarna de flitssterkte wordt aangepast voor een natuurlijk evenwicht tussen hoofdonderwerp en omgevingsverlichting. Als een G- of D-type objectief wordt gebruikt, wordt afstandsinformatie gebruikt bij het berekenen van de flitssterkte. U kunt de nauwkeurigheid van de berekening bij objectieven zonder CPU vergroten door de objectiefgegevens op te geven (brandpuntsafstand en maximaal diafragma,zie p. 210). Niet beschikbaar wanneer spotmeting wordt gebruikt.
l Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's: de flitssterkte wordt zodanig aangepast dat de totale verlichting een standaardniveau bereikt. Er wordt geen rekening gehouden met de helderheid van de achtergrond. Aanbevolen voor opnamen waarbij het hoofdonderwerp wordt benadrukt ten koste van de achtergrond of wanneer belichtingscorrectie wordt gebruikt. Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's wordt automatisch geactiveerd als spotmeting is geselecteerd.
D ISO-gevoeligheid
i-TTL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 200 en 6400. Bij waarden boven 6400 of onder 200 wordt bij bepaalde bereiken of diafragma-instellingen mogelijk niet het gewenste resultaat bereikt.
184
Gebruik van de ingebouwde flitser
Voer de volgende stappen uit als u de ingebouwde flitser gebruikt.
1 Selecteer een lichtmeetmethode
(p.112).
Selectieknop voor lichtmeting
Selecteer matrixmeting of centrumgerichte meting om i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's te activeren. Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's wordt automatisch geactiveerd als spotmeting is geselecteerd.
2 Druk op de flitserknop.
De ingebouwde flitser wordt opgeklapt en meteen opgeladen. De flitsgereedaanduiding (c) brandt wanneer
de flitser volledig is opgeladen.
Flitserknop
3 Selecteer een flitsstand.
Houd de knop M ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat het pictogram voor de gewenste flitsstand wordt weergegeven in het lcd-venster (p. 188).
l
M knop Hoofdinstelschijf
Lcd-venster
185
4 Controleer de belichting (sluitertijd en diafragma).
Druk de ontspanknop half in en controleer de sluitertijd en het diafragma. De onderstaande instellingen zijn beschikbaar wanneer de ingebouwde flitser is opgeklapt.
Stand
Sluitertijd
Diafragma
Zie pagina
e
Automatisch ingesteld door camera
(1/250 sec.1/60 sec.) 1, 2
Automatisch ingesteld door
116
f
Waarde geselecteerd door gebruiker (1/250 sec.30 sec.) 2
camera
118
g
Automatisch ingesteld door camera (1/250 sec.1/60 sec.) 1, 2
Waarde geselecteerd
119
h
Waarde geselecteerd door gebruiker door gebruiker 3 (1/250 sec.30 sec.) 2
121
1 Bij de flitsstanden voor flitsen met lange sluitertijd, synchronisatie op tweede
gordijn en lange sluitertijd, en rode-ogenreductie met lange sluitertijd kan een
sluitertijd van maar liefst 30sec. worden ingesteld.
2 De ingebouwde flitser ondersteunt sluitertijden tot 1/320 s wanneer 1/320 sec
(auto-FP) werd geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie
snelheid, p. 305306). De optionele flitsers SB-900, SB-800 en SB-600 ondersteunen
sluitersnelheden van 1/8.000 s bij instellingen van 1/320 sec (auto-FP) of 1/250 sec
(auto-FP).
3 Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid. Raadpleeg
l
de tabel met flitsbereiken (p. 427) als u het diafragma instelt in de stand g of h.
Bij de standaardinstellingen kunt u het effect van de flits vooraf bekijken door via de scherptedieptevoorbeeldknop een instellicht te activeren (p. 315).
5 Maak de foto.
Kadreer de foto, stel scherp en druk af. Als de flitsgereedaanduiding (M) nog ongeveer drie seconden blijft knipperen nadat de foto is gemaakt, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser op de maximale sterkte heeft geflitst. Controleer het resultaat op de monitor. Als de foto onderbelicht is, past u de instellingen aan en probeert u het opnieuw.
A Zie ook
Zie pagina 306 voor informatie over de optie 1/320 sec. (auto FP).
186
Neerklappen van de ingebouwde flitser
Als u stroom wilt sparen wanneer de flitser niet wordt gebruikt, duwt u de flitser omlaag totdat deze vastklikt.
D De ingebouwde flitser
Gebruik de flitser bij objectieven met een brandpuntsafstand van 24300 mm in FX-formaat (p. 374). Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven.
l Als de flitser wordt gebruikt in de continue ontspanstand (p. 86), wordt bij het
indrukken van de ontspanknop telkens maar één foto gemaakt. Nadat deze voor meerdere opnamen achtereen is gebruikt, kan de ontspanknop ter bescherming van de flitser kort worden geblokkeerd. Na een korte pauze kan de flitser weer worden gebruikt.
A Zie ook
Zie pagina 192 als u de flitswaarde (FV) die voor een onderwerp is gemeten, wilt vergrendelen voordat u een foto opnieuw kadreert. Zie persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, p. 305) voor informatie over het kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid. Zie persoonlijke instelling e2 (Langste sluitertijd bij flits, p. 308) als u de flitser gebruikt en de langste beschikbare sluitertijd wilt kiezen. Zie persoonlijke instelling e3 (Flitssturing ingeb. flitser, p. 309) voor informatie over het gebruik van de ingebouwde flitser in de commanderstand. Zie pagina 377 voor informatie over het gebruik van optionele flitsers. Zie pagina 427 voor informatie over het bereik van de ingebouwde flitser.
187
Flitsstanden
De camera ondersteunt de volgende flitsstanden.
Flitsstand
Beschrijving
Synchronisatie op eerste gordijn
Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste
situaties. In de standen Programma-automatiek en
Diafragmavoorkeuze wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/250 en 1/60 sec. (1/ 8000 tot 1/60 sec. bij gebruik van een optionele flitser
met automatische snelle FP-synchronisatie, p. 377).
Rode-ogenreductie
Het lampje voor rode-ogenreductie brandt circa één seconde vóór de hoofdflits. De pupillen in de ogen van gefotografeerde personen trekken zich samen, waardoor het rode-ogeneffect van de flits wordt verminderd. Omdat de ontspanvertraging bij rodeogenreductie één seconde is, wordt deze stand niet aanbevolen bij bewegende onderwerpen of in andere situaties waarin een snelle sluiterrespons is vereist. Voorkom dat de camera beweegt terwijl het lampje voor rode-ogenreductie brandt.
Combineert rode-ogenreductie met een lange sluitertijd. Gebruik deze stand voor portretten die in het donker worden genomen. Deze stand is alleen beschikbaar in de belichtingsstanden Porgramma-
l automatiek en Diafragmavoorkeuze. Het gebruik van Rode-ogenreductie een statief wordt aanbevolen om onscherpte als met lange sluitertijd gevolg van cameratrilling te voorkomen.
Lange sluitertijd
De flits wordt gecombineerd met een lange sluitertijd tot 30 sec. om in het donker of bij weinig licht zowel het hoofdonderwerp als de achtergrond vast te leggen. Deze stand is alleen beschikbaar in de belichtingsstanden Programma-automatiek en Diafragmavoorkeuze. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte als gevolg van cameratrilling te voorkomen.
188
Flitsstand
Beschrijving
In de belichtingsstand Sluitertijdvoorkeuze of Handmatig flitst de flitser vlak voordat de sluiter wordt gesloten. Gebruik deze stand om het effect Synchronisatie op het van een lichtstroom te creëren achter bewegende tweede gordijn voorwerpen. In de standen Programma-automatiek en Diafragmavoorkeuze wordt synchronisatie op het tweede gordijn en lange sluitertijd gebruikt om zowel het onderwerp als de achtergrond vast te leggen. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen om Trage synchronisatie onscherpte als gevolg van cameratrilling te op het tweede gordijn voorkomen.
A Sturing van de ingebouwde flitser
De opname-informatieweergave toont de flitssturingsstand voor de ingebouwde flitser (Ingebouwd) en voor optionele flitsers die op het accessoireschoentje van de camera zijn bevestigd (Optioneel) als volgt.
i-TTL
Automatisch diafragma (AA) 1
Handmatig
Ingebouwd Optioneel Ingebouwd Optioneel Ingebouwd Optioneel
DDL 2
--
Auto-FP (p. 306)
--
--
--
l
Stroboscopisch flitsen 2
--
--
--
--
Commanderstand 2
--
1 Alleen beschikbaar met SB-900 en SB-800. 2 U kunt de flitssturingsstand voor de ingebouwde flitser selecteren via
persoonlijke instelling e3 (Flitssturing ingeb. flitser, p. 309).
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, p. 305) voor informatie over flitssynchronisatiesnelheden tot 1/320 sec.
189
Flitscorrectie
Met behulp van flitscorrectie kunt u de flitssterkte aanpassen van 3LW tot +1LW in stappen van 1/3LW, waardoor de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond verandert. U kunt de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp lichter te maken of verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties te voorkomen.
Houd de knop Y ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde wordt weergegeven in het lcd-venster. Kies een positieve waarde om het hoofdonderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken.
M knop
Secundaire instelschijf
Bij een andere waarde dan ±0 wordt het pictogram Y weergegeven in het lcd-venster zodra u de knop Y loslaat. U kunt de huidige waarde voor flitscorrectie controleren door op de knop Y te drukken.
l De normale flitssterkte kan worden hersteld
door de flitscorrectie in te stellen op ±0,0. De flitscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
±0 LW (knop Y ingedrukt)
0,3 LW
+1,0 LW
190
A Optionele flitsers
Flitscorrectie is ook beschikbaar bij de optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b3 (Stapgrootte belichtingscorr., p.292) voor informatie over de beschikbare stapgroottes wanneer u flitscorrectie instelt.
l
191
FV-vergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, zodat u de compositie kunt aanpassen zonder dat de flitssterkte wordt gewijzigd. Zo weet u zeker dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. De flitssterkte wordt automatisch aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt gewijzigd.
FV-vergrendeling gebruiken:
1 Wijs de functie FV-vergrendeling toe
aan de Fn-knop.
Selecteer FV-vergrendeling voor persoonlijke instelling f5 (FUNC.-knop toewijzen > FUNC.-knop indrukken, p. 320).
2 Druk op de flitserknop om de flitser
op te klappen.
l
De ingebouwde flitser wordt opgeklapt
en meteen opgeladen.
Flitserknop
3 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het midden van het beeld en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
192
4 Vergrendel de flitssterkte.
Controleer of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wordt weergegeven en druk op de Fn-knop. De flitser geeft een monitor-voorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen. De flitssterkte zal op dat niveau worden vergrendeld en het pictogram FV-vergrendeling (e) zal in de zoeker verschijnen.
5 Pas de compositie aan.
Fn-knop
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Indien
gewenst kunt u nog meer foto's maken zonder de FV-
vergrendeling op te heffen.
l
7 Hef de FV-vergrendeling op.
Druk op de Fn-knop om de FV-vergrendeling op te heffen. Controleer of het pictogram FV-vergrendeling (e) niet langer wordt weergegeven in de zoeker.
193
D FV-vergrendeling gebruiken met de ingebouwde flitser
FV-vergrendeling is alleen beschikbaar bij de ingebouwde flitser als DDL (standaardoptie) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitssturing ingeb. flitser, p. 309).
A FV-vergrendeling gebruiken met optionele flitsers
FV-vergrendeling is ook beschikbaar bij de SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers (apart verkrijgbaar). Stel de optionele flitser in op de stand DDL. (De SB-900 en SB-800 kunnen ook worden gebruikt in de stand AA. Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie). Wanneer FVvergrendeling is ingeschakeld, wordt de flitssterkte automatisch aangepast als de positie van de zoomkop van de flitser wordt gewijzigd.
Als de commanderstand is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitssturing ingeb. flitser, p. 309), kan FV-vergrendeling worden gebruikt met de externe flitsers SB-800, SB-900, SB-600 en SB-R200 als (a) de ingebouwde flitser, flitsergroep A of flitsergroep B in de stand DDL staat, of (b) een flitsergroep uitsluitend bestaat uit SB-900 en SB-800 flitsers in de stand DDL of AA.
A Lichtmeting
Bij gebruik van een optionele flitser gelden voor FV-vergrendeling de volgende meetgebieden.
Flitser
Flitsstand
Gemeten gebied
Autonome flitser
l
i-TTL AA
Cirkel van 5 mm in midden van beeld
Gebied gemeten door flitslichtmeter
Gebruikt met andere flitsers (geavanceerde draadloze flitssturing)
i-TTL AA A (hoofdflitser)
Gehele beeld
Gebied gemeten door flitslichtmeter
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de scherptedieptevoorbeeldknop of de
AE-L/AF-L-knop voor FV-vergrendeling, zie persoonlijke instelling f6 (Voorbeeldknop toewijzen, p. 324) of persoonlijke instelling f7 (AE-L/AF-L knop toewijzen, p. 325).
194
tOverige opnameopties
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de standaardinstellingen herstelt, meervoudige belichtingen en intervalopnamen maakt, en GPS-apparaten en objectieven zonder CPU gebruikt.
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen terugzetten ............................................................................ p. 196 Meervoudige belichting...................................................... p. 198 Intervalfotografie ................................................................. p. 203 Objectieven zonder CPU ..................................................... p. 210 Een GPS-apparaat gebruiken ............................................. p. 213
t
195
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen terugzetten
U kunt de standaardwaarden van de hieronder vermelde camerainstellingen herstellen door de knoppen QUAL en E meer dan twee seconden tegelijk ingedrukt te houden. (Deze knoppen worden aangegeven met een groene stip.) Het lcd-venster wordt kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden teruggezet.
QUAL-knop
E knop
Optie Scherpstelpunt
Belichtingsstand
Flexibel programma
t Belichtingscorrectie
AE-vergrendeling
Standaard Middelste Programmaautomatiek
Uit
Uit Uit 1
Optie Bracketing
Flitsstand
Flitscorrectie FV-vergrendeling
Meervoudige belichting
Standaard Uit 2
Synchronisatie op eerste gordijn Uit Uit
Uit
1 Persoonlijke instelling f7 (AE-L/AF-L knop toewijzen, p. 325) verandert niet. 2 Aantal opnamen wordt teruggezet op nul. De bracketingstapgrootte wordt
teruggezet op 1 LW (belichtings-/flitsbracketing) of 1 (witbalansbracketing).
196
De volgende opties in het opnamemenu worden ook teruggezet. Alleen instellingen in de bank die momenteel is geselecteerd in de optie Geheugenbank opnamemenu worden teruggezet (p. 269). De instellingen in de overige geheugenbanken veranderen niet.
Optie Beeldkwaliteit Beeldformaat
Standaard JPEG Normaal
Groot
Optie Witbalans ISO-gevoeligheid * Fijnafstelling uit.
Standaard Automatisch *
200
Als de huidige beeldinstelling is aangepast, worden de bestaande instellingen voor de beeldinstelling ook hersteld.
t
A Zie ook
Zie pagina 418 voor een lijst met standaardinstellingen.
197
Meervoudige belichting
Voer de onderstaande stappen uit als u een reeks van twee tot tien opnamen wilt opslaan als één foto. Meervoudige belichtingen kunnen worden opgenomen met elke instelling voor beeldkwaliteit en omdat gebruik wordt gemaakt van RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn de kleuren van deze foto's aanzienlijk beter dan de kleuren van foto's die in een beeldbewerkingsprogramma zijn samengevoegd.
Een meervoudige belichting maken
Bij de standaardinstellingen wordt automatisch de opname beëindigd en een meervoudige belichting opgenomen als gedurende 30 seconden geen handelingen worden uitgevoerd.
1 Selecteer Meervoudige
belichting.
Markeer Meervoudige belichting in het opnamemenu en druk op 2.
2 Selecteer Aantal
belichtingen.
t
Markeer Aantal belichtingen en
druk op 2.
A Langere opnameduur
Als het interval tussen de belichtingen langer dan 30 sec. moet duren, selecteert u Aan voor de optie Beeld terugspelen (p. 265) in het weergavemenu en vergroot u de waarde voor de tijd waarna de monitor wordt uitgeschakeld voor beeld terugspelen door middel van persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, p. 297). Het maximale interval tussen belichtingen is 30 sec. langer dan de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c4.
198
3 Selecteer het aantal
belichtingen.
Druk op 1 of 3 om het aantal opnamen te selecteren dat u wilt maken voor één foto en druk op J.
4 Selecteer Automatische
versterking.
Markeer Automatische versterking en druk op 2.
5 Stel de versterking in.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
Optie
Beschrijving
De versterking wordt aangepast aan het uiteindelijke
Aan aantal opnamen (de versterking voor elke opname wordt
(standaard) ingesteld op 1/2 bij twee opnamen, 1/3 bij drie opnamen
t
enzovoort).
De versterking wordt niet aangepast voor een Uit meervoudige belichting. Aanbevolen bij een donkere
achtergrond.
199
6 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J. Het pictogram n wordt weergegeven in het lcd-venster. Als u wilt afsluiten zonder een meervoudige belichting te maken, selecteert u Meervoudige belichting > Terugzetten in het opnamemenu.
7 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
In de ontspanstanden Continu hoog en Continu laag
(p. 84) worden alle opnamen achter elkaar gemaakt. In
de enkelvoudige ontspanstand wordt telkens één foto genomen
wanneer u de ontspanknop indrukt. Ga door met fotograferen
totdat het juiste aantal opnamen is bereikt. (Zie pagina 202 voor
t
informatie over het onderbreken van een meervoudige
belichting voordat alle foto's zijn opgeslagen.)
Het pictogram n knippert tot het einde van de opname. Wanneer de opname eindigt, wordt de stand voor meervoudige belichting afgesloten en wordt het pictogram n niet meer weergegeven. Herhaal stap 1 t/m 7 als u nog een meervoudige belichting wilt maken.
200
D Meervoudige belichting
Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens een meervoudige
belichting.
In de stand Livebeeld (p. 89) kunt u geen meervoudige belichtingen maken.
De informatie in het scherm met foto-informatie (waaronder de opnamedatum en de camerastand) geldt voor de eerste opname van een meervoudige belichting.
Als er gedurende 30 sec. geen handelingen plaatsvinden nadat de monitor is uitgeschakeld tijdens weergave of gebruik van het menu, eindigt de opname
en wordt een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt.
A Intervalfotografie
Als intervalfotografie wordt geactiveerd voordat de eerste opname van een meervoudige belichting is gemaakt, maakt de camera opnamen met het
geselecteerde interval totdat het aantal opnamen dat in het menu voor meervoudige belichting is ingesteld, is bereikt. (Het aantal opnamen dat is
ingesteld in het menu voor intervalopnamen wordt genegeerd.) Deze opnamen worden vervolgens opgeslagen als één foto en de meervoudige belichting en intervalopname worden beëindigd. Wanneer u een
meervoudige belichting annuleert, wordt de intervalopname ook geannuleerd.
A Overige instellingen
Als de stand voor meervoudige belichting is ingeschakeld, kunt u geen
geheugenkaarten formatteren en kunt u de volgende instellingen niet
wijzigen: bracketing en andere opnameopties dan Witbalans en
Intervalopnamen. (De optie Intervalopnamen kan alleen worden gewijzigd
als de eerste opname nog moet worden gemaakt.) De opties Spiegel
t
omhoog (CCD reinigen) en Stof referentiefoto in het setup-menu kunnen
niet worden gebruikt.
201
Een meervoudige belichting onderbreken
Wanneer u in het opnamemenu de optie Meervoudige belichting selecteert tijdens een meervoudige belichting, worden de rechts getoonde opties weergegeven. Als u een meervoudige belichting wilt onderbreken voordat het opgegeven aantal opnamen is gemaakt, markeert u Annuleren en drukt u op J. Als de opname eindigt voordat het opgegeven aantal opnamen is bereikt, wordt een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt. Als Automatische versterking is ingeschakeld, wordt de versterking aangepast aan het uiteindelijke aantal opnamen. In de volgende gevallen wordt de opname automatisch beëindigd: · Er wordt een reset met twee knoppen uitgevoerd (p. 196). · De camera wordt uitgeschakeld. · De batterij is leeg. · Er zijn foto's verwijderd.
t
202
Intervalfotografie
De camera beschikt over een functie om automatisch foto's te maken met een vooringesteld interval.
1 Selecteer Intervalopnamen.
Markeer Intervalopnamen in het opnamemenu (p. 268) en druk op 2.
2 Selecteer een starttijd.
Markeer een van de volgende opties voor Starttijd kiezen en druk op 2. · Nu: de opname start circa
3 sec. nadat de instelling is voltooid (ga verder met stap 4). · Starttijd: kies een starttijd (zie stap 3).
D Voordat u gaat fotograferen
t
Selecteer voor intervalopnamen de ontspanstand Enkel beeld (S), Continu
laag (CL) of Continu hoog (CH). Voordat u de intervalopname start, kunt u een
testopname maken met de geselecteerde instellingen en het resultaat op de
monitor bekijken. Onthoud dat de camera voorafgaand aan elke opname
scherpstelt, als de camera niet kan scherpstellen bij enkelvoudige AF, worden
geen opnamen gemaakt.
Voordat u een starttijd opgeeft, selecteert u Wereldtijd in het setup-menu en controleert u of de cameraklok (tijd en datum) correct is ingesteld (p. 38).
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een statief voordat u de opname start.
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen, zodat de opname niet wordt onderbroken.
203
3 Kies een starttijd.
Druk op 4 of 2 om de uren of minuten te markeren. Druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. De starttijd wordt niet weergegeven als Nu is geselecteerd voor Starttijd kiezen.
4 Kies een interval.
Druk op 4 of 2 om de uren, minuten of seconden te markeren. Druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. Houd er rekening mee dat de camera geen foto's kan maken met een interval dat korter is dan de sluitertijd of de tijd die nodig is om beelden op te slaan.
t
204
5 Kies het aantal intervallen
en het aantal opnamen per
interval.
Druk op 4 of 2 om het aantal intervallen of het aantal opnamen te markeren. Druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. Rechts wordt het totale aantal opnamen weergegeven dat wordt gemaakt.
Aantal intervallen
Aantal Totaal
opnamen aantal
per
opnamen
interval
6 Start de opname.
Markeer Start > Aan en druk op J. (Als u wilt terugkeren naar het
opnamemenu zonder de
intervalopname te starten, markeert u Start > Uit en drukt u op J.) De eerste reeks foto's
wordt op de opgegeven starttijd gemaakt. De opname gaat door
met het geselecteerde interval totdat alle opnamen zijn gemaakt.
Eén minuut voordat elke reeks foto's wordt gemaakt, wordt een bericht op de monitor weergegeven. Als fotograferen met de
t
geselecteerde instellingen niet mogelijk is (bijvoorbeeld als
A is geselecteerd voor de sluitertijd in de handmatige
belichtingsstand of als de starttijd over minder dan een minuut
is), wordt op de monitor een waarschuwing weergegeven.
A De sluiter van het zoekeroculair sluiten
Sluit de sluiter van het zoekeroculair na het scherpstellen. Op die manier vermijdt u dat licht binnendringt via de zoeker en de belichting beïnvloedt wanneer u foto's neemt met uw oog weg van de zoeker.
205
D Geen geheugen meer
Als de geheugenkaart vol is, blijft de stand voor intervalopname actief maar worden geen foto's genomen. Verwijder enkele foto's of schakel de camera uit en plaats een andere geheugenkaart, zodat u de opname kunt hervatten (p. 207).
A Bracketing
Pas de instellingen voor bracketing aan voordat u een intervalopname start. Als u een intervalopname maakt met belichtings- en/of flitsbracketing, maakt de camera bij elk interval het aantal opnamen dat is ingesteld in het bracketingprogramma, ongeacht het aantal opnamen dat is opgegeven in het menu Intervalopnamen. Als witbalansbracketing is ingeschakeld wanneer intervalfotografie actief is, maakt de camera per interval één opname en wordt voor elke opname het aantal kopieën gemaakt dat is opgegeven in het bracketingprogramma.
A Tijdens het fotograferen
Tijdens intervalopnamen knippert het pictogram Q in het lcd-venster. Vlak voordat het volgende opname-interval begint, wordt in de sluitertijdweergave het aantal resterende intervallen weergegeven en in de diafragmaweergave het aantal resterende opnamen voor het huidige interval. U kunt het aantal resterende intervallen en het aantal opnamen per interval ook weergeven door de ontspanknop half in te drukken. (Als u de ontspanknop loslaat, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven totdat de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.) Als u de huidige instellingen voor intervalopnamen wilt bekijken, selecteert u Intervalopnamen tussen
t de opnamen. Tijdens een intervalopname worden in het menu voor intervalopname de starttijd, de huidige tijd en het resterende aantal intervallen en opnamen weergegeven. Deze instellingen kunnen tijdens de intervalopname niet worden gewijzigd.
206
Intervalopnamen pauzeren
U kunt intervalopnamen als volgt pauzeren:
· Druk tussen twee intervallen op de knop J. · Markeer Start > Pauze in het menu voor intervalopname en druk
op J. · Zet de camera uit en weer aan. (Wanneer de camera uit staat, kunt u
eventueel de geheugenkaart vervangen.) · Selecteer de ontspanstand Livebeeld (a), Zelfontspanner (E) of
Spiegel omhoog (MUP).
Intervalopnamen kunnen als volgt worden hervat:
1 Selecteer een nieuwe
starttijd.
Selecteer een nieuwe starttijd, zoals wordt beschreven op pagina 203.
2 Hervat de opname.
Markeer Start > Herstarten en
druk op J. Houd er rekening
mee dat als u een
intervalopname halverwege
pauzeert, de eventuele resterende opnamen in het huidige interval worden geannuleerd.
t
207
Intervalopnamen onderbreken
Intervalopnamen eindigen automatisch als de batterij leeg is. U kunt intervalopnamen ook op de volgende manieren beëindigen: · Selecteer Start > Uit in het menu voor intervalopname. · Voer een reset met twee knoppen uit (p. 196). · Selecteer Opnamemenu terugzetten in het opnamemenu (p. 271). · Wijzig de bracketinginstellingen (p. 130). Wanneer een intervalopname wordt beëindigd, keert de camera terug naar de normale opnamestand.
Geen foto
Er worden geen foto's gemaakt als de vorige foto nog moet worden opgeslagen, als het buffergeheugen of de geheugenkaart vol is of als de camera niet kan scherpstellen in de stand voor enkelvoudige AF (de camera stelt vóór elke opname scherp).
t
A Ontspanstand
De camera maakt bij elk interval het opgegeven aantal opnamen, ongeacht de geselecteerde ontspanstand. In de stand CH (continu hoog) worden tot 5 foto's per seconde genomen. In de standen S (enkel beeld) en CL (continu laag) worden foto's gemaakt met de snelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling d4 (Opnamesnelheid in CL-stand, p. 299).
A De monitor gebruiken
Tijdens intervalopnamen kunt u foto's weergeven en de opname- en menuinstellingen aanpassen. De monitor wordt circa vier seconden vóór elk interval automatisch uitgeschakeld.
208
A Geheugenbanken van het opnamemenu
Wijzigingen in de instellingen voor intervalopnamen worden toegepast op alle geheugenbanken van het opnamemenu (p. 269). Als de instellingen van het opnamemenu worden teruggezet via de optie Opnamemenu terugzetten in het opnamemenu (p. 271), worden de instellingen voor intervalopnamen teruggezet op de volgende waarden: · Starttijd kiezen: Nu · Interval: 00:01':00" · Aantal intervallen: 1 · Aantal belichtingen: 1 · Start: Uit
t
209
Objectieven zonder CPU
Als u gegevens over het objectief (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) opgeeft, hebt u toegang tot diverse functies voor CPUobjectieven wanneer u een objectief zonder CPU gebruikt. Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is: · Automatische zoom kan worden gebruikt met de flitsers SB-900,
SB-800 en SB-600 (apart verkrijgbaar). · De brandpuntsafstand wordt weergegeven (met een sterretje) in
het venster met foto-informatie.
Als het maximale diafragma van het objectief bekend is: · De diafragmawaarde wordt weergegeven in het lcd-venster en in de
zoeker. · De flitssterkte wordt aangepast aan wijzigingen in het diafragma. · Het diafragma wordt weergegeven (met een sterretje) in het venster
met foto-informatie.
Als zowel de brandpuntsafstand als het maximale diafragma worden opgegeven: · Kleurenmatrixmeting wordt ingeschakeld. (Houd er rekening mee
dat bij sommige objectieven, waaronder Reflex-Nikkor-objectieven, voor een correct resultaat centrumgerichte meting of spotmeting moet worden gebruikt.) · De nauwkeurigheid van centrumgerichte meting en spotmeting en
t i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's wordt
verbeterd.
A Brandpuntsafstand wordt niet weergegeven
Als de correcte brandpuntsafstand niet wordt weergegeven, selecteert u de dichtstbijzijnde waarde die hoger is dan de daadwerkelijke brandpuntsafstand van het objectief.
A Zoomobjectieven
Objectiefgegevens worden niet aangepast wanneer een objectief zonder CPU wordt in- of uitgezoomd. Nadat u de zoomstand hebt gewijzigd, kunt u nieuwe waarden selecteren voor brandpuntsafstand en maximaal diafragma.
210
Het menu Niet-CPU-objectief
1 Selecteer Niet-CPU-
objectief.
Markeer Niet-CPU-objectief in het setup-menu (p. 331) en druk op 2.
2 Selecteer een
objectiefnummer.
Markeer Objectiefnummer en druk op 4 of 2 om een objectiefnummer te selecteren (1 9).
3 Selecteer een
brandpuntsafstand.
Markeer Brandpuntsafstand
(mm) en druk op 4 of 2 om een
brandpuntsafstand te selecteren
(6 4.000 mm).
4 Selecteer een maximaal
t
diafragma.
Markeer Maximaal diafragma en druk op 4 of 2 om een maximaal diafragma te selecteren (f/1.2f/22). Het maximale diafragma voor teleconverters is het maximale diafragma van de teleconverter en het objectief samen.
211
5 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J. De brandpuntsafstand en het diafragma die u hebt opgegeven, worden opgeslagen onder het geselecteerde objectiefnummer. U kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt beschreven.
Een objectiefnummer selecteren met de cameraknoppen
1 Wijs de selectie van het nummer van objectieven zonder
CPU toe aan een van de cameraknoppen.
Selecteer Nummer niet-CPU-lens kiezen voor de optie "+ instelschijven" van een van de cameraknoppen in het menu Persoonlijke instellingen. U kunt de selectie van het nummer van objectieven zonder CPU toewijzen aan de Fn-knop (persoonlijke instelling f5, FUNC.-knop toewijzen, p. 320), de scherptedieptevoorbeeldknop (persoonlijke instelling f6, Voorbeeldknop toewijzen, p. 324) of de AE-L/AF-L-knop (persoonlijke instelling f7, AE-L/AF-L knop toewijzen, p. 325).
2 Gebruik de geselecteerde knop om een objectiefnummer
t te kiezen.
Houd de geselecteerde knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf tot het gewenste objectiefnummer wordt weergegeven in het lcd-venster.
Brandpuntsafstand Maximaal diafragma
Hoofdinstelschijf
212
Objectiefnummer
Een GPS-apparaat gebruiken
Optionele GPS-apparaten van het merk Garmin die versie 2.01 of 3.01 van de gegevensstandaard NMEA0183 van de National Marine Electronics Association ondersteunen, kunnen via een MC-35 GPS-adapterkabel (apart verkrijgbaar; p. 389) worden aangesloten op de 10-pins afstandsbedieningsaansluiting van de camera. Zo kunt u informatie over de huidige positie van de camera vastleggen wanneer u foto's maakt. Tests met apparaten uit de series Garmin eTrex en Garmin geko die zijn voorzien van een pckabelaansluiting, hebben goede resultaten opgeleverd. U kunt deze apparaten op de MC-35 aansluiten via een kabel met een 9-pins Dsub-aansluiting die wordt geleverd door de fabrikant van het GPSapparaat. Raadpleeg de handleiding van de MC-35 voor meer informatie. Voordat u de camera inschakelt, zet u het GPS-apparaat in de stand NMEA (4800 baud).
t
MC-35
213
Wanneer de camera verbinding maakt met een GPS-apparaat, wordt het pictogram k weergegeven in het lcd-venster. Voor opnamen die worden gemaakt wanneer het pictogram k wordt weergegeven, verschijnt een extra pagina met foto-informatie (p. 229), zoals de huidige breedtegraad, lengtegraad, UTC (Coordinated Universal Time) en kompasrichting. Als gedurende twee seconden geen gegevens worden ontvangen van het GPS-apparaat, verdwijnt het pictogram k uit het venster en wordt geen GPS-informatie meer opgeslagen.
t
A GPS-informatie
GPS-informatie wordt alleen opgeslagen wanneer het pictogram k wordt weergegeven. Controleer voordat u een foto maakt of het pictogram k wordt weergegeven in het lcd-venster. Als het pictogram k knippert, zoekt het GPS-apparaat naar een signaal. Voor foto's die worden genomen terwijl het pictogram k knippert, wordt geen GPS-informatie opgeslagen.
214
Opties in het setup-menu
Het onderdeel GPS in het setup-menu bevat de onderstaande opties.
· Meter uit: kies of de belichtingsmeters automatisch worden uitgeschakeld wanneer een GPS-apparaat wordt aangesloten.
Optie
Beschrijving
De belichtingsmeters worden automatisch uitgeschakeld
als gedurende de tijdsduur die is opgegeven voor
Inschakelen (standaard)
persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit) geen handelingen worden uitgevoerd. Hierdoor wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd maar wordt mogelijk
geen GPS-informatie opgenomen als de ontspanknop in
één keer helemaal wordt ingedrukt.
De belichtingsmeters worden niet uitgeschakeld zolang Uitschakelen een GPS-apparaat is aangesloten. De camera blijft GPS-
informatie opnemen.
· Positie: deze optie is alleen beschikbaar als een GPS-apparaat is aangesloten. Als u deze optie selecteert, worden de huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte, UTC (Coordinated Universal Time) en kompasrichting weergegeven zoals gemeld door het GPSapparaat.
t
A Kompasrichting
De kompasrichting wordt alleen opgeslagen als het GPS-apparaat is voorzien van een digitaal kompas. Zorg dat het GPS-apparaat in dezelfde richting als het objectief wijst en zich op ten minste 20 cm van de camera bevindt.
A UTC (Coordinated Universal Time)
UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat en staan los van de cameraklok.
215
t
216
IMeer informatie over
weergave
Weergaveopties
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's kunt weergeven en welke handelingen u kunt uitvoeren in de weergavestand.
Schermvullende weergave ................................................. p. 218 Foto-informatie..................................................................... p. 220 Meerdere foto's weergeven: miniatuurweergave .......... p. 232 Foto's van dichtbij bekijken: zoomweergave .................. p. 234 Foto's tegen verwijderen beveiligen ................................ p. 235 Afzonderlijke foto's wissen ................................................. p. 236
I
217
Schermvullende weergave
Als u foto's wilt weergeven, drukt u op de knop K. De laatst gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven.
O knop
K knop G knop L knop W knop X knop J knop
I
Multi-selector Secundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
A Draai portret
Als u alle staande foto's (portretstand) staand wilt weergeven, selecteert u Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (p. 265). Aangezien de camera zelf reeds de geschikte oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens het terugspelen van beelden (p. 219).
218
Functie
Andere foto's weergeven
Foto-informatie bekijken
Miniaturen weergeven Inzoomen op foto
Beelden verwijderen
Beveiligingsstatus wijzigen
Terugkeren naar de opnamestand
Menu's weergeven
Knop
Beschrijving
Druk op 2 om foto's weer te geven in de volgorde waarin ze zijn gemaakt, of op 4 om ze in omgekeerde volgorde weer te geven.
Druk op 1 of 3 om informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 220).
W
Zie pagina 232 voor meer informatie over de miniatuurweergave.
X
Zie pagina 234 voor meer informatie over de zoomweergave.
Er wordt een bevestigingsvenster
O
weergegeven. Druk nogmaals op O om
de foto te verwijderen.
L
Als u een foto wilt beveiligen of de
beveiliging van een foto wilt opheffen, drukt u op de knop L (p. 235).
De monitor wordt uitgeschakeld. Er
/ K kunnen direct foto's worden gemaakt.
G Zie pagina 259 voor meer informatie.
A Beeld terugspelen
Als Aan is geselecteerd voor Beeld terugspelen in het weergavemenu
(p. 265), worden foto's na opname automatisch circa 4 sec.
(standaardinstelling) op de monitor weergegeven. In de ontspanstanden
I
Enkel beeld, Zelfontspanner en Spiegel omhoog worden foto's een voor een
weergegeven terwijl ze worden opgeslagen. In de continue ontspanstand
wordt de eerste foto in de huidige reeks weergegeven zodra de opname is
beëindigd.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 ( Monitor uit ) als u wilt opgeven hoe lang de
monitor blijft ingeschakeld wanneer geen handelingen worden uitgevoerd
(p. 297).
De functies van de knoppen van de multi-selector kunnen worden omgedraaid, zodat u met de knoppen 1 en 3 andere foto's kunt weergeven en met de knoppen 4 en 2 foto-informatie kunt bekijken. Zie persoonlijke instelling f4 (Functie van multi-selector, p. 320) voor meer informatie.
219
Foto-informatie
Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven wanneer u foto's in de schermvullende weergave bekijkt. Er zijn tot 9 pagina's informatie voor elke foto. Druk op 1 of 3 om door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder wordt aangegeven. Opnamegegevens, RGB-histogrammen en hoge lichten worden alleen weergegeven als de betreffende optie is geselecteerd voor Weergavestand (p. 264; pagina 4 met opnamegegevens wordt enkel weergegeven wanneer copyrightinformatie werd geregistreerd bij de foto zoals beschreven
op pagina 343). GPS-gegevens worden alleen weergegeven als de foto is genomen wanneer een GPS-apparaat is aangesloten.
1/ 10
100ND700 DSC_0001. JPG
NORMAL
15/07/2008 10: 02 : 27
4256x2832
Bestandsinformatie
1 / 10
N I KON D700
1/ 250 F11 200
35mm
AUTO 0, 0
100ND700 DSC_0001. JPG
NORMAL
15/07/2008 10: 02: 27
4256x2832
Overzichtsgegevens
LATITUDE LONGITUDE ALTITUDE TIME(UTC) HEADING
: N : 35º 36. 371' : E : 139º 43. 696' : 35m : 15/07/2008 : 10:02:27 : 105. 07º
N I KON D700
100--1
GPS-informatie
100-1
Hoge licht.
Kies R, G, B
Hoge lichten
I
Hoge licht.
100--1
MTR, SPD, AP. : , 1/ 250, F11
EXP. MODE, I SO : , 200
, EXP. TUN I NG :0, 0
FOCAL LENGTH : 35mm
LENS
: 24120 / 3. 55.6
AF / VR
: S / VROn
FLASH MODE, :
ARTIST COPYRI GHT
: KOUGAKU TARO : NI KON
Kies R, G, B
RGB-histogram
N I KON D700
100--1
Opnamegegevens pagina 13
N I KON D700
100--1
Opnamegegevens
pagina 4
220
Bestandsinformatie
1 2
34
5
1/ 10
6
13
100ND700 DSC_0001. JPG
NORMAL
7
15/07/2008 10: 02 : 27
4256x2832
12
11
10 9
8
1 Beveiligingsstatus .........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Scherpstelpunt 1 ...........................264 4 Haakjes AF-veld ........................ 45, 94 5 Beeldnummer/
totaal aantal beelden 6 Bestandsnaam ...............................274
7 Beeldkwaliteit...................................64 8 Beeldgrootte.....................................69 9 Beeldgebied 2...................................58 10 Beeldauthenticiteit...................... 342 11 Opnametijdstip................................38 12 Opnamedatum ................................38 13 Mapnaam........................................ 272
1 Wordt alleen weergegeven als Scherpstelpunt is geselecteerd voor Weergavestand (p. 264).
2 c wordt weergegeven als FX-formaat (36 × 24) werd geselecteerd voor de
optie Beeldgebied in het opnamemenu. Wanneer DX-formaat (24 × 16)
werd geselecteerd, wordt a in het geel weergegeven.
I
221
Hoge lichten1
12
3
4
100-1
6
Hoge licht.
5
1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Hoge lichten 2.................................264
Kies R, G, B
4 Mapnummer beeldnummer 3............................. 272
5 Huidig kanaal 2 6 Aanduiding hoge lichten .......... 264
1 Wordt alleen weergegeven als Hoge lichten is geselecteerd voor Weergavestand (p. 264).
2 Knipperende velden geven de hoge lichten voor het huidige kanaal aan. Druk op 4 of 2 terwijl u de knop W ingedrukt houdt om als volgt door kanalen te
bladeren:
RGB (alle kanalen)
R (rood)
G (groen)
B (blauw)
I 3 Wordt geel weergegeven als de foto is genomen terwijl DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
222
RGB-histogram 1
1 2
7 3
4
8
Hoge licht.
100--1
5
9
6
1 Beveiligingsstatus ........................ 235 2 Retouche-aanduiding ................ 349 3 Hoge lichten 2 4 Mapnummer
beeldnummer 3............................. 272
Kies R, G, B
5 Histogram (RGB-kanaal) 4. In alle histogrammen staat de horizontale as voor de helderheid van de pixels en de verticale as voor het aantal pixels.
6 Huidig kanaal 2 7 Histogram (rood kanaal) 4 8 Histogram (groen kanaal) 4 9 Histogram (blauw kanaal) 4
1 Wordt alleen weergegeven als RGB-histogram is geselecteerd voor
Weergavestand (p. 264).
2 Knipperende velden geven de hoge lichten voor het
huidige kanaal aan. Druk op 4 of 2 terwijl u de knop
W ingedrukt houdt om als volgt door kanalen te
bladeren:
I
RGB
R
G
B
(alle kanalen)
(rood)
(groen)
(blauw)
Weergave hoge lichten uitgeschakeld
3 Wordt geel weergegeven als de foto is genomen terwijl DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
223
4 Hieronder ziet u enkele voorbeelden van histogrammen. · Als de foto voorwerpen met een
uiteenlopende helderheid bevat, zal de verdeling van toonwaarden relatief gelijkmatig zijn. · Als de foto donker is, verschuift de verdeling van toonwaarden naar links.
· Als de foto licht is, verschuift de verdeling van toonwaarden naar rechts.
Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de verdeling van toonwaarden naar rechts. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de verdeling van toonwaarden naar links. Wanneer foto's bij fel licht moeilijk op de monitor te zien zijn, geven histogrammen een globaal beeld van de totale belichting.
I
A Histogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van de histogrammen in beeldbewerkingsprogramma's.
224
Opnamegegevens pagina 11
1 2
3
MTR, SPD, AP. : , 1/ 250, F11
4
EXP. MODE, I SO : , 200
5
, EXP. TUN I NG :+1. 3, +5 / 6
6
FOCAL LENGTH : 35mm
7
LENS
: 24120 / 3. 55.6
8
AF / VR
: S / VROn
9
FLASH MODE, : Built i n, TTL, +1. 3
10
CMD : M: TTL, +3. 0 A: TTL, +3. 0
B: OFF
C: OFF
N I KON D700 11
100--1 12
1 Beveiligingsstatus.........................235
2 Retouche-aanduiding .................349
3 Lichtmeetmethode ......................112 Sluitertijd ............................... 118, 121 Diafragma.............................. 119, 121
4 Belichtingsstand ...........................114 ISO-gevoeligheid 2........................106
5 Belichtingscorrectie .....................128 Fijnafstelling voor optimale belichting 3 ......................................294
6 Brandpuntsafstand ......................376
7 Objectiefgegevens .......................210
8 Scherpstelstand...............................72 Vibratiereductie (VR) 4 ...................37
9 Flitsstand......................................... 185 Flitscorrectie .................................. 190
10 Commanderstand/naam groep/ flitssturingsstand/ flitscorrectie ................................... 311
11 Cameranaam
12 Mapnummer beeldnummer 5............................. 272
I 1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand (p. 264). 2 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen terwijl automatische ISO-
gevoeligheid is ingeschakeld. 3 Wordt weergegeven als persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt.
belichting, p. 294) is ingesteld op een andere waarde dan 0, ongeacht de lichtmeetmethode. 4 Wordt alleen weergegeven als een VR-objectief is bevestigd. 5 Wordt geel weergegeven als de foto is genomen terwijl DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
225
Opnamegegevens pagina 2 1
1 2
3
WHI T E BALANCE : AUTO, 0, 0
4
COLOR SPACE : s RGB
5
PI CTURE CNTRL : STANDARD
6
QUICK ADJUST : 0
7
SHARPENING : 3
8
CONTRAST : 0
9
BRI GHTNESS : 0
10
SATURATION : 0
11
HUE
: 0
N I KON D700
12
1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Witbalans .........................................139
Kleurtemperatuur.........................147 Fijnafstelling witbalans...............143 Handmatige preset ......................148 4 Kleurruimte ....................................181 5 Beeldinstelling ...............................162 6 Snel aanpassen 2 ...........................165 Oorspronkelijke beeldinstelling 3 .............................................................162
100--1 13
7 Verscherping.................................. 165 8 Contrast ........................................... 165 9 Helderheid...................................... 165 10 Verzadiging 4.................................. 165
Filtereffecten 5 ............................... 165 11 Tint 4 .................................................. 165
Kleurtoon 5...................................... 165 12 Cameranaam 13 Mapnummer
beeldnummer 6............................. 272
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand (p. 264).
I 2 Alleen beeldinstellingen Standaard en Levendig. 3 Beeldinstellingen Neutraal en Monochroom en eigen beeldinstellingen. 4 Wordt niet weergegeven voor monochrome beeldinstellingen. 5 Alleen monochrome beeldinstellingen. 6 Wordt geel weergegeven als de foto is genomen terwijl DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
226
Opnamegegevens pagina 3 1
1 2
3
NOI SE REDUC. : H I I SO, NORM
4
ACT. DL I GHT. : NORMAL
5
VIGNETTE CTRL : NORMAL
6
RETOUCH
: DL I GHT I NG
WARM TONE
CYANOTYPE
TRI M
7
COMMENT
: SPRI NG HAS COME. SP
RI NG HAS COME. 3636
N I KON D700 8
1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Hoge ISO ruisonderdrukking....278
Ruisonderdrukking lange sluitertijd..........................................277 4 Actieve D-Lighting .......................179
100--1 9
5 Vignetteringscorrectie ............... 276 6 Retouche-historie ........................ 349 7 Beeldcommentaar ....................... 335 8 Cameranaam
Vignetteringscorrectie 9 Mapnummer
beeldnummer 2............................. 272
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand
(p. 264). 2 Wordt geel weergegeven als de foto is genomen terwijl DX-formaat (24 × 16) is
geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
I
227
Opnamegegevens pagina 4 1
1 2
3
ARTIST
: KOUGAKU TARO
4
COPYRI GHT
: NI KON
N I KON D700 5
1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Naam van fotograaf .....................343 4 Copyrighthouder ..........................343
100--1
6 5 Cameranaam 6 Mapnummer
beeldnummer 2............................. 272
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand
(p. 264) en copyrightinformatie aan de foto is toegevoegd (p. 343). 2 Wordt geel weergegeven als de foto is genomen terwijl DX-formaat (24 × 16) is
geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
I
228
GPS-informatie 1
1 2
3
LATITUDE : N
: 35º 36. 371'
4
LONGITUDE
: E : 139º 43. 696'
5
ALTITUDE
: 35m
6
TIME(UTC) : 15/07/2008
: 10:02:27
7
HEADING
: 105. 07º
N I KON D700 8
1 Beveiligingsstatus.........................235 2 Retouche-aanduiding .................349 3 Breedtegraad 4 Lengtegraad 5 Hoogte
100--1 9
6 UTC (Coordinated Universal Time) 7 Kompasrichting 2 8 Cameranaam 9 Mapnummer
beeldnummer 3............................. 272
1 Wordt alleen weergegeven als de foto is genomen in combinatie met een GPSapparaat (p. 213).
2 Wordt alleen weergegeven als het GPS-apparaat is voorzien van een elektronisch kompas.
3 Wordt geel weergegeven als de foto is genomen terwijl DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
I
229
Overzichtsgegevens
1
2 3
1 / 10
N I KON D700
4
16
5
15
14
6
13
1/ 250 , F11 200
35mm
7
12
1. 3 +1. 3
8
11
10000 A6, M1
L
9
100ND700 DSC_0001. JPG
NORMAL
15/07/2008 10: 02: 27
4256x2832
10
1 Beeldnummer/ totaal aantal beelden
2 Beveiligingsstatus.........................235
3 Cameranaam
4 Retouche-aanduiding .................349
5 Histogram dat de verdeling van toonwaarden in het beeld weergeeft (p. 224). De horizontale as staat voor de helderheid van de pixels, de verticale as geeft het aantal pixels van elke helderheid in het beeld weer.
6 ISO-gevoeligheid 1....................... 106 7 Brandpuntsafstand...................... 376 8 Aanduiding
GPS-informatie.............................. 213 9 Aanduiding
beeldcommentaar....................... 335 10 Flitsstand......................................... 185 11 Flitscorrectie .................................. 190 12 Belichtingscorrectie .................... 128 13 Lichtmeetmethode ..................... 112 14 Belichtingsstand........................... 114 15 Sluitertijd................................118, 121 16 Diafragma ..............................119, 121
I 1 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen terwijl automatische ISOgevoeligheid is ingeschakeld.
230
1 / 10
N I KON D700
17
28
1/ 250, F11
200
35mm
18
1. 3 +1. 3
27
10000 A6, M1
19
26
100ND700 DSC_0001. JPG
NORMAL
15/07/2008 10: 02: 27
4256x2832
25
24 23 22 21 20
17 Beeldinstelling ...............................162 18 Actieve D-Lighting .......................180 19 Bestandsnaam ...............................274 20 Beeldkwaliteit .................................. 64 21 Beeldgrootte .................................... 69 22 Beeldgebied 2................................... 58 23 Aanduiding beeld-
authenticiteit..................................342
24 Opnametijdstip................................38 25 Opnamedatum ................................38 26 Mapnaam........................................ 272 27 Witbalans ........................................ 139
Kleurtemperatuur ........................ 147 Fijnafstelling witbalans .............. 143 Handmatige preset ..................... 148 28 Kleurruimte ................................... 181
2 c wordt weergegeven als FX-formaat (36 × 24) is geselecteerd voor de optie Beeldgebied in het opnamemenu, a als DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd.
I
231
Meerdere foto's weergeven: miniatuurweergave
Als u "contactafdrukken" van vier of negen foto's wilt weergeven, drukt u op de knop W.
W
W
X
X
Schermvullende weergave
Miniatuurweergave
I
232
In de miniatuurweergave kunt u het volgende doen.
Functie
Meer foto's weergeven
Minder foto's weergeven
Schermvullende weergave in- of
uitschakelen
Foto's markeren
Gemarkeerde foto wissen
Beveiligingsstatus van gemarkeerde
foto wijzigen
Knop
W X
O
L
Beschrijving Druk op de knop W om "uit te zoomen" van één naar vier foto's per pagina. Druk nogmaals om negen foto's per pagina weer te geven. Druk op de knop X om "in te zoomen" van negen naar vier foto's per pagina. Druk nogmaals om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven.
Druk op het midden van de multiselector om te schakelen tussen schermvullende weergave en miniatuurweergave.
Gebruik de multi-selector om foto's te markeren voor schermvullende weergave, zoomweergave (p. 234) of verwijderen (p. 236).
Zie pagina 236 voor meer informatie.
Zie pagina 235 voor meer informatie.
Terugkeren naar de opnamestand
De monitor wordt uitgeschakeld. Er
/ K kunnen direct foto's worden
gemaakt.
Menu's weergeven
G
Zie pagina 259 voor meer informatie.
I
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f2 (Centrale knop multi-selector, p. 318) als u een functie wilt kiezen voor de centrale knop van de multi-selector.
233
Foto's van dichtbij bekijken: zoomweergave
Druk op de knop X om in te zoomen op de foto die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de miniatuurweergave.
Wanneer de camera is ingezoomd, kunt u het volgende doen.
Functie
In- of uitzoomen
Andere delen van het beeld
weergeven
Knop
X/ W
Beschrijving
Druk op X om in te zoomen tot een maximum van circa 27 × (grote foto's), 20 × (middelgrote foto's) of 13 × (kleine foto's). Druk op W om uit te zoomen. Wanneer op de foto is ingezoomd, kunt u de multi-selector gebruiken om delen van het beeld te bekijken die niet op de monitor zichtbaar zijn. Houd de multiselector ingedrukt om snel naar andere delen van het beeld te gaan. Wanneer de zoomverhouding wordt gewijzigd, verschijnt een navigatievenster. Het gedeelte dat zichtbaar is op de monitor wordt aangegeven door een gele rand.
I Andere foto's weergeven
Draai aan de hoofdinstelschijf om hetzelfde gedeelte van andere foto's te bekijken bij de huidige zoomfactor.
Beveiligingsstatus wijzigen
Terugkeren naar de
opnamestand
Menu's weergeven
L
Zie pagina 235 voor meer informatie.
/ K
De monitor wordt uitgeschakeld. Er kunnen direct foto's worden gemaakt.
G
Zie pagina 259 voor meer informatie.
234
Foto's tegen verwijderen beveiligen
In de schermvullende, zoom- of miniatuurweergave kunt u de knop L gebruiken om foto's te beveiligen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk verwijdert. Beveiligde bestanden kunnen niet worden verwijderd met de knop O of de optie Wissen in het weergavemenu. Beveiligde foto's worden wel verwijderd als de geheugenkaart wordt geformatteerd (p. 43, 332).
Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen.
1 Selecteer een foto.
Geef de foto weer in de schermvullende of zoomweergave of markeer de foto in de miniatuurweergave.
2 Druk op de knop L.
De foto wordt gemarkeerd met
het pictogram a. Als u de
beveiliging van een foto wilt
I
opheffen, zodat deze kan
worden verwijderd, geeft u de
foto weer of markeert u deze in
de lijst met miniaturen en drukt u vervolgens op de knop L.
A Beveiliging van alle foto's opheffen
Als u de beveiliging wilt opheffen voor alle foto's in de map of mappen die zijn geselecteerd in het menu Weergavemap, drukt u de knoppen L en O circa twee seconden tegelijkertijd in.
235
Afzonderlijke foto's wissen
Als u een foto wilt wissen die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen, drukt u op de knop O. Eenmaal gewiste foto's kunnen niet meer worden hersteld.
1 Selecteer een foto.
Geef de foto weer of markeer deze in de lijst met miniaturen.
2 Druk op de knop O.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Schermvullende weergave
Miniatuurweergave
I
Druk nogmaals op de knop O om de foto te
wissen. Druk op de knop K om te stoppen
zonder de foto te verwijderen.
A Zie ook
Als u meerdere beelden wilt wissen, gebruikt u de optie Wissen in het weergavemenu (p. 262). Met de optie Na verwijderen in het weergavemenu kunt u bepalen of de volgende of de vorige foto wordt weergegeven nadat een foto is verwijderd (p. 265).
236
QVerbindingen
De camera verbinden met een extern apparaat
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's kopieert naar een computer, hoe u foto's afdrukt en hoe u ze weergeeft op een televisie.
Verbinden met een computer............................................. p. 238
Directe USB-verbinding ....................................................................... p. 240 Draadloze en Ethernet-netwerken.................................................... p. 242
Foto's afdrukken .................................................................... p. 243
Directe USB-verbinding ........................................................................ p. 244
Foto's op televisie bekijken ................................................. p. 255
Standard-definition apparaten .......................................................... p. 255 High-definition apparaten .................................................................. p. 257
Q
237
Verbinden met een computer
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera aansluit op een computer met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. Voordat u de camera verbindt, installeert u Nikon Transfer en ViewNX vanaf de meegeleverde Software Suite CD (zie de Installatiehandleiding voor meer informatie). Nikon Transfer start automatisch wanneer de camera is aangesloten en wordt gebruik om foto's naar de computer te kopiëren, waar ze kunnen worden bekeken door middel van ViewNX (Nikon Transfer kan ook worden gebruikt om een back-up te maken van foto's en informatie in foto's in te sluiten bij het overbrengen, terwijl ViewNX kan worden gebruikt om foto's te sorteren, afbeeldingen te converteren naar verschillende bestandsformaten en eenvoudige bewerkingsfuncties uit te voeren op NEF (RAW)-foto's). Zorg dat de batterij volledig is opgeladen, zodat de gegevensoverdracht niet wordt onderbroken. Bij twijfel laadt u voor gebruik de batterij op of gebruikt u de EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar).
Ondersteunde besturingssystemen
U kunt de camera verbinden met computers die werken met de volgende besturingssystemen: · Windows: Windows Vista Service Pack 1 (32-bit Home Basic/Home
Premium/Business/Enterprise/Ultimate) en Windows XP Service Pack 2 (Home Edition/Professional) · Macintosh: Mac OS X (versie 10.3.9, 10.4.11 of 10.5.2) Op pagina xxiv staan websites waar u terecht kunt voor de meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen.
Q
238
D Kabels aansluiten
Zet de camera uit voordat u kabels aansluit of loskoppelt. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting.
A Camera Control Pro 2
Met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar; p. 388) kunt u de camera via de computer bedienen. Als Camera Control Pro 2 actief is, wordt het pictogram " c" weergegeven in het lcd-venster.
Q
239
Directe USB-verbinding
Verbind de camera met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
1 Zet de camera uit.
Hoofdschakelaar
2 Zet de computer aan.
Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart.
3 Sluit de USB-kabel aan.
Sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting.
Q
D USB-hubs
Verbind de camera rechtstreeks met de computer. Sluit de kabel niet aan
via een USB-hub of toetsenbord.
240
4 Zet de camera aan.
Hoofdschakelaar
5 Foto's overbrengen.
Nikon Transfer wordt automatisch
gestart. Klik op de knop Overspelen
starten om foto's over te brengen. (Voor meer informatie over het gebruik van Nikon Transfer selecteert u
Overspelen starten knop
Nikon Transfer help in het menu Help van Nikon Transfer.)
6 Zet de camera uit.
Zet de camera uit en koppel de USB-kabel los wanneer de overdracht is voltooid.
Q
D Tijdens de overdracht
Zet de camera niet uit en koppel de USB-kabel niet los terwijl beelden worden overgebracht.
241
Draadloze en Ethernet-netwerken
Als een optionele WT-4 draadloze zender (p. 385) is bevestigd, kunt u foto's overbrengen of afdrukken via een draadloos of Ethernetnetwerk. U kunt bovendien de camera bedienen via een netwerkcomputer met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar). De WT-4 kan in de volgende standen worden gebruikt.
Stand Overdracht-
stand Miniatuurselectiestand
PC-stand
Printstand
Functie
Nieuwe of bestaande foto's uploaden naar een computer of ftp-server.
Voorbeelden van foto's weergeven op de computer alvorens ze te uploaden.
De camera via de computer bedienen met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar).
JPEG-foto's afdrukken op een printer die op de netwerkcomputer is aangesloten.
Raadpleeg de gebruikshandleiding van de WT-4 voor meer informatie. Zorg ervoor dat u over de meest recente versie beschikt van de WT-4 firmware en meegeleverde software.
D Overdrachtstand
Als Draadloze transmitter > Stand > Overdrachtstand is geselecteerd in het
Q setup-menu van de camera, kunt u tijdens weergave met de knop J de foto's selecteren die u wilt uploaden. De knop kan dan niet worden gebruikt om foto's te selecteren voor andere doeleinden, zoals het vergelijken van foto's voor en na bewerking (p. 362). Als u de normale werking van de knop wilt herstellen, selecteert u een andere optie voor Draadloze transmitter > Stand.
A WT-4A/B/C/D/E
Het belangrijkste verschil tussen de WT-4 en de WT-4A/B/C/D/E is het aantal ondersteunde kanalen. Tenzij anders wordt vermeld, zijn alle verwijzingen naar de WT-4 ook van toepassing op de WT-4A/B/C/D/E.
242
Foto's afdrukken
Foto's kunnen op een van de volgende manieren worden afgedrukt: · Verbind de camera met een printer en druk JPEG-foto's rechtstreeks
af vanuit de camera (p. 244). · Plaats de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een
kaartsleuf (raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie). Als de printer DPOF (p. 435) ondersteunt, kunt u de foto's die u wilt afdrukken selecteren via de optie Printopdracht (DPOF) (p. 253). · Breng de geheugenkaart uit de camera naar een digitale fotoservice. Als de fotoservice DPOF (p. 435) ondersteunt, kunt u de foto's die u wilt afdrukken selecteren via de optie Printopdracht (DPOF) (p. 253). · Gebruik de WT-4 draadloze zender (apart verkrijgbaar, raadpleeg voor meer informatie de gebruikshandleiding van de WT-4) om JPEG-foto's af te drukken op een printer die met een netwerkcomputer is verbonden. · Breng foto's over naar de computer (p. 238) en druk ze vanaf de computer af met ViewNX (meegeleverd, p. 238) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p. 388). Dit is de enige manier om RAW (NEF)foto's af te drukken.
Q
A TIFF-foto's
U kunt TIFF-foto's afdrukken vanaf de computer. Soms ondersteunt de digitale fotoservice ook TIFF. Controleer dit bij de fotoservice voordat u bestelt.
243
Directe USB-verbinding
Als de camera via de meegeleverde USB-kabel is verbonden met een PictBridge-compatibele printer, kunnen geselecteerde JPEG-foto's rechtstreeks vanuit de camera worden afgedrukt.
Foto's maken
Foto's selecteren om af te drukken met Printopdracht (DPOF) (p. 253)
Camera verbinden met de printer (p. 245)
Foto één voor één
afdrukken (p. 246)
Meerdere foto's
afdrukken (p. 249)
Indexprints maken (p. 252)
USB-kabel loskoppelen
Q
D USB-hubs
Verbind de camera rechtstreeks met de computer. Sluit de kabel niet aan via een USB-hub of toetsenbord.
A Afdrukken via directe USB-verbinding
Gebruik een volledig opgeladen batterij of een optionele EH-5a of EH-5
lichtnetadapter. Wanneer u foto's maakt die u via een directe USB-verbinding wilt afdrukken, stelt u Kleurruimte in op sRGB (p. 181).
244
Verbinden met een printer
Verbind de camera met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Sluit de USB-kabel aan.
Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt aangegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting.
3 Zet de camera aan.
Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door het PictBridge-weergavescherm.
q
w
Q
245
Foto's een voor een afdrukken
1 Selecteer een foto.
Druk op 4 of 2 om andere foto's weer te geven of druk op de knop X om in te zoomen op het huidige beeld (p. 234). Als u zes foto's tegelijk wilt weergeven, drukt u op de knop W. Gebruik de multi-selector om foto's te markeren of druk op de knop X om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven.
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
J knop
Q
246
3 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren.
Optie
Beschrijving
Paginagrootte
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen.
(Als u wilt afdrukken met de
standaard paginagrootte voor de
huidige printer, selecteert u Printerstandaard.) Druk vervolgens op J om de optie te
selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
Aantal afdrukken
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) te kiezen. Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
Rand
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op 1 of 3
om een afdrukstijl te kiezen uit de opties Printerstandaard
(standaard voor huidige printer), Printen met randen (foto's
afdrukken met witte rand) en Geen randen. Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het
vorige menu.
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op 1 of 3
Q
om Printerstandaard
(standaard voor huidige
Tijdstempel
printer), Print tijdstempel (tijdstip en datum van opname
op foto afdrukken) of Geen
tijdstempel te markeren. Druk
vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te
keren naar het vorige menu.
247
Optie Uitsnijden
Beschrijving
Het menu rechts wordt weergegeven. Als u wilt afsluiten zonder de foto uit te snijden, markeert u Niet uitsnijden en drukt u op J. Als u de foto wilt uitsnijden, markeert u Uitsnijden en drukt u op 2.
Als u Uitsnijden selecteert, verschijnt het rechts afgebeelde venster. Druk op X om de uitsnede te vergroten of op W om de uitsnede te verkleinen. Gebruik de multi-selector om de positie van de uitsnede te bepalen en druk op J.
4 Start het afdrukken.
Selecteer Start met printen en druk op J om het afdrukken te starten. Als u wilt annuleren voordat alle afdrukken zijn voltooid, drukt u op J.
Q
D Foto's selecteren voor afdrukken
Foto's die zijn gemaakt met de beeldkwaliteit NEF (RAW) of TIFF (RGB) (p. 64), kunnen niet worden geselecteerd om af te drukken.
A Zie ook
Op pagina 415 vindt u mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen optreden tijdens het afdrukken.
248
Meerdere foto's afdrukken
1 Geef het PictBridge-menu weer.
Druk in het PictBridge-weergavescherm op de knop G (zie Stap 3 op pagina 245).
G-knop
2 Kies Print selectie of Print
(DPOF).
Markeer een van de volgende
opties en druk op 2.
· Print selectie: foto's selecteren
om af te drukken. · Print (DPOF): een bestaande printopdracht afdrukken die u
hebt gemaakt via de optie Printopdracht (DPOF) in het
weergavemenu (p. 253). De huidige printopdracht wordt
weergegeven in stap 3.
Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto's op de
geheugenkaart, selecteert u Indexprint. Zie pagina 252 voor
meer informatie.
Q
249
3 Selecteer foto's.
Gebruik de multi-selector om naar de foto's op de geheugenkaart te gaan. Druk op de knop X als u de huidige foto schermvullend wilt weergeven. L knop Als u de huidige foto wilt selecteren om af te drukken, drukt u op de knop L en vervolgens op 1. De foto wordt aangeduid met het pictogram Z en het aantal afdrukken wordt ingesteld op 1. Houd de knop L ingedrukt en druk op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) op te geven. (Als het aantal afdrukken 1 is, kunt u de selectie van de foto ongedaan maken door op 3 te drukken.) Ga door tot alle gewenste foto's zijn geselecteerd.
4 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
J knop
Q
250
5 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren.
Optie
Beschrijving
Paginagrootte
Het menu Paginagrootte (p. 247) wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen. (Als u
wilt afdrukken met de standaard paginagrootte voor de huidige printer, selecteert u Printerstandaard.) Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te
keren naar het vorige menu.
Rand
Het menu Rand (p. 247) wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om een afdrukstijl te kiezen uit de opties Printerstandaard (standaard voor huidige printer), Printen met randen (foto's afdrukken met witte rand) en Geen randen. Druk vervolgens op J om de optie te
selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
Het menu Tijdstempel (p. 247) wordt weergegeven.
Druk op 1 of 3 om Printerstandaard (standaard voor
Tijdstempel
huidige printer), Print tijdstempel (tijdstip en datum van opname op foto afdrukken) of Geen tijdstempel te
markeren. Druk vervolgens op J om de optie te
selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
6 Start het afdrukken.
Selecteer Start met printen en druk op J om het afdrukken te starten. Als u wilt annuleren voordat alle afdrukken zijn voltooid, drukt u op J.
Q
A Paginagrootte, Rand, Tijdstempel en Uitsnijden
Kies de printerstandaard als u met de instellingen van de huidige printer wilt afdrukken. Alleen opties die de printer ondersteunt, kunnen worden geselecteerd. Houd er rekening mee dat de afdrukkwaliteit kan afnemen als een kleine uitsnede op groot formaat wordt afgedrukt.
A Zie ook
Op pagina 415 vindt u mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen optreden tijdens het afdrukken.
251
Indexprints maken
Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto's op de geheugenkaart, selecteert u Indexprint in Stap 2 van "Meerdere foto's afdrukken" (p. 249). Als de geheugenkaart meer dan 256 foto's bevat, worden alleen de eerste 256 foto's afgedrukt.
1 Selecteer Indexprint.
Markeer Indexprint in het PictBridge-menu (p. 249) en druk op 2.
Het bevestigingsvenster rechts wordt weergegeven.
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan.
Kies opties voor paginagrootte, rand en
tijdstempel, zoals wordt beschreven op
pagina 251. (Er verschijnt een
waarschuwing als de geselecteerde
Q
paginagrootte te klein is.)
4 Start het afdrukken.
Markeer Start met printen en druk op J om het afdrukken te starten. Als u wilt annuleren voordat het afdrukken is voltooid, drukt u op J.
252
Een DPOF-printopdracht maken: printopdracht
Met de optie Printopdracht (DPOF) in het weergavemenu kunt u digitale printopdrachten samenstellen voor PictBridge-compatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen. Als u Printopdracht (DPOF) selecteert in het weergavemenu, verschijnt het menu uit stap 1.
1 Kies Selecteren/instellen.
Markeer Selecteren/instellen en druk op 2.
2 Selecteer foto's.
Gebruik de multi-selector om
naar de foto's op de
geheugenkaart te gaan. Druk
op de knop X als u de huidige
foto schermvullend wilt weergeven. Als u de huidige
L knop
foto wilt selecteren om af te
drukken, drukt u op de knop
L en vervolgens op 1. De
foto wordt gemarkeerd met het
pictogram Z en het aantal
afdrukken wordt ingesteld op
1. Houd de knop L ingedrukt en druk op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) op te geven. (Als het
Q
aantal afdrukken 1 is, kunt u de selectie van de foto ongedaan
maken door op 3 te drukken.) Druk op J wanneer u alle
gewenste foto's hebt geselecteerd (om het weergavemenu te
verlaten zonder de printvolgorde te wijzigen, drukt u op G).
253
3 Selecteer opties voor het afdrukken
van de datum en opname-info.
Markeer de volgende opties en druk op 2 om de gemarkeerde optie in of uit te schakelen. (Als u de printopdracht wilt voltooien zonder deze informatie op te nemen, gaat u verder met stap 4.) · Opname-info printen: sluitertijd en diafragma worden
afgedrukt op alle foto's in de printopdracht. · Datum printen: de opnamedatum wordt afgedrukt op alle
foto's in de printopdracht.
4 Voltooi de printopdracht.
Markeer Gereed en druk op de knop J om de printopdracht te voltooien.
D Printopdracht
Als u de huidige printopdracht wilt afdrukken terwijl de camera is verbonden met een PictBridge-printer, selecteert u Print (DPOF) in het PictBridge-menu en volgt u de stappen in "Meerdere foto's afdrukken" om de huidige opdracht aan te passen en af te drukken (p. 249). De DPOF-opties voor het afdrukken
Q van datum en opname-info worden niet ondersteund wanneer u afdrukt via een directe USB-verbinding. Als u de opnamedatum wilt afdrukken op foto's in de huidige printopdracht, gebruikt u de PictBridge-optie Tijdstempel. De optie Printopdracht (DPOF) kan niet worden gebruikt als de geheugenkaart onvoldoende ruimte bevat om de printopdracht op te slaan. Foto's die zijn gemaakt met de beeldkwaliteit NEF (RAW, p. 64), kunnen via deze optie niet worden geselecteerd om af te drukken. Printopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als foto's via een computer of een ander apparaat worden verwijderd nadat de printopdracht is aangemaakt.
254
Foto's op televisie bekijken
Met de meegeleverde EG-D100 videokabel kunt u de camera verbinden met een televisie of videorecorder voor weergave of opname. Met een type C HDMI-kabel met ministekker (HighDefinition Multimedia Interface) (apart verkrijgbaar) kunt u de camera verbinden met high-definition videoapparaten.
Standard-definition apparaten
De camera aansluiten op een gewone televisie:
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u de videokabel aansluit of loskoppelt.
2 Sluit de meegeleverde videokabel aan zoals hieronder
wordt weergegeven.
Aansluiten op camera
Aansluiten op videoapparaat
3 Stem de televisie af op het videokanaal.
Q
4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
Tijdens het afspelen worden foto's niet alleen weergegeven op het televisiescherm of opgenomen op videoband, maar ook weergegeven op de cameramonitor.
255
A Videostand (p. 333)
Controleer of de videostandaard overeenkomt met de standaard van het videoapparaat. Houd er rekening mee dat de resolutie lager is wanneer beelden worden weergegeven op een PAL-apparaat.
A Weergave op televisie
Voor langdurige weergave wordt het gebruik van een EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar) aanbevolen. Wanneer de EH-5a of EH-5 is aangesloten, wordt de optie Monitor uit ingesteld op tien minuten en worden de belichtingsmeters niet automatisch uitgeschakeld. De randen van foto's zijn mogelijk niet zichtbaar wanneer ze op een televisiescherm worden weergegeven.
A Diashows
U kunt de optie Diashow in het weergavemenu gebruiken voor automatische weergave (p. 266).
Q
256
High-definition apparaten
De camera kan worden verbonden met HDMI-apparaten via een type C HDMI-kabel met ministekker (apart in de handel verkrijgbaar).
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt.
2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals hieronder wordt
weergegeven.
Aansluiten op camera
Aansluiten op highdefinition apparaat
3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal. 4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
Tijdens het afspelen worden foto's weergegeven op de highdefinition televisie of monitor. De cameramonitor blijft uit.
Q
A HDMI (p. 333)
Bij de standaardinstelling Automatisch selecteert de camera automatisch de juiste HDMI-indeling voor het high-definition apparaat. U kunt de HDMIindeling ook zelf selecteren via de optie HDMI in het setup-menu (p. 333).
257
Q
258
UMenugids
In dit hoofdstuk worden de beschikbare opties in de cameramenu's beschreven.
D Het weergavemenu: beelden beheren.............................. p. 260 C Het opnamemenu: opnameopties..................................... p. 268 A Persoonlijke instellingen: camera-instellingen
fijnafstellen .............................................................................. p. 280 B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera ........... p. 331 N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën
maken ....................................................................................... p. 349 O Mijn menu: een aangepast menu maken ........................... p. 364
U
259
D Het weergavemenu: beelden beheren
Het weergavemenu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het weergavemenu, zie "Tutorial: Cameramenu's".
Optie Wissen Weergavemap Beeld verbergen Weergavestand Beeld terugspelen Na verwijderen Draai portret Diashow Printopdracht (DPOF)
Zie pagina 262 263 263 264 265 265 265 266 253
U
260
Meerdere foto's selecteren
Ga als volgt te werk als u meerdere foto's wilt selecteren voor Wissen (p. 262), Beeld verbergen (p. 263), Printopdracht (DPOF) (p. 267) of direct afdrukken (p. 249):
1 Markeer een foto.
Houd de knop X ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven.
X knop
2 Druk op het midden van de
multi-selector om de
gemarkeerde foto te
selecteren.
Geselecteerde foto's worden
U
aangeduid met een pictogram.
Wanneer u foto's selecteert om af te drukken, drukt u op de knop
L en vervolgens op 1 of 3 om het aantal afdrukken te
selecteren.
261
3 Herhaal stap 1 en 2 als u nog meer foto's wilt selecteren.
U verwijdert een foto uit de selectie door deze te markeren en op het midden van de multi-selector te drukken.
4 Druk op J om de bewerking te
voltooien.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer Ja en druk op J.
J knop
Wissen
Selecteer deze optie als u foto's wilt wissen. Beveiligde en verborgen beelden worden niet gewist.
Optie Q Selectie
R Alle
Beschrijving Geselecteerde foto's wissen. Alle foto's wissen in de map die momenteel voor weergave is geselecteerd (p. 263).
U
262
Weergavemap
Kies een map voor weergave.
Optie ND700 (standaard)
Alle
Huidige
Beschrijving
Alle foto's in mappen die met de D700 zijn gemaakt, zijn zichtbaar tijdens de weergave.
Foto's in alle mappen zijn zichtbaar tijdens de weergave. Alleen foto's in de huidige map zijn zichtbaar tijdens de weergave.
Beeld verbergen
Geselecteerde foto's verbergen of weergeven. Verborgen foto's zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld verbergen en kunnen alleen worden verwijderd door de geheugenkaart te formatteren.
Optie
Selecteren/ instellen
Alles deselecteren?
Beschrijving Geselecteerde foto's verbergen of weergeven. Alle foto's weergeven.
D Beveiligde en verborgen beelden
Als u een beveiligd beeld weergeeft, wordt de beveiliging van het beeld
verwijderd.
U
263
Weergavestand
Kies de informatie die wordt weergegeven in het scherm met foto-informatie (p. 220). Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk vervolgens op 2 om de optie voor het scherm met foto-informatie te selecteren. Geselecteerde items worden aangeduid met een vinkje (L). U kunt de selectie ongedaan maken door het item te markeren en op 2 te drukken. Markeer Gereed en druk op 2 om terug te keren naar het weergavemenu.
Optie
Beschrijving
Basisgegevens
Het actieve scherpstelpunt (of het punt waarop de
scherpstelling is vergrendeld in de enkelvoudige AF-stand)
Scherpstel- wordt rood weergegeven in de foto-informatie. Er wordt punt geen scherpstelpunt weergegeven als de camera niet kan
scherpstellen met continue autofocus of als continue autofocus met automatisch veld-AF wordt gebruikt.
Gedetailleerde gegevens
Hoge lichten voor het RGB-hoofdkanaal en voor
Hoge lichten
afzonderlijke kanalen rood, groen en blauw worden weergegeven in de foto-informatie. Zeer heldere delen
knipperen aan en uit.
RGB- Histogrammen voor rood, groen en blauw worden histogram weergegeven in de foto-informatie.
Pagina's met opnamegegevens (zoals cameranaam, Informatie lichtmeting, belichting, brandpuntsafstand, witbalans en
beeldopties) worden weergegeven in de foto-informatie.
U
264
Beeld terugspelen
Kies of beelden direct na de opname automatisch op de monitor worden getoond.
Optie
Aan
Uit (standaard)
Beschrijving Na de opname worden de foto's automatisch op de monitor weergegeven.
Foto's worden alleen weergegeven als u op de knop K drukt.
Na verwijderen
Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd.
Optie
Beschrijving
Toon
De volgende foto wordt weergegeven. Als de
S volgende verwijderde foto het laatste beeld was, wordt de vorige
(standaard) foto weergegeven.
De vorige foto wordt weergegeven. Als de verwijderde T Toon vorige foto het eerste beeld was, wordt de volgende foto
weergegeven.
U
Doorgaan als tevoren
Als de gebruiker door de foto's bladerde in de volgorde
waarin ze zijn opgenomen, wordt de volgende foto weergegeven, zoals wordt beschreven bij Toon volgende. Als de gebruiker in omgekeerde volgorde
door de foto's bladerde, wordt de vorige foto weergegeven, zoals wordt beschreven bij Toon vorige.
Draai portret
Kies of u "staande" foto's (portretstand) voor weergave wilt draaien tijdens het afspelen. Aangezien de camera zelf reeds de geschikte oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens het terugspelen van beelden (p. 219).
Optie
Beschrijving
U
"Staande" foto's (portretstand) worden automatisch gedraaid
Aan
voor weergave op de cameramonitor. Foto's die zijn gemaakt met de instelling Uit voor Automatische beeldrotatie
(p. 336), worden "liggend" weergegeven.
Uit
"Staande" foto's (portretstand) worden "liggend"
(standaard) weergegeven.
265
Diashow
Geef de foto's in de huidige weergavemap in een diashow weer (p. 263). Verborgen beelden (p. 263) worden niet weergegeven.
Optie Start
Tussenpauze
Beschrijving Start de diashow. Kies hoe lang elke foto tijdens de diashow wordt weergegeven.
U start de diashow door Start te markeren en op J te drukken. Tijdens de diashow kunt u de volgende handelingen uitvoeren.
Functie Naar vorige/ volgende beeld
bladeren Andere fotoinformatie weergeven
Diashow pauzeren Terug naar weergavemenu
Terug naar weergavestand
Terug naar opnamestand
Knop
Beschrijving
Druk op 4 om terug te keren naar het vorige beeld. Druk op 2 om naar het volgende beeld te
bladeren.
De weergegeven foto-informatie wijzigen (p. 220).
J
Hiermee onderbreekt u de diashow (zie hieronder).
G
Diashow beëindigen en terugkeren naar weergavemenu.
Diashow beëindigen en terugkeren naar K schermvullende weergave (p. 218) of
miniatuurweergave (p. 232).
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamestand.
Het venster rechts verschijnt wanneer de diashow eindigt of wanneer de knop J wordt
ingedrukt om de weergave te pauzeren. Selecteer Herstarten om opnieuw te starten
U (als de diashow is gepauzeerd, gaat de show
verder met de volgende dia) of Afsluiten om
terug te keren naar het weergavemenu.
266
Printopdracht (DPOF)
Kies Selecteren/instellen om foto's te selecteren die u wilt afdrukken met een DPOF-compatibel apparaat (p. 253). Kies Alles deselecteren? als u alle foto's uit de huidige printopdracht wilt verwijderen.
U
267
C Het opnamemenu: opnameopties
Het opnamemenu bevat de onderstaande opties. Voor informatie over het gebruik van het opnamemenu, zie "Tutorial: Cameramenu's" (p. 26).
Optie Geheugenbank opnamemenu Opnamemenu terugzetten Actieve map Naamgeving bestanden Beeldkwaliteit Beeldgrootte Beeldgebied JPEG-compressie NEF (RAW)-opname Witbalans Beeldinstelling kiezen Beeldinstelling beheren Kleurruimte Actieve D-Lighting Vignetteringscorrectie Ruisonderdr. lange sluitertijd Hoge ISO ruisonderdrukking ISO-gevoeligheid instellen Livebeeld Meervoudige belichting Intervalopnamen
U
Zie pagina 269 271 272 274 64 69 58 67 67 140 160 168 181 180 276 277 278 106 90 198 203
268
Geheugenbank opnamemenu
De opties in het opnamemenu worden opgeslagen in een van vier geheugenbanken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken, behalve in het geval van Meervoudige belichting en Intervalopnamen. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook als u de camera uitzet. De instellingen worden toegepast wanneer u de bank selecteert. U kunt verschillende combinaties van instellingen opslaan in de andere banken, zodat u direct tussen combinaties kunt schakelen door de juiste bank te selecteren in het bankmenu.
De standaardnamen voor de vier banken in het opnamemenu zijn A, B, C en D. U kunt een beschrijving toevoegen met de optie Hernoemen, zoals hieronder wordt beschreven.
A Geheugenbank opnamemenu
De huidige geheugenbank voor het opnamemenu wordt weergegeven in de opnameinformatieweergave, die u kunt bekijken door te drukken op de knop R. U kunt de geheugenbank voor het opnamemenu ook selecteren via de opname-informatieweergave (p. 15).
Geheugenbanken voor het opnamemenu hernoemen
Als u Hernoemen selecteert in het menu Geheugenbank opnamemenu, wordt de lijst met banken voor het opnamemenu uit stap 1 weergegeven.
1 Selecteer een bank.
Markeer de gewenste
geheugenbank en druk op 2.
U
269
2 Voer een naam in.
Toetsenbordveld
U verplaatst de cursor in het
naamveld door de knop W
ingedrukt te houden en op 4 of
2 te drukken. Als u een nieuw
teken wilt invoeren op de
huidige cursorpositie, markeert
Naamveld
u het gewenste teken in het
toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en drukt u op
het midden van de multi-selector. U verwijdert het teken op de
huidige cursorpositie door op de knop O te drukken. Druk op de
knop G om terug te keren naar het opnamemenu zonder de
banknaam te wijzigen.
Banknamen kunnen maximaal twintig tekens lang zijn. Alle tekens die u na het twintigste teken invoert, worden verwijderd.
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Nadat u de naam hebt bewerkt, drukt u op J om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Het menu Geheugenbank opnamemenu wordt weergegeven.
J knop
U
270
Opnamemenu terugzetten
Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank voor het opnamemenu wilt herstellen. Zie pagina 419 voor een lijst met standaardinstellingen. Met uitzondering van beeldkwaliteit, beeldgrootte, witbalans en ISO-gevoeligheid worden de instellingen in het opnamemenu niet hersteld wanneer u een reset met twee knoppen (p. 196) uitvoert.
Optie
Ja
Nee (standaard)
Beschrijving
De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank voor het opnamemenu herstellen.
Afsluiten zonder instellingen voor het opnamemenu te wijzigen.
U
271
Actieve map
Selecteer de map waarin de volgende beelden worden opgeslagen.
Nieuw mapnummer
1 Selecteer Nieuw
mapnummer.
Markeer Nieuw mapnummer en druk op 2.
2 Kies een mapnummer.
Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren en druk op 1 of 3 om
het cijfer te wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde
nummer bestaat, wordt het pictogram W, X of Y links van het
mapnummer weergegeven: · W : Map is leeg. · X : Map is gedeeltelijk vol. · Y : Map bevat 999 foto's of een foto met het nummer 9999. In
deze map kunnen geen foto's meer worden opgeslagen. De map wordt niet geselecteerd wanneer op de knop J wordt gedrukt.
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op J om de bewerking te voltooien en terug te keren naar
het opnamemenu. (Als u wilt afsluiten zonder de actieve map te
wijzigen, drukt u op de knop G.) Als er nog geen map met het
opgegeven nummer bestaat, wordt er een nieuwe map gemaakt.
U
De volgende foto's worden opgeslagen in de geselecteerde map, tenzij deze al vol is.
272
Map selecteren
1 Kies Map selecteren.
Markeer Map selecteren en druk op 2.
2 Markeer een map.
Druk op 1 of 3 om een map te markeren.
3 Selecteer de gemarkeerde map.
Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en terug te keren naar het opnamemenu. (Als u wilt afsluiten zonder de actieve map te wijzigen, drukt u op de knop G.) De volgende opnamen worden in de geselecteerde map opgeslagen.
D Map- en bestandsnummers
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto's of een foto met het nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen foto's meer worden gemaakt. Als u verder wilt fotograferen, maakt u een map met een lager nummer dan 999 of selecteert u een bestaande map met een lager nummer dan 999 die minder dan 999 foto's bevat.
A Aantal mappen
Als de geheugenkaart een zeer groot aantal mappen bevat, kan het langer duren voordat de camera is opgestart.
U
273
Naamgeving bestanden
Foto's worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit "DSC_" of "_DSC" (foto's met de kleurruimte Adobe RGB), gevolgd door een viercijferig getal en een extensie van drie letters (bijv. "DSC_0001.JPG"). Met de optie Naamgeving bestanden kunt u het gedeelte "DSC" van de bestandsnaam vervangen door drie andere letters. Voor informatie over het bewerken van bestandsnamen raadpleegt u stap 2 en 3 van "Geheugenbanken voor het opnamemenu hernoemen" (p. 270). Houd er rekening mee dat het gedeelte van de naam dat u kunt bewerken maximaal drie tekens lang is.
A Extensies
De volgende extensies worden gebruikt: ".NEF" voor NEF (RAW)-afbeeldingen, ".TIF" voor TIFF (RGB)-afbeeldingen, ".JPG" voor JPEG-afbeeldingen en ".NDF" voor stofreferentiegegevens.
Beeldkwaliteit
Kies de beeldkwaliteit (p. 64).
Beeldgrootte
Kies de beeldgrootte waarmee foto's worden opgeslagen (p. 69).
Beeldgebied
De D700 kan foto's opslaan met dezelfde diagonale beeldhoek als een kleinbeeldcamera met een hoogte-breedteverhouding van 3 : 2, maar kan ook worden gebruikt om foto's op te slaan met een kleinere DXbeeldhoek (p. 58).
U
274
JPEG-compressie
Geef aan of u JPEG-afbeeldingen wilt comprimeren tot een vaste grootte of de bestandsgrootte wilt variëren voor een betere beeldkwaliteit (p. 67).
NEF (RAW)-opname
Kies opties voor de compressie en bitdiepte van NEF (RAW)afbeeldingen (p. 67).
Witbalans
Pas de witbalansinstellingen aan (p. 140).
Beeldinstelling kiezen
Selecteer een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen (p. 160).
Beeldinstellingen beheren
Maak eigen combinaties van beeldinstellingen en sla ze op of kopieer eigen beeldinstellingen van en naar de geheugenkaart (p. 168).
Kleurruimte
Kies de kleurruimte sRGB of Adobe RGB (p. 181).
U
275
Actieve D-Lighting
Deze optie kan worden gebruikt om te voorkomen dat details in hoge lichten en schaduwen verloren gaan (p. 179). Kies tussen Automatisch, Hoog, Normaal, Laag en Uit (standaardinstelling).
Vignetteringscorrectie
"Vignettering" is een vermindering van de helderheid aan de randen van foto's. De effecten hiervan hangen af van het gebruikte objectief en zijn het meest opvallend bij een maximaal diafragma. Vignetteringscorrectie verkleint vignettering voor objectieven van het type G en D (exclusief DX- en PC-objectieven). Kies tussen Hoog, Normaal (standaardinstelling), Laag en Uit.
A Vignetteringscorrectie
Afhankelijk van het onderwerp, de opnameomstandigheden en het objectieftype kunnen TIFF- en JPEG-afbeeldingen ongelijkmatige of verschillende helderheid aan de randen vertonen en hebben wijzigingen van de standaardinstellingen voor eigen beeldinstellingen en beeldinstellingen van Nikon mogelijk niet het gewenste effect. Maak een testopname en controleer het resultaat op de monitor. Vignetteringscorrectie is niet van toepassing op meervoudige belichting (p. 198), beelden in DX-formaat (p. 58) of beelden die zijn gemaakt met Beeld-op-beeld (p. 361). De effecten van vignetteringscorrectie kunnen niet vooraf worden bekeken in livebeeld (p. 89).
U
276
Ruisonderdr. lange sluitertijd
Geef aan of ruis moet worden onderdrukt in foto's die met een lange sluitertijd zijn gemaakt.
Optie
Aan
Uit (standaard)
Beschrijving
Foto's die zijn gemaakt met een sluitertijd van langer dan 1 sec., worden bewerkt om ruis te onderdrukken. Tijdens deze bewerking neemt de capaciteit van het buffergeheugen af. De aanduiding "l m" knippert in de sluitertijd- en diafragmaweergave gedurende een tijdsduur die ongeveer gelijk is aan de ingestelde sluitertijd. In de continue ontspanstand daalt de beeldsnelheid en tijdens de bewerking van foto's neemt de capaciteit van het buffergeheugen af. Er kunnen pas weer foto's worden gemaakt als de bewerking is voltooid en "l m" niet meer wordt weergegeven. Ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld voordat de bewerking is voltooid.
Ruisonderdrukking voor lange sluitertijden is uitgeschakeld.
A De opname-informatieweergave
U kunt ruisonderdrukking voor lange sluitertijden ook aanpassen via de
opname-informatieweergave (p. 15).
U
277
Hoge ISO ruisonderdrukking
Foto's die worden gemaakt met een hoge ISO-gevoeligheid, kunnen worden bewerkt om ruis te verminderen.
Optie
S Hoog
T
Normaal (standaard)
U Laag
Uit
Beschrijving
Er wordt ruisonderdrukking toegepast bij een ISOgevoeligheid van ISO 2000 of hoger. Tijdens de bewerking van foto's neemt de capaciteit van het buffergeheugen af. Kies de hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast: Hoog, Normaal of Laag.
Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een ISOgevoeligheid van Hi 0,3 of hoger. De hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast is minder dan de ruisonderdrukking die wordt toegepast als Laag is geselecteerd voor Hoge ISO ruisonderdrukking.
A De opname-informatieweergave
U kunt hoge ISO ruisonderdrukking ook aanpassen via de opname-
informatieweergave (p. 15).
ISO-gevoeligheid instellen
Pas de ISO-gevoeligheid en de instelling voor automatische ISOgevoeligheid aan (p. 106, 108).
Livebeeld
Kies een stand voor livebeeld en de ontspanstand die wordt gebruikt als livebeeld is ingeschakeld (p. 90).
Meervoudige belichting
Maak één foto van twee tot tien opnamen (p. 198).
U
278
Intervalopnamen
Maak automatisch foto's met vooraf ingestelde intervallen. Gebruik deze optie voor intervalfilms van bijvoorbeeld een ontluikende bloem of een vlinder die uit zijn cocon kruipt (p. 203).
U
279
A Persoonlijke instellingen: camera-instellingen fijnafstellen
U gebruikt de persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan uw voorkeuren aan te passen. Naast de persoonlijke instellingen B(Geheugenbank pers. inst.) en A (Herstel pers. instellingen) zijn de instellingen in het menu Persoonlijke instellingen onderverdeeld in de zes groepen die rechts worden weergegeven.
Groepen persoonlijke instellingen
Hoofdmenu
U
B: Geheugenbank A: Herstel pers. pers. inst. (p. 282) instellingen
(p. 282)
280
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar.
Persoonlijke instelling
Pagina
Persoonlijke instelling
Pagina
B
Geheugenbank pers. inst.
282 d Opnemen/Weergeven d5 Max. aant. continuopnamen 299
A
Herstel pers. instellingen
282
d6
Opeenvolgende nummering
300
a Autofocus
d7 Weergave opname-info
301
a1 Selectie AF-C-prioriteit
283 d8 LCD-verlichting
302
a2 Selectie AF-S-prioriteit
284 d9 Spiegelvoorontspanning
302
a3 Dynamisch AF-veld
285 d10 MB-D10 batterijen
302
a4 Focus Tracking met Lock-On 287 d11 Batterijvolgorde
304
a5 AF-activering
287 e Bracketing/Flits
a6 Verlichting scherpstelpunt 288 e1 Flitssynchronisatie snelheid 305
a7 Doorloop scherpstelpunt 288 e2 Langste sluitertijd bij flits 308
a8 Selectie scherpstelpunt
289 e3 Flitssturing ingeb. flitser
309
a9 AF-hulpverlichting
290 e4 Instellicht
315
a10
Functie AF-ON-knop MBD10
291 e5 Inst. voor auto bracketing 315 e6 Auto bracketing (M-stand) 316
b Lichtmeting/Belichting
e7 Bracketingvolgorde
317
b1 ISO-stapgrootte
292 f Bediening
b2 Stapgrootte inst. belichting 292 f1 Schakelaar D
318
b3 Stapgrootte belichtingscorr. 292 b4 Eenv. belichtingscorrectie 293
f2
Centrale knop multiselector
318
b5 Grootte meetgebied
294 f3 Multi-selector
319
b6 Fijnafst. voor opt. belichting 294 f4 Functie van multi-selector 320
c Timers/AE-vergrendeling
f5 FUNC.-knop toewijzen
320
c1 AE-vergr. ontspanknop
296 f6 Voorbeeldknop toewijzen 324
c2 Lichtmeter automatisch uit 296 f7 AE-L/AF-L knop toewijzen 325
c3 Vertraging zelfontspanner 297 f8 Sltertijd en diafragma vergr. 326
c4 Monitor uit
297 f9 Functie instelschijven inst. 326
d Opnemen/Weergeven d1 Signaal d2 Rasterweergave in zoeker
298
f10
Knop loslaten voor instelsch.
298 f11 Geen geheugenkaart?
328
329 U
d3 Schermtips
298 f12 Aanduidingen omkeren
330
d4
Opnamesnelheid in CLstand
299
281
C: Geheugenbank pers. inst.
Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in een van vier banken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook als u de camera uitzet. De instellingen worden toegepast wanneer u de bank selecteert. U kunt verschillende combinaties van instellingen opslaan in de andere banken, zodat u direct tussen combinaties kunt schakelen door de juiste bank te selecteren in het bankmenu.
De standaardnamen voor de vier banken met persoonlijke instellingen zijn A, B, C en D. U kunt een beschrijving toevoegen met de optie Hernoemen, zoals wordt beschreven op pagina 270.
A Geheugenbank pers. inst.
De bankletter wordt getoond in de opnameinformatieweergave die u kunt weergeven door te drukken op de knop R. U kunt de geheugenbank met persoonlijke instellingen ook selecteren via de opname-informatieweergave (p. 15). Wanneer de instellingen in de huidige bank werden gewijzigd, zal een asterisk verschijnen naast de gewijzigde instellingen op het tweede niveau van het menu Persoonlijke instellingen.
Herstel pers. instellingen
Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige geheugen-bank met persoonlijke instellingen wilt herstellen. Zie pagina 420 voor een lijst met standaardinstellingen. De persoonlijke instellingen worden niet teruggezet als een reset met twee knoppen wordt uitgevoerd.
Optie
Beschrijving
U
Ja
De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank met persoonlijke instellingen herstellen.
Nee (standaard)
Afsluiten zonder persoonlijke instellingen te wijzigen.
282
a: Autofocus
a1: Selectie AF-C-prioriteit
Deze optie bepaalt of u in de stand Selector scherpstelstand continu-AF altijd foto's kunt maken wanneer u de ontspanknop indrukt (ontspanprioriteit) of alleen als de camera heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit). U selecteert continu-AF door de selector voor de scherpstelstand naar C te draaien.
Optie
Beschrijving
G
Ontspannen (standaard)
Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt altijd een foto gemaakt.
Er kunnen foto's worden gemaakt, zelfs als de camera
E
Ontspannen + scherpstelling
niet heeft scherpgesteld. In de continustand neemt de beeldsnelheid af als het onderwerp donker is of een laag contrast heeft, zodat de camera beter kan
scherpstellen.
F
Scherpstelling
Er kan alleen een foto worden gemaakt als de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
Ongeacht de gekozen instelling wordt de scherpstelling niet vergrendeld als de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
U
283
a2: Selectie AF-S-prioriteit
Deze optie bepaalt of u in de
Selectieknop scherpstelstand
enkelvoudige AF-stand alleen foto's
kunt maken wanneer de camera
heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit) of dat u altijd
foto's kunt maken wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt (ontspanprioriteit). U selecteert
enkelvoudige AF door de selector
voor de scherpstelstand naar S te draaien.
Optie
Beschrijving
G Ontspannen
Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt er altijd een foto gemaakt.
F
Scherpstelling (standaard)
Er kan alleen een foto worden gemaakt als de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
Ongeacht de gekozen instelling blijft de scherpstelling vergrendeld zolang de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
U
284
a3: Dynamisch AF-veld
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat wanneer dynamisch veld-AF (I, p. 74) is geselecteerd in de stand continu-AF (scherpstelstand C, p. 72), stelt de camera scherp op basis van informatie uit de omringende scherpstelpunten. Kies 9, 21 of 51 scherpstelpunten op basis van de beweging van het onderwerp.
Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de zoeker. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
Optie
Beschrijving
c 9 punten (standaard)
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie uit de acht omringende scherpstelpunten. Kies deze optie als u tijd hebt om de foto opnieuw te kadreren of als u een onderwerp fotografeert dat voorspelbaar beweegt (zoals hardlopers of raceauto's op een parcours).
d 21 punten
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie uit de 20 omringende scherpstelpunten. Kies deze optie als u onderwerpen fotografeert die onvoorspelbaar bewegen (zoals spelers tijdens een voetbalwedstrijd).
e 51 punten
Als het onderwerp het geselecteerde
scherpstelpunt verlaat, stelt de camera scherp op
basis van informatie uit de 50 omringende
scherpstelpunten. Kies deze optie wanneer u
U
foto's maakt van snel bewegende onderwerpen
die niet eenvoudig in de zoeker kunnen worden
gekadreerd (zoals vogels).
285
Optie
f
51 punten (3D-tracking)
Beschrijving
Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat, gebruikt de camera 3Dtracking om het onderwerp te volgen en wordt zo nodig een nieuw scherpstelpunt geselecteerd. Kies deze optie als u foto's met onderwerpen die grillig van de ene naar de andere kant bewegen (zoals tennisspelers), snel wilt kadreren. Als het onderwerp de zoeker verlaat, laat u de ontspanknop los en kadreert u de foto opnieuw met het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
A 3D-tracking
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, worden de kleuren in het gebied rond het scherpstelpunt in de camera opgeslagen. Hierdoor levert 3Dtracking mogelijk niet het gewenste resultaat op bij onderwerpen die dezelfde kleur hebben als de achtergrond of die een zeer klein deel van het beeld beslaan.
U
286
a4: Focus Tracking met Lock-On
Deze optie bepaalt hoe de automatische scherpstelling reageert op plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp.
Optie
C Lang
D
Normaal (standaard)
E Kort
Uit
Beschrijving
Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert, wacht de camera gedurende de ingestelde periode (lang, normaal of kort) alvorens de afstand tot het onderwerp aan te passen. Zo wordt voorkomen dat de camera opnieuw scherpstelt wanneer het onderwerp tijdelijk niet zichtbaar is doordat andere onderwerpen door het beeld bewegen.
De camera past de scherpstelling onmiddellijk aan wanneer de afstand tot het onderwerp verandert. Gebruik deze optie als u een reeks onderwerpen op verschillende afstanden snel achter elkaar fotografeert.
a5: AF-activering
Met deze optie bepaalt u of autofocus wordt geactiveerd met zowel de ontspanknop als de knop B of alleen met de knop B.
Optie
Beschrijving
Ontspanknop/ AF-ON
(standaard)
Autofocus kan worden geactiveerd met de knop B of door de ontspanknop half in te drukken.
Alleen AF-ON
Autofocus kan alleen worden geactiveerd met de knop B.
U
287
a6: Verlichting scherpstelpunt
Kies of het actieve scherpstelpunt rood oplicht in de zoeker.
Optie
Beschrijving
Het geselecteerde scherpstelpunt licht zo nodig Automatisch automatisch op, zodat het contrasteert met de achtergrond. (standaard) De DX-uitsnede wordt aangegeven door het beeld in de
zoeker.
Het geselecteerde scherpstelpunt licht altijd op, ongeacht
de helderheid van de achtergrond. De DX-uitsnede wordt
Aan
aangegeven door het beeld in de zoeker. Het geselecteerde
scherpstelpunt is mogelijk niet goed zichtbaar, afhankelijk
van de helderheid van de achtergrond.
Het geselecteerde scherpstelpunt licht niet op. Het gebied
Uit
buiten de DX-uitsnede wordt aangegeven door een
transparant masker in de zoeker.
a7: Doorloop scherpstelpunt
Kies of de selectie van het scherpstelpunt "doorloopt" van de ene rand van de zoeker naar de andere.
Optie
Beschrijving
Doorloop
De selectie van het scherpstelpunt
loopt door van boven naar beneden
en weer naar boven en van links naar w
q
rechts en weer naar links. Als u
bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een
scherpstelpunt aan de rechterrand van de zoeker is
gemarkeerd (q), wordt het tegenoverliggende scherpstelpunt
aan de linkerrand van de zoeker geselecteerd (w).
Geen doorloop
(standaard)
Het scherpstelgebied wordt begrensd door de buitenste scherpstelpunten. Wanneer u bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand is geselecteerd,
gebeurt er niets.
U
288
a8: Selectie scherpstelpunt
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is bij handmatige selectie van het scherpstelpunt.
Optie
B
51 punten (standaard)
Beschrijving
Kies uit de 51 scherpstelpunten die rechts worden weergegeven.
A 11 punten
Kies uit de 11 scherpstelpunten die rechts worden weergegeven. Kies deze optie voor een snelle selectie van het scherpstelpunt.
U
289
a9: AF-hulpverlichting
Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting bij weinig licht gaat branden ter ondersteuning van de scherpstelling.
Optie
Beschrijving
De AF-hulpverlichting gaat branden bij weinig licht. De AFhulpverlichting is alleen beschikbaar als aan de twee volgende
voorwaarden wordt voldaan: Aan 1. Enkelvoudige autofocus is geselecteerd als scherpstelstand (standaard) (p. 72).
2. Automatisch veld-AF is gekozen als AF-veldstand (p. 74), of enkelpunts AF of dynamisch veld-AF is gekozen en het middelste scherpstelpunt is geselecteerd.
De AF-hulpverlichting gaat niet branden ter ondersteuning van Uit de scherpstelling. Bij weinig licht kan de camera mogelijk niet
scherpstellen met autofocus.
A De AF-hulpverlichting
De AF-hulpverlichting heeft een bereik van ongeveer 0,53,0 m. Gebruik de hulpverlichting in combinatie met een objectief met een brandpuntsafstand van 24 200 mm en verwijder de zonnekap.
A Zie ook
Op pagina 375 ziet u bij welke objectieven AF-hulplicht niet beschikbaar
is.
U
290
a10: Functie AF-ON-knop MB-D10
Kies de functie die u wilt toewijzen aan de knop B op het optionele MB-D10 battery pack.
Optie
A
AF-ON (standaard)
B
AE/AFvergrendeling
C
AEvergrendeling
AE-vergr. D (herstel na
ontspan.)
AEE vergrendeling
(vast)
F
AFvergrendeling
G
Zelfde als FUNC.-knop
Beschrijving
Wanneer u op de knop B op de MB-D10 drukt, wordt autofocus geactiveerd.
De scherpstelling en belichting blijven vergrendeld zolang de knop B op de MB-D10 wordt ingedrukt.
De belichting blijft vergrendeld zolang de knop B op de MB-D10 wordt ingedrukt.
De belichting wordt vergrendeld wanneer de knop B op de MB-D10 wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt gedrukt, de sluiter wordt ontspannen of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
De belichting wordt vergrendeld wanneer op de knop B op de MB-D10 wordt gedrukt en blijft vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt gedrukt of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de knop B op de MB-D10 wordt ingedrukt.
De knop B op de MB-D10 voert de functie uit die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f5 (p. 320).
D De knop B
De vibratiereductie wordt niet geactiveerd door op de knop B te drukken wanneer een VR-objectief is bevestigd.
U
291
b: Lichtmeting/Belichting
b1: ISO-stapgrootte
Deze optie bepaalt of aanpassingen in de gevoeligheid worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
Optie H 1/3 stop (standaard) I 1/2 stop J 1 stop
b2: Stapgrootte inst. belichting
Deze optie bepaalt of aanpassingen in sluitertijd, diafragma en bracketing worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
Optie
Beschrijving
H
1/3 stop (standaard)
Wijzigingen in sluitertijd en diafragma worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW. Voor de bracketingstapgrootte kunt u kiezen uit 1/3, 2/3 en 1 LW.
I 1/2 stop
Wijzigingen in sluitertijd en diafragma worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/2 LW. Voor de bracketingstapgrootte kunt u kiezen uit 1/2 en 1 LW.
J 1 stop
Wijzigingen in sluitertijd en diafragma worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1 LW. De stapgrootte voor bracketing is ingesteld op 1 LW.
b3: Stapgrootte belichtingscorr.
Deze optie bepaalt of aanpassingen in de belichtings- en flitscorrectie worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
Optie H 1/3 stop (standaard) I 1/2 stop J 1 stop
U
292
b4: Eenv. belichtingscorrectie
Deze optie bepaalt of de knop E moet worden gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen (p. 128). Als Aan (auto-herstel) of Aan is geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is ingesteld op ±0.
Optie
K
Aan (auto-herstel)
Aan
Uit (standaard)
Beschrijving
U kunt de belichtingscorrectie instellen door aan een van de instelschijven te draaien (zie de onderstaande opmerking). De instelling die met de instelschijf is geselecteerd, wordt teruggezet wanneer de camera of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld. (Instellingen voor belichtingscorrectie die zijn geselecteerd met de knop E worden niet teruggezet.)
Als hierboven, behalve dat de waarde voor belichtingscorrectie die is geselecteerd met de instelschijf niet wordt teruggezet wanneer de camera of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
U stelt de belichtingscorrectie in door de knop E in te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
A Verwissel hoofd/secundair
Welke instelschijf wordt gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen als Aan (auto-herstel) of Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling b4 (Eenv. belichtingscorrectie), hangt af van de optie die is gekozen voor persoonlijke instelling f9 ( Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/ secundair, p. 326).
Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair
Uit (standaard)
Aan
e
Secundaire instelschijf
Secundaire instelschijf
f
Secundaire instelschijf
g
Hoofdinstelschijf
Hoofdinstelschijf
Secundaire instelschijf
U
h
N.v.t.
Belichtingsstand
293
b5: Grootte meetgebied
Bij het berekenen van de belichting wordt bij
Optie
centrumgerichte meting het grootste
L 8 mm
gewicht toegekend aan een cirkel in het midden van het beeld. De diameter ( ) van
y
12 mm (standaard)
deze cirkel kan worden ingesteld op 8, 12, 15 z 15 mm of 20 mm of op het gemiddelde van het hele 0 20 mm
beeld.
P Gemiddeld
Tenzij Gemiddeld is geselecteerd, is de diameter vastgelegd op 12 mm wanneer een objectief zonder CPU wordt gebruikt, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor Niet-CPU-objectief in het setup-menu (p. 210). Wanneer Gemiddeld is geselecteerd, wordt het gemiddelde van het volledige beeld gebruikt voor objectieven met of zonder CPU.
b6: Fijnafst. voor opt. belichting
Gebruik deze optie als u de belichtingswaarde die de camera selecteert, wilt aanpassen. U kunt de belichting voor elke meetmethode afzonderlijk fijnafstellen met een waarde tussen +1 en 1 LW, in stappen van 1/6 LW.
1 Selecteer persoonlijke
instelling b6.
Markeer persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt. belichting) en druk op 2.
U
294
2 Selecteer Ja.
Het bericht rechts wordt weergegeven. Markeer Ja en druk op 2 om verder te gaan of selecteer Nee om af te sluiten zonder de belichting te wijzigen.
3 Selecteer een
lichtmeetmethode.
Markeer Matrixmeting, Centrumgericht of Spotmeting en druk op 2.
4 Kies een belichtingswaarde.
Druk op 1 of 3 om een belichtingswaarde te kiezen tussen +1 en 1 LW. Druk op J om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
D Fijnafstelling belichting
U kunt de belichting voor elke geheugenbank met persoonlijke instellingen afzonderlijk fijnafstellen en deze instelling wordt niet teruggezet door een reset met twee knoppen. Aangezien het symbool voor belichtingscorrectie (E) niet wordt weergegeven, is het menu voor fijnafstelling de enige manier om te bepalen in hoeverre de belichting is gewijzigd. Belichtingscorrectie (p. 128) heeft in de meeste situaties de voorkeur.
U
295
c: Timers/AE-vergrendeling
c1: AE-vergr. ontspanknop
Bij de standaardinstelling Uit wordt de belichting alleen vergrendeld als op dep AE-L/AF-L-knop wordt gedrukt. Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting ook vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt.
c2: Lichtmeter automatisch uit
Deze optie bepaalt hoe lang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. U hebt de keuze uit 4 sec., 6 sec., 8 sec., 16 sec., 30 sec., 1 min., 5 min., 10 min., 30 min. of totdat de camera wordt uitgeschakeld (Altijd aan). De sluitertijd- en diafragmaweergaven in het lcdvenster en in de zoeker worden automatisch uitgeschakeld wanneer de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
Optie
Q 4 sec.
R
6 sec. (standaard)
S 8 sec.
T 16 sec.
U 30 sec.
V 1 min.
W 5 min.
X 10 min.
Y 30 min.
Z Altijd aan
Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen. Als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter, wordt Lichtmeter automatisch uit ingesteld op Altijd aan.
U
296
c3: Vertraging zelfontspanner
Deze optie bepaalt de duur van de ontspanvertraging in de zelfontspannerstand. U hebt de keuze uit 2 sec., 5 sec., 10 sec. en 20 sec.
Optie
a 2 sec.
b 5 sec.
c
10 sec. (standaard)
d 20 sec.
c4: Monitor uit
Deze optie bepaalt hoe lang de monitor ingeschakeld blijft als er geen handelingen worden uitgevoerd tijdens weergave en terugspelen van beelden of wanneer menu's of opname-informatie worden weergegeven. U hebt de keuze uit 4 sec. (standaard voor beeld terugspelen), 10 sec. (standaard voor weergave en opname-informatie), 20 sec. (standaard voor menu's), 1 minuut, 5 minuten of 10 minuten. Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen. Als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter, blijft de monitor ingeschakeld als er gedurende circa tien minuten geen handelingen worden uitgevoerd, ongeacht de gekozen instelling.
Optie
2 4 sec.
4
10 sec. (standaard)
6 20 sec.
1 1 min.
3 5 min.
5 10 min.
U
297
d: Opnemen/Weergeven
d1: Signaal
Kies Hoog of Laag voor het geluid dat wordt weergegeven wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt of de camera scherpstelt in de enkelvoudige AF-stand. (Er klinkt geen geluid als Ontspannen is geselecteerd voor persoonlijke instelling a2 ( Selectie AF-S-prioriteit, p. 284.)
Optie
y
Hoog (standaard)
z Laag Uit
Beschrijving
Kies de toonhoogte voor het signaal uit Hoog en Laag. Het pictogram c wordt weergegeven in het lcd-venster en in de opnameinformatieweergaven.
Zet de signaalluidspreker uit.
d2: Rasterweergave in zoeker
Kies of op verzoek rasterlijnen ter referentie in de zoeker worden weergegeven wanneer u foto's kadreert.
Optie
Aan
Uit (standaard)
Beschrijving Er worden op verzoek rasterlijnen weergegeven, tenzij DXformaat (24x16) is geselecteerd voor Beeldgebied.
Er worden geen rasterlijnen weergegeven.
d3: Schermtips
Kies of in het scherm tips worden weergegeven voor de items die in
de opnameweergave zijn geselecteerd.
U
Optie
Beschrijving
Aan (standaard)
Tips weergeven.
Uit
Geen tips weergeven.
298
d4: Opnamesnelheid in CL-stand
Deze optie bepaalt de maximale beeldsnelheid in de stand CL (Continu laag). (Bij intervalopnamen bepaalt deze instelling ook de beeldsnelheid in de stand Enkel beeld.) Kies een waarde tussen één en zeven beelden per seconde (bps). De standaardinstelling is 3 bps. Bij lange sluitertijden kan de beeldsnelheid afnemen tot onder de geselecteerde waarde en zonder het optionele MB-D10 battery pack is de maximale beeldsnelheid 5 bps.
d5: Max. aant. continuopnamen
Het maximum aantal opnamen dat achter elkaar kan worden gemaakt in de continustand, kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 100.
A Het buffergeheugen
Ongeacht de gekozen optie voor persoonlijke instelling d5, neemt de opnamesnelheid af als het buffergeheugen vol raakt. Zie pagina 423 voor meer informatie over de capaciteit van het buffergeheugen.
U
299
d6: Opeenvolgende nummering
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst gebruikte bestandsnummer met één en wordt deze naam voor het nieuwe bestand gebruikt. Deze optie bepaalt of de bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
J
Optie Aan
(standaard)
Uit Terugzetten
Beschrijving
Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst, gaat de bestandsnummering verder vanaf het laatst gebruikte nummer of vanaf het hoogste nummer in de huidige map, afhankelijk van welk getal het hoogste is. Als u een foto maakt terwijl de huidige map een foto met het nummer 9999 bevat, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de bestandsnummering weer bij 0001.
De bestandsnummering begint weer bij 0001 wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst. Als u een foto maakt terwijl de huidige map 999 foto's bevat, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt.
Hetzelfde als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u maakt een bestandsnummer krijgt dat één hoger is dan het hoogste bestandsnummer in de huidige map. Als de map leeg is, wordt de bestandsnummering teruggezet op 0001.
D Opeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto's of een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen
U foto's meer worden gemaakt. Kies Terugzetten voor persoonlijke instelling d6 (Opeenvolgende nummering) en formatteer vervolgens de huidige
geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.
300
d7: Weergave opname-info
Bij de standaardinstelling Automatisch (AUTO) verandert de kleur van de tekens in de informatieweergave (p. 12) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de achtergrond. Als u altijd dezelfde kleur wilt gebruiken, selecteert u Handmatig en kiest u Donker op licht (B, zwarte tekens) of Licht op donker (W, witte tekens). De helderheid van de monitor wordt automatisch aangepast voor een maximaal contrast met de geselecteerde tekstkleur.
Donker op licht
Licht op donker
U
301
d8: LCD-verlichting
Bij de standaardinstelling Uit brandt de achtergrondverlichting van het lcd-venster (lcd-verlichting) alleen als de hoofdschakelaar op D staat. Als Aan is geselecteerd, wordt het lcd-venster verlicht wanneer de belichtingsmeters zijn ingeschakeld (p. 48). Selecteer Uit als u de batterij wilt sparen.
d9: Spiegelvoorontspanning
Bij de standaardinstelling Uit wordt de sluiter ontspannen wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als u fotografeert terwijl Statief is geselecteerd als stand voor livebeeld (p. 96) of in gevallen waarin de geringste camerabeweging kan leiden tot onscherpe foto's, kunt u Aan selecteren. De sluiter wordt dan circa 1 seconde nadat de ontspanknop is ingedrukt en de spiegel is opgeklapt, ontspannen.
d10: MB-D10 batterijen
Als u het optionele MB-D10 battery pack gebruikt met acht AAbatterijen, kunt u de werking van de camera optimaliseren door in dit menu het juiste batterijtype te selecteren. U hoeft deze optie niet aan te passen als u EN-EL3e of optionele EN-EL4a of EN-EL4 batterijen gebruikt.
Optie 1 LR6 (AA alkaline) 2 HR6 (AA Ni-MH) 3 FR6 (AA lithium) 4 ZR6 (AA Ni-Mn)
U
Beschrijving
Selecteer deze optie als u LR6 alkaline AAbatterijen gebruikt.
Selecteer deze optie als u HR6 Ni-MH AAbatterijen gebruikt.
Selecteer deze optie als u FR6 lithium AAbatterijen gebruikt.
Selecteer deze optie als u ZR6 Ni-Mn AAbatterijen gebruikt.
302
A AA-batterijen gebruiken
EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Li-ionbatterijen (apart verkrijgbaar) of EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterijen worden aanbevolen voor de beste prestaties. Met AA-batterijen (p. 436) kunt u minder foto's nemen. De capaciteit van AAbatterijen neemt aanzienlijk af bij temperaturen lager dan 20 °C en hangt af van het merk en de opslagomstandigheden. In sommige gevallen werken batterijen mogelijk niet meer voordat hun vervaldatum is verstreken. Sommige AA-batterijen kunnen niet worden gebruikt. Vanwege hun eigenschappen en beperkte capaciteit mogen alkaline en nikkel-mangaan batterijen alleen worden gebruikt als er geen alternatief voorhanden is en uitsluitend bij hogere temperaturen. De camera geeft het niveau van AAbatterijen als volgt weer.
Lcd-venster L
I
H (knippert)
Zoeker --
d
d (knippert)
Beschrijving
Batterijen volledig opgeladen. Batterij bijna leeg. Houd nieuwe batterijen bij de
hand.
Ontspanknop uitgeschakeld. Verwissel de batterijen.
Het batterijniveau voor EN-EL3e, EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Liionbatterijen wordt op de normale manier weergegeven.
U
303
d11: Batterijvolgorde
Kies of de batterij in de camera of de batterijen in het battery pack het eerst worden gebruikt als een optioneel MB-D10 battery back is bevestigd.
Optie
Beschrijving
5
MB-D10 batterijen eerst (standaard)
De camerabatterij wordt alleen gebruikt als de batterijen in de MB-D10 leeg zijn.
6 Camerabatterij eerst
De batterijen in de MB-D10 worden alleen gebruikt als de camerabatterij leeg is.
Als de batterijen in de MB-D10 worden gebruikt, wordt het pictogram X weergegeven in het lcd-venster van de camera.
A Het MB-D10 battery pack
De MB-D10 werkt op één EN-EL3e, EN-EL4a of ENEL4 oplaadbare Li-ionbatterij of acht AA-batterijen (alkaline, Ni-MH, lithium of nikkel-mangaan). (Er wordt een EN-EL3e meegeleverd. EN-EL4a, EN-EL4 en AAbatterijen zijn apart verkrijgbaar.) De beeldsnelheid ligt hoger bij gebruik van de EN-EL4a, EN-EL4 of AA-batterijen (p. 87). Bij gebruik van AA-batterijen neemt de beeldsnelheid echter af naarmate het batterijniveau daalt.
De opname-informatieweergave toont het batterijtype dat in de MB-D10 is geplaatst als volgt:
Aanduiding MB-D10 batterijen
Batterijtype
u
EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
v
EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Li-ionbatterij
U
w
AA-batterijen
304
e: Bracketing/Flits
e1: Flitssynchronisatie snelheid
Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid.
Optie
1/320 sec. (auto FP)
1/250 sec. (auto FP)
1/250 sec. (standaard) 1/200 sec. 1/160 sec. 1/125 sec. 1/100 sec. 1/80 sec. 1/60 sec.
Beschrijving
Gebruik automatische snelle FP-synchronisatie bij de SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers. Als u een andere flitser gebruikt, wordt de sluitertijd ingesteld op 1/320 sec. Als de camera een sluitertijd van 1/320 sec. aangeeft in de belichtingsstand e of g, wordt automatische snelle FP-synchronisatie geactiveerd als de werkelijke sluitertijd korter is dan 1/320 sec.
Gebruik automatische snelle FP-synchronisatie bij de SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers. Als u een andere flitser gebruikt, wordt de sluitertijd ingesteld op 1/250 sec. Als de camera een sluitertijd van 1/250 sec. aangeeft in de belichtingsstand e of g, wordt automatische snelle FP-synchronisatie geactiveerd als de werkelijke sluitertijd korter is dan 1/250 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op 1/250 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op 1/200 sec. Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op 1/160 sec. Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op 1/125 sec. Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op 1/100 sec. Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op 1/80 sec. Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op 1/60 sec.
A Sluitertijd vast instellen op maximale flitssynchronisatiesnelheid
Als u de sluitertijd wilt vastzetten op de kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie in de belichtingsstand Sluitertijdvoorkeuze of Handmatig, selecteert u de eerstvolgende sluitertijd na de langst mogelijke sluitertijd (30 sec. of bulb). Er wordt een X (aanduiding voor flitssynchronisatie) weergegeven in het lcd-venster en in de zoeker.
A Automatische snelle FP-synchronisatie
U
Hiermee is het mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die de
camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan worden gekozen
voor een kleine scherptediepte. "FP" wordt weergegeven in de opname-
informatieweergave wanneer automatische snelle FP-synchronisatie actief is.
305
Flitssturing bij 1/320 sec. (auto FP)
Als 1/320 sec. (auto-FP) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, p. 305), kunnen de ingebouwde flitser en optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200 worden gebruikt met sluitertijden tot 1/320 s; voor snellere tijden is de automatische snelle FP-synchronisatie beschikbaar met optionele flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-R200.
Flitssynchronisatiesnelheid
1/320 sec. (auto FP)
1/250 sec. (auto FP)
1/250 sec.
Ingebouwde Optionele Ingebouwde Optionele Ingebouwde Optionele
Sluitertijd
flitser
flitser
flitser flitser
flitser
flitser
1/80001/320 sec.
--
Auto-FP
--
Auto-FP
--
--
1/3201/250 sec. Flitssynchronisatie *
-- Auto-FP --
--
1/25030 sec.
Flitssynchronisatie
* Het flitsbereik neemt af naarmate de sluitertijd korter wordt.
U
306
D De flitsgereedaanduiding
Als de flitser op de maximale sterkte flitst, begint de flitsgereedaanduiding in de zoeker te knipperen als waarschuwing dat de foto mogelijk is onderbelicht. De flitsgereedaanduiding van optionele flitsers knippert niet als 1/320 sec. (auto FP) is geselecteerd.
U
307
e2: Langste sluitertijd bij flits
Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij synchronisatie op het eerste of tweede gordijn of rode-ogenreductie in de belichtingsstanden Programma-automatiek en Diafragmavoorkeuze. (Ongeacht de gekozen instelling kunt u de sluitertijd instellen op een waarde van maximaal 30 sec. in de belichtingsstanden Sluitertijdvoorkeuze en Handmatig, of wanneer de flitser is ingesteld op lange sluitertijd, synchronisatie op het tweede gordijn en lange sluitertijd of rode-ogenreductie met lange sluitertijd.) De beschikbare opties variëren van 1/60 sec. (1/60 sec., standaardinstelling) tot 30 sec. (30 sec.).
U
308
e3: Flitssturing ingeb. flitser
Kies de flitsstand voor de ingebouwde flitser.
Optie
Beschrijving
1
DDL (standaard)
De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden.
2 Handmatig Kies de flitssterkte (p. 310).
3
Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat (p. 310).
4
Commander stand
Gebruik de ingebouwde flitser als een hoofdflitser die een of meer optionele flitsers op afstand aanstuurt (p. 311).
A "Handmatig" en "Stroboscopisch flitsen"
Als deze opties zijn geselecteerd, knippert het pictogram Y in het lcd-venster en de zoeker.
A De opname-informatieweergave
U kunt de flitssturingsstand weergeven in de opname-informatieweergave (p. 189).
A De SB-400
Als een optionele SB-400 flitser is bevestigd en is
ingeschakeld, wordt persoonlijke instelling e3 ingesteld op Optionele flitser en kunt u DDL of Handmatig selecteren als flitssturingsstand voor de SB-400. (De opties Stroboscopisch flitsen en Commanderstand zijn niet beschikbaar.)
U
309
Handmatig
Kies een flitssterkte tussen Volle flits en 1/128 (1/128 van de volledige sterkte). Op vol vermogen heeft de ingebouwde flitser een richtgetal van 18 (m, ISO 200, 20°C).
Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren. Druk op 1 of 3 om de instelling te wijzigen.
Optie
Beschrijving
Sterkte
Kies de flitssterkte (uitgedrukt als een gedeelte van het volle vermogen).
Aantal
Kies het aantal malen dat de flitser flitst op de geselecteerde sterkte. Het daadwerkelijke aantal flitsen kan lager zijn dat het geselecteerde aantal, afhankelijk van de sluitertijd en de optie die is geselecteerd voor Frequentie.
Frequentie Kies hoe vaak de flitser per seconde flitst.
A "Aantal"
De flitssterkte bepaalt welke opties beschikbaar zijn voor Aantal.
U Sterkte
Beschikbare opties voor Aantal
1/4
2
1/8
25
1/16
210
1/32
210, 15
1/64
210, 15, 20, 25
1/128
210, 15, 20, 25, 30, 35
310
Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer optionele SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 flitsers in maximaal twee groepen (A en B) op afstand aanstuurt met behulp van geavanceerde draadloze flitssturing.
Als u deze optie selecteert, wordt het menu rechts weergegeven. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren. Druk op 1 of 3 om de instelling te wijzigen.
Optie
Beschrijving
Ingeb. Kies een flitsstand voor de ingebouwde flitser flitser (commanderflitser).
DDL
i-TTL-stand. Kies de flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en 3,0 LW in stappen van 1/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen Volle flits en 1/128 (1/128 van de volledige sterkte).
De ingebouwde flitser wordt niet geactiveerd, maar de AF hulpverlichting brandt. De ingebouwde flitser moet worden
opgeklapt, zodat deze monitor-voorflitsen kan afgeven.
Groep A Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep A.
DDL
i-TTL-stand. Kies de flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en 3,0 LW in stappen van 1/3 LW.
Automatisch diafragma (alleen beschikbaar bij de SB-900 en AA SB-800 flitser). Kies de flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en
3,0 LW in stappen van 1/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen Volle flits en 1/128 (1/128 van de volledige sterkte).
De flitsers in deze groep worden niet geactiveerd.
Groep B
Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep B. De beschikbare opties zijn gelijk aan die voor Groep A hierboven.
U
Kanaal
Kies uit de kanalen 14. Alle flitsers in beide groepen moeten zijn ingesteld op hetzelfde kanaal.
311
Voer de onderstaande stappen uit om foto's te maken in de commanderstand.
1 Wijzig de instellingen voor de
ingebouwde flitser.
Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de ingebouwde flitser. De flitssterkte kan niet worden aangepast in de stand .
2 Pas de instellingen aan voor groep A.
Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep A.
3 Pas de instellingen aan voor groep B.
Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep B.
4 Selecteer het kanaal.
U 5 Druk op J.
312
6 Kadreer de opname.
Kadreer de opname en plaats de flitsers, zoals hieronder wordt aangegeven. Houd er rekening mee dat de maximale afstand waarop de externe flitsers kunnen worden geplaatst, afhangt van de opnameomstandigheden.
10 m of minder
60 ° of minder 30 ° of minder
30 ° of minder
Flitser op afstand 60 ° of minder
De sensors voor
5 m of minder
draadloze bediening op de
flitsers moeten
Camera
naar de camera
(ingebouwde zijn gericht.
flitser)
5 m of minder
7 Stel de externe flitsers in op het geselecteerde kanaal.
Zet alle externe flitsers aan en stel ze in op het kanaal dat u hebt geselecteerd in stap 4. Raadpleeg de handleiding van de flitsers voor meer informatie.
8 Klap de ingebouwde flitser op.
Druk op de flitserknop om de ingebouwde flitser op te klappen. Houd er rekening mee dat zelfs als is geselecteerd voor Ingeb. flitser> Stand, de ingebouwde flitser moet zijn opgeklapt, zodat
deze monitor-voorflitsen kan afgeven.
9 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Nadat u hebt gecontroleerd of het flitsgereedlampje op de camera en de flitsgereedlampjes op alle andere flitsers branden,
U
kadreert u de foto, stelt u scherp en maakt u de opname. FV-
vergrendeling (p. 192) kan indien gewenst worden gebruikt.
313
A De weergave van de flitssynchronisatiestand
M wordt niet als flitssynchronisatiestand weergegeven in het lcd-venster als is geselecteerd voor Ingeb. flitser > Stand.
A Flitscorrectie
De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de knop Y (M) en de secundaire instelschijf wordt opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en groep B in het menu Commanderstand. Het pictogram Y wordt weergegeven in het lcd-venster en in de zoeker als een andere flitscorrectiewaarde dan ±0 is geselecteerd voor Ingeb. flitser > DDL. Het pictogram Y knippert als de ingebouwde flitser in de stand M staat.
D Commanderstand
Richt de sensorvensters van de externe flitsers zodanig dat ze de monitorvoorflitsen van de ingebouwde flitser detecteren. (Let hier met name op als u geen statief gebruikt.) Zorg dat er geen direct licht of sterke reflecties van de externe flitsers in het objectief van de camera (in DDL-stand) of op de fotocellen van de externe flitsers (in AA-stand) vallen, aangezien dit de belichting kan verstoren. Als u wilt voorkomen dat timerflitsen van de ingebouwde flitser zichtbaar zijn in foto's die op korte afstand worden gemaakt, kiest u een lage ISO-gevoeligheid of een klein diafragma (hoge f/waarde) of gebruikt u een optioneel SG-3IR infraroodfilter voor de ingebouwde flitser. Een SG-3IR is vereist voor het beste resultaat met synchronisatie op het tweede gordijn, waarbij de timerflitsen helderder zijn. Nadat u de externe flitsers hebt geplaatst, maakt u een testopname en bekijkt u het resultaat op de cameramonitor. Hoewel er geen beperkingen gelden voor het aantal externe flitsers dat kan worden gebruikt, is drie uit praktisch oogpunt het maximum. Bij meer dan drie flitsers zal het resultaat nadelig worden beïnvloed door het licht van de externe flitsers.
U
314
e4: Instellicht
Als Aan (standaardinstelling) is geselecteerd wanneer de ingebouwde flitser of een optionele SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 flitser wordt gebruikt, wordt een instellicht afgegeven wanneer de knop voor scherptedieptevoorbeeld op de camera wordt ingedrukt (p. 115). Er wordt geen instellicht gebruikt als Uit is geselecteerd.
e5: Inst. voor auto bracketing
Kies de instelling of instellingen die worden gewijzigd wanneer auto bracketing (p. 130) wordt toegepast. Kies AE & flits (j, standaardinstelling) als u zowel belichtings- als flitsbracketing wilt toepassen, kies Alleen AE (k) als u alleen belichtingsbracketing wilt toepassen, kies Alleen flits (l) als u alleen flitsbracketing wilt toepassen of kies Witbalans bracketing (m) als u witbalansbracketing (p. 135) wilt toepassen. Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij de beeldkwaliteitsinstellingen NEF (RAW) en NEF (RAW) + JPEG.
U
315
e6: Auto bracketing (M-stand)
Deze optie bepaalt welke instellingen worden gevarieerd wanneer AE & flits of Alleen AE is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 in de handmatige belichtingsstand.
Optie Flits/
F sluitertijd
(standaard)
Flits/
G sluitertijd/
diafragma
H
Flits/ diafragma
I Alleen flits
Beschrijving
De camera varieert de sluitertijd (persoonlijke instelling e5 is ingesteld op Alleen AE ) of de sluitertijd en de flitssterkte (persoonlijke instelling e5 is ingesteld op AE & flits ).
De camera varieert de sluitertijd en het diafragma (persoonlijke instelling e5 is ingesteld op Alleen AE ) of de sluitertijd, het diafragma en de flitssterkte (persoonlijke instelling e5 is ingesteld op AE & flits ).
De camera varieert het diafragma (persoonlijke instelling e5 is ingesteld op Alleen AE ) of het diafragma en de flitssterkte (persoonlijke instelling e5 is ingesteld op AE & flits ).
De camera varieert alleen de flitssterkte (persoonlijke instelling e5 is ingesteld op AE & flits ).
Flitsbracketing wordt alleen toegepast bij i-TTL- of AA-flitssturing. Als een andere instelling dan Alleen flits is geselecteerd en de flitser niet wordt gebruikt, blijft de ISO-gevoeligheid ingesteld op de waarde van de eerste opname, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor Inst autom ISO-gevoeligheid (p. 108).
U
316
e7: Bracketingvolgorde
Bij de standaardinstelling MTR > onder > boven (H) wordt bracketing uitgevoerd in de volgorde die wordt beschreven op pagina 132 en 136. Als Onder> MTR> boven> (I) is geselecteerd, worden opnamen gemaakt van de laagste naar de hoogste waarde.
U
317
f: Bediening
f1: Schakelaar D
Kies de functie die wordt uitgevoerd door de hoofdschakelaar naar de stand D te draaien.
Optie
D
LCD-verlichting (D) (standaard)
0 Beide
Beschrijving
Het lcd-venster wordt 6 sec. verlicht.
Het lcd-venster wordt verlicht en de opnameinformatie wordt op de monitor weergegeven.
f2: Centrale knop multi-selector
Deze optie bepaalt welke bewerking wordt uitgevoerd wanneer u op het midden van de multi-selector drukt in de opname- of weergavestand.
Opnamestand
Als u Opnamestand selecteert, worden de volgende opties weergegeven.
Optie Middelste AF-
J punt selecteren
(standaard)
K
Actieve AF-punt markeren
Geen functie
Beschrijving
Als u in de opnamestand op het midden van de multi-selector drukt, wordt het middelste scherpstelpunt geselecteerd.
Als u in de opnamestand op het midden van de multi-selector drukt, wordt het actieve scherpstelpunt gemarkeerd.
Wanneer u op het midden van de multi-selector drukt terwijl de camera in de opnamestand staat, gebeurt er niets.
U
318
Weergavestand
Als u Weergavestand selecteert, worden de volgende opties weergegeven.
Optie
Miniatuur
n aan/uit
(standaard)
Histogram-
o
men weergeven
p
Zoom aan/ uit
u
Map selecteren
Beschrijving
Druk op het midden van de multi-selector om te schakelen tussen schermvullende weergave en miniatuurweergave.
Als u in de schermvullende weergave of de miniatuurweergave op het midden van de multi-selector drukt, wordt een histogram weergegeven.
Druk op het midden van de multi-selector om te schakelen tussen schermvullende weergave of miniatuurweergave en zoomweergave. Voor de aanvankelijke zoominstelling kunt u kiezen uit Lage zoom, Gemiddelde zoom en Hoge zoom. De zoomweergave wordt gecentreerd rond het actieve scherpstelpunt.
Als u op het midden van de multi-selector drukt, wordt een lijst met mappen weergegeven. Markeer een map en druk op J om de map te selecteren voor weergave. De weergegeven mappen zijn afhankelijk van de optie geselecteerd bij Weergavemap (p. 263).
f3: Multi-selector
Als Activeer lichtmeter is geselecteerd, worden de belichtingsmeters geactiveerd wanneer u de multi-selector gebruikt terwijl de belichtingsmeters zijn uitgeschakeld (p. 48). Als Doe niets (standaardoptie) is geselecteerd, worden de belichtingsmeters niet geactiveerd wanneer u op de multi-selector drukt.
U
319
f4: Functie van multi-selector
Als u bij de standaardinstelling Info13/Foto's42 op 1 of 3 drukt in de schermvullende weergave, wordt de weergegeven opnameinformatie gewijzigd. Als u op 4 of 2 drukt, wordt een andere foto weergegeven. Als u de functie van de knoppen van de multi-selector wilt omdraaien, zodat een andere foto wordt weergegeven wanneer u op 1 of 3 drukt en de opname-informatie wordt gewijzigd wanneer u op 2 of 4 drukt, selecteert u Info42/Foto's13. Deze instelling is ook van toepassing op de multi-selector op het optionele MB-D10 battery pack.
f5: FUNC.-knop toewijzen
Kies de functie die de Fn-knop vervult wanneer u deze alleen gebruikt (FUNC.-knop indrukken) of in combinatie met de instelschijven (FUNC.-knop + schijven).
A De opname-informatieweergave
U kunt de functie van de Fn-knop ook selecteren in de opname-informatieweergave (p. 15).
FUNC.-knop indrukken
Als u FUNC.-knop indrukken selecteert voor persoonlijke instelling
f5, worden de volgende opties weergegeven.
Optie
Beschrijving
q Voorbeeld *
Druk op de Fn-knop om een voorbeeld van de scherptediepte weer te geven (p. 115).
Druk op de Fn-knop om de flitswaarde te
r
FVvergrendeling *
vergrendelen (alleen bij de ingebouwde flitser en de SB-900, SB-800, SB-600 SB-400 en SB-R200 flitsers, p. 192). Druk nogmaals om de
flitswaardevergrendeling te annuleren.
U
B
AE/AFvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zolang de Fn-knop wordt ingedrukt.
C
AEvergrendeling
De belichting wordt vergrendeld zolang de Fn-knop wordt ingedrukt.
320
Optie
Beschrijving
AE-vergr.
D (herstel na
ontspan.) *
De belichting wordt vergrendeld wanneer de Fnknop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt gedrukt, de sluiter wordt ontspannen of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
AE-
E vergrendeling
(vast) *
De belichting wordt vergrendeld wanneer de Fnknop wordt ingedrukt en blijft vergrendeld totdat nogmaals op deze knop wordt gedrukt of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
F
AFvergrendeling
De scherpstelling wordt vergrendeld zolang de Fnknop wordt ingedrukt.
s Flitser uit
De flitser wordt niet geactiveerd als u tijdens de opname de Fn-knop ingedrukt houdt.
t
Bracketingserie
Als u de Fn-knop ingedrukt houdt terwijl belichtings- of flitsbracketing actief is in de enkelvoudige ontspanstand, worden alle opnamen in het huidige bracketingprogramma gemaakt telkens wanneer u de ontspanknop indrukt. Als witbalansbracketing actief is of de continue ontspanstand (stand CH of CL) is geselecteerd, wordt de bracketingreeks herhaald zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt (in de enkelvoudige ontspanstand wordt witbalansbracketing herhaald met de beeldsnelheid die geldt voor de ontspanstand CH).
L Matrixmeting
Matrixmeting is actief zolang de Fn-knop wordt ingedrukt.
M
Centrumgericht
Centrumgerichte meting is actief zolang de Fnknop wordt ingedrukt.
N Spotmeting
Spotmeting is actief zolang de Fn-knop wordt ingedrukt.
f
Bovenste item in MIJN MENU *
Druk op de Fn-knop om naar het bovenste item in "MIJN MENU" te gaan. Selecteer deze optie om snel naar een veelgebruikte menuoptie te gaan.
g Livebeeld *
Druk op de Fn-knop om livebeeld in en uit te schakelen. Niet beschikbaar wanneer de
U
keuzeknop is ingesteld op a of MUP.
321
Optie
Beschrijving
Als de beeldkwaliteit is ingesteld op JPEG Fijn, JPEG Normaal of JPEG Basis, wordt "RAW"
e +NEF (RAW) *
weergegeven in het lcd-venster en een NEF (RAW)kopie opgenomen bij de volgende foto die wordt
gemaakt nadat op de Fn-knop is gedrukt. Als u wilt
afsluiten zonder een NEF (RAW)-kopie op te
nemen, drukt u nogmaals op de Fn-knop.
m
Virtuele horizon *
De elektronische digitale belichtingsaanduiding werkt als een hellingmeter (p. 322).
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd wanneer de
(standaard)
Fn-knop wordt ingedrukt.
* Deze optie is niet beschikbaar in combinatie met FUNC.-knop + schijven (p. 323). Als u deze optie selecteert, wordt een bericht weergegeven en wordt FUNC.knop + schijven ingesteld op Geen. Als u een andere optie selecteert voor FUNC.-knop + schijven terwijl deze instelling actief is, wordt FUNC.-knop indrukken ingesteld op Geen.
A Virtuele horizon
Wanneer Virtuele horizon is geselecteerd voor FUNC.-knop indrukken,
werkt de elektronische digitale belichtingsaanduiding in de zoeker en in het
lcd-venster als een waterpas wanneer u op de Fn-knop drukt.
Camera helt naar rechts Camera horizontaal Camera helt naar links
Lcd-venster Zoeker
De weergave is mogelijk niet nauwkeurig als de camera sterk voorwaarts of
U achterwaarts helt. Wanneer de camera er niet in slaagt om de hellingshoek te meten, knippert de weergave.
322
FUNC.-knop + schijven
Als u FUNC.-knop + schijven selecteert voor persoonlijke instelling f5, worden de volgende opties weergegeven.
Optie
Beschrijving
i
Kies beeldgebied
Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om het beeldgebied te kiezen (p. 58). Niet beschikbaar bij meervoudige belichting.
Sltertijd en
h diafragma
vergr.
Vergrendeling van sluitertijd (standen S en M) of diafragma (standen A en M). Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om de sluitertijd te vergrendelen of ontgrendelen. Druk op de Fn-knop en draai aan de secundaire instelschijf om het diafragma te vergrendelen of ontgrendelen.
1 stop
v sluitertijd/
diafragma
Als u de Fn-knop ingedrukt houdt en aan de instelschijven draait, wordt de sluitertijd (belichtingsstanden S en M) of het diafragma (belichtingsstanden A en M) gewijzigd in stappen van 1 LW.
Nummer niet- Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan een
w CPU-lens
instelschijf om een objectiefnummer te kiezen dat is
kiezen
opgegeven via de optie Niet-CPU-objectief.
Auto
t bracketing
Houd de Fn-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in het bracketingprogramma te kiezen. Houd de Fn-knop
(standaard) ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor bracketing te kiezen.
I
Dynamisch AF-veld
Als u continu-AF (scherpstelstand C, p. 72) kiest terwijl dynamisch veld-AF (I) is geselecteerd als AFveldstand (p. 74), kunt u het aantal scherpstelpunten instellen door de Fn-knop ingedrukt te houden en aan een van de instelschijven te draaien (p. 285).
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd als aan de
instelschijven wordt gedraaid terwijl de Fn-knop
wordt ingedrukt.
U
323
f6: Voorbeeldknop toewijzen
Kies de functie die de knop voor scherptedieptevoorbeeld vervult wanneer u deze alleen gebruikt (Voorbeeldknop indrukken) of in combinatie met de instelschijven (Voorbeeld + instelschijven). De beschikbare opties zijn gelijk aan die voor FUNC.-knop indrukken (p. 320) en FUNC.knop + schijven (p. 323), behalve dat Voorbeeld de standaardinstelling is voor Voorbeeldknop indrukken en Geen de standaardinstelling is voor Voorbeeld + instelschijven.
A De opname-informatieweergave
U kunt de functie van de scherptedieptevoorbeeldknop ook selecteren in de opname-informatieweergave (p. 15).
U
324
f7: AE-L/AF-L knop toewijzen
Kies de functie die de AE-L/AF-L-knop vervult wanneer u deze alleen gebruikt (AE-L/AF-L knop indrukken) of in combinatie met de instelschijven (AE-L/AF-L + instelschijven). De beschikbare opties voor AE-L/AF-L knop indrukken zijn gelijk aan die voor FUNC.-knop indrukken (p.320), behalve dat AE-L/AF-L knop indrukken standaard is ingesteld op AE-L/AF-vergrendeling en de extra optie B heeft. (Als deze optie is geselecteerd, kunt u met de AE-L/AF-L-knop op dezelfde manier de autofocus activeren als met de knop B.) De beschikbare opties voor AE-L/AF-L + instelschijven zijn gelijk aan die voor FUNC.-knop + schijven (p. 323), behalve dat Geen de standaardinstelling is voor AE-L/AF-L + instelschijven en de optie 1 stop sluitertijd/diafragma ontbreekt.
A De opname-informatieweergave
U kunt de functie van de AE-L/AF-L-knop ook selecteren in de opnameinformatieweergave (p. 15).
U
325
f8: Sltertijd en diafragma vergr.
Gebruik deze optie om de sluitertijd te vergrendelen op de waarde die is geselecteerd in sluitertijdvoorkeuze of handmatige belichtingsstand, of het diafragma te vergrendelen op de waarde die is geselecteerd in diafragmavoorkeuze of handmatige belichtingsstand. Vergrendeling is niet beschikbaar in de stand programma-automatiek.
Optie
Sluitertijd vergrendelen
Diafragma vergrendelen
Beschrijving
Kies Aan om de sluitertijd te vergrendelen, kies Uit (standaardoptie) om deze te ontgrendelen.
Kies Aan om het diafragma te vergrendelen, kies Uit (standaardoptie) om het te ontgrendelen.
f9: Functie instelschijven inst.
Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf.
Optie
Rotatie omkeren
Verwissel hoofd/
secundair
Beschrijving
Deze optie bepaalt de richting van de instelschijven. Kies Nee (standaardoptie) voor een normale werking van de instelschijven of kies Ja als u de draairichting van de instelschijven wilt omkeren. Deze instelling is ook van toepassing op de instelschijven van de MB-D10.
Bij de standaardinstelling Uit wijzigt u de sluitertijd met de hoofdinstelschijf en het diafragma met de secundaire instelschijf. Als Aan is geselecteerd, wijzigt u het diafragma met de hoofdinstelschijf en de sluitertijd met de secundaire instelschijf. Deze instelling is ook van toepassing op de instelschijven van de MB-D10.
U
326
Optie Instellen diafragma
Menu's en weergave
Beschrijving
Bij de standaardinstelling Secundaire instelschijf kan het diafragma alleen worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de hoofdinstelschijf als Aan is geselecteerd voor Verwissel hoofd/secundair). Als Diafragmaring is geselecteerd, kan het diafragma alleen worden aangepast met de diafragmaring van het objectief en wordt het diafragma op de camera weergegeven in stappen van 1 LW. (Het diafragma voor G-type objectieven wordt nog steeds ingesteld met de secundaire instelschijf.) Livebeeld is niet beschikbaar als Diafragmaring is geselecteerd en een CPU-objectief met een diafragmaring is bevestigd. Als een objectief zonder CPU is bevestigd, moet het diafragma worden aangepast met de diafragmaring, ongeacht de geselecteerde instelling.
Bij de standaardinstelling Uit wordt de multi-selector gebruikt om de foto te kiezen die wordt weergegeven tijdens schermvullende weergave, om miniaturen te markeren en om in menu's te navigeren. Als Aan is geselecteerd, kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om de foto te kiezen die tijdens schermvullende weergave wordt getoond, om de cursor in de miniatuurweergave naar links of naar rechts te verplaatsen en om de menuselectiebalk omhoog of omlaag te verplaatsen. De secundaire instelschijf wordt gebruikt om aanvullende fotoinformatie weer te geven in de schermvullende weergave en om de cursor omhoog of omlaag te verplaatsen in de miniatuurweergave. Wanneer menu's worden weergegeven, wordt het submenu voor een geselecteerde optie weergegeven als u de secundaire instelschijf naar rechts draait, terwijl het vorige menu wordt weergegeven als u naar links draait. U maakt een selectie door op 2, het midden van de multi-selector of J te drukken.
U
327
f10: Knop loslaten voor instelsch.
Deze optie maakt het mogelijk om instellingen die gewoonlijk worden toegepast door een knop ingedrukt te houden en aan een instelschijf te draaien, uit te voeren door aan de instelschijf te draaien nadat u de knop hebt losgelaten. Bij de standaardinstelling Nee moet u de knop ingedrukt houden terwijl u aan de instelschijf draait. Als Ja is geselecteerd, kunt u instellingen wijzigen door aan de instelschijf te draaien nadat u de knop hebt losgelaten. Deze instelling wordt opgeheven wanneer de knop opnieuw wordt ingedrukt, de ontspanknop half wordt ingedrukt of één van de knoppen I, E, M, ISO, QUAL of WB wordt ingedrukt. (Als Auto bracketing is geselecteerd voor de betreffende optie "+schijven", zoals beschreven op pagina 323, wordt deze instelling ook opgeheven wanneer u op de Fn-knop, de scherptedieptevoorbeeldknop of op de AE-L/AF-L-knop drukt.) De instelling wordt ook opgeheven als de belichtingsmeters uitgaan, behalve als Altijd aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit) of als een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter wordt gebruikt.
U
328
f11: Geen geheugenkaart?
Bij de standaardinstelling Ontgrendel ontspanknop kan de sluiter worden ontspannen als er geen geheugenkaart is geplaatst. Er worden geen beelden opgenomen (ze worden echter wel op de monitor weergegeven in de demostand). Als Vergrendel ontspanknop is geselecteerd, werkt de ontspanknop alleen als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst. Wanneer foto's direct op de computer worden opgeslagen met het programma Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar), worden ze niet op de geheugenkaart in de camera opgeslagen en kan de ontspanknop altijd worden ingedrukt, ongeacht de instelling voor deze optie.
U
329
f12: Aanduidingen omkeren
Bij de standaardinstelling
(V) worden de
belichtingsaanduidingen in het lcd-venster, in de zoeker en in de
opname-informatieweergave weergegeven met positieve waarden
links en negatieve waarden rechts. Selecteer
(W)
als u negatieve waarden links wilt weergeven en positieve waarden
rechts.
U
330
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera
Het setup-menu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het setup-menu, zie "Tutorial: Cameramenu's" (p. 26).
Optie
Zie pagina
Formatteer geheugenkaart
332
LCD-helderheid
332
Beeldsensor reinigen
392
Spiegel omhoog (CCD reinigen) 1
395
Videostand
333
HDMI
333
Wereldtijd
334
Taal (Language)
334
Beeldcommentaar
335
Automatische beeldrotatie
336
Stof referentiefoto
337
Batterij-informatie
340
Draadloze transmitter
242
Beeld-authenticiteit
342
Copyrightinformatie
343
Instellingen opslaan/laden
344
GPS
215
Virtuele horizon
346
Niet-CPU-objectief
210
Fijnafstelling AF
347
Firmware-versie
348
1 Niet beschikbaar als de batterij bijna leeg is.
U
331
Formatteer geheugenkaart
Formatteer de kaart. Houd er rekening mee dat bij formatteren alle foto's en andere gegevens op de geheugenkaart permanent worden verwijderd. Maak daarom zo nodig kopieën voordat u de kaart formatteert.
D Tijdens het formatteren
Tijdens het formatteren mag u de camera niet uitzetten en de geheugenkaarten niet verwijderen.
A Formatteren met twee knoppen
U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de knop Q (O en I) circa twee seconden ingedrukt te houden (p. 43).
LCD-helderheid
Druk op 1 of 3, waarna u kunt kiezen uit zeven instellingen voor de helderheid van de monitor. Kies een hoge waarde om de helderheid te verhogen of een lage waarde om de helderheid te verlagen.
Beeldsensor reinigen
Selecteer deze optie als u stof van de beeldsensor wilt verwijderen of opties wilt kiezen voor automatische reiniging van de beeldsensor (p. 392).
Spiegel omhoog (CCD reinigen)
Vergrendel de spiegel in de opgeklapte positie, zodat u het laagdoorlaatfilter, dat de beeldsensor van de camera beschermt, op vuil en stof kunt controleren of handmatig kunt reinigen (p. 395).
U
332
Videostand
Als u de camera via de videoaansluiting verbindt met een televisie of videorecorder, dient u ervoor te zorgen dat de videostand van de camera overeenkomt met de videostandaard van het apparaat (NTSC of PAL).
HDMI
De camera is uitgerust met een HDMI-ministekker (High-Definition Multimedia Interface) zodat u foto's kunt weergeven op highdefinition televisietoestellen of monitors met een kabel type C (in de handel apart verkrijgbaar). Kies, voordat u de camera op een highdefinition apparaat aansluit, de HDMI-indeling uit de onderstaande opties.
Optie
v
Automatisch (standaard)
J 480p (progressief)
K 576p (progressief)
L 720p (progressief)
M 1080i (interlaced)
Beschrijving De camera selecteert automatisch de juiste indeling. 640 × 480 (progressief ) 720 × 576 (progressief ) 1280 × 720 (progressief ) 1920 × 1080 (interlaced)
De cameramonitor wordt automatisch uitgeschakeld wanneer een HDMI-apparaat wordt aangesloten.
U
333
Wereldtijd
Wijzig de tijdzone, stel de cameraklok in, kies de datumnotatie en schakel de zomertijd in of uit.
Optie
Beschrijving
Tijdzone
Kies een tijdzone. De cameraklok wordt automatisch ingesteld op de tijd in de nieuwe tijdzone.
Datum en tijd Stel de cameraklok in (p. 38).
Datumnotatie
Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden weergegeven.
Zomertijd
Schakel de zomertijd in of uit. De cameraklok wordt automatisch een uur vooruit- of teruggezet. De standaardinstelling is Uit.
Wanneer de klok niet is ingesteld, verschijnt een knipperend Bpictogram in het lcd-venster.
Taal
Kies een taal voor cameramenu's en berichten. De volgende opties zijn beschikbaar.
Duits Engels Spaans Fins Frans Italiaans Nederlands Pools
Portugees Russisch Zweeds Traditioneel Chinees Vereenvoudigd Chinees Japans Koreaans
U
334
Beeldcommentaar
Voeg tijdens het fotograferen commentaar toe aan nieuwe foto's. U kunt het commentaar weergeven in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p.388). Het commentaar wordt ook weergegeven op de derde pagina met foto-informatie. · Gereed: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setup-menu. · Commentaar invoeren: voer commentaar in, zoals wordt
beschreven op pagina 270. Commentaar kan maximaal 36 tekens lang zijn. · Commentaar toevoegen: selecteer deze optie als u het commentaar wilt toevoegen aan alle volgende foto's. U kunt Commentaar toevoegen in- of uitschakelen door deze optie te markeren en op 2 te drukken.
U
335
Automatische beeldrotatie
Foto's die zijn gemaakt terwijl Aan (standaardoptie) is geselecteerd, bevatten informatie over de oriëntatie van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid tijdens de weergave (p. 265) of wanneer ze worden bekeken met ViewNX of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, p. 388). De volgende oriëntaties worden vastgelegd:
Liggend (landschap)
Camera 90° rechtsom gedraaid
Camera 90° linksom gedraaid
De oriëntatie van de camera wordt niet vastgelegd als Uit is
geselecteerd. Kies deze optie als u foto's maakt terwijl het objectief
omhoog of omlaag is gericht.
A Draai portret
Als u "staande" foto's (portretstand) tijdens de weergave automatisch wilt draaien, selecteert u Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (p. 265). Aangezien de camera zelf reeds de geschikte oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens het terugspelen van beelden (p. 219).
U
336
Stof referentiefoto
Verzamel referentiegegevens voor de functie Stofverwijdering in Capture NX 2 (apart verkrijgbaar, raadpleeg de handleiding van Capture NX 2 voor meer informatie).
Stof referentiefoto is alleen beschikbaar als een CPU-objectief op de camera is bevestigd. Een objectief met een brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt aanbevolen. Als u een zoomobjectief gebruikt, moet u helemaal inzoomen.
1 Kies een startoptie.
Markeer een van de volgende opties en druk op J. Druk op G als u wilt afsluiten zonder gegevens voor stofverwijdering te verzamelen. · Start: het bericht rechts verschijnt en
"rEF" wordt weergegeven in de zoeker en in het lcd-venster. · Sensor reinigen en dan starten: selecteer deze optie als u wilt dat de beeldsensor wordt gereinigd voordat de functie wordt gestart. Het bericht rechts verschijnt en "rEF" wordt weergegeven in de zoeker en in het lcd-venster wanneer het reinigen is voltooid.
D Reiniging van de beeldsensor
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen
U werd uitgevoerd. Selecteer Sensor reinigen en dan starten alleen als de
referentiegegevens voor stofverwijdering niet worden gebruikt op bestaande foto's.
337
2 Kadreer een egaal wit voorwerp in de zoeker.
Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed verlicht, egaal wit voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld dat het de zoeker vult en druk vervolgens de ontspanknop half in. Bij autofocus wordt automatisch scherpgesteld op oneindig; bij handmatige scherpstelling moet de scherpstelling handmatig op oneindig worden ingesteld.
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering.
Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens voor stofverwijdering te verzamelen. De monitor wordt uitgeschakeld wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als het referentievoorwerp te licht of te donker is, kan de camera mogelijk geen referentiegegevens voor stofverwijdering binnenhalen en wordt het bericht rechts weergegeven. Kies een ander referentievoorwerp en herhaal de procedure vanaf stap 1.
U
338
D Referentiegegevens voor stofverwijdering
Dezelfde referentiegegevens kunnen worden gebruikt voor foto's die zijn gemaakt met verschillende objectieven of verschillende diafragma's. Referentiefoto's kunnen niet op de computer worden weergegeven met beeldbewerkingssoftware. Als u een referentiefoto op de camera bekijkt, wordt een rasterpatroon weergegeven. Histogrammen en hoge lichten worden niet weergegeven.
U
339
Batterij-informatie
Geef informatie weer over de batterij die momenteel in de camera is geplaatst.
Item
Beschrijving
Batt.lading
Het huidige batterijniveau wordt weergegeven als een percentage.
Opnamen
Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige batterij sinds deze voor het laatst werd opgeladen. Denk eraan dat de camera de sluiter soms ontspant zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de vooringestelde witbalans.
Kalibratie
Dit menuonderdeel wordt alleen weergegeven als de camera
wordt gevoed door een optioneel MB-D10 battery pack waarin
een EN-EL4a of een EN-EL4 batterij (apart verkrijgbaar) is
geplaatst. · j: Nadat de batterij regelmatig is gebruikt en opnieuw is
opgeladen, moet deze worden gekalibreerd om ervoor te zorgen dat het batterijniveau correct kan worden gemeten. Kalibreer de batterij voordat u deze oplaadt. · --: Kalibratie is niet vereist.
Gebr.duur
De gebruiksduur van de batterij, weergegeven in vijf niveaus. 0 (k) geeft aan dat de batterij de maximale gebruiksduur heeft, 4 (l) geeft aan dat de gebruiksduur van de batterij is verstreken en dat ze moet worden vervangen. Let erop dat batterijen die worden opgeladen bij een temperatuur van minder dan circa 5 °C een tijdelijke afname in de gebruiksduur kunnen vertonen. De normale weergave van de gebruiksduur wordt echter hersteld als de batterij opnieuw wordt opgeladen bij een temperatuur van circa 20 °C of hoger.
U
340
A Het MB-D10 battery pack
De informatie die wordt weergegeven wanneer de camera wordt gevoed door een optioneel MB-D10 battery pack, hangt af van het soort batterijen dat wordt gebruikt.
EN-EL3e EN-EL4a/EN-EL4 (optie)
8× AA (optie)
Batt.lading
Opnamen --
Kalibratie -- --
Gebr.duur --
Draadloze transmitter
Deze optie wordt gebruikt om de instellingen aan te passen voor verbinding met een draadloos netwerk via een optionele WT-4 draadloze zender. Zie "Verbindingen: Draadloze en Ethernetnetwerken" (p. 242).
U
341
Beeld-authenticiteit
Geef aan of u wilt dat gegevens over beeldauthenticiteit worden ingesloten in nieuwe foto's op het moment dat ze worden genomen, zodat wijzigingen in de foto kunnen worden gedetecteerd met Nikon's optionele Image Authentication-software. Gegevens over beeldauthenticiteit kunnen niet in bestaande foto's worden ingesloten. Foto's die worden gemaakt terwijl beeldauthenticiteit is ingeschakeld, worden gemarkeerd met het pictogram p in de bestandsinformatie en op de overzichtspagina's met foto-informatie (p. 221, 231).
Optie
Beschrijving
Aan
Gegevens over beeldauthenticiteit worden ingesloten in nieuwe foto's op het moment dat ze worden genomen.
Uit Gegevens over beeldauthenticiteit worden niet in nieuwe foto's (standaard) ingesloten.
D Camera Control Pro 2
Gegevens over beeldauthenticiteit worden niet ingesloten in TIFF (RGB)-foto's die rechtstreeks op een computer worden opgeslagen met behulp van Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar).
A Kopieën
Gegevens over beeldauthenticiteit worden niet ingesloten in kopieën die worden gemaakt met de opties in het retoucheermenu (p. 349).
U
342
Copyrightinformatie
Voeg copyrightinformatie toe aan foto's op het moment dat ze worden genomen. Copyrightinformatie is zichtbaar op de vierde pagina met foto-informatie (p. 228). · Gereed: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setup-menu. · Fotograaf: voer de naam van de fotograaf in zoals beschreven op
pagina 270. De naam van de fotograaf kan maximaal 36 tekens bevatten. · Copyright: voer de naam van de copyrighthouder in zoals beschreven op pagina 270. De naam van de copyrighthouder kan maximaal 54 tekens bevatten. · Copyrightinformatie bijvoegen: selecteer deze optie om copyrightinformatie aan alle volgende foto's toe te voegen. U kunt Copyrightinformatie bijvoegen in- en uitschakelen door de optie te markeren en te drukken op J.
D Copyrightinformatie
Om oneigen gebruik te voorkomen van de naam van de fotograaf of de eigenaar van het copyright, zorgt u ervoor dat Copyrightinformatie bijvoegen niet is geselecteerd en dat de velden Fotograaf en Copyright leeg zijn alvorens u de camera aan iemand anders geeft. Nikon is niet aansprakelijk voor schadeloosstellingen of geschillen die voortkomen uit het gebruik van de optie Copyrightinformatie.
U
343
Instellingen opslaan/laden
Selecteer Instellingen opslaan om de volgende instellingen op de geheugenkaart in de camera op te slaan. Zie p. 412).
Menu Weergave
Opname (alle
geheugenbanken)
Persoonlijke instellingen
(alle geheugenbanken)
Optie Weergavestand Beeld terugspelen Na verwijderen Draai portret Geheugenbank opnamemenu Naamgeving bestanden Beeldkwaliteit Beeldgrootte Beeldgebied JPEG-compressie NEF (RAW)-opname Witbalans (met fijnafstelling en voorinstellingen d-0 d-4) Beeldinstelling kiezen Kleurruimte Actieve D-Lighting Vignetteringscorrectie Ruisonderdr. lange sluitertijd Hoge ISO ruisonderdrukking ISO-gevoeligheid instellen Livebeeld
Alle persoonlijke instellingen behalve Herstel pers. instellingen
U
344
Menu
Optie
Beeldsensor reinigen
Videostand
HDMI
Wereldtijd (behalve datum en tijd)
Taal (Language)
Setup
Beeldcommentaar
Automatische beeldrotatie
Beeld-authenticiteit
Copyrightinformatie
GPS
Niet-CPU-objectief
Alle items in Mijn menu
Mijn menu/Recente instellingen
Alle recente instellingen
Tab kiezen
Instellingen die zijn opgeslagen met de D700, kunnen worden hersteld met de optie Instellingen laden. De optie Instellingen opslaan/laden is alleen beschikbaar als een geheugenkaart in de camera is geplaatst en de optie Instellingen laden is alleen
beschikbaar als de kaart opgeslagen instellingen bevat.
A Instellingen opslaan
Instellingen worden opgeslagen in een bestand met de naam NCSETUP4. De camera kan instellingen niet laden als de bestandsnaam wordt gewijzigd. Instellingen die werden bewaard door middel van de D700 kunnen niet op andere camera's worden gebruikt.
U
345
GPS
Pas de instellingen aan voor aansluiting op een GPS-apparaat (p. 213).
Virtuele horizon
Geef een virtuele horizon weer op basis van de informatie van de sensor voor cameraoriëntatie. De virtuele horizon wordt groen weergegeven als de camera horizontaal is.
D Gekantelde camera
De virtuele horizon is niet nauwkeurig als de camera sterk voorwaarts of achterwaarts helt. Wanneer de camera er niet in slaagt om de hellingshoek te meten, wordt de weergave voor visuele horizon uitgeschakeld.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de elektronische digitale belichtingsaanduiding als een hellingmeter, zie persoonlijke instelling f5 (FUNC.-knop toewijzen > FUNC.-knop indrukken, p. 320).
Niet-CPU-objectief
U kunt objectiefgegevens (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) opgeven voor maximaal negen objectieven zonder CPU, zodat u gebruik kunt maken van diverse functies voor CPUobjectieven (p. 210).
U
346
Fijnafstelling AF
Fijnafstelling van de scherpstelling voor maximaal 12 objectieftypes. AFafstemming wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen bij normale scherpstelling; gebruik enkel indien nodig.
Optie
Beschrijving
FijnafstellingAF · Aan: AF-fijnafstelling inschakelen. (Aan/Uit) · Uit (standaard): AF-fijnafstelling uitschakelen.
Opgeslagen waarde
Stel AF af voor het huidige objectief (enkel CPUobjectieven). Druk op 1 of 3 om een waarde te kiezen
Scherpstelpunt
verder van de camera Huidige
verwijderen.
waarde
tussen +20 en 20. Er kunnen
waarden worden opgeslagen
voor maximaal 12
objectieftypes. Er kan voor elk
type objectief slechts een
waarde worden opgeslagen.
Standaard
De waarde voor AFfijnafstelling kiezen die wordt gebruikt als er geen waarde is opgeslagen voor het huidige objectief (alleen CPUobjectieven).
Scherpstelpunt dichter bij de camera plaatsen.
Vorige waarde
Geef de reeds opgeslagen waarden weer voor AF-afstelling.
Wanneer een waarde bestaat voor het huidige objectief, wordt
die getoond met een pictogram V. Om een objectief uit de lijst te
wissen, markeert u het gewenste objectief en drukt u op O. Om
de identificatie van een objectief te wijzigen (om bijvoorbeeld
een identificatie te kiezen die dezelfde is als de twee laatste
cijfers van het serienummer van het objectief om het
onderscheid te maken met andere objectieven van hetzelfde
Opgeslagen type aangezien Opgeslagen waarde slechts met een objectief
waarden tonen van elk type kan worden gebruikt), markeert u het gewenste
objectief en drukt u op 2.
Het rechts afgebeelde menu zal
worden weergegeven. Druk op 1 of 3 om een identificatie te kiezen en druk
U
op J om de wijzigingen op te slaan en
af te sluiten.
347
D AF-fijnafstelling
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op oneindig als AF-fijnafstelling wordt toegepast.
D Statiefstand voor livebeeld
Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus met contrastdetectie als Statief is geselecteerd als stand voor livebeeld (p. 96).
A Opgeslagen waarde
Er kan voor elk type objectief slechts een waarde worden opgeslagen. Wanneer een teleconverter wordt gebruikt, kunnen aparte waarden worden opgeslagen voor elke combinatie van objectief en teleconverter.
Firmware-versie
Geef de huidige firmwareversie van de camera weer.
U
348
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken
De opties in het retoucheermenu worden gebruikt om uitgesneden of geretoucheerde kopieën van de foto's op de geheugenkaart te maken. Het retoucheermenu wordt alleen weergegeven als een geheugenkaart met foto's in de camera is geplaatst. Voor informatie over het gebruik van het retoucheermenu, zie "Tutorial: Cameramenu's" (p. 26).
Optie
Zie pagina
i D-Lighting *
354
j Rode-ogencorrectie *
355
k Uitsnijden
356
l Monochroom *
357
m Filtereffecten *
358
n Kleurbalans *
358
o Beeld-op-beeld
359
p Vergelijken
362
* Niet beschikbaar voor foto's die zijn gemaakt met de instelling Monochroom voor Beeldinstelling kiezen (p. 162).
U
349
Geretoucheerde kopieën maken
Behalve bij Beeld-op-beeld (p. 359) en Vergelijken (p. 362) kunt u de foto's die u wilt retoucheren selecteren in de schermvullende weergave of via het retoucheermenu.
Geretoucheerde kopieën maken in de schermvullende weergave
1 Selecteer een foto.
Geef de gewenste foto schermvullend weer (p. 218).
2 Geef het retoucheermenu
weer.
Druk op J om het retoucheermenu weer te geven.
3 Selecteer opties voor
retoucheren.
Markeer het gewenste item in het retoucheermenu en druk op 2 om de retoucheeropties weer te geven. (Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte over het geselecteerde item op de volgende pagina's.) Als u wilt terugkeren naar de schermvullende weergave zonder een geretoucheerde kopie te maken, drukt u op
U K.
A Zie ook
Zie pagina 242 voor informatie over het gebruik van de knop J als de camera is verbonden met de WT-4 draadloze zender.
350
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met het pictogram N.
Geretoucheerde kopieën maken via het retoucheermenu
1 Selecteer een item in het
retoucheermenu.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Afhankelijk van de geselecteerde optie wordt een menu weergegeven. Markeer een optie en druk op 2.
2 Selecteer een foto.
De foto's op de geheugenkaart worden weergegeven. Gebruik de multi-selector om een foto te markeren (als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven, houdt u de knop X ingedrukt).
U
351
3 Geef de retoucheeropties weer.
Druk op J om retoucheeropties weer te geven (raadpleeg het gedeelte over de geselecteerde optie voor meer informatie). Als u het menu wilt verlaten zonder een geretoucheerde kopie te maken, drukt u op G.
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met het pictogram N.
U
352
D Kopieën retoucheren
Kopieën die zijn gemaakt met Uitsnijden kunnen niet verder worden bewerkt. D-Lighting, rode-ogencorrectie, filtereffecten en kleurbalans kunnen niet worden toegepast op monochrome kopieën. Beeld-op-beeld kan meerdere keren worden toegepast. De opties in het retoucheermenu kunnen doorgaans elk slechts één keer worden toegepast op bestaande kopieën, hoewel meerdere bewerkingen kunnen leiden tot verlies van detail.
A Beeldkwaliteit
Kopieën van JPEG-afbeeldingen hebben dezelfde grootte en kwaliteit als het origineel, behalve als de kopieën zijn gemaakt met Uitsnijden (p. 356) of Beeld-op-beeld. Kopieën van NEF (RAW)-foto's worden opgeslagen als grote JPEG-foto's met de kwaliteit Fijn en kopieën van TIFF (RGB)-foto's worden opgeslagen als JPEG-foto's met de kwaliteit Fijn en dezelfde grootte als het origineel. Als een kopie wordt opgeslagen als JPEG-bestand, wordt compressie met vaste grootte toegepast.
U
353
D-Lighting
D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto's of foto's die in tegenlicht zijn gemaakt.
Voor
Na
Druk op 1 of 3 om de sterkte van de correctie te kiezen. U kunt het effect vooraf bekijken in het bewerkingsvenster. Druk op J om de foto te kopiëren.
U
354
Rode-ogencorrectie
Deze optie wordt gebruikt om "rode ogen" te corrigeren die worden veroorzaakt door de flitser en is alleen beschikbaar voor foto's die met de flitser zijn gemaakt. Er wordt een voorbeeld weergegeven van de foto die u voor rode-ogencorrectie hebt geselecteerd (zie rechts). Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie, zoals wordt beschreven in de volgende tabel. Houd er rekening mee dat rode-ogencorrectie mogelijk niet altijd het verwachte resultaat oplevert en in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast op delen van de foto die geen rode-ogencorrectie nodig hebben. Controleer de voorbeeldfoto goed voordat u verdergaat.
Functie
Knop
Beschrijving
Inzoomen
Druk op de knop X
X
om in te zoomen of op de knop W om
uit te zoomen.
Uitzoomen
Wanneer op de foto is
ingezoomd, kunt u de
W
multi-selector gebruiken om delen
van het beeld te bekijken die niet op de
monitor zichtbaar zijn. Houd de multi-
Andere delen
selector ingedrukt om snel naar andere delen
van het beeld
van het beeld te gaan. Wanneer u de
weergeven
zoomknoppen of de multi-selector indrukt,
wordt het navigatievenster weergegeven. Het
gedeelte dat zichtbaar is op de monitor wordt
Zoom annuleren J aangegeven door een gele rand. Druk op J
om zoom te annuleren.
Kopie maken
Als de camera rode ogen detecteert in de
J
U geselecteerde foto, wordt een kopie gemaakt
waarin het rode-ogeneffect wordt
verminderd. Er wordt geen kopie gemaakt als de camera geen rode ogen detecteert.
355
Uitsnijden
U kunt een uitgesneden kopie van een geselecteerde foto maken. De geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de geselecteerde uitsnede in geel wordt aangegeven. Maak een uitgesneden kopie, zoals wordt beschreven in de onderstaande tabel.
Functie
Formaat van uitsnede verkleinen
Formaat van uitsnede vergroten
Hoogtebreedteverhouding van uitsnede wijzigen
Knop W X
Beschrijving Druk op de knop W om het formaat van de uitsnede te verkleinen. Druk op de knop X om het formaat van de uitsnede te vergroten.
Draai aan de hoofdinstelschijf om de hoogte-breedteverhouding 3 : 2, 4 : 3 of 5 : 4 te selecteren.
Uitsnede verplaatsen
Gebruik de multi-selector om de uitsnede naar een ander deel van de foto te verplaatsen.
Voorbeeld uitsnede weergeven Kopie maken
Druk op het midden van de multiselector om een voorbeeld van de uitsnede weer te geven.
J
Sla de huidige uitsnede op als een afzonderlijk bestand.
U
356
D Uitsnijden: beeldkwaliteit en -grootte
Kopieën van NEF (RAW)-, NEF (RAW) + JPEG- of TIFF (RGB)-foto's hebben de beeldkwaliteit (p. 64) JPEG Fijn. Uitgesneden kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto's, hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel. De grootte van de kopie hangt af van de grootte van de uitsnede en de hoogtebreedteverhouding.
Hoogtebreedteverhouding
Mogelijke grootte
3:2
3.424 × 2.280, 2.560 × 1.704, 1.920 × 1.280, 1.280 × 856, 960 × 640, 640 × 424
4:3
3.424 × 2.568, 2.560 × 1.920, 1.920 × 1.440, 1.280 × 960, 960 × 720, 640 × 480
5:4
3.216 × 2.568, 2.400 × 1.920, 1.808 × 1.440, 1.200 × 960, 896 × 720, 608 × 480
Monochroom
Maak een kopie van foto's in Zwart-wit, Sepia of Koelblauw (blauw-wit monochroom).
Als u Sepia of Koelblauw
Verzadiging
selecteert, wordt een voorbeeld
verhogen
van de geselecteerde foto
weergegeven. Druk op 1 om de
kleurverzadiging te verhogen, druk
op 3 om de verzadiging te
verlagen. Druk op J om een monochrome kopie te maken.
Verzadiging verlagen
U
357
Filtereffecten
Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Nadat u de filtereffecten hebt ingesteld zoals hieronder wordt beschreven, drukt u op J om de foto te kopiëren.
Optie Skylight
Beschrijving
Creëert het effect van een skylightfilter, waarbij de foto minder blauw wordt. Het effect kan vooraf op de monitor worden bekeken (zie rechts).
Warm
Maakt een kopie met het effect van een warm filter, waardoor de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt. U kunt het effect vooraf op de monitor bekijken.
Kleurbalans
Gebruik de multi-selector om een kopie met een gewijzigde kleurbalans te maken (zie rechts). Het effect wordt weergegeven op de monitor, samen met histogrammen voor rood, groen en blauw (p. 223) die de verdeling van toonwaarden in de kopie aangeven. Druk op J om de foto te kopiëren.
Meer groen toevoegen
Meer blauw toevoegen
Meer oranje toevoegen
Meer magenta toevoegen
U A JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto's maken Als u een JPEG-kopie van een NEF (RAW)-foto wilt maken, selecteert u Kleurbalans, kiest u de NEF (RAW)-foto en drukt u op J zonder de kleurbalans te wijzigen. De JPEG-kopie krijgt de beeldkwaliteit JPEG Fijn en de grootte L.
358
Beeld-op-beeld
Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto's om een enkele foto te maken die apart wordt opgeslagen; de resultaten, die gebruik maken van RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn aanmerkelijk beter dan over elkaar geplaatste beelden in beeldverwerkingssoftware. De nieuwe foto wordt opgeslagen met de geselecteerde instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte. Stel de beeldkwaliteit en -grootte in (p. 64, 69, alle opties zijn beschikbaar) voordat u een kopie maakt met beeld-op-beeld. Als u een NEF (RAW)kopie wilt maken, kiest u de beeldkwaliteit NEF (RAW).
1 Selecteer Beeld-op-beeld.
Markeer Beeld-op-beeld in het retoucheermenu en druk op 2. Het venster rechts verschijnt, waarin Beeld 1 is gemarkeerd.
2 Geef NEF (RAW)-
afbeeldingen weer.
Druk op J. Er verschijnt een fotoselectievenster.
3 Markeer een foto.
Druk op 134 of 2 om de
eerste foto voor beeld-op-beeld
te markeren. Houd de knop X
ingedrukt als u de gemarkeerde
foto schermvullend wilt
weergeven. Verborgen beelden worden niet weergegeven en kunnen niet worden geselecteerd.
U
359
4 Selecteer de gemarkeerde
foto.
Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de voorbeeldweergave. De geselecteerde foto wordt weergegeven als Beeld 1.
5 Stel de versterking in.
Optimaliseer de belichting voor beeld-op-beeld door op 1 of 3 te drukken en de versterkingsfactor voor beeld 1 in te stellen op een waarde tussen 0,1 en 2,0. De standaardwaarde is 1,0. Bij de waarde 0,5 wordt de versterking gehalveerd, bij de waarde 2,0 wordt de versterking verdubbeld. Het effect van de versterking is zichtbaar in de kolom Voorbld.
6 Selecteer de tweede foto.
Druk op 4 of 2 om Beeld 2 te markeren. Herhaal stap 25 om de tweede foto te selecteren en de versterking aan te passen.
7 Markeer de kolom Voorbld..
Druk op 4 of 2 om de kolom Voorbld. te markeren.
U
360
8 Bekijk het voorbeeld van
beeld-op-beeld.
Druk op 1 of 3 om Bld>bld te markeren en druk op J. (Als u het beeld-op-beeld wilt opslaan zonder het voorbeeld te bekijken, markeert u Opslaan en drukt u op J.) Als u wilt terugkeren naar stap 7 om nieuwe foto's te selecteren of de versterking aan te passen, drukt u op W.
9 Sla het beeld-op-beeld op.
Wanneer het voorbeeld wordt weergegeven, drukt u op J om het beeld-op-beeld op te slaan. Nadat een beeld-op-beeld is gemaakt, wordt het resulterende beeld schermvullend op de monitor weergegeven.
+
D Beeld-op-beeld
Alleen NEF (RAW)-foto's die zijn gemaakt met de D700, kunnen worden geselecteerd voor beeld-op-beeld. Andere foto's worden niet weergegeven in het selectiescherm. Alleen NEF (RAW)-foto's met dezelfde bitdiepte kunnen worden samengevoegd.
Het beeld-op-beeld heeft dezelfde foto-informatie (inclusief opnamedatum, lichtmeting, sluitertijd, diafragma, belichtingsstand, belichtingscorrectie,
U brandpuntafstand en beeldoriëntatie maar exclusief beeldcommentaar en
copyrightinformatie) en waarden voor witbalans en beeldinstelling als de foto die geselecteerd werd voor Beeld 1. Beeld-op-beeld-kopieën die als NEF (RAW)bestand worden opgeslagen, worden gecomprimeerd volgens de optie die is geselecteerd voor Type in het menu NEF (RAW)-opname en hebben dezelfde bitdiepte als de originele beelden. Beeld-op-beeld-kopieën van JPEG-foto's worden opgeslagen met de compressie-instelling Vaste grootte. Vignetteringscorrectie (p. 276) wordt niet toegepast, zelfs als de originele beelden werden gemaakt met vignetteringscorrectie.
361
Vergelijken
Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto's.
Foto's vergelijken
1 Selecteer een foto.
Gebruik de multi-selector om een foto te selecteren en druk op J. U kunt alleen geretoucheerde kopieën selecteren (aangeduid met het pictogram N) of foto's die zijn geretoucheerd.
2 Selecteer Vergelijken.
Markeer Vergelijken en druk op J.
U
362
3 Vergelijk de kopie met het
origineel.
Opties gebruikt om kopie te maken
De bronfoto wordt links weergegeven en de geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die zijn
gebruikt om de kopie te maken
bovenaan worden weergegeven. Druk de multi-selector in de
Bronfoto Getoucheerde kopie
richting die wordt aangegeven
door de pijl naast de gemarkeerde foto (1, 3, 4 of 2) om te
schakelen tussen de bronfoto en de geretoucheerde kopie. Houd
de knop X ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend
wilt weergeven. Als de kopie is gemaakt van twee beelden met behulp van Beeld-op-beeld, drukt u op 1 of 3 om de andere
bronfoto weer te geven. Druk op de knop K om terug te keren
naar het weergavemenu. Als u wilt terugkeren naar de
weergavestand terwijl de gemarkeerde foto wordt weergegeven, drukt u op J of op het midden van de multi-selector.
D Vergelijken
Het bronbeeld zal niet worden weergegeven wanneer de kopie werd aangemaakt van een foto die ondertussen werd gewist, op dat moment wordt beveiligd (p. 235) of verborgen (p. 263), of ingesloten informatie over beeldauthenticiteit bevat (p. 342).
U
363
O Mijn menu: een aangepast menu maken
Met de optie Mijn menu kunt u een aangepaste lijst maken met opties uit het weergave-, opname-, setup- en retoucheermenu en het menu Persoonlijke instellingen, zodat deze opties snel toegankelijk zijn (maximaal 20 menuopties). Indien gewenst kunnen recente instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn menu (p. 368).
Hieronder wordt beschreven hoe u opties toevoegt, verwijdert en sorteert. Voor informatie over het gebruik van menu's, zie "Tutorial: Cameramenu's" (p. 26).
Opties toevoegen aan Mijn menu
1 Selecteer Items toevoegen.
Markeer Items toevoegen in Mijn menu (O) en druk op 2.
2 Selecteer een menu.
Markeer de naam van het menu met de optie die u wilt toevoegen en druk op 2.
3 U
Selecteer een item.
Markeer de gewenste
menuoptie en druk op J.
364
4 Bepaal de positie van het
nieuwe item.
Druk op 1 of 3 om het nieuwe item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu. Druk op J om het nieuwe item toe te voegen.
5 Geef Mijn menu weer.
De items die momenteel in Mijn menu worden weergegeven, worden aangegeven met een vinkje. Items die worden aangeduid met het pictogram V, kunnen niet worden geselecteerd. Herhaal stap 14 als u meer items wilt selecteren.
U
365
Opties verwijderen uit Mijn menu
1 Selecteer Items verwijderen.
Markeer in Mijn menu (O) Items verwijderen en druk op 2.
2 Selecteer items.
Markeer de gewenste items en druk op 2 om een item te selecteren of te deselecteren. Geselecteerde items worden met een vinkje aangegeven.
3 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
4 De geselecteerde items
verwijderen.
Druk op J om de geselecteerde items te verwijderen.
A Items verwijderen uit Mijn menu
Als u het item wilt wissen dat in Mijn menu is gemarkeerd, drukt u op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Druk opnieuw op O om het geselecteerde item uit Mijn menu te verwijderen.
U
366
Opties sorteren in Mijn menu
1 Selecteer Items sorteren.
Markeer in Mijn menu (O) Items sorteren en druk op 2.
2 Selecteer een item.
Markeer het item dat u wilt verplaatsen en druk op J.
3 Verplaats het item.
Druk op 1 of 3 om het item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu en druk op J. Herhaal stap 2 en 3 als u meer items wilt verplaatsen.
U
367
Recente instellingen weergeven
Als u de twintig meest recente instellingen wilt weergeven, selecteert u Recente instellingen voor Mijn menu > Tab kiezen.
1 Selecteer Tab kiezen.
Markeer in Mijn menu (O) Tab kiezen en druk op 2.
2 Selecteer Recente
instellingen.
Markeer Recente instellingen en druk op J. De naam van het menu zal veranderen van "MIJN MENU" in "RECENTE INSTELLINGEN." Menuopties die worden gebruikt, worden bovenaan in de recente instellingen toegevoegd. Als u Mijn menu opnieuw wilt weergeven, selecteert u Mijn menu voor Recente instellingen > Tab kiezen.
U
368
nTechnische opmerkingen
Behandeling van de camera, optionele accessoires en nuttige informatie
In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld:
Compatibele objectieven.................................................... p. 370 Optionele flitsers ................................................................... p. 377 Overige accessoires............................................................... p. 385 Behandeling van uw camera............................................... p. 391
Opslag ......................................................................................................... p. 391 Reinigen...................................................................................................... p. 391 Het laagdoorlaatfilter............................................................................. p. 392
"Nu reinigen" ..................................................................................... p. 392 "Reinigen bij aan-/uitzetten"........................................................ p. 393 Handmatig reinigen........................................................................ p. 395
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen... p. 398 Problemen oplossen ............................................................. p. 402 Foutmeldingen ...................................................................... p. 409 Bijlage ...................................................................................... p. 417 Specificaties............................................................................ p. 428
n
369
Compatibele objectieven
CPU-objectieven (in het bijzonder G- en D-type) zijn aanbevolen voor gebruik met de D700. CPU-objectieven kunt u herkennen aan de CPU-contacten, G- en D-type objectieven herkent u aan een letter op de objectiefvatting. G-type objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
CPU-contacten
Diafragmaring
CPU-objectief
G-type objectief
D-type objectief
Compatibele CPU-objectieven 1
Camera-instelling
Scherpstelstand
Belichtingsstand
Lichtmeetsysteem
Objectief/accessoire
S C
M (met elektronische M afstandsmeter)
P S
A
a
Z
M 3D Kleur b
G- of D-type AF Nikkor 2 AF-S, AF-I Nikkor
-- 3
PC-E Nikkor-reeks
--
4
4 4 4 -- 3, 4
PC Micro 85mm f/2.8D 5
--
4
-- 6 -- 3, 4
AF-S/AF-I teleconverter 7
8
8
-- 3
Overige AF Nikkor (behalve objectieven voor de F3AF)
9
9
-- 3
AI-P Nikkor
--
10
-- 3
1 IX Nikkor-objectieven kunnen niet worden gebruikt.
2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund door VR-objectieven.
3 Bij spotmeting wordt het geselecteerde scherpstelpunt gebruikt.
4 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of kantelen.
5 Bij het kantelen of verschuiven van het objectief, of wanneer niet het maximale
n
diafragma is ingesteld, functioneren de systemen voor lichtmeting en flitssturing van de camera mogelijk niet correct.
6 Alleen in de stand voor handmatige belichting.
7 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (p. 371).
8 Bij maximaal effectief diafragma van f/5,6 of hoger (lagere waarde).
370
9 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met een AF 80200mm f/2,8, AF 3570mm f/2.8, AF 2885mm f/3,54.5 <Nieuw> of AF 2885mm f/3.5 4.5 objectief op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld. Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld.
10 Bij maximaal diafragma van f/5,6 of hoger (lagere waarde).
A De AF-S/AF-I teleconverter
De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende AF-S- en AF-
I-objectieven:
· AF-S VR Micro 105mm f/2,8G ED 1
· AF-S NIKKOR 500mm f/4G ED VR 2
· AF-S VR 200mm f/2G ED
· AF-S 500mm f/4D ED II 2
· AF-S VR 300mm f/2,8G ED
· AF-S 500mm f/4D ED 2
· AF-S 300mm f/2,8D ED II
· AF-I 500mm f/4D ED 2
· AF-S 300mm f/2,8D ED
· AF-S NIKKOR 600mm f/4G ED VR 2
· AF-I 300mm f/2,8D ED
· AF-S 600mm f/4D ED II 2
· AF-S 300mm f/4D ED 2
· AF-S 600mm f/4D ED 2
· AF-S NIKKOR 400mm f/2,8G ED VR
· AF-I 600mm f/4D ED 2
· AF-S 400mm f/2,8D ED II
· AF-S VR 70200mm f/2,8G ED
· AF-S 400mm f/2,8D ED
· AF-S 80200mm f/2,8D ED
· AF-I 400mm f/2,8D ED
· AF-S VR 200400mm f/4G ED 2
1 Autofocus wordt niet ondersteund.
n
2 Autofocus wordt niet ondersteund met de AF-S Teleconverter TC-17E II/TC-20E II.
A De f/-waarde van het objectief
De f/-waarde in objectiefnamen staat voor het maximale diafragma van het
objectief.
371
Objectieven zonder CPU 1
Objectieven zonder CPU zijn objectieven met handmatige scherpstelling en andere objectieven zonder ingebouwde CPU. De onderstaande tabel vermeldt de compatibele objectieven zonder CPU en accessoires.
Camera-instelling
Scherpstelstand
Belichtingsstand
Lichtmeetsysteem
Objectief/accessoire
S C
M (met elektronische afstandsmeter)
M
P S
A M
a
Z
3D Kleur b
AI-, AI-gewijzigd, Nikkor of Nikon-objectievenreeks E 2
--
3
-- 4 -- 5 6
Medical-Nikkor 120 mm f/4 --
-- 7 -- -- --
Reflex-Nikkor
--
--
-- 4 -- -- 6
PC-Nikkor
--
8
-- 9 -- --
AI-type Teleconverter 10
--
11
-- 4 -- 5 6
PB-6 balgapparaat 12
--
11
-- 13 -- --
Automatische tussen-ringen (PK 11A, 12, 13; PN-11)
--
11
-- 4 -- --
1 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (p. 373).
2 Rotatiebereik van de AI 80200mm f/2,8 ED wordt bij bevestiging op een statief
beperkt door de camerabody. Wanneer de AI 200400mm f/4 ED op de camera is
bevestigd, kunnen geen filters worden verwisseld.
3 Bij maximaal diafragma van f/5,6 of hoger (lagere waarde).
4 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via Niet-CPU-objectief (p. 210),
wordt de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het lcd-venster.
5 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma
zijn opgegeven via Niet-CPU-objectief (p. 210). Gebruik spotmeting of
centrumgerichte meting als niet het gewenste resultaat wordt bereikt.
6 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het maximale
diafragma in via Niet-CPU-objectief (p. 210).
7 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstand bij sluitertijden van meer
dan 1/125 sec.
8 Bij kantelen of verschuiven kan de elektronische afstandsmeter niet worden
gebruikt.
9 De belichting kan worden bepaald door het diafragma vooraf in te stellen. In de
belichtingsstand Diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen met de
diafragmaring alvorens de belichting te vergrendelen of het objectief te
n
verschuiven. In de handmatige belichtingsstand moet u het diafragma instellen met
de diafragmaring en de belichting bepalen alvorens het objectief te verschuiven.
10 Belichtingscorrectie is vereist in combinatie met de AI 2885mm f/3,54,5, AI 35
105mm f/3,54,5, AI 35135mm f/3,54,5 of AF-S 80200mm f/2,8D. Raadpleeg de
handleiding van de teleconverter voor meer informatie.
11 Bij maximaal effectief diafragma van f/5,6 of hoger (lagere waarde).
372
12 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist. Afhankelijk van de cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D vereist.
13 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In de belichtingsstand Diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen via het objectief alvorens de belichting te bepalen en de foto te maken.
· Voor de PF-4 repro-unit is een PA-4 camerahouder vereist.
A Compatibele objectieven zonder CPU
Als u objectiefgegevens instelt via Niet-CPU-objectief (p. 210), zijn veel functies voor CPU-objectieven ook beschikbaar voor objectieven zonder CPU. Als u geen objectiefgegevens hebt ingesteld, kan kleurenmatrixmeting niet worden gebruikt en wordt centrumgerichte meting toegepast als matrixmeting is geselecteerd.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de belichtingsstanden g en h, waarbij het diafragma handmatig moet worden
ingesteld met de diafragmaring van het objectief. Als het maximale diafragma niet is ingesteld via de optie Niet-CPU-objectief, wordt in de
diafragmaweergave van de camera het aantal stops tot het maximale
diafragma weergegeven; het werkelijke diafragma moet worden afgelezen
van de diafragmaring. Diafragmavoorkeuze wordt automatisch geselecteerd in de belichtingsstanden e en f. De aanduiding van de belichtingsstand (e of f ) in het lcd-venster knippert en g wordt weergegeven in de zoeker.
D Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU
De volgende accessoires en objectieven zonder CPU kunnen NIET worden
gebruikt met de D700: · TC-16AS AF teleconverter · Niet-AI-objectieven · Objectieven die alleen werken met de
· AF-objectieven voor de F3AF (AF 80mm f/2,8, AF 200mm f/3,5 ED,
AU-1 scherpsteleenheid (400mm f/4.5, AF Teleconverter TC-16) 600mm f/5,6, 800mm f/8, 1200mm f/ · PC 28mm f/4 (serienummer 180900 of
11)
eerder)
· Fisheye (6mm f/5,6, 7,5mm f/5,6, 8mm · PC 35mm f/2,8 (serienummers
f/8, OP 10mm f/5,6) · 2,1cm f/4 · Tussenring K2 · 180600mm f/8 ED (serienummers
851001906200) · PC 35mm f/3,5 (oud model) · 1000mm f/6,3 Reflex (oud model) · 1000mm f/11 Reflex (serienummers
174041174180)
142361143000)
· 3601200mm f/11 ED (serienummers · 2000mm f/11 Reflex (serienummers
174031174127) · 200600mm f/9,5 (serienummers
200111200310)
280001300490)
n
373
A De ingebouwde flitser
De ingebouwde flitser kan worden gebruikt bij CPU-objectieven met een brandpuntsafstand van 24 mm (16 mm in DX-formaat) tot 300 mm. Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven. Bij de volgende objectieven kan de flitser mogelijk niet het hele onderwerp belichten op afstanden die korter zijn dan de afstanden in de onderstaande tabel.
DX
Objectief AF-S DX 1224mm f/4G ED AF-S DX 1755mm f/2,8G ED AF-S 1735mm f/2,8D ED AF 1835mm f/3,54,5D ED
AF 2035mm f/2,8D PC-E NIKKOR 24mm f/3,5D ED AF-S NIKKOR 2470mm f/2,8G ED AF-S VR 24120mm f/3,55,6G ED
AF-S 2870mm f/2,8D ED
Zoomstand 18 mm 20 mm 28 mm 24 mm 24 mm 24 mm 35 mm 24 mm 35 mm
Min.afstand 0,6 m 1,5 m 1,0 m 1,0 m 1,0 m 1,5 m 1,0 m 1,0 m 1,5 m
FX
Bij gebruik van de AF-S NIKKOR 1424mm f/2,8G ED kan de flitser niet op alle afstanden het hele voorwerp verlichten.
De ingebouwde flitser kan ook worden gebruikt met de AI-, AI-gewijzigd Nikkor, Nikon E-reeks objectieven en objectieven zonder CPU met een brandpuntafstand van 24300 mm. AI-S 50300mm f/4,5, gewijzigde AI 50 300mm f/4,5 en AI-S 50300mm f/4,5 ED objectieven moeten worden gebruikt bij een zoompositie van 180 mm of meer en AI 50300mm f/4,5 ED objectieven bij een zoompositie van 135 mm of meer.
n
374
D Rode-ogenreductie
Objectieven die de AF-hulpverlichting blokkeren, kunnen de rode-
ogenreductie belemmeren.
D AF-hulpverlichting
De AF-hulpverlichting kan worden gebruikt bij objectieven met een
brandpuntsafstand van 24200 mm. AF-hulpverlichting is niet beschikbaar bij
de volgende objectieven: · AF-S VR 200mm f/2G ED
· AF-S VR 200400mm f/4G ED
Bij afstanden van minder dan 0,7m kunnen de volgende objectieven de AF-
hulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren
wanneer er weinig licht is: · AF Micro 200mm f/4D ED · AF-S VR 24120mm f/3,55,6G ED · AF Micro 70180mm f/4,55,6D ED · AF-S 1735mm f/2,8D ED
· AF-S DX 1755mm f/2,8G ED · AF-S NIKKOR 2470mm f/2,8G ED · AF-S 2870mm f/2,8D ED
Bij afstanden van minder dan 1,1m kunnen de volgende objectieven de AFhulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is: · AF-S DX VR 55200mm f/45,6G ED
Bij afstanden van minder dan 1,5m kunnen de volgende objectieven de AF-
hulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren
wanneer er weinig licht is: · AF-S VR 70200mm f/2,8G ED · AF-S 80200mm f/2,8D ED · AF 80200mm f/2,8D ED
· AF-S VR 70300mm f/4,55,6G ED · AF-S NIKKOR 1424mm f/2,8G ED
Bij afstanden van minder dan 2,3m kunnen de volgende objectieven de AFhulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is: · AF VR 80400mm f/4,55,6D ED
n
375
A De beeldhoek berekenen
De D700 kan worden gebruikt met Nikon-objectieven voor kleinbeeldcamera's (135). Als Automatische DX-uitsnede is ingeschakeld (standaardoptie) en een kleinbeeldobjectief is bevestigd, is de beeldhoek dezelfde als bij kleinbeeldformaat (36,0 × 23,9 mm). Als een DX-objectief is bevestigd, wordt de beeldhoek automatisch aangepast aan 23,5 × 15,6 mm (DX-formaat).
Als u een andere beeldhoek wilt kiezen dan deze van het momenteel bevestigde objectief, schakelt u Automatische DX-uitsnede uit en selecteert u FX-formaat (36 × 24) of DX-formaat (24 × 16). Als een kleinbeeldobjectief is bevestigd, kan de beeldhoek worden verkleind met 1,5 door DX-formaat (24 × 16) te selecteren waardoor een kleiner gebied wordt belicht.
Objectief
FX-formaat (36 × 24) beeldgrootte (36,0 × 23,9 mm, equivalent met kleinbeeldcamera)
Beelddiagonaal
DX-formaat (24 × 16) beeldgrootte (23,5 × 15,6 mm, equivalent met DX-
formaat camera)
Beeldhoek (FX-formaat (36 × 24), kleinbeeld)
Beeldhoek (DX-formaat (24 × 16), DX-formaat)
De DX-formaat (24 × 16) beeldhoek is ongeveer 1,5 keer kleiner dan de beeldhoek van kleinbeeld. Als u de brandpuntsafstand van kleinbeeldobjectieven wilt berekenen wanneer DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd, vermenigvuldigt u de brandpuntsafstand van het objectief met ongeveer 1,5. (Bijvoorbeeld: de effectieve brandpuntsafstand van een 50 mm
n objectief in kleinbeeldformaat is 75 mm wanneer DX-formaat (24 × 16) is geselecteerd.)
376
Optionele flitsers
De D700 kan worden gebruikt met CVScompatibele flitsers. Verwijder het afdekkapje van het accessoireschoentje wanneer u optionele flitsers bevestigt. De ingebouwde flitser zal niet flitsen wanneer een optionele flitser is bevestigd.
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS)
Nikon's geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitsfoto's. Het Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt de volgende functies: · i-TTL-flitssturing: verbeterde DDL-flitssturing (door het objectief ) voor
gebruik met CVS (zie pagina 184). De flitssterkte wordt ingesteld met behulp van monitor-voorflitsen om het licht dat wordt gereflecteerd door het onderwerp te meten voor een optimale flitssterkte. · Geavanceerde draadloze flitssturing: maakt i-TTL-flitssturing met draadloze flitsers op afstand mogelijk. · FV-vergrendeling (p. 192): de flitssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde, zodat u een reeks foto's kunt maken met dezelfde flitssterkte. · Automatische snelle FP-synchronisatie (p. 306): maakt het mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die de camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan worden gekozen voor een kleine scherptediepte.
n
377
CVS-compatibele flitsers
De D700 kan worden gebruikt met de volgende CVS-compatibele flitsers: SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800.
SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 De belangrijkste kenmerken van deze flitsers worden vermeld in de onderstaande tabel.
Kenmerk
Flitser SB-900 1
SB-800
SB-600 SB-400
SB-R200 2
Richtgetal 3 ISO 100 34/111 ISO 200 48/157
38/125 53/175
30/98 21/69 42/138 30/98
10/32 14/49
Automatische zoom (mm)
17200
24105
2485
--4
--5
Groothoekdiffusor (mm) 12, 14, 17 14, 17
14
--
--
Draaibare kop
7 ° omlaag, 90 °
omhoog, 180 ° naar links en naar rechts
7 ° omlaag, 90 °
omhoog, 180 ° naar links, 90 ° naar rechts
90 ° omhoog, 180 °naar links, 90 °
naar rechts
90 ° omhoo
g
60 ° omlaag (naar de lichtas
van het objectief toe), 45 ° omhoog (van de lichtas
vandaan)
1 Als een kleurfilter op de SB-900 is bevestigd en v of N (flitser) is geselecteerd voor witbalans, zal de camera automatisch het filter detecteren en de witbalans overeenkomstig aanpassen.
2 Kan op afstand worden bediend met de ingebouwde flitser in de commanderstand, met de optionele SB-900 of SB-800 flitser of de SU-800 draadloze Speedlight Commander.
3 m, 20 °C; SB-900, SB-800 en SB-600 met zoomkop op 35 mm; SB-900 met standaardverlichting.
4 Zoomdekking van 27 mm. 5 Zoomdekking van 24 mm.
SU-800 draadloze Speedlight Commander
Als de SU-800 op een CVS-compatibele camera wordt bevestigd, kan
deze worden gebruikt als commander voor de externe flitsers SB-900,
n
SB-800 SB-600 of SB-R200. De SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.
378
A Richtgetal
Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het richtgetal door het diafragma. Bij ISO 100 heeft de SB-800 bijvoorbeeld een richtgetal van 38 m (zoomkop op 35 mm). Het bereik bij een diafragma van f/ 5,6 is dan 38÷5,6 ofwel circa 6,8 meter . Voor elke verdubbeling van de ISOgevoeligheid vermenigvuldigt u het richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa 1,4).
n
379
De SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800 ondersteunen de volgende functies.
Flitser
Geavanceerde draadloze flitssturing
Commander Afstandsbediening
Flitsstand/-functie
SB-900
SB-900
SB-900
SB-800 SB-600 SB-400 SB-800 SU-800 1 SB-800 SB-600 SB-R200
i-TTL uitgebalanceerde i-TTL invulflits voor digitale 2 2 3
reflexcamera's
AA Automatisch diafragma 4 -- -- 5 5 5 -- --
A Niet-DDL automatisch 6 -- -- 5 -- 5 -- --
GN
Handmatig met afstandsprioriteit
--------------
M
Handmatig
RPT Stroboscopisch flitsen -- -- --
Automatische snelle FPsynchronisatie 7
--
FV-vergrendeling
AF-hulpverlichting voor meervelds-AF 8
-- ------
Doorgifte van flitskleurinformatie -- -- -- --
REAR
Synchronisatie op tweede gordijn
Y Rode-ogenreductie -- -- -- --
Automatische zoom
----------
1 Alleen beschikbaar als de SU-800 wordt gebruikt om andere flitsers aan te sturen. 2 Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's wordt gebruikt bij spotmeting of
als deze flitsstand op de flitser is geselecteerd. 3 Standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's wordt gebruikt bij spotmeting. 4 Geselecteerd op de flitser. Niet-DDL automatisch (A) wordt automatisch
geselecteerd als een objectief zonder CPU wordt bevestigd waarvoor geen objectiefgegevens zijn opgegeven via Niet-CPU-objectief. 5 Automatisch diafragma (AA) wordt gebruikt, ongeacht de stand die is geselecteerd op de flitser. Niet-DDL automatisch (A) wordt automatisch geselecteerd als een objectief zonder CPU wordt bevestigd waarvoor geen objectiefgegevens zijn opgegeven via Niet-CPU-objectief. 6 Geselecteerd op de flitser.
n 7 Selecteer 1/320 sec. (auto FP) of 1/250 sec. (auto FP) voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, p. 305). 8 CPU-objectief vereist.
380
Andere flitsers
De volgende flitsers kunnen worden gebruikt in de standen Niet-DDL automatisch en Handmatig. Als ze zijn ingesteld op DDL, wordt de ontspanknop van de camera vergrendeld en kunnen geen foto's worden gemaakt.
Flitsstand
Flitser SB-80DX, SB-28DX,
SB-28, SB-26, SB-25, SB-24
SB-50DX
SB-30, SB-27 1, SB-22S, SB-22, SB-20, SB-16B,
SB-15
SB-23, SB-29 2, SB-21B 2, SB-29S 2
A
Niet-DDL automatisch
--
--
M Handmatig
G
Stroboscopisch flitsen
--
--
--
REAR
Synchronisatie op tweede gordijn
1 De flitsstand wordt automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop wordt
geblokkeerd. Stel de flitser in op A (niet-DDL automatisch flitsen).
2 Autofocus is alleen beschikbaar bij AF-Micro-objectieven (60 mm, 105 mm of
200 mm).
n
381
D Opmerkingen over optionele flitsers
Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie. Als de flitser Nikons Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt, raadpleegt u het hoofdstuk over CVS-compatibele digitale reflexcamera's. In de handleiding van de SB-80DX, SB-28DX en SB-50DX wordt de D700 niet vermeld in het overzicht van digitale reflexcamera's.
i-TTL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 200 en 6400. Bij waarden van meer dan 6400 kan bij bepaalde bereiken of diafragmainstellingen mogelijk niet het gewenste resultaat worden bereikt. Als de flitsgereedaanduiding na het maken van de foto nog ongeveer drie seconden blijft knipperen, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser op de maximale sterkte heeft geflitst.
De SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400 bieden rode-ogenreductie, de SB-900, SB-800, SB-600 en SU-800 zijn uitgerust met AF-hulpverlichting. Bij andere Speedlights wordt de AF-hulpverlichting van de camera zowel gebruikt ter ondersteuning van de scherpstelling als voor rode-ogenreductie. Wanneer gebruikt met AF-objectieven met een brandpuntafstand van 17135 mm, levert de SB-900 actieve AF-hulpverlichting voor alle brandpuntafstanden; merk echter op dat autofocus enkel beschikbaar is voor de volgende brandpuntafstanden:
1719 mm
20105 mm
106135 mm
Wanneer gebruikt met AF-objectieven met een brandpuntafstand van 24105 mm, levert de SB-800, SB-600 en SU-800 actieve AF-hulpverlichting om de autofocus bij te staan voor de volgende brandpuntafstanden:
2434 mm
3549 mm
50105 mm
In de stand Programma-automatiek wordt het maximale diafragma (kleinste f/ -waarde) bepaald door de gevoeligheid (ISO-equivalent), zoals hieronder wordt toegelicht:
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
200
400
800
1600
3200
6400
5
5,6
7,1
8
10
11
n Voor elke verhoging van de gevoeligheid met één stop (bijvoorbeeld van 200 naar 400) wordt het diafragma een halve f-stop verkleind. Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven wordt vermeld, is de hoogste diafragmawaarde gelijk aan het maximale diafragma van het objectief.
382
Als u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt om te fotograferen met een externe flitser, wordt in de i-TTL-stand mogelijk niet de juiste belichting bereikt. Gebruik bij voorkeur spotmeting bij standaard i-TTLflitssturing. Maak een testopname en controleer het resultaat op de monitor. Gebruik in de i-TTL-stand de groothoekdiffusor of reflectiekaart van de flitser. Gebruik geen andere schermen, zoals reflectieschermen, aangezien dit tot een onjuiste belichting kan leiden.
D Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires
Gebruik uitsluitend Nikon-flitsers. Wanneer het accessoireschoentje wordt blootgesteld aan een negatieve spanning of een spanning van meer dan 250 V, kan dit niet alleen de normale werking verstoren, maar kunnen ook de synchronisatieschakelingen van de camera of de flitser beschadigd raken. Als u een Nikon-flitser wilt gebruiken die niet in dit hoofdstuk wordt vermeld, dient u eerst een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger te raadplegen voor meer informatie.
n
383
Flitscontacten
De D700 is uitgerust met een accessoireschoentje, zodat u optionele flitsers rechtstreeks op de camera kunt aansluiten, en met een flitsaansluiting, zodat u flitsers ook via een synchronisatiekabel op de camera kunt aansluiten.
Het accessoireschoentje
Gebruik het accessoireschoentje om optionele flitsers direct op de camera te bevestigen zonder synchronisatiekabel (p. 378). Het accessoireschoentje is voorzien van een veiligheidsvergrendeling voor flitsers met een vergrendelingspin, zoals de SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400.
De flitsaansluiting
Indien vereist kan een synchronisatiekabel op de flitsaansluiting worden aangesloten. Sluit geen andere flitser aan via een synchronisatiekabel wanneer u synchronisatie op het tweede gordijn toepast met een flitser die op het accessoireschoentje van de camera is bevestigd.
D ISO-gevoeligheid
Wanneer automatische instelling van ISO-gevoeligheid is ingeschakeld
n (p. 108), wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast voor een optimale flitssterkte als een optionele SB-900, SB-800 SB-600 of SB-400 flitser is bevestigd. Dit kan ertoe leiden dat de voorgrond wordt onderbelicht in flitsfoto's die zijn genomen met lange sluitertijden, bij daglicht of tegen een lichte achtergrond. Kies in deze gevallen een andere flitsstand dan flitsen met lange sluitertijd of kies een groter diafragma.
384
Overige accessoires
Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor de D700 de volgende accessoires beschikbaar.
· Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL3e (p. 32, 34): extra EN-EL3e
batterijen zijn verkrijgbaar bij uw handelaar en bij Nikon
servicevertegenwoordigers. De EN-EL3e kan worden
opgeladen met een MH-18a of MH-18 snellader. · Multi-Power MB-D10 battery pack: de MB-D10 werkt op één
oplaadbare Nikon EN-EL3e, EN-EL4a of EN-EL4 Li-
ionbatterij of acht AA-batterijen (alkaline, NiMH, lithium of
nikkel-mangaan). Bij gebruik van een EN-EL4a of EN-EL4
batterij is een BL-3 batterijvakdeksel vereist. Het battery
Voedings-bronnen
pack is voorzien van een ontspanknop, een B-knop, een multi-selector en een hoofd- en secundaire
instelschijf die u kunt gebruiken wanneer u staande foto's
(portretstand) maakt. Als u de MB-D10 wilt bevestigen,
verwijdert u het afdekkapje over de betreffende
aansluiting op de camera. · Snellader MH-18a (p. 32): de MH-18a kan worden gebruikt
om de EN-EL3a batterij op te laden. · Lichtnetadapter EH-5a/EH-5: u kunt deze lichtnetadapters
gebruiken om de camera gedurende langere tijd van
stroom te voorzien.
· Draadloze zender WT-4: hiermee kan de camera verbinding
maken met een draadloos of Ethernet-netwerk. U kunt de
foto's op de geheugenkaart op een computer binnen
hetzelfde netwerk weergeven of naar een computer
Draadloze LANadapters
kopiëren, waar u ze voor langere tijd kunt opslaan. De camera kan ook vanaf elke computer binnen het netwerk worden bediend met Camera Control Pro 2 (apart
verkrijgbaar). Voor de WT-4 is een onafhankelijke
stroombron vereist. De EH-6 lichtnetadapter of een
tweede EN EL3e batterij wordt aanbevolen. Raadpleeg de
handleiding van de WT-4 voor meer informatie.
n
385
Accessoires voor zoekeroculair
· DK-17C Zoekerobjectieven met dioptrie-instelling (met vergrendeling): om de camera aan het gezichtsvermogen van individuele gebruikers aan te passen, zijn zoekerobjectieven beschikbaar met een dioptrie van 3, 2, 0, +1, +2 m1. Gebruik alleen zoekerobjectieven met dioptrie-instelling als scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde dioptrie-instelling (3 tot +1 m1). Test de objectieven met dioptrie-instelling alvorens ze aan te schaffen, zodat u zeker weet dat ze het gewenste effect hebben.
· Vergrotend oculair DK-17M (met vergrendeling): de DK-17M vergroot de weergave door de zoeker met ongeveer 1,2 × zodat u nauwkeuriger kunt kadreren.
· Zoekerloep DG-2: de DG-2 vergroot het beeld dat in de zoeker wordt weergegeven. Gebruik de zoekerloep voor close-ups, kopiëren, fotograferen met een teleobjectief en bij andere handelingen waarvoor extra nauwkeurigheid is vereist. Een DK-18 oculairadapter (apart verkrijgbaar) is vereist.
· Oculairadapter DK-18: de DK-18 wordt gebruikt om de DG-2 zoekerloep of DR-3 hoekzoeker op de D700 te bevestigen.
· Anti-condens zoekeroculair DK-14, DK-17A: deze zoekeroculairs voorkomen condens in vochtige of koude omgevingen. De DK-17A is voorzien van een vergrendeling.
· Rubber oculairdop DK-19: met de DK-19 kunt u het beeld in de zoeker beter zien waardoor uw oog minder wordt vermoeid.
· Hoekzoeker DR-5/DR-4: de DR-5 and DR-4 worden in een rechte hoek op het zoekeroculair bevestigd zodat u het beeld in de zoeker van boven af kunt bekijken met de camera in horizontale opnamestand. De DR-5 kan het beeld door de zoeker ook 2 × vergroten zodat u nauwkeuriger kunt kadreren. (De randen van het beeld zijn niet zichtbaar wanneer u de weergave vergroot.)
n
386
Filters
· Nikon-filters kunnen in drie typen worden onderverdeeld: schroeffilters, insteekfilters en filters die aan de achterzijde van bepaalde objectieven worden geplaatst. Gebruik uitsluitend Nikon-filters; filters van andere fabrikanten kunnen de werking van het autofocussysteem of de elektronische afstandsmeter verstoren.
· De D700 kan niet worden gebruikt met lineaire polarisatiefilters. Gebruik in plaats daarvan het C-PL circulaire polarisatiefilter.
· Ter bescherming van het objectief wordt aanbevolen een NC of L37C filter te gebruiken.
· Als u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of als zich een sterke lichtbron in het beeld bevindt, wordt het gebruik van een filter afgeraden om moiré te voorkomen.
· Centrumgerichte meting wordt aanbevolen bij gebruik van filters met een filterfactor van meer dan 1×(Y44, Y48, Y52, O56, R60, X0, X1, C-PL, ND2S, ND4, ND4S, ND8, ND8S, ND400, A2, A12, B2, B8, B12).
Waterbescherming WG-AS3: hiermee wordt de onderkant van de
Waterbescherming
optionele SB-900 flitser afgedekt om het accessoireschoentje van de camera tegen waterdruppels te
Optionele flitsers Pc-kaartadapters
beschermen. · Nikon-flitsers SB-900, SB-800, SB-600 en SB-400 · Nikon draadloze Speedlight op afstand SB-R200 · Draadloze Speedlight commander SU-800
Zie pagina 378 voor meer informatie.
· PC-kaartadapter EC-AD1: met de EC-AD1 pc-kaartadapter kunnen CompactFlash-geheugenkaarten (type I) in PCMCIA-kaartsleuven worden geplaatst.
n
387
Software Bodydop
· Capture NX 2: een compleet fotobewerkingspakket. · Camera Control Pro 2: hiermee kunt u de camera op afstand
bedienen vanaf een computer en foto's direct op de vaste schijf opslaan. · Image Authentication: hiermee kunt u bepalen of foto's die met de functie voor beeldauthenticiteit (p. 342) zijn genomen, na opname zijn gewijzigd.
Let op: gebruik de meest recente versie van de Nikon-software. De meeste softwareprogramma's van Nikon zijn voorzien van een automatische updatefunctie, die zoekt naar de laatste updates wanneer de computer is verbonden met het internet. · Bodydop: de bodydop houdt de spiegel, het matglas en het
laagdoorlaatfilter stofvrij wanneer er geen objectief is geplaatst.
n
388
Accessoires voor afstandsbedieningsaansluiting
De D700 is voorzien van een 10-pins afstandsbedieningsaansluiting voor bediening op afstand en automatisch fotograferen. De aansluiting is voorzien van een afdekkapje, dat de contacten beschermt als de aansluiting niet in gebruik is. De volgende accessoires kunnen worden gebruikt (de vermelde lengte is een benadering):
Accessoire
Beschrijving
Lengte
Een kabel met een blauw, geel en zwart contact
Afstandsbedienings -kabel MC-22
waarmee de camera kan worden aangesloten op een externe ontspaninrichting en via geluidssignalen of elektronische signalen kan
1 m
worden bediend.
Een kabel voor sluiterontspanning op afstand, kan Afstandsbedienings worden gebruikt om cameratrilling te
-kabel MC-30 verminderen of de sluiter open te houden tijdens lange tijdopname.
80 cm
Een kabel voor sluiterontspanning op afstand, kan worden gebruikt voor intervalfotografie, om cameratrilling te verminderen of de sluiter open Afstandsbedienings te houden tijdens lange tijdopname. De kabel is -kabel MC-36 voorzien van een verlicht lcd-venster, een ontspanvergrendeling voor gebruik met de sluitertijdinstelling `bulb' en een timer die elke seconde een geluidssignaal afgeeft.
85 cm
Kan worden aangesloten op de ML-3 en de
Verlengkabel MC-21 MC-20, 22, 23, 25, 30 en 36. Er kan slechts één
3 m
MC-21 tegelijk worden gebruikt.
Verbindingskabel Hiermee kunt u twee camera's met elkaar
MC-23
verbinden voor gelijktijdige bediening.
40 cm
Adapterkabel MC-25
Een 10-pins naar 2-pins adapterkabel voor aansluiting op apparaten met een 2-pins aansluiting, waaronder de MW-2 draadloze afstandsbedieningsset, de MT-2 intervaltimer en de ML-2 Modulite afstandsbedieningsset.
20 cm
GPS-adapterkabel MC-35
Hiermee kunt u GPS-apparaten op de D700 aansluiten via een pc-kabel die wordt geleverd door de fabrikant van het GPS-apparaat (p. 213).
Modulite afstands- Infraroodafstandsbediening met een bereik van bedieningsset ML-3 maximaal 8 m.
35 cm
n
389
Goedgekeurde geheugenkaarten
De volgende Type I CompactFlash-geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd voor gebruik met de D700:
SanDisk
Extreme IV Extreme III Ultra II Standaard Professional UDMA
Lexar Media Platinum II
Professional
SDCFX4 SDCFX3 SDCFH SDCFB 300 × 80 × 60 × 133 × WA
8 GB, 4 GB, 2 GB
8 GB, 4 GB, 2 GB, 1 GB
4 GB, 2 GB, 1 GB 8 GB, 4 GB, 2 GB 2 GB, 1 GB, 512 MB
4 GB 8 GB, 4 GB, 2 GB, 1 GB
Andere geheugenkaarten zijn niet getest. Voor meer informatie over bovengenoemde kaarten kunt u contact opnemen met de fabrikant.
n
390
Behandeling van uw camera
Opslag
Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, dekt u de monitor af met de beschermkap, verwijdert u de batterij, plaatst u het afdekkapje op de contactpunten en bewaart u de batterij op een koele, droge plek. U voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren. Berg de camera niet op met nafta- of kamfermottenballen of in de volgende omstandigheden: · in ruimten die slecht geventileerd zijn of waar de luchtvochtigheid
hoger is dan 60 %; · in de nabijheid van apparaten die sterke elektromagnetische velden
genereren, zoals televisie- of radiotoestellen; · in ruimten waar de temperatuur hoger is dan 50 °C of lager dan
10 °C.
Reinigen
Camerabody
Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de camerabody vervolgens schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel zand of zout te verwijderen met een doek die licht is bevochtigd met gedistilleerd water. Droog de camera daarna grondig af. Belangrijk: vuil of stof in de camera kan schade veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt.
Deze glazen onderdelen raken gemakkelijk beschadigd. Verwijder
Objectief, spiegel en zoeker
stof en vuil met een blaasbalgje. Als u een luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt. Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken door een beetje lensreiniger op een zachte doek aan te brengen en het glas
voorzichtig schoon te vegen.
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje. Voor het weghalen van
Monitor
vingerafdrukken en andere vlekken kunt u het oppervlak voorzichtig met een zachte doek of zeem schoonvegen. Duw
n hierbij niet te hard, aangezien dit kan leiden tot schade of storing.
Gebruik geen alcohol, thinner of andere vluchtige vloeistoffen.
391
Het laagdoorlaatfilter
De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet voorkomen. Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes die op het filter zitten op de foto's te zien zijn, kunt u het filter reinigen via de optie Beeldsensor reinigen in het setup-menu. U kunt het filter op elk gewenst moment reinigen door de optie Nu reinigen te selecteren. U kunt ook instellen dat het filter automatisch wordt gereinigd wanneer de camera wordt in- of uitgeschakeld.
"Nu reinigen"
1 Zet de camera neer met de
onderzijde omlaag.
De beeldsensor kan het beste worden gereinigd als de camera wordt neergezet met de onderzijde omlaag, zoals rechts wordt weergegeven.
2 Geef het menu Beeldsensor
reinigen weer.
Markeer Beeldsensor reinigen in het setup-menu en druk op 2.
D Stofverwijdering
De stofverwijderingsoptie van Capture NX 2 kan de referentiegegevens voor stofverwijdering die zijn opgenomen vóór beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, niet gebruiken voor het retoucheren van foto's die zijn gemaakt nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd. Als u van plan bent stofverwijdering te gebruiken voor foto's die zijn genomen nadat beeldsensor
n reinigen werd uitgevoerd, is het aanbevolen referentiegegevens voor stofverwijdering op te nemen na het reinigen van de beeldsensor. A Reiniging van de beeldsensor Als u stof of vuil niet van de beeldsensor kunt verwijderen via de hieronder beschreven reinigingsmethoden, reinigt u de sensor handmatig, zoals wordt beschreven op pagina 395.
392
3 Selecteer Nu reinigen.
Markeer Nu reinigen en druk op 2. Het bericht rechts wordt weergegeven terwijl de sensor wordt gereinigd.
Het bericht rechts wordt weergegeven wanneer de reiniging is voltooid.
"Reinigen bij aan-/uitzetten"
1 Selecteer Reinigen bij aan-/
uitzetten.
Geef het menu Beeldsensor reinigen weer, zoals wordt beschreven in stap 2 op de vorige pagina. Markeer Reinigen bij aan-/uitzetten en druk op 2.
n
393
2 Selecteer een optie.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
Optie
Beschrijving
5
Reinigen bij aanzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt aangezet.
6
Reinigen bij uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt uitgezet.
7
Reinigen bij aanen uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer de camera wordt aan- of uitgezet.
Reiniging uit 8
(standaard)
De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.
D Reiniging van de beeldsensor
In de volgende gevallen wordt de reiniging van de beeldsensor afgebroken: de ingebouwde flitser wordt opgeklapt, de ontspanknop, scherptedieptevoorbeeldknop of B-knop wordt ingedrukt of FVvergrendeling wordt gebruikt.
Reiniging gebeurt door trilling van de beeldsensor. Als stof niet volledig kan worden verwijderd via de opties in het menu Beeldsensor reinigen, reinigt u
n de beeldsensor handmatig (p. 395) of neemt u contact op met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Als de beeldsensor enkele keren achter elkaar wordt gereinigd, kan de reinigingsfunctie tijdelijk worden geblokkeerd om de interne schakelingen van de camera te beschermen. Na een korte pauze kan de beeldsensor weer worden gereinigd.
394
Handmatig reinigen
Als u stof of vuil niet van het laagdoorlaatfilter kunt verwijderen via de optie Beeldsensor reinigen (p. 392) in het setup-menu, kunt u het filter handmatig reinigen, zoals hieronder wordt beschreven. Denk er echter aan dat het laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken. Nikon beveelt aan het reinigen van het filter over te laten aan door Nikon geautoriseerd servicepersoneel.
1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
Gebruik een betrouwbare stroombron wanneer u het laagdoorlaatfilter controleert of reinigt. Als het batterijniveau lager is dan J (60 %), zet u de camera uit en plaatst u een volledig opgeladen EN-EL3e batterij of sluit u een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter aan.
2 Selecteer Spiegel omhoog (CCD
reinigen).
Verwijder het objectief en zet de camera aan. Markeer Spiegel omhoog (CCD reinigen) in het setup-menu en druk op 2 (deze optie is niet beschikbaar bij een batterijniveau van J of lager).
3 Druk op J.
Het bericht rechts verschijnt op de monitor en in het lcd-venster en de zoeker wordt een rij streepjes weergegeven. Als u de normale werking wilt herstellen zonder het laagdoorlaatfilter te inspecteren, zet u de camera uit.
n
395
4 Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel wordt omhoog geklapt en het sluitergordijn wordt geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt. De zoekerweergave wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in het lcd-venster begint te knipperen.
5 Controleer het laagdoorlaatfilter.
Houd de camera zo dat er licht op het laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het filter op stof en vuil. Als er geen stof of vuil aanwezig is, gaat u verder met stap 7.
6 Reinig het filter.
Verwijder stof en vuil op het filter met een blaasbalgje. Gebruik geen blaaskwastje, aangezien de haartjes van het kwastje het filter kunnen beschadigen. Alleen door Nikon geautoriseerd servicepersoneel mag vuil verwijderen dat niet kan worden weggeblazen met een blaasbalgje. U mag het filter onder geen beding aanraken of schoonpoetsen.
7 Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat dicht. Plaats het objectief of de bodydop terug.
n
396
D Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken. Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het sluitergordijn automatisch gesloten. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te voorkomen: · Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet
wanneer de spiegel is opgeklapt. · Als de batterij leeg raakt terwijl de spiegel is opgeklapt, klinkt er een
geluidssignaal en gaat het zelfontspannerlampje knipperen om u te waarschuwen dat na circa twee minuten het sluitergordijn dichtgaat en de spiegel wordt neergeklapt. Beëindig de reiniging of de inspectie onmiddellijk.
D Verontreinigingen op het laagdoorlaatfilter
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens productie en vervoer verontreinigingen in contact komen met het laagdoorlaatfilter. De D700 is echter ontworpen voor gebruik met verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat bij het verwisselen van objectieven stof of vuil binnendringt. Eenmaal in de camera kunnen deze verontreinigingen zich aan het laagdoorlaatfilter hechten en onder bepaalde omstandigheden in foto's zichtbaar zijn. Als u de camera wilt beschermen wanneer er geen objectief is geplaatst, dient u beslist de bodydop op de camera te plaatsen, waarbij u erop moet letten dat u eerst alle stof en vuil van de bodydop verwijdert.
Als er toch stof of vuil terechtkomt op het laagdoorlaatfilter, maakt u het filter schoon zoals hierboven wordt beschreven of laat u door Nikon geautoriseerd servicepersoneel het filter reinigen. Foto's waarin vuil of stof op het laagdoorlaatfilter zichtbaar is, kunt u retoucheren met Nikon Capture NX 2 (apart verkrijgbaar,p. 388) of met reinigingsopties die beschikbaar zijn in beeldbewerkingssoftware van andere fabrikanten.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon beveelt aan de camera elke één tot twee jaar te laten nakijken door de leverancier of de servicevertegenwoordiger van Nikon en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan kosten verbonden zijn). Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt. Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires
die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te laten nakijken en
onderhouden.
n
397
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen
Laat de camera niet vallen: blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen leiden.
Houd de camera droog: dit product is niet waterbestendig, onderdompeling in water of blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden. Roest van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden.
Vermijd abrupte temperatuurverschillen: plotselinge temperatuurverschillen, zoals die zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten van een verwarmd gebouw op een koude dag, kunnen condensatie in de camera veroorzaken. U voorkomt condensatie door de camera in een cameratas of in een plastic tas te plaatsen voordat u deze aan plotselinge temperatuurverschillen blootstelt.
Houd de camera uit de buurt van sterke magnetische velden: u dient dit apparaat niet te gebruiken of op te bergen in de buurt van apparatuur die een sterke elektromagnetische straling of sterke magnetische velden produceert. Sterke statische ladingen of de magnetische velden die worden geproduceerd door bijvoorbeeld zendapparatuur, kunnen storingen veroorzaken op de monitor, informatie op de geheugenkaart beschadigen of de interne schakelingen van het product aantasten.
Richt het objectief niet op de zon: richt het objectief niet gedurende langere tijd op de zon of een andere sterke lichtbron. Blootstelling aan intens licht kan beschadiging van de beeldsensor of een witte zweem op de foto's tot gevolg hebben.
n
398
Reinigen: gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de camerabody voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog de camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het lcd-venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit. Dit duidt niet op een storing, de normale weergave wordt snel hersteld.
Het objectief en de spiegel kunnen gemakkelijk beschadigd raken. Verwijder stof en vuil voorzichtig met een blaasbalgje. Als u een luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt. Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken van het objectief door een beetje lensreiniger op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig schoon te vegen.
Zie "Het laagdoorlaatfilter" (p. 392, 395) voor informatie over de reiniging van het laagdoorlaatfilter.
Objectiefcontacten: houd de objectiefcontacten schoon.
Raak het sluitergordijn niet aan: het sluitergordijn is vervaardigd uit zeer dun materiaal en raakt gemakkelijk beschadigd. Oefen nooit druk uit op het sluitergordijn, duw er niet op met reinigingshulpmiddelen en stel het nooit bloot aan de sterke luchtstroom van een blaasbalgje. Dit kan krassen, vervorming of scheuren veroorzaken.
Het sluitergordijn is mogelijk ongelijkmatig gekleurd. Dit heeft geen effect op foto's en duidt niet op een storing.
Opslag: u voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren. Wanneer u niet van plan bent de camera binnen afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de batterij om lekkage te voorkomen en berg de camera op in een plastic zak met een droogmiddel. Plaats de cameratas echter niet in een plastic zak, aangezien het materiaal hierdoor kan worden aangetast. Denk er ook aan dat het droog-middel na verloop van tijd zijn vermogen om vocht te absorberen verliest en daarom regelmatig dient te worden vervangen.
U voorkomt schimmel en meeldauw door de camera ten minste één keer per maand uit de opslag te halen. Zet de camera aan en ontspan de sluiter een aantal malen voordat u de camera weer opbergt.
Bewaar de batterij op een koele,
droge plaats. Plaats het afdekkapje
van de batterij terug wanneer u de
n
batterij opbergt.
399
Schakel de camera uit voordat u de batterij
verwijdert of de lichtnetadapter loskoppelt: haal de stekker van de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij niet wanneer de camera aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen of gewist. In deze gevallen kan een stroomonderbreking leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het geheugen. Verplaats het product nooit wanneer de lichtnetadapter is aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge stroomonderbreking.
Opmerkingen over de monitor: de monitor kan een aantal pixels bevatten die altijd oplichten of in het geheel niet oplichten. Dit is gebruikelijk voor alle TFT-lcd-monitoren en duidt niet op een storing. Beelden die met de camera worden opgenomen, ondervinden hiervan geen nadeel.
Bij helder licht kunnen de beelden op de monitor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de monitor, aangezien dit schade of storing tot gevolg kan hebben. Stof en vuil op de monitor kunnen worden verwijderd met een blaasbalgje. U kunt vlekken verwijderen door het oppervlak zachtjes schoon te wrijven met een zachte doek of zeem. Mocht de monitor breken, pas dan op dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en dat de vloeibare kristallen uit de monitor niet in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Plaats de beschermkap over de monitor wanneer u de camera vervoert of even niet gebruikt.
n
400
Batterijen: vuil op de batterijcontacten kan ertoe leiden dat de camera slecht functioneert en dient vóór gebruik te worden verwijderd met een zachte, droge doek.
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van batterijen:
Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt.
De batterij kan zeer warm worden wanneer deze langere tijd achtereen wordt gebruikt. Hanteer de batterij voorzichtig.
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Plaats het afdekkapje terug nadat u de batterij uit de camera hebt verwijderd.
Laad de batterij op voordat u deze gebruikt. Als u foto's van belangrijke gebeurtenissen maakt, zorg dan dat u een extra, volledig opgeladen EN-EL3e batterij bij de hand hebt. Afhankelijk van de locatie waar u zich bevindt, kan het soms moeilijk zijn om snel een vervangende batterij te kopen.
Bij koud weer nemen de prestaties van batterijen vaak af. Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u bij koud weer buiten foto's maakt. Bewaar een reservebatterij op een warme plaats en vervang zo nodig de batterij in de camera. Een koude batterij die weer op temperatuur is gekomen, kan soms een deel van haar lading terugkrijgen.
Als u een volledig opgeladen batterij blijft opladen, kunnen de prestaties van de batterij afnemen.
Gebruikte batterijen bevatten waardevolle materialen. Recycle gebruikte batterijen volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval.
n
401
Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw leverancier of Nikon-vertegenwoordiger raadpleegt. De paginacijfers in de rechterkolom geven aan waar u meer informatie kunt vinden.
Weergavescherm
Probleem
Oplossing
Pagina
Zoeker is onscherp.
Pas het zoekerbeeld aan of
gebruik optionele objectieven
45
met dioptrie-instelling.
Zoeker is donker.
Plaats een volledig opgeladen batterij.
46
Monitor, lcd-vensters en zoekerweergave gaan zonder waarschuwing uit.
Selecteer een langere tijdsduur
voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit) of c4 (Monitor uit ).
296, 297
Er worden ongebruikelijke Zie "Opmerking over
tekens weergegeven in het elektronisch gestuurde camera's" 402
lcd-venster.
hieronder.
Weergave in lcd-venster of zoeker is traag en onduidelijk.
De responstijd en de helderheid van deze weergaven variëren afhankelijk van de temperatuur.
--
Als het scherpstelpunt is
gemarkeerd, zijn dunne lijnen Deze verschijnselen komen vaker
zichtbaar rond het
voor bij dit type zoeker en
--
scherpstelpunt of wordt de duiden niet op een storing.
weergave rood.
A Opmerking over elektronisch gestuurde camera's
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat ongebruikelijke tekens worden weergegeven in het lcd-venster en dat de camera niet meer werkt. Dit verschijnsel wordt meestal veroorzaakt door een sterke statische lading van buitenaf. Zet de camera uit, verwijder de batterij, plaats deze terug en zet de camera weer aan. Als u een lichtnetadapter gebruikt (apart verkrijgbaar), koppelt u de adapter los, sluit u deze weer aan en zet u de camera aan. Mocht de camera nog
n steeds niet goed functioneren, neem dan contact op met uw leverancier of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger. Houd er rekening mee dat als u de stroombron verwijdert of loskoppelt zoals hierboven wordt beschreven, gegevens die niet op de geheugenkaart waren opgeslagen toen het probleem zich voordeed, verloren kunnen gaan. Dit is niet van invloed op gegevens die al op de kaart waren opgeslagen.
402
Opname
Probleem Aanzetten van de camera duurt lang.
Ontspanknop uitgeschakeld.
Foto's zijn niet scherp.
Oplossing
Wis bestanden of mappen.
· Geheugenkaart is vol of niet geplaatst.
· CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het diafragma is niet vergrendeld op de hoogste f/-waarde. Als B wordt weergegeven in het lcdvenster, selecteert u Diafragmaring voor persoonlijke instelling f9 (Functie instelschijven inst.) > Instellen diafragma, zodat u het diafragma met de diafragmaring kunt aanpassen.
· Belichtingsstand S is geselecteerd met A als sluitertijd.
· Draai de selectieknop voor scherpstelstand naar S of C.
· Camera kan niet scherpstellen met autofocus: gebruik handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling.
· Ontspanknop kan niet worden gebruikt om scherp te stellen wanneer Statief is geselecteerd in de stand voor livebeeld. Gebruik de AF-ON-knop om scherp te stellen.
Pagina
41, 47 327
118 72 78, 81
96
n
403
Probleem
Oplossing
Pagina
Flitser in gebruik. De
flitssynchronisatiesnelheid kan worden
geselecteerd via persoonlijke instelling e1
Niet alle sluitertijden zijn (Flitssynchronisatie snelheid ). Wanneer
beschikbaar.
u een optionele flitser gebruikt (SB-900,
305
SB-800, SB-600 of SB-R200), kiest u 1/320
sec. (auto FP) of 1/250 sec. (auto FP) voor
een volledig sluitertijdenbereik.
De scherpstelling wordt niet vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Camera staat in scherpstelstand C: gebruik de AE-L/AF-L-knop om de scherpstelling te vergrendelen.
79
Beeldgrootte kan niet worden gewijzigd.
Beeldkwaliteit ingesteld op NEF (RAW).
64
· Ontgrendel de vergrendeling van de
76
scherpstelselectieknop.
· Automatisch veld-AF geselecteerd als
74
scherpstelstand: kies een andere stand.
Kan geen scherpstelpunt · De camera staat in de weergavestand.
217
selecteren.
· De menu's worden weergegeven op de
259
camera.
· Druk de ontspanknop half in om de
48
monitor uit te schakelen of de belichtingsmeters te activeren.
Camera fotografeert traag.
Schakel ruisonderdrukking lange sluitertijd uit.
277
· U hebt het geluid van de neerklappende
95
spiegel bij het half indrukken van de
ontspanknop in de stand Uit de hand
verward met het geluid van de sluiter.
Foto's worden niet opgenomen in de stand Livebeeld.
· Tenzij Ontspannen is geselecteerd voor persoonlijke instelling a2 (Selectie AF-S-prioriteit), kan de sluiter niet worden ontspannen als de
95, 284
n
camera niet kan scherpstellen terwijl de scherpstelstand S is geselecteerd in
de stand Uit de hand.
404
Probleem
Oplossing
Willekeurig verspreide heldere pixels ('ruis') op foto's.
· Kies een lagere ISO-gevoeligheid of schakel hoge ISO ruisonderdrukking in.
· De sluitertijd is langer dan 1 sec.: gebruik ruisonderdrukking lange sluitertijd.
· Camera staat in scherpstelstand C.
· Middelste scherpstelpunt is niet
geselecteerd voor enkelpunts AF of
dynamisch veld-AF.
AF-hulpverlichting werkt · Uit is geselecteerd voor persoonlijke
niet.
instelling a9 (AF-hulpverlichting).
· Hulpverlichting is automatisch
uitgeschakeld. Hulpverlichting kan heet
worden bij continu gebruik. Wacht tot de
lamp is afgekoeld.
Foto's zijn vlekkerig.
· Reinig het objectief. · Reinig het laagdoorlaatfilter.
· Kies een witbalans die bij de lichtbron
past. Kleuren zijn onnatuurlijk. · Wijzig de instellingen voor
Beeldinstelling kiezen.
Pagina 106, 278
277 72 74
290 --
-- 392 140 160
n
405
Probleem
Oplossing
Kan witbalans niet meten.
Onderwerp te donker of te licht.
Beeld kan niet worden
geselecteerd als bron voor de vooringestelde
Foto niet gemaakt met de D700.
witbalans.
Witbalansbracketing niet beschikbaar.
· De optie NEF (RAW) of NEF (RAW)+JPEG is geselecteerd voor beeldkwaliteit.
· De stand voor meervoudige belichting
is actief.
Effecten van beeldinstelling verschillen per foto.
Lichtmeting kan niet worden gewijzigd.
A (Automatisch) is geselecteerd voor verscherping, contrast of verzadiging. Voor consistente resultaten bij een reeks foto's selecteert u een andere instelling dan A (Automatisch).
· Belichtingsvergrendeling is ingeschakeld.
· Camera staat in de stand voor livebeeld.
Belichtingscorrectie is niet beschikbaar.
Selecteer belichtingsstand e, f of g.
Roodachtige gedeelten Roodachtige gedeelten en
in foto's.
ongelijkmatige structuren kunnen
voorkomen in lange tijdopnamen.
Structuren zijn ongelijkmatig.
Schakel ruisonderdrukking lange
sluitertijd in voor opnamen met de sluitertijdinstelling "A".
Elke keer dat de
ontspanknop wordt
ingedrukt, wordt in de continue ontspanstand
Klap de ingebouwde flitser neer.
slechts één foto
gemaakt.
n
Pagina 151 154 64 202
166 126 100 128
277
187
406
Weergave
Probleem
Oplossing
Pagina
Delen van het beeld knipperen.
Er verschijnen opnamegegevens op foto's.
Tijdens weergave verschijnt een grafiek.
Druk op 1 of 3 om te selecteren welke foto-informatie u wilt weergeven of wijzig de instellingen voor Weergavestand.
220, 264
NEF (RAW)-afbeelding De foto is opgenomen met wordt niet weergegeven. beeldkwaliteit NEF+JPEG.
66
Sommige foto's worden
tijdens weergave niet
Selecteer Alle voor Weergavemap.
263
getoond.
· Selecteer Aan voor Draai portret.
265
· Foto werd gemaakt met Uit
336
geselecteerd voor Automatische
"Staande" foto's
beeldrotatie.
(portretstand) worden "liggend" weergegeven.
· Foto wordt weergegeven in beeld
219
terugspelen.
· Camera was omhoog of omlaag
336
gericht toen foto werd gemaakt.
Foto kan niet worden gewist.
Foto is beveiligd: hef de beveiliging op. 235
De camera meldt dat er
geen beelden beschik- Selecteer Alle voor Weergavemap.
263
baar zijn voor weergave.
Printopdracht kan niet worden gewijzigd.
Geheugenkaart is vol: wis foto's.
47
Het is niet mogelijk een foto voor afdrukken te selecteren.
Foto is NEF (RAW)-bestand. Zet de foto over naar een computer en druk af met meegeleverde software of Capture NX 2.
243
Foto wordt niet op televisie weergegeven.
Kies de juiste videostand.
Foto wordt niet weergegeven op highdefinition videoapparaat.
Controleer of de HDMI-kabel (apart verkrijgbaar) is aangesloten.
333
n
257
407
Probleem
Oplossing
NEF (RAW)-foto's worden
niet weergegeven in
Update tot Capture NX 2.
CaptureNX.
Reiniging van de beeldsensor wijzigt
de positie van stof op het
laagdoorlaatfilter. Referentiegegevens
voor stofverwijdering die werden
opgenomen voordat beeldsensor
reinigen wordt uitgevoerd, kunnen
Stofverwijderingsoptie in Capture NX 2 heeft niet het gewenste effect.
niet worden gebruikt op beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd. Referentiegegevens voor
stofverwijdering die werden
opgenomen nadat beeldsensor
reinigen werd uitgevoerd, kunnen niet
worden gebruikt voor beelden die
werden genomen voordat beeldsensor
reinigen wordt uitgevoerd.
NEF (RAW)-afbeeldingen worden op de computer anders weergegeven dan op de camera.
Software van andere fabrikanten geven effecten van beeldinstellingen, actieve D-lighting, of vignetteringscorrectie niet weer. Gebruik Capture NX 2 (apart verkrijgbaar).
Foto kan niet naar computer worden gekopieerd met Nikon Transfer.
De camera is niet compatibel met Windows 2000 Professional. Gebruik een kaartlezer om foto's vanaf de geheugenkaart te kopiëren.
Pagina 388
337
-- --
Overige
Probleem
Oplossing
Opnamedatum klopt niet.
Stel cameraklok in.
Sommige opties zijn niet beschikbaar bij
n bepaalde combinaties van instellingen of Menuoptie kan niet wanneer geen geheugenkaart is geplaatst. worden geselecteerd. De optie Batterij-informatie is niet beschikbaar als de camera wordt gevoed door een optionele lichtnetadapter.
Pagina 38
340
408
Foutmeldingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in het lcd-venster en op de monitor.
Aanduiding
Lcd-venster Zoeker
Probleem
Oplossing
Pagina
Diafragmaring
B (knippert)
van objectief is Stel ring in op kleinste
niet ingesteld op diafragma (hoogste
kleinste
f/-waarde).
37
diafragma.
Houd een volledig
H
d Batterij bijna leeg. opgeladen reservebatterij 46
bij de hand.
· Batterij is leeg. · Laad de batterij op of vervang de batterij.
· Batterij kan niet · Neem contact op met
worden
een door Nikon
gebruikt.
geautoriseerde
servicevertegen-
woordiger.
H (knippert)
d · De camera of · Vervang de batterij als (knippert) het optionele deze niet van Nikon is of
MB-D10 battery laad de oplaadbare Lipack bevat een ionbatterij op als deze volledig lege bijna leeg is. oplaadbare Liionbatterij of een batterij van een andere fabrikant.
xxiii, 32, 34
n
409
Aanduiding
Lcd-venster Zoeker
Probleem
Oplossing
Pagina
B (knippert)
--
Cameraklok is niet ingesteld.
Stel cameraklok in.
38
Geen objectief
bevestigd of
objectief zonder
CPU bevestigd
zonder dat
maximaal
Diafragmawaarde wordt
F
diafragma is
weergegeven als maximaal 210
opgegeven.
diafragma is opgegeven.
Diafragma wordt
weergegeven in
aantal stops tot
maximaal
diafragma.
--
24 (knippert)
Camera kan niet scherpstellen met autofocus.
Stel handmatig scherp.
81
· Gebruik een lagere ISO- 106 gevoeligheid.
· In belichtingsstand:
Onderwerp te
e Gebruik optioneel
387
q
licht, foto wordt
grijsfilter (ND).
overbelicht.
f Kies kortere sluitertijd. 118
g Kies een kleiner
119
diafragma (hogere f/
-waarde).
n
410
Aanduiding Lcd-venster Zoeker
r
A (knippert)
Probleem
Oplossing
Onderwerp te donker, foto wordt onderbelicht.
· Gebruik een hogere ISOgevoeligheid.
· In belichtingsstand:
e Gebruik flitser. f Kies een langere
sluitertijd.
g Kies een groter diafragma (lagere f/-waarde).
A geselecteerd in belichtingsstand f.
Wijzig sluitertijd of selecteer stand voor handmatige belichting.
Pagina 106
185 118 119
118, 121
n
411
Aanduiding
Lcd-venster Zoeker
Probleem
Oplossing
Pagina
Bevestigde
optionele flitser is
c ingesteld op DDL Wijzig de flitsstand op de
(knippert) maar is niet
optionele flitser.
381
(knippert)
geschikt voor
i-TTL-flitssturing.
Als de aanduiding Controleer de foto op de
--
c (knippert)
na de flits 3 sec. knippert, is de foto mogelijk
monitor. Wijzig bij onderbelichting de instellingen en maak de
onderbelicht. foto opnieuw.
n (knippert)
Onvoldoende · Verlaag beeldkwaliteit of
geheugen om
-grootte.
foto's op te
j (knippert)
nemen bij de huidige instellingen of
· Wis foto's.
· Plaats nieuwe geheugenkaart.
geen bestands- of
mapnummer
beschikbaar.
427
64, 69 262 41
O (knippert)
Ontspan de sluiter. Als de
storing zich blijft voordoen,
Camerastoring.
neemt u contact op met een door Nikon
--
geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
n
412
Aanduiding
Monitor Lcd-venster
Probleem
Oplossing
Pagina
Geen geheugenkaart.
Kan deze geheugenkaart niet gebruiken. De kaart is mogelijk beschadigd. Plaats een andere kaart.
Camera kan geen S geheugenkaart
vinden.
Zet de camera uit en controleer of de geheugenkaart correct is geplaatst.
41
· Geen toegang tot · Gebruik een door
390
geheugenkaart. Nikon
goedgekeurde
kaart.
(knippert)
· Controleer of de
--
contacten schoon
zijn. Als de kaart
beschadigd is,
neemt u contact op
met uw leverancier
of een Nikon-
vertegenwoordiger.
· Kan geen nieuwe · Wis bestanden of
map maken.
plaats een nieuwe
geheugenkaart.
41, 262
n
413
Aanduiding
Monitor Lcd-venster
Probleem
Oplossing
Pagina
Deze kaart is niet geformatteerd. Formatteer de kaart.
Geheugenkaart is C niet geformatteerd (knippert) voor gebruik in de
camera.
Formatteer of vervang de geheugenkaart.
41, 43
Map bevat geen beelden.
Selecteer een map
Geen beelden op met beelden in het
--
geheugenkaart of in menu
geselecteerde
Weergavemap of
41, 263
weergavemap(pen). vervang de
geheugenkaart.
Selecteer een andere
Alle beelden zijn verborgen.
--
Alle foto's in de huidige map zijn verborgen.
map of gebruik Beeld verbergen om 263 ten minste één beeld
weer te geven.
Bestand is gemaakt
Bestand bevat geen beeldgegevens.
--
of gewijzigd met een computer of een ander merk camera, of het bestand is
Bestand kan niet worden weergegeven op de camera.
--
beschadigd.
n
414
Aanduiding
Monitor Lcd-venster
Probleem
Oplossing
Pagina
Kan bestand niet selecteren.
Beelden die met Geheugenkaart andere apparaten -- bevat geen beelden zijn gemaakt, kunnen 350 om te retoucheren. niet worden
geretoucheerd.
Controleer de printer.
-- Printerfout.
Controleer de printer.
Selecteer Doorgaan (indien beschikbaar)
244*
om te hervatten.
Controleer het papier.
Papier in printer
--
heeft niet het geselecteerde
formaat.
Plaats papier met het
juiste formaat en
244*
selecteer Doorgaan.
Verwijder
Het papier zit vast.
--
Papier zit vast in de vastgelopen papier
printer.
en selecteer
244*
Doorgaan.
Het papier is op.
Plaats papier met het
--
Geen papier meer in geselecteerde
de printer.
formaat en selecteer
244*
Doorgaan.
n
415
Aanduiding
Monitor Lcd-venster
Probleem
Oplossing
Controleer de inkt.
-- Inktfout.
Controleer de inkt. Selecteer Doorgaan om te hervatten.
De inkt is op.
--
Geen inkt meer in de printer.
Vervang inktcartridge en selecteer Doorgaan.
* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Pagina 244* 244*
n
416
Bijlage
In deze bijlage worden de volgende onderwerpen behandeld: · Standaardinstellingen .............................................................................. p. 418 · Capaciteit geheugenkaart ..................................................................... p. 423 · Belichtingsprogramma ........................................................................... p. 426 · Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik ............................................. p. 427
n
417
Standaardinstellingen
De volgende standaardinstellingen worden hersteld door een reset met twee knoppen of via Opnamemenu terugzetten of Herstel pers. instellingen.
Standaardinstellingen die worden hersteld via een reset met twee
knoppen (p. 196) 1
Optie
Standaard
ISO-gevoeligheid (p. 106)
200
Beeldkwaliteit (p. 64)
JPEG Normaal
Opnamemenu 2
Beeldgrootte (p. 69) Witbalans (p. 140)
L Automatisch
Fijnafstelling (p. 143)
Uit
Kies kleurtemperatuur (p. 147)
5000 K
Scherpstelpunt (p. 76)
Middelste
Belichtingsstand (p. 114)
Programmaautomatiek
Flexibel programma (p. 117)
Uit
AE-vergrendeling (vast) (p. 126)
Uit
Overige Belichtingscorrectie (p. 128)
Uit
instellingen Flitscorrectie (p. 190)
Uit
Bracketing (p. 130)
Uit
Flitsstand (p. 188)
Synchronisatie op eerste gordijn
FV-vergrendeling (p. 192)
Uit
Meervoudige belichting (p. 198)
Uit
1 Als de huidige beeldinstelling is aangepast, worden de bestaande
instellingen voor de beeldinstelling ook hersteld. 2 Alleen de instellingen in de geheugenbank die is geselecteerd via de optie
Geheugenbank opnamemenu, worden teruggezet (p. 269). De
instellingen in alle andere geheugenbanken veranderen niet.
n
418
Standaardinstellingen die worden hersteld via Opnamemenu terugzetten (p. 271) 1
Optie
Standaard
Naamgeving bestanden (p. 274)
DSC
Beeldkwaliteit (p. 64)
JPEG Normaal
Beeldgrootte (p. 69)
Groot
Beeldgebied (p. 58)
Automatische DX-uitsnede (p. 58) Kies beeldgebied (p. 59)
Aan
FX-formaat (36 x 24)
JPEG-compressie (p. 67)
Vaste grootte
NEF (RAW)-opname (p. 67)
Type (p. 67)
Compressie zonder verlies
NEF (RAW)-bitdiepte (p. 68)
12-bits
Witbalans (p. 140)
Automatisch
Fijnafstelling (p. 143)
Uit
Kies kleurtemperatuur (p. 147)
5000 K
Beeldinstelling kiezen (p. 160)
Standaard
Kleurruimte (p. 181)
sRGB
Actieve D-Lighting (p. 180)
Uit
Vignetteringscorrectie (p. 276)
Normaal
Ruisonderdr. lange sluitertijd (p. 277)
Uit
Hoge ISO ruisonderdrukking (p. 278)
Normaal
ISO-gevoeligheid instellen (p. 106)
ISO-gevoeligheid (p. 106)
200
Inst autom ISO-gevoeligheid (p. 108)
Uit
Livebeeld
Stand voor livebeeld (p. 90)
Uit de hand
Ontspanstand (p. 91)
Enkel beeld
Meervoudige belichting (p. 198) Intervalopnamen (p. 203)
Terugzetten 2 Terugzetten 3
1 Met uitzondering van Meervoudige belichting en Intervalopnamen
worden alleen de instellingen in de huidige geheugenbank voor het
opnamemenu teruggezet. 2 Geldt voor alle geheugenbanken. Opnamemenu terugzetten kan niet
n
worden geselecteerd tijdens het fotograferen.
3 Geldt voor alle geheugenbanken. Als u een reset uitvoert, wordt de
opname beëindigd.
419
Standaardinstellingen die worden hersteld via Herstel pers.
instellingen (p. 282) *
Optie
Standaard
a1 Selectie AF-C-prioriteit (p. 283)
Ontspannen
a2 Selectie AF-S-prioriteit (p. 284)
Scherpstelling
a3 Dynamisch AF-veld (p.285)
9 punten
a4 Focus Tracking met Lock-On (p. 287)
Normaal
a5 AF-activering (p. 287)
Ontspanknop/AF-ON
a6 Verlichting scherpstelpunt (p. 288)
Automatisch
a7 Doorloop scherpstelpunt (p. 288)
Geen doorloop
a8 Selectie scherpstelpunt (p. 289)
51 punten
a9 AF-hulpverlichting (p. 290)
Aan
a10 Functie AF-ON-knop MB-D10 (p. 291)
AF-ON
b1 ISO-stapgrootte (p. 292)
1/3 stop
b2 Stapgrootte inst. belichting (p. 292)
1/3 stop
b3 Stapgrootte belichtingscorr. (p. 292)
1/3 stop
b4 Eenv. belichtingscorrectie (p. 293) b5 Grootte meetgebied (p. 294)
Uit
ø 12 mm
Fijnafst. voor opt. belichting (p. 294)
Matrixmeting
0
b6 Centrumgericht
0
Spotmeting
0
c1 AE-vergr. ontspanknop (p. 296)
Uit
c2 Lichtmeter automatisch uit (p. 296)
6 sec.
c3 Vertraging zelfontspanner (p. 297)
10 sec.
Monitor uit (p. 297)
Weergave
10 sec.
c4 Menu's
20 sec.
Weergave opname-info
10 sec.
Beeld terugspelen
4 sec.
* Alleen de instellingen in de geheugenbank die is geselecteerd via de optie Geheugenbank pers. ins. worden teruggezet (p. 282). De instellingen in
n alle andere geheugenbanken veranderen niet.
420
Optie d1 Signaal (p. 298) d2 Rasterweergave in zoeker (p. 298) d3 Schermtips (p. 298) d4 Opnamesnelheid in CL-stand (p. 299) d5 Max. aant. continuopnamen (p. 299) d6 Opeenvolgende nummering (p. 300) d7 Weergave opname-info (p. 301) d8 LCD-verlichting (p. 302) d9 Spiegelvoorontspanning (p. 302) d10 MB-D10 batterijen (p. 302) d11 Batterijvolgorde (p. 304) e1 Flitssynchronisatie snelheid (p. 305) e2 Langste sluitertijd bij flits (p. 308) e3 Flitssturing ingeb. flitser (p. 309) e4 Instellicht (p. 315) e5 Inst. voor auto bracketing (p. 315) e6 Auto bracketing (M-stand) (p. 316) e7 Bracketingvolgorde (p. 317)
Standaard Hoog Uit Aan 3 bps 100 Aan
Automatisch Uit Uit
LR6 (AA alkaline) MB-D10 batterijen eerst
1/250 sec. 1/60 sec.
DDL Aan AE & flits Flits/sluitertijd MTR > onder > boven
n
421
Optie f1 D Schakelaar (p. 318)
Centrale knop multi-selector (p. 318)
f2 Opnamestand
Weergavestand f3 Multi-selector (p. 319) f4 Functie van multi-selector (p. 320)
FUNC.-knop toewijzen (p. 320) f5 FUNC.-knop indrukken
FUNC.-knop + schijven Voorbeeldknop toewijzen (p. 324) f6 Voorbeeldknop indrukken
Voorbeeld + instelschijven AE-L/AF-L knop toewijzen (p. 325) f7 AE-L/AF-L knop indrukken
AE-L/AF-L + instelschijven Sltertijd en diafragma vergr. (p. 326) f8 Sluitertijd vergrendelen
Diafragma vergrendelen Functie instelschijven inst. (p. 326)
Rotatie omkeren (p. 326) f9 Verwissel hoofd/secundair (p. 326)
Instellen diafragma (p. 327) Menu's en weergave (p. 327) f10 Knop loslaten voor instelsch. (p. 328) f11 Geen geheugenkaart? (p. 329) f12 Aanduidingen omkeren (p. 330)
Standaard LCD-verlichting (D)
Middelste AF-punt selecteren
Miniatuur aan/uit Doe niets
Info /foto's
Geen Auto bracketing
Voorbeeld Geen
AE/AF-vergrendeling Geen
Uit Uit
Nee Uit Secundaire instelschijf Uit Nee Ontgrendel ontspanknop
n
422
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel toont het aantal foto's bij benadering dat kan worden opgeslagen op een 2 GB SanDisk Extreme IV (SDCFX4) kaart bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit, beeldgrootte en beeldgebied.
FX-formaat (36 × 24) beeldgebied 1
Beeldkwaliteit
NEF (RAW), Compressie zonder
verlies, 12-bits NEF (RAW),
Compressie zonder verlies, 14-bits NEF (RAW),
Gecomprimeerd, 12-bits
NEF (RAW), Gecomprimeerd,
14-bits NEF (RAW), Ongecomprimeerd,
12-bits NEF (RAW), Ongecomprimeerd,
14-bits
TIFF (RGB)
JPEG Fijn 4
JPEG Normaal 4
JPEG Basis 4
Beeldgrootte
--
--
--
--
--
--
L M S L M S L M S L M S
Bestandsgrootte 2
13,3 MB
16,3 MB
11,0 MB
13,8 MB
18,8 MB
24,7 MB
35,9 MB 20,7 MB 10,0 MB 5,7 MB 3,2 MB 1,4 MB 2,9 MB 1,6 MB 0,7 MB 1,4 MB 0,8 MB 0,4 MB
Aantal beelden 2
100
Buffercapaciteit 3 23
77
20
138
26
114
23
100
19
77
53 95 211 279 496 1000 548 976 2000 1000 1800 3900
17
17
20
28
100
100
100
100
100
100
100
n
100
100
423
DX-formaat (24 × 16) beeldgebied 1
Beeldkwaliteit
Beeldgrootte
NEF (RAW), Compressie
--
zonder verlies, 12-bits
NEF (RAW), Compressie
--
zonder verlies, 14-bits
NEF (RAW), Gecomprimeerd,
--
12-bits
NEF (RAW), Gecomprimeerd,
--
14-bits
NEF (RAW),
--
Ongecomprimeerd, 12-bits
NEF (RAW),
--
Ongecomprimeerd, 14-bits
L
TIFF (RGB)
M
S
L
JPEG Fijn 4
M
S
L
JPEG Normaal 4
M
S
L
JPEG Basis 4
M
S
Bestandsgrootte 2
5,7 MB
7,0 MB
4,7 MB
6,0 MB
8,1 MB
10,7 MB
15,3 MB 8,8 MB 4,3 MB 2,5 MB 1,4 MB 0,6 MB 1,2 MB 0,7 MB 0,3 MB 0,6 MB 0,3 MB 0,2 MB
Aantal beelden 2
229
177
312
260
229
177
124 220 480 637 1100 2400 1200 2000 4400 2400 3900 7800
Buffercapaciteit 3
65
46
95
63
39
31 23 29 59 100 100 100 100 100 100 100 100 100
1 Als Automatische DX-uitsnede is geselecteerd voor Beeldgebied, worden beelden in DX-formaat opgenomen met DX-objectieven en beelden in FX-formaat met andere objectieven.
2 Alle getallen zijn benaderingen. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto.
3 Maximaal aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen. Dit neemt af als Optimale kwaliteit is geselecteerd voor JPEG-compressie, ISO-gevoeligheid is ingesteld op P of hoger, Hoge ISO ruisonderdrukking wordt geselecteerd terwijl automatische instelling van ISO-gevoeligheid is ingeschakeld, ISO-gevoeligheid is
n ingesteld op 2000 of hoger of ruisonderdrukking bij lange sluitertijd, actieve D-Lighting of beeldauthenticiteit is ingeschakeld. 4 Bij deze getallen wordt uitgegaan van de instelling Vaste grootte voor JPEG-compressie. Als u Optimale kwaliteit selecteert, neemt de bestandsgrootte van JPEG-afbeeldingen toe. Het aantal beelden en de buffercapaciteit nemen omgekeerd evenredig af.
424
A d5: Max. aantal continuopnamen (p. 299)
Het maximaal aantal foto's dat achter elkaar kan worden gemaakt, kan worden ingesteld op een aantal tussen 1 en 100.
n
425
Belichtingsprogramma
Het belichtingsprogramma voor programma-automatiek wordt weergegeven in de volgende grafiek.
Diafragma
f/1.4 - f/16
ISO 200, objectief met maximaal diafragma van f/1,4 en minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF 50mm f/1,4 D)
] [ LW
f/1
-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
f/1.4
15
f/2
16
f/2.8
17171 /3
f/4
18
f/5.6
19
f/8
20
f/11
21
f/16
22
f/22
23
f/32 30" 15" 8" 4" 2" 1" 2 4 8 15 30 60 125 250 500 1000 2000 4000 8000
Sluitertijd
De maximale en minimale LW-waarden zijn afhankelijk van de ISOgevoeligheid. In de bovenstaande grafiek wordt uitgegaan van een gevoeligheid van ISO 200-equivalent. Als matrixmeting wordt toegepast, worden waarden van meer dan 171/3 LW teruggebracht tot 171/3 LW.
n
426
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik
Het bereik van de ingebouwde flitser is afhankelijk van de gevoeligheid (ISO-equivalent) en het diafragma.
Diafragma bij ISO-equivalent
Bereik
200
400
800
1600
3200
6400
m
1,4
2
2,8
4
5,6
8
1,08,5
2
2,8
4
5,6
8
11
0,76,1
2,8
4
5,6
8
11
16
0,64,2
4
5,6
8
11
16
22
0,63,0
5,6
8
11
16
22
32
0,62,1
8
11
16
22
32
--
0,61,5
11
16
22
32
--
--
0,61,1
16
22
32
--
--
--
0,60,8
De ingebouwde flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m.
In de belichtingsstand programma-automatiek (stand e) wordt het maximale diafragma (laagste f/-waarde) bepaald door de ISOgevoeligheid, zoals hieronder wordt weergegeven.
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent
200
400
800
1600
3200
6400
3,5
4
5
5,6
7,1
8
Voor elke verhoging van de gevoeligheid met één stop (bijvoorbeeld van 200 naar 400) wordt het diafragma een halve f-stop verkleind. Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven wordt vermeld, is de hoogste diafragmawaarde gelijk aan het maximale diafragma van het objectief.
n
427
Specificaties
Nikon D700 digitale camera
Type Type Objectiefvatting
Digitale spiegelreflexcamera Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten)
Effectieve pixels Effectieve pixels
12,1 miljoen
Beeldsensor Beeldsensor Totaal aantal pixels Stofreductiesysteem
36,0 × 23,9 mm CMOS-sensor (Nikon FX-formaat) 12,87 miljoen Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor stofverwijdering (optioneel programma Capture NX 2 vereist)
Opslag Beeldgrootte (pixels) Bestandsindeling
Beeldinstellingsysteem Media Bestandssysteem
n
· FX-formaat (36 × 24) beeldgebied 4.256 × 2.832 (L) 3.184 × 2.120 (M) 2.128 × 1.416 (S)
· DX-formaat (24 × 16) beeldgebied 2.784 × 1.848 (L) 2.080 × 1.384 (M) 1.392 × 920 (S)
· NEF (RAW): 12- of 14-bits, compressie zonder verlies, gecomprimeerd of ongecomprimeerd
· TIFF (RGB) · JPEG: JPEG baseline-compatibel, compressie met de
beeldkwaliteit Fijn (circa 1 : 4), Normaal (circa 1 : 8) of Basis (circa 1 : 16) (Vaste grootte); compressie met Optimale kwaliteit beschikbaar · NEF (RAW)+JPEG: de foto wordt één keer opgeslagen als NEF (RAW)-bestand en één keer als JPEG-bestand.
Keuze uit Standaard, Neutraal, Levendig en Monochroom; opslagmogelijkheid voor maximaal negen eigen beeldinstellingen
CompactFlash-geheugenkaarten type I (UDMAcompatibel);
DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF (Digital Print Order Format), Exif 2.21 (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras), PictBridge
428
Zoeker
Zoeker
Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte
Beelddekking
Circa 95 % horizontaal en 95 % verticaal
Vergroting
Circa 0,72 × (50-mm f/1,4-objectief op oneindig, 1,0 m1)
Oogafstand
18 mm (1,0 m1)
Dioptrie-instelling
3+1 m1
Matglas
B-type BriteView Clear Matte Mark VI matglas met haakjes
AF-veld wordt meegeleverd (raster kan worden
weergegeven).
Reflexspiegel
Direct terugkerend
Scherptedieptevoorbeeld Als de knop voor scherptedieptevoorbeeld wordt
ingedrukt, wordt het diafragma ingesteld op een door de
gebruiker geselecteerde waarde (stand g en h) of de door
de camera geselecteerde waarde (stand e en f )
Diafragma
Direct terugkerend, elektronisch gestuurd
Objectief Compatibele objectieven
· DX AF Nikkor: alle functies worden ondersteund. · G- of D-type AF Nikkor: alle functies worden ondersteund
(sommige functies worden niet ondersteund door PC Micro-Nikkor). IX Nikkor-objectieven worden niet ondersteund. · Overige AF Nikkor: alle functies worden ondersteund, behalve 3D-kleurenmatrixmeting II. Objectieven voor de F3AF worden niet ondersteund. · AI-P Nikkor: alle functies worden ondersteund, behalve 3Dkleurenmatrixmeting II. · Zonder CPU: kan worden gebruikt in de belichtingsstanden g en h. Elektronische afstandsmeter kan worden gebruikt als het maximale diafragma f/5,6 of groter is. Kleurenmatrixmeting en diafragmaweergave worden ondersteund als de gebruiker informatie over het objectief opgeeft (alleen AI-objectieven).
Sluiter Type Sluitertijd Flitssynchronisatiesnelheid
Elektronisch gestuurde verticaal aflopende spleetsluiter 1/8000 30 sec. in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW, bulb, X250 X=1/250 sec., synchroniseert bij sluitertijden van 1/320 sec. of
n langer (flitsbereik neemt af bij sluitertijden tussen 1/250 en
1/320 sec.).
Ontspannen Ontspanstand
S (enkel beeld), CL (continu laag), CH (continu hoog), a (livebeeld), E (zelfontspanner), MUP (spiegel omhoog)
429
Ontspannen Beeldsnelheid
Zelfontspanner
· Met EN-EL3e: van 1 tot 5 bps (CL); tot 5 bps (CH) · Met optioneel MB-D10 Multi-Power Battery Pack en EN-EL4a/EN-EL4
batterij of AA-batterijen of met optionele EH-5a/EH-5 lichtnetadapter: van 1 tot 7 bps (CL); tot 8 bps (CH) Keuze uit 2, 5, 10 en 20 sec. vertraging
Belichting
Lichtmeting Lichtmeetmethode
DDL-lichtmeting met RGB-sensor met 1.005 segmenten · Matrixmeting: ondersteuning van 3D-kleurenmatrixmeting
II (G- en D-type objectieven), kleurenmatrixmeting II
(andere CPU-objectieven), kleurenmatrixmeting
beschikbaar met objectieven zonder CPU als de
gebruiker informatie over het objectief opgeeft · Centrumgericht: 75% van het beeld wordt gemeten in een
cirkel van 8, 12, 15 of 20 mm in het midden van het beeld
of het gemiddelde van het volledige beeld wordt
gemeten. (Objectieven zonder CPU gebruiken een cirkel
van 12 mm of het gemiddelde van het volledige beeld.) · Spotmeting: een cirkel van 4 mm (circa 1,5 % van het
beeld) wordt gemeten in het geselecteerde
scherpstelpunt (of in het middelste scherpstelpunt
Bereik (ISO 100, f/1.4objectief, 20 °C)
wanneer een objectief zonder CPU wordt gebruikt). · Matrixmeting of centrumgerichte meting: 020 LW · Spotmeting: 220 LW
Lichtmeterkoppeling Gecombineerd CPU en AI
Belichtingsstand
Programma-automatiek met flexibel programma (e),
sluitertijdvoorkeuze (f), diafragmavoorkeuze (g),
handmatig (h)
Belichtingscorrectie
5 +5 LW in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW
Belichtingsbracketing 29 opnamen in stappen van 1/3, 1/2, 2/3 of 1 LW
Flitsbracketing
29 opnamen in stappen van 1/3, 1/2, 2/3 of 1 LW
Witbalansbracketing 29 opnamen in stappen van 1, 2 of 3
Belichtingsvergrendeling Gemeten lichtwaarde kan worden vergrendeld met de
AE-L/AF-L-knop.
n
430
Belichting ISO-gevoeligheid (aanbevolen belichtingsindex) Actieve D-Lighting Scherpstelling Autofocus
Detectiebereik Objectiefscherpstelling
Scherpstelpunt AF-veldstand Scherpstelvergrendeling
Flitser Ingebouwde flitser
ISO 2006400 in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW. Kan ook worden ingesteld op circa 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 100equivalent) onder ISO 200 of op circa 0,3, 0,5, 0,7 1 LW of 2 LW (ISO 25600-equivalent) boven ISO 6400. Keuze tussen Automatisch, Hoog, Normaal of Laag
Nikon Multi-CAM 3500FX autofocusmodule met DDLfasedetectie, fijnafstelling, 51 scherpstelpunten (waaronder 15 kruissensors) en AF-hulpverlichting (bereik van circa 0,5 3 m) . 1+19 LW (ISO 100, 20 °C) · Autofocus: enkelvoudige AF (S), continu-AF (C),
anticiperende scherpstelling wordt automatisch geactiveerd overeenkomstig de positie van het onderwerp. · Handmatig (M): elektronische afstandsmeter wordt ondersteund. Keuze uit 51 of 11 scherpstelpunten Enkelpunts AF, dynamisch veld-AF, automatisch veld-AF Scherpstelling kan worden vergrendeld door de ontspanknop half in te drukken (enkelvoudige AF) of door op de AE-L/AF-L-knop te drukken
Handmatig opklappen via drukknop en een richtgetal van 17 (m, ISO 200, 20 °C; richtgetal bij ISO 100 is 12) of 18 in de handmatige stand (m, ISO 200, 20 °C; richtgetal bij ISO 100 is 13)
n
431
Flitser Flitssturing
· DDL: i-TTL uitgebalanceerde invulflits en standaard i-TTL-
flits voor digitale reflexcamera's, waarvoor gebruik wordt
gemaakt van een RGB-sensor met 1.005 segmenten, zijn
beschikbaar bij de ingebouwde flitser en de SB-900,
SB-800, SB-600 en SB-400. · Automatisch diafragma: beschikbaar bij SB-900, SB-800 en
CPU-objectief · Niet-DDL automatisch: wordt ondersteund door SB-900,
SB-800, SB-28, SB-27 en SB-22s flitsers. · Handmatig met afstandsprioriteit: beschikbaar bij SB-900 en
SB-800
Flitsstand
Synchronisatie eerste gordijn, lange sluitertijd,
synchronisatie tweede gordijn, rode-ogenreductie, rode-
ogenreductie met lange sluitertijd
Flitscorrectie
3 +1 LW in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW
Flitsgereedaanduiding Brandt als de ingebouwde flitser of een flitser zoals de
SB-900, SB-800, SB-600, SB-400, SB-80DX, SB-28DX of
SB-50DX volledig is opgeladen; knippert nadat de flitser op
volle sterkte heeft geflitst.
Accessoireschoentje
Standaard ISO 518 flitsschoencontact met vergrendeling
Nikon Creatief
Geavanceerde draadloze flitssturing wordt ondersteund
Verlichtingssysteem (CVS) bij de ingebouwde flitser, SB-900, SB-800 of SU-800 als
commander en de SB-900, SB-800, SB-600 of SB-R200 als
afstandsbediening. Automatische snelle FP-synchronisatie
en instellicht worden ondersteund door alle CVS-
compatibele flitsers, behalve de SB-400. Doorgifte van
flitskleurinformatie en FV-vergrendeling worden
ondersteund door alle CVS-compatibele flitsers.
Flitsaansluiting
Standaard ISO 519-aansluiting
Witbalans Witbalans
Automatisch (DDL-witbalans met beeldsensor en RGBsensor met 1.005 segmenten), 7 handmatige standen met fijnafstelling, kleurtemperatuurinstelling
Livebeeld Standen
n Autofocus
Uit de hand, statief · Uit de hand: fasedetectie-AF en 51 scherpstelpunten
(waaronder 15 kruissensors) · Statief: contrastdetectie-AF overal in het beeld
432
Monitor Monitor
7,62 cm low-temperature polysilicon TFT-LCD met 920.000 beeldpunten (VGA), kijkhoek van 170 °, 100 % beelddekking en helderheidsaanpassing
Weergave Weergave
Interface USB Video-uitgang HDMI-uitgang
10-pins afstandsbedieningsaansluiting
Schermvullende en miniatuurweergave (vier of negen beelden) met zoomweergave, diashow, hoge lichten, histogramweergave, automatische beeldrotatie en beeldcommentaar (maximaal 36 tekens)
Hi-Speed USB Keuze uit NTSC en PAL Versie 1.3a met type C mini-HDMI-aansluiting. De cameramonitor wordt uitgeschakeld wanneer een HDMIkabel wordt aangesloten. Kan worden gebruikt voor aansluiting van een afstandsbediening of een GPS-apparaat dat compatibel is met NMEA0183 versie 2.01 of 3.01 (een optionele MC-35 GPS-adapterkabel en een kabel met een 9-pins D-subaansluiting zijn vereist).
Beschikbare talen Beschikbare talen
Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel), Nederlands, Engels, Fins, Frans, Duits, Italiaans, Japans, Koreaans, Pools, Portugees, Russisch, Spaans, Zweeds
Voeding Batterij Battery pack
Lichtnetadapter Statiefaansluiting Statiefaansluiting
Eén EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij Het optionele MB-D10 Multi-Power Battery Pack werkt op één Nikon EN-EL3e, EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Liionbatterij of acht AA-batterijen (alkaline, NiMH, lithium of nikkel-mangaan). EN-EL4a, EN-EL4 en AA-batterijen zijn apart verkrijgbaar. Bij gebruik van een EN-EL4a of EN-EL4 batterij is een BL-3 batterijvakdeksel vereist. EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar)
1/4 in. (ISO 1222)
n
433
Afmetingen/gewicht Afmetingen (B × H × D) Gewicht
Circa 147 × 123 × 77 mm Ong. 995 g zonder batterij, geheugenkaart, bodydop of beschermkap voor monitor
Gebruiksomgeving
Temperatuur
0 40 °C
Luchtvochtigheid
Minder dan 85 % (geen condensatie)
· Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een
volledig opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C. · Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software
die in deze handleiding worden beschreven op enig moment zonder
voorafgaande aankondiging te wijzigen. Nikon kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die kan voortvloeien uit eventuele fouten in deze
handleiding.
MH-18a snellader Invoer Uitvoer Ondersteunde batterijen Laadtijd
Gebruikstemperatuur Afmetingen (B × H × D) Snoerlengte Gewicht
AC 100 240 V (50/60 Hz) DC 8,4 V/900 mA Nikon EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij Circa 2 uur en 15 minuten wanneer de batterij volledig leeg is 0 40 °C Circa 90 × 35 × 58 mm Circa 1800 mm. Circa 80 gram, exclusief netsnoer
EN-EL3e oplaadbare Li-ionbatterij
Type
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Capaciteit
7,4 V/1500 mAh
Afmetingen (B × H × D) Circa 39,5 × 56 × 21 mm
Gewicht
Circa 80 gram, exclusief afdekkapje
n
434
A Ondersteunde standaards
· DCF versie 2.0: Design Rule for Camera File System (DCF) is een algemeen erkende standaard voor digitale camera's waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd.
· DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk maakt foto's af te drukken op basis van een printopdracht die is opgeslagen op de geheugenkaart.
· Exif versie 2.21: de camera ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras) versie 2.21, een standaard voor informatie die bij foto's wordt opgeslagen. Deze informatie wordt gebruikt voor optimale kleurweergave wanneer de foto's worden afgedrukt met Exif-compatibele printers.
· PictBridge: een standaard die werd ontwikkeld door fabrikanten van digitale camera's en printers en die het mogelijk maakt foto's rechtstreeks op een printer af te drukken, zonder de camera op een computer aan te sluiten.
· HDMI: High-Definition Multimedia Interface is een standaard voor multimedia interfaces in consumentenelektronica en A/V-apparatuur waarmee audiovisuele gegevens en stuursignalen via één kabel kunnen worden overgebracht naar HDMI-compatibele apparaten. (De camera gebruikt een type C ministekkeraansluiting).
n
435
A Gebruiksduur van de batterij
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen batterij, varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de temperatuur en het gebruik van de camera. In het geval van AA-batterijen varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de opslagomstandigheden. Sommige batterijen kunnen niet worden gebruikt. De onderstaande aantallen voor de camera en het optionele MB-D10 Multi-Power Battery Pack zijn benaderingen. · CIPA-standaard 1
Een EN-EL3e batterij (camera): ongeveer 1000 opnamen Een EN-EL3e batterij (MB-D10): ongeveer 1000 opnamen Een EN-EL4a batterij (MB-D10): ongeveer 1900 opnamen Acht AA-batterijen (MB-D10): ongeveer 700 opnamen · Nikon-standaard 2 Een EN-EL3e batterij (camera): ongeveer 2500 opnamen Een EN-EL3e batterij (MB-D10): ongeveer 2500 opnamen Een EN-EL4a batterij (MB-D10): ongeveer 4300 opnamen Acht AA-batterijen (MB-D10): ongeveer 1000 opnamen 1 Gemeten bij 23 °C (±2 °C) met een AF-S VR 24120mm f/3,55,6G ED objectief
onder de volgende testomstandigheden: objectief wordt scherpgesteld van oneindig tot minimaal en elke 30 sec. wordt één foto gemaakt. De flitser wordt om de opname gebruikt. Livebeeld is niet gebruikt. 2 Gemeten bij 20 °C met een AF-S VR 70200mm f/2,8G ED objectief onder de volgende testomstandigheden: beeldkwaliteit ingesteld op JPEG Basis, beeldgrootte ingesteld op M (medium), sluitertijd van 1/250 sec., de ontspanknop wordt gedurende drie seconden half ingedrukt en voor elke opname wordt driemaal scherpgesteld van oneindig tot minimaal. Vervolgens worden zes opeenvolgende opnamen gemaakt en de monitor wordt gedurende vijf seconden ingeschakeld en vervolgens weer uitgeschakeld. Dit wordt herhaald nadat de belichtingsmeters zijn uitgeschakeld.
n
436
De gebruiksduur van de batterij kan door de volgende oorzaken worden verminderd: · De monitor wordt gebruikt. · De ontspanknop wordt half ingedrukt gehouden. · Er wordt herhaaldelijk automatisch scherpgesteld. · Er worden NEF (RAW)- of TIFF (RGB)-foto's gemaakt. · Er worden lange sluitertijden gebruikt. · De optionele WT-4 draadloze zender wordt gebruikt. · Vibratiereductie (VR) wordt toegepast bij VR-objectieven. Let op het volgende als u de gebruiksduur van Nikon EN-EL3e oplaadbare batterijen optimaal wilt benutten: · Houd de batterijcontacten schoon. Bij vuile contacten kunnen de prestaties
van de batterij afnemen. · Gebruik batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen. Batterijen lopen
leeg als ze niet worden gebruikt.
n
437
Index
Menuopties en opties in de cameramonitor zijn vet gedrukt.
Symbolen
D schakelaar, 318 K (Enkelpunts AF), 74, 75 I (Dynamisch veld-AF), 74, 75, 285 H (Automatisch veld-AF), 74, 75 S, 84 CL, 84, 86, 91, 299 CH, 84, 86 a, 89 E (Zelfontspanner), 102 MUP, 104 a (Matrixmeting), 112, 113, 295 Z (Centrumgericht), 112, 294, 295 b (Spotmeting), 112, 295 e (Programma-automatiek), 116 f (Sluitertijdvoorkeuze), 118 g (Diafragmavoorkeuze), 119 h (Handmatig), 121 t (buffergeheugen), 53 L (Handmatige preset), 141, 148 Q (Help), 26, 31
Cijfers
10-pins afstandsbedieningsaansluiting, 213, 389 3D-kleurenmatrixmeting II, 113 3D-tracking, 74, 75, 286
A
Aanduidingen omkeren, 330 Accessoires, 385 Actieve D-Lighting, 179 Actieve map, 272 AE-L, 79, 126, 325 AE-L/AF-L knop toewijzen, 325 AE-vergr. ontspanknop, 296 AF, 72, 74, 76, 80 AF-activering, 287 Afdrukken, 243 Afdrukopties (PictBridge setup-menu), 247
Aantal afdrukken, 247 Pagina-grootte, 247 Rand, 247 Starten met afdrukken., 248
438
Tijdstempel, 247 Uitsnijden, 248 AF-hulplicht, 53, 290, 375 AF-hulpverlichting, 290 B knop, 73, 96, 287, 291 Afstandsbedieningskabel, 104, 389 AF-veldstand, 74 automatisch veld-AF, 74, 75 dynamisch veld-AF, 74, 75, 285 enkelpunts AF, 74, 75 A-M-schakelaar, 36 Anticiperende, 73 Auto bracketing, 130, 315, 316 Auto bracketing (M-stand), 316 Autofocus, 72, 74, 76, 78, 80 Automatisch veld-AF, 74, 75 Automatische beeldrotatie, 336 Automatische DX-uitsnede, 58 Automatische snelle FP-synchronisatie, 305, 306, 377
B
Batterij, 32, 34, 46, 302, 304, 340 battery pack, 302, 304, 341, 385 opladen, 32
Batterij-informatie, 340 Batterijvolgorde, 304 Beeld terugspelen, 264 Beeld verbergen, 263 Beeld-authenticiteit, 342 Beeldbestand, 435 Beeldcommentaar, 335 Beeldgebied, 58, 69 Beeldgebied, 58, 61
Automatische DX-uitsnede, 58, 61 Beeldgebied kiezen, 59, 61 FX-formaat (36x24), 59 Beeldgrootte, 69 Beeldgrootte, 69 Beeldhoek, 58, 376 Beeldinstelling, 160 Beeldinstelling kiezen, 162 Levendig, 162 Monochroom, 162
Filtereffecten, 165, 167 Kleurtoon, 165, 167 Neutraal, 162 Standaard, 162 Beeldinstellingen beheren, 168 Beeldkwaliteit, 58 Beeldkwaliteit, 64 Beeld-op-beeld, 359 Beeldsensor reinigen, 392 Belichting, 111, 112, 126, 128 meters, 48, 296 programma, 426 stand, 114 diafragmavoorkeuze, 119 handmatig, 121 programma-automatiek, 116 sluitertijdvoorkeuze, 118 vergrendeling, 126 Belichtingsbracketing, 130, 315, 316 Belichtingscorrectie, 128 Bestandsinformatie, 221 Bevestigingsmarkering, 37 Bodydop, 5, 36, 388 Bracketing, 315, 316 belichting, 130, 315, 316 flitser, 130, 315, 316 witbalans, 135 Bracketingvolgorde, 317 Brandpuntsafstand, 210, 374 Buffergeheugen, 53, 84, 87, 88 Bulb, 122, 124
C
C, 72, 79, 283, 285 Camera Control Pro 2, 239, 388 Camera-instellingen opslaan, 344 Capture NX2, 64, 172, 337, 388 Centrale knop multi-selector, 318 Centrumgericht, 112, 294, 295 CompactFlash, 41, 332, 390 Computer, 238 Copyrightinformatie, 343 CPU-objectief, 37, 370 Creatief Verlichtingssysteem, 377 CVS, 377
D
Datum en tijd, 39, 334 DCF versie 2.0, 182, 435 De belichting met een bepaalde waarde variëren, 130
witbalans, 130 Diafragma, 119122
maximaal, 82, 210 minimaal, 37, 114 Diafragmavoorkeuze, 119 Diashow, 266 Diashow, 266 Tussenpauze, 266 Digital Print Order Format, 243, 249, 253, 435 Dioptrie, 45, 386 instelling, 45 D-Lighting, 354 Doorloop scherpstelpunt, 288 DPOF, 243, 249, 253, 435 Draadloos, 242, 385 netwerk, 242, 385 zender, 242, 385 Draadloze zender, 242 Draai portret, 265 DX-formaat (24x16), 59 Dynamisch AF-veld, 285 51 punten (3D-tracking), 286 Dynamisch veld-AF, 74, 75, 285
E
Eenv. belichtingscorrectie, 293 Elektronische analoge belichtingsaanduiding, 123 Enkelpunts AF, 74, 75 Enkelvoudige AF, 72, 78, 284 Ethernet, 242, 385 Exif versie 2.21, 182, 435
F
f/-waarde, 119, 120, 371 Fijnafst. voor opt. belichting, 294 Fijnafstelling AF, 347 Filmvlakmarkering, 82 Filtereffecten, 358
Skylight, 358 Warm, 358 Firmware-versie, 348 Flexibel programma, 117 Flitser, 185, 188, 190, 192, 377 bereik, 307, 427 bracketing, 130, 315, 316 correctie, 190 flitsaansluiting, 384 flitsgereedaanduiding, 103, 185, 193 instellicht, 115, 315
439
Menuopties en opties in de cameramonitor zijn vet gedrukt.
monitor-voorflits, 184, 193 stand, 188 sturing, 184, 377
i-TTL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's, 184, 377 standaard i-TTL-flits voor digitale reflexcamera's, 184 synchronisatiesnelheid, 118, 305, 306 Flitssturing ingeb. flitser, 309 Commanderstand, 311 Handmatig, 310 Stroboscopisch flitsen, 310 Flitssynchronisatiesnelheid, 305 Fn-knop, 62, 131, 135, 193, 212, 320 Focus Tracking met Lock-On, 287 Formaat, 43 Formatteer geheugenkaart, 332 Formatteren, 332 Foto's beveiligen, 235 Fotograferen, 100 Foto-info, 220, 264 FUNC.-knop toewijzen, 320 Functie AF-ON-knop MB-D10, 291 Functie instelschijven inst., 326 Functie van multi-selector, 320 FV-vergrendeling, 192 FX-formaat (36x24), 59
G
Geen geheugenkaart?, 329 Geheugenbank opnamemenu, 269 Geheugenbank pers. inst., 282 Geheugenkaart, 41, 332, 390
capaciteit, 423 formatteren, 43, 332 Gevoeligheid, 105, 106, 108 GPS, 213, 229 aansluiten, 213 informatie, 214, 229 GPS, 213 GPS-informatie, 229 Grootte, 69 Grootte meetgebied, 294
H
Haakjes AF-veld, 45, 94 Handmatig, 72, 81, 94, 121 HDMI, 257, 435
440
HDMI, 333 help, 26, 31 Hendel van oculairsluiter, 45, 102 Herstel pers. instellingen, 282 HI, 107 High-definition, 257, 333, 435 Histogram, 223, 224 Hoge ISO ruisonderdrukking, 278 Hoge lichten, 222, 264
I
Indexprint, 252 Informatie, 220, 264 Inst. voor auto bracketing, 315
AE & flits, 315 Alleen AE, 315 Alleen flits, 315 Witbalans bracketing, 315 Instellicht, 315 Instellingen opslaan/laden, 344 Intervalopnamen, 203 Intervalopnamen, 203 ISO-gevoeligheid, 105, 106, 108 ISO-gevoeligheid instellen, 107 Instelling automatische ISOgevoeligheid, 108
Langste sluitertijd, 108 Maximale gevoeligheid, 108 ISO-gevoeligheid, 107 ISO-stapgrootte, 292 i-TTL, 184, 185, 311, 377
J
JPEG, 64, 67 JPEG Basis, 64 JPEG Fijn, 64 JPEG Normaal, 64 JPEG-compressie, 67
Optimale kwaliteit, 67 Vaste grootte, 67
K
Kleurbalans, 358 Kleurruimte, 181
Adobe RGB, 181 sRGB, 181 Kleurtemperatuur, 141, 142, 147 Klok, 39, 334 batterij, 40
Knop loslaten voor instelsch., 328
L
L (Groot), 69 LAN, 385 Lange sluitertijd, 188 Langste sluitertijd bij flits, 308 LCD, 48, 302, 332 LCD-helderheid, 332 Lcd-venster, 8 LCD-verlichting, 302 Lichtmeter automatisch uit, 296 Lichtmeting, 112
centrumgericht, 112, 294, 295 matrixmeting, 112, 113, 295 selectieknop, 51 selector, 113 spotmeting, 112, 295 Lichtnetadapter, 385 Livebeeld, 89101 Livebeeld, 89 Ontspanstand, 91 Stand voor livebeeld, 90
Statief, 90 Uit de hand, 90 Lo, 107 Lokaal netwerk (LAN), 385
M
M, 72, 81, 94, 121 M (medium), 69 Magenta, 144, 358 Matglas, 429 Matrixmeting, 112, 113, 295 Max. aant. continuopnamen, 299 MB-D10, 291, 302, 304, 341, 385 MB-D10 batterijen, 302 Meervoudige belichting, 198 Meervoudige belichting, 198 Meter uit, 48, 296 Mijn menu, 364
Items sorteren, 367 Items toevoegen, 364 Items verwijderen, 366 Miniaturen, 232 Mired, 145 Monitor, 12, 55, 89, 218, 332 beschermkap, 21 Monitor uit, 297 Monochroom, 357 Koel blauw, 357
Sepia, 357 Zwart-wit, 357 Multi-selector, 319
N
Na verwijderen, 265 Naamgeving bestanden, 274 NEF, 64, 67 NEF (RAW), 64, 68 NEF (RAW)-opname, 67
NEF (RAW)-bitdiepte, 68 12-bits, 68 14-bits, 68
Type, 67 Compressie zonder verlies, 67 Gecomprimeerd, 67 Ongecomprimeerd, 67
Niet-CPU-objectief, 210 Nikon Transfer, 238
O
Objectief, 36, 210, 346, 370 achterste dop, 36, 37 afstandsinformatie, 184 bevestigen, 36 bevestigingsmarkering, 37 compatibel, 370 CPU, 37, 373 dop, 37 niet-CPU, 210 informatie, 211 schakelaar scherpstelstand, 36, 37 scherpstelring, 37, 81 verwijderen, 37
Objectiefvatting, 5, 82 Ontspanknop, 53, 54, 78, 126, 296
half indrukken, 53, 54, 78, 126 Ontspanstand, 83, 91
continu, 84, 86, 91 hoge snelheid, 84, 86 lage snelheid, 84, 86, 91, 299
enkel beeld, 84 keuzeknop, 85
ontgrendeling, 85 livebeeld, 89 spiegel omhoog, 104 zelfontspanner, 102 Opeenvolgende nummering, 300 Opnamegegevens, 225, 226, 227, 228 Opnamemenu, 268 Opnamemenu terugzetten, 271
441
Menuopties en opties in de cameramonitor zijn vet gedrukt.
Opnamesnelheid in CL-stand, 299 Optionele flitser, 309, 320 Oranje, 144, 358 Overzichtsgegevens, 230
P
Persoonlijke instellingen, 280 PictBridge, 244, 435 Print (DPOF), 249
Pagina-grootte, 251 Rand, 251 Starten met afdrukken, 251 Tijdstempel, 251 Print selectie, 249 Pagina-grootte, 251 Rand, 251 Starten met afdrukken, 251 Tijdstempel, 251 Printopdracht (DPOF), 243 Programma-automatiek, 116
R Rasterweergave in zoeker, 298 Recente instellingen, 368 Reset met twee knoppen, 196 Resetten, 196, 271, 282, 418 RGB, 64, 181, 222, 223 RGB-histogram, 223, 264 RGB-sensor met 1005 segmenten, 140 Rode-ogencorrectie, 355 Rode-ogenreductie, 188 Ruisonderdr. lange sluitertijd, 277
S
S (Klein), 69 Schaal brandpuntsafstand, 37 Scherpstelaanduiding, 53, 72 Scherpstellen, 71, 72, 74, 76, 78, 81
aanduiding, 53, 82 autofocus, 72, 74, 76, 80
contrastdetectie, 90, 98 fasedetectie, 90 elektronische afstandsmeter, 82, 370, 372 scherpstelpunt, 74, 76, 97, 264, 285, 289 contrastdetectie, 97 stand, 72 continu-AF, 72, 79, 283, 285 enkelvoudige AF, 72, 78, 284
442
handmatig, 72, 81, 94 tracking, 73, 286, 287
3D, 74, 286 anticiperend, 72, 73 vergrendeling, 78 Scherptediepte, 115 Scherptedieptevoorbeeldknop, 115, 315, 324 Selectie AF-C-prioriteit, 283 Selectie AF-S-prioriteit, 284 Selectie scherpstelpunt, 289 Serie, 200, 299, 321 Setup-menu, 331 Signaal, 298 Sluitertijd en diafragma vergrendelen, 326 Sluitertijdvoorkeuze, 118 Spiegel, 89, 104, 395 opklappen voor reiniging, 395 Spiegel omhoog (CCD reinigen), 395 Spiegelvoorontspanning, 302 Spotmeting, 112, 295 Standaardinstellingen, 196, 271, 282, 418 herstellen, 196, 271, 282 Stapgrootte belichtingscorr., 292 Stapgrootte inst. belichting, 292 Stof referentiefoto, 337 Stofverwijdering, 337 Synchronisatie op het eerste gordijn, 188 Synchronisatie op het tweede gordijn, 189
T
Taal, 334 Taal (Language), 38 Televisie, 255, 333 TIFF (RGB), 64 Tijd, 39, 334 Tijdopname, 124
U
Uitsnijden, 356 USB, 238, 245
kabel, 240, 245 UTC, 39, 215, 229
V
Vergelijken, 362 Verlichting, 48, 302 Verlichting scherpstelpunt, 288
Vertraging zelfontspanner, 297 Video, 101, 255, 333
kabel, 255 stand, 333 Videostand, 333 ViewNX, 64, 161, 182, 243 Vignetteringscorrectie, 276 Virtuele horizon, 99, 322, 346 Virtuele horizon, 346 Voorbeeldknop toewijzen, 324
W
WB, 135, 140 Weergave, 55, 217
diashow, 266 informatie, 220, 264 map, 263 menu, 260 miniaturen, 232 schermvullend, 218 zoom, 234 Weergave opname-info, 12, 301 Weergave opname-info, 301 Weergavemap, 263 Weergavestand, 264 Wereldtijd, 39, 334 Datum en tijd, 39, 334 Datumnotatie, 40, 334 Tijdzone, 39, 334 Zomertijd, 39, 334 Wissen, 56, 236, 262 alle foto's, 262 geselecteerde foto's, 262 huidig beeld, 56, 236 Wissen, 262 Alle, 262 Selectie, 262 Witbalans, 135, 140 bracketing, 135 handmatige preset, 141, 148 Witbalans, 140 Automatisch, 140 Bewolkt, 141 Direct zonlicht, 140 Flitser, 141 Gloeilamplicht, 140 Handmatige preset, 141, 148 Kies kleurtemperatuur, 141, 147 Schaduw, 141 TL-licht, 140
WT-4, 242, 385
Z
Zelfontspanner, 102, 203 Zoeker, 10, 45, 429
oculair, 45, 102, 205 scherpstellen, 45, 81 Zomertijd, 39, 334
443
444
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION.
Gedrukt in Europa SB8F01(1F)
6MB0241F-01
Acrobat Distiller 7.0.5 (Windows)