Nikon Corporation

Gebruikshandleiding

PDF preview unavailable. Download the PDF instead.

Nikon-D600-DSLR
DIGITALE CAMERA
Gebruikshandleiding
Nl

Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale spiegelreflexcamera (SLR). Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt deze kan lezen.
Symbolen en conventies
Om u te helpen de gewenste informatie gemakkelijker te vinden, worden de volgende symbolen en conventies gebruikt:
D Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór gebruik om beschadiging van de camera te voorkomen.
A Dit pictogram staat bij opmerkingen. Lees deze informatie voordat u de camera gebruikt.
0 Dit pictogram staat bij verwijzingen naar andere pagina's in deze handleiding.
In de cameramonitor weergegeven menu-items, opties en berichten worden vetgedrukt getoond.
Camera-instellingen Deze handleiding gaat er steeds van uit dat de standaardinstellingen worden gebruikt.
Help Gebruik de ingebouwde hulpfunctie van de camera voor hulp over menu-items en andere onderwerpen. Zie pagina 18 voor meer informatie. A Voor uw veiligheid Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de veiligheidsinstructies in "Voor uw veiligheid" (0 xviii­xix).

Waar kunt u het vinden

Vind wat u zoekt in:
i Inhoudsopgave.......................... 0 x i Vraag- en antwoordindex ......... 0 ii i Menuopties ................................ 0 iv

i De index..................................... 0 338 i Foutmeldingen ......................... 0 322 i Problemen oplossen................. 0 316

X Inleiding s Basisstappen voor het maken en weergeven van foto's x Livebeeldfotografie y Filmlivebeeld # Standen P, S, A en M $ Gebruikersinstellingen: standen U1 en U2 k Ontspanstand d Opties voor beeldopname N Scherpstelling S ISO-gevoeligheid Z Belichting r Witbalans J Beeldverbetering l Fotograferen met de flitser t Andere opnameopties I Meer over weergave Q Verbindingen U Menugids n Technische opmerkingen

01 0 35 0 49 0 57 0 73 0 81 0 83 0 89 0 97 0 105 0 109 0 115 0 129 0 143 0 151 0 177 0 193 0 207 0 285

i

Vraag- en antwoordindex

Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.

Foto's maken

0

i Opnamestanden en kadreeropties

Is er een snelle en eenvoudige manier om snapshotfoto's te maken (stand i)?
Hoe pas ik snel de instellingen voor verschillende scènes aan?
Kan ik de sluitertijd aanpassen om bewegingen te bevriezen of onscherp te maken (stand S)?
Kan ik het diafragma aanpassen om achtergronden onscherp te maken of in beeld te brengen (stand A)?
Hoe maak ik lange ("tijd") opnamen (stand M)?
Kan ik foto's in de monitor kadreren (C livebeeldfotografie)? Kan ik films opnemen (1 filmlivebeeld)?
Kan ik met regelmatige tussenpozen gemaakte foto's samenvoegen om een time-lapse-film te creëren?

35­39 40­45
76
77 79 49 57 168

i Ontspanstanden

Kan ik één foto tegelijk of snelopeenvolgend foto's maken?

6, 83

Hoe maak ik foto's met de zelfontspanner of een afstandsbediening?

85

Kan ik ruis van de sluiter verminderen in stille omgevingen (stil ontspannen)? 6, 83

i Scherpstelling

Kan ik kiezen hoe de camera scherpstelt? Kan ik het scherpstelpunt kiezen?

97­100 101

i Belichting

Kan ik foto's lichter of donkerder maken?

112

Hoe behoud ik details in schaduwen en hoge lichten?

137

i Gebruik van de flitser

Kan ik de flitser zodanig instellen dat deze automatisch flitst wanneer nodig?

Hoe zorg ik ervoor dat de flitser niet flitst?

35, 143­147

Hoe voorkom ik "rode ogen"?

i Beeldkwaliteit en -formaat

Hoe neem ik foto's om af te drukken op groot formaat? Hoe krijg ik meer foto's op de geheugenkaart?

93­95

Foto's bekijken i Weergave
Hoe kan ik foto's op de camera bekijken? Hoe bekijk ik meer informatie over een foto? Kan ik foto's in een automatische diashow afspelen? Kan ik foto's op een televisie bekijken? Kan ik foto's beveiligen tegen onopzettelijk wissen?
i Verwijderen
Hoe wis ik ongewenste foto's?

0
46, 177 179­184
213 204­205
188
47, 189­191

ii

Foto's retoucheren
Hoe maak ik geretoucheerde kopieën van foto's? Hoe verwijder ik "rode ogen"? Hoe maak ik JPEG-kopieën van RAW (NEF)-foto's? Kan ik twee NEF (RAW)-foto's over elkaar plaatsen om één afbeelding te maken? Kan ik een kopie van een foto maken dat lijkt op een schilderij? Kan ik filmbeelden op de camera bijsnijden of filmbeelden opslaan?

0 261­279
264 271
269­270
275 69

Menu's en instellingen
Hoe gebruik ik de menu's? Hoe geef ik menu's weer in een andere taal? Hoe gebruik ik de instelschijven? Hoe zorg ik ervoor dat de weergaven niet worden uitgeschakeld? Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp? Kan ik een rasterweergave in de zoeker of de monitor weergeven? Hoe kan ik zien of de camera waterpas staat? Hoe stel ik de klok van de camera in? Hoe formatteer ik geheugenkaarten? Hoe herstel ik alle standaardinstellingen? Hoe krijg ik hulp bij een menu of melding?

0 18­20 27, 253 12­16 228
33 55, 62, 229
258 27, 253 31, 250 151, 214, 221 18, 322

Verbindingen
Hoe kopieer ik foto's naar een computer? Hoe druk ik foto's af? Kan ik de opnamedatum op mijn foto's afdrukken?

0 193­195 196­203 198, 203

Onderhoud en optionele accessoires
Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken? Welke objectieven kan ik gebruiken? Welke optionele flitsers (Speedlights) kan ik gebruiken? Welke andere accessoires zijn beschikbaar voor mijn camera? Welke software is beschikbaar voor mijn camera? Wat doe ik met het meegeleverde oculairkapje? Hoe reinig ik de camera? Waar kan ik terecht voor onderhoud en reparaties aan mijn camera?

0 334 285 292
297­298
86
300

iii

Menuopties

D WEERGAVEMENU (0 207)

Wissen Weergavemap Beeld verbergen Weergaveopties
Beeld(en) kopiëren Controlebeeld Na wissen Draai portret Diashow DPOFafdrukopdracht

Selectie

Datum selecteren

Alle

ND600

(standaard)

Alle

Huidige

Selecteren/instellen

Datum selecteren

Alles deselecteren?

Gereed

Basisfoto-informatie

Scherpstelpunt

Aanvullende foto-informatie

Geen (alleen beeld)

Hoge lichten

RGB-histogram

Opnamegegevens

Overzicht

Bron selecteren

Beeld(en) selecteren

Doelmap selecteren

Beeld(en) kopiëren?

Aan

Uit

(standaard)

Toon volgende (standaard)

Toon vorige

Doorgaan als tevoren

Aan

(standaard)

Uit

Start

Beeldtype

Beeldinterval

Selecteren/instellen

Alles deselecteren?

C OPNAMEMENU (0 214)

Opnamemenu terugzetten Opslagmap Naamgeving bestanden Functie van kaart in sleuf 2
Beeldkwaliteit
(0 93)
Beeldformaat

Ja Nee Map selecteren op nummer Map selecteren in lijst Naamgeving bestanden

Overloop

(standaard)

Back-up

RAW sleuf 1 - JPEG sleuf 2

NEF (RAW) + JPEG Fijn

NEF (RAW) + JPEG Normaal

NEF (RAW) + JPEG Basis

NEF (RAW)

JPEG Fijn

JPEG Normaal

(standaard)

JPEG Basis

Groot

(standaard)

Middel

(0 95) Beeldveld
JPEG-compressie
NEF (RAW)opname Witbalans
(0 115)

Klein

Automatische DX-uitsnede

Kies beeldveld

Vaste grootte

(standaard)

Optimale kwaliteit

Type

NEF (RAW)-bitdiepte

Automatisch

(standaard)

Gloeilamplicht

Tl-licht

Direct zonlicht

Flitslicht

Bewolkt

Schaduw

Kies kleurtemperatuur

Handmatige voorinstelling

Items gemarkeerd met een -pictogram kunnen worden opgeslagen op een geheugenkaart met behulp van de optie Instellingen opslaan/laden > Instellingen opslaan in het setup-menu van de camera (0 249). Door de geheugenkaart in de camera te plaatsen en Instellingen opslaan/laden > Instellingen laden te selecteren, kunnen opgeslagen instellingen naar andere D600 camera's worden gekopieerd.
iv

Picture Control instellen

Standaard Neutraal

(standaard)

Levendig

Monochroom

Portret

Landschap

Picture Control beheren

Opslaan/bewerken Hernoemen 1

Wissen 1

Laden/opslaan

Autom. verteke- Aan ningscorrectie Uit

(standaard)

Kleurruimte

sRGB

(standaard)

Adobe RGB

Actieve D-Lighting 2

Automatisch Extra hoog

Hoog

Normaal

Laag

Uit

HDR (hoog

HDR-stand

dynamisch bereik) Belichtingsverschil

Verzachting

Vignetteringscorrectie Hoog

Normaal

(standaard)

Laag

Uit

Ruisonderdr.

Aan

lange tijdopname Uit

(standaard)

Hoge ISO-

Hoog

ruisonderdrukking Normaal

Laag

Uit

ISO-gevoeligheid ISO-gevoeligheid instellen

(standaard)

Autom inst ISO-gevoeligheid

(0 105)

Afstandsbedieningsstand Vertraagd op afstand (standaard)

Direct op afstand

Spiegel omhoog op afstand

Meervoudige belichting

Stand voor meerv. belichting Aantal opnamen

Automatische versterking

Intervalopname
Time-lapsefotografie Filminstellingen

Starttijd kiezen Nu Starttijd
Interval Kies aant. keren x aant. opn. Start Start Interval Opnameduur Beeldformaat/beeldsnelheid Filmkwaliteit Microfoon Bestemming

1 Niet beschikbaar als er geen persoonlijke Picture Controls aanwezig zijn.
2 Standaardinstellingen op Uit (standen P, S, A, M, 1, 2 en 3) of Automatisch (overige standen).

A MENU PERSOONLIJKE INST. (0 219)

Herstel pers.

Ja

instellingen

Nee

a Autofocus

a1 Selectie AF-C- Ontspannen

prioriteit

Scherpstelling

a2 Selectie AF-S- Ontspannen

prioriteit

Scherpstelling

a3 Focus-tracking 5 (Lang) met Lock-On 4

3 (Normaal)

2

1 (Kort)

Uit

a4 Verlichting Automatisch scherpstelpunt Aan

Uit

a5 Doorloop

Doorloop

scherpstelpunt Geen doorloop

a6 Aantal

39 punten

scherpstelpunten 11 punten

a7 Ingeb. AF-

Aan

hulpverlichting Uit

(standaard) (standaard) (standaard)
(standaard)
(standaard) (standaard) (standaard)

v

Lichtmeting/belichting

b1 Stapgrootte 1/3 stap ISO-gevoeligh. 1/2 stap

(standaard)

b2 Stapgrootte 1/3 stap inst. belichting 1/2 stap

(standaard)

b3 Eenv. belich- Aan (automatisch herstellen) tingscorrectie Aan

Uit

(standaard)

b4 Centrumgericht  8 mm

meetveld

12 mm

(standaard)

15 mm

20 mm

Gemiddeld

b5 Fijnafst. voor Ja opt. belichting Nee

(standaard)

c Timers/AE-vergrendeling

c1 AE-vergrend. Aan ontspanknop Uit

(standaard)

c2 Stand-bytimer

4 sec. 6 sec.

(standaard)

10 sec.

30 sec.

1 min.

5 min.

10 min.

30 min.

Geen limiet

c3 Zelfontspanner Vertraging zelfontspanner

Aantal opnamen

Interval tussen opnamen

c4 Monitor uit Weergave

Menu's

Informatieweergave

Controlebeeld

Livebeeld

c5 Afstandsbediening 1 min.

(standaard)

5 min.

10 min.

15 min.

d Opnemen/weergeven

d1 Signaal

Volume

Toonhoogte

d2 Rasterweergave Aan

in zoeker

Uit

(standaard)

d3 ISO tonen en ISO-gevoeligheid aanpassen ISO/eenvoudige ISO

Beeldteller

(standaard)

d4 Schermtips Aan

(standaard)

Uit

d5 Opnamesnelheid 5 bps

CL-stand

4 bps

3 bps

(standaard)

2 bps

1 bps

d6 Max. aant. continuopnamen

1­100

d7 Opeenvolgende Aan nummering Uit

(standaard)

Terugzetten

d8 Informatieweergave Automatisch

(standaard)

Handmatig

d9 Lcd-

Aan

verlichting Uit

(standaard)

d10 Belichtingsver- 3 sec. tragingsstand 2 sec.

1 sec.

Uit

(standaard)

d11 Flitswaarschuwing Aan

(standaard)

Uit

d12 MB-D14 batterijen

LR6 (AA alkaline) (standaard) HR6 (AA Ni-MH)

FR6 (AA lithium)

d13 Batterijvolgorde MB-D14 batterijen eerst (standaard)

Camerabatterij eerst

vi

e Bracketing/flits

e1 Flitssynchronisa- 1/250 sec. (autom. FP) tiesnelheid 1/200 sec. (autom. FP)

1/200 sec.

(standaard)

1/160 sec.

1/125 sec.

1/100 sec.

1/80 sec.

1/60 sec.

e2 Langste sluitertijd bij flits

1/60 sec. 1/30 sec. 1/15 sec.

(standaard)

1/8 sec.

1/4 sec.

1/2 sec.

1 sec.

2 sec.

4 sec.

8 sec.

15 sec.

30 sec.

e3 Flitserregeling DDL ingeb. flitser Handmatig

(standaard)

Stroboscopisch flitsen

Commanderstand

e3 Optionele flitser *

DDL Handmatig

(standaard)

e4 Belichtingscorr. Heel beeld

(standaard)

voor flitser

Alleen achtergrond

e5 Testflits

Aan

(standaard)

Uit

e6 Inst. voor autom. bracketing

AE & flits Alleen AE Alleen flits

(standaard)

Witbalansbracketing

ADL-bracketing

e7 Bracketingvolgorde MTR > onder > over (standaard)

Onder > MTR > over

* Wordt alleen weergegeven wanneer een optionele SB-400 flitser is bevestigd.

f Bediening

f1 OK-knop

Middelste scherpstelp. select.

(opnamestand)

(standaard)

Actieve scherpstelpunt mark.

Geen functie

f Bediening

f2 Fn-knop toewijzen

Voorbeeld Flitswaardevergrendeling

AE/AF-vergrendeling

AE-vergrendeling

AE-vergrendeling (vast)

AF-vergrendeling

AF-ON

Flitser uit

Bracketingserie

Actieve D-Lighting

+ NEF (RAW)

Matrixmeting

Centrumgerichte meting

Spotmeting

Rasterweergave

Kies beeldveld

(standaard)

Virtuele horizon in zoeker

MIJN MENU

Bovenste optie in MIJN MENU

1 stap sluitertijd/diafragma

Nr. object. zonder CPU kiezen

Weergave

Geen

f3 Voorbeeldknop Voorbeeld

(standaard)

toewijzen

Flitswaardevergrendeling

AE/AF-vergrendeling

AE-vergrendeling

AE-vergrendeling (vast)

AF-vergrendeling

AF-ON

Flitser uit

Bracketingserie

Actieve D-Lighting

+ NEF (RAW)

Matrixmeting

Centrumgerichte meting

Spotmeting

Rasterweergave

Kies beeldveld

Virtuele horizon in zoeker

MIJN MENU

Bovenste optie in MIJN MENU

1 stap sluitertijd/diafragma

Nr. object. zonder CPU kiezen

Weergave

Geen

vii

f Bediening

f4 AE-L/AF-Lknop toewijzen

AE/AF-vergrendeling (standaard)
AE-vergrendeling

AE-vergrendeling (vast)

AF-vergrendeling

AF-ON

Flitswaardevergrendeling

Geen

f5 Functie

Rotatie omkeren

instelschijven Verwissel hoofd/secundair

inst.

Instellen diafragma

Menu's en weergave

f6 Knop loslaten Ja voor instelsch. Nee

(standaard)

f7 Ontspannen Vergrendel ontspanknop bij geen kaart Ontgrendel ontspanknop (standaard)

f8 Aanduidingen omkeren

(standaard)

f9 Knop 4 MB-D14 toewijzen

AE/AF-vergrendeling (standaard)
AE-vergrendeling

AE-vergrendeling (vast)

AF-vergrendeling

AF-ON

Flitswaardevergrendeling

Zelfde als Fn-knop

g Film

g1 Fn-knop toewijzen

Indexmarkering Foto-opname-info weergeven

AE/AF-vergrendeling

AE-vergrendeling

AE-vergrendeling (vast)

AF-vergrendeling

AF-ON

Geen

(standaard)

g2 Voorbeeldknop Indexmarkering (standaard)

toewijzen

Foto-opname-info weergeven

AE/AF-vergrendeling

AE-vergrendeling

AE-vergrendeling (vast)

AF-vergrendeling

AF-ON

Geen

g Film g3 AE-L/AF-L-
knop toewijzen
g4 Ontspanknop toewijzen

Indexmarkering

Foto-opname-info weergeven

AE/AF-vergrendeling (standaard)

AE-vergrendeling

AE-vergrendeling (vast)

AF-vergrendeling

AF-ON

Geen

Foto's maken

(standaard)

Films opnemen

B SETUP-MENU (0 249)

Geheugenkaart Sleuf 1

formatteren

Sleuf 2

Gebruikersinstellingen Opslaan in U1

opslaan

Opslaan in U2

Gebruikersinstell. U1 terugzetten

terugzetten

U2 terugzetten

Monitorhelderheid Automatisch

Handmatig

(standaard)

Beeldsensor reinigen

Nu reinigen Reinigen bij aan-/uitzetten

Spiegel omhoog Start (CCD reinigen)1

Stofreferentiefoto

Start Sensor reinigen en dan starten

HDMI

Uitvoerresolutie

Apparaatbesturing

Flikkerreductie Automatisch

(standaard)

50 Hz

60 Hz

Tijdzone en datum

Tijdzone Datum en tijd

Datumnotatie

Zomertijd

Taal (Language)

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

,

, ,

,

,

, ,

,

viii

Beeldcommentaar Gereed Commentaar invoeren Commentaar toevoegen

Automatische Aan

beeldrotatie

Uit

(standaard)

Batterij-

­

informatie

Copyrightinformatie Gereed Fotograaf Copyright

Copyrightinformatie toevoegen

Instellingen opslaan/laden
GPS

Instellingen opslaan Instellingen laden Stand-by-timer

Positie

Cameraklok instellen via GPS

Virtuele horizon
Objectief zonder CPU

­ Gereed Objectiefnummer

Brandpuntsafstand (mm)

AF-fijnafstelling

Maximaal diafragma AF-fijnafstelling (Aan/Uit) Opgeslagen waarde

Standaard

Opgeslagen waarden tonen

Uploaden via Eye- Sleuf 1

Fi 2

Sleuf 2

Firmwareversie ­

1 Niet beschikbaar bij batterijniveaus van J of lager. 2 Alleen beschikbaar voor compatibele Eye-Fi-
geheugenkaarten.

N RETOUCHEERMENU (0 261)

D-Lighting Rodeogencorrectie Bijsnijden Monochroom
Filtereffecten

­ ­
­ Zwart-wit Sepia Koelblauw Skylight Warm filter Rood versterken Groen versterken Blauw versterken Ster Zacht

Kleurbalans

­

Beeld-op-beeld 1 ­

NEF (RAW)-

­

verwerking

Formaat wijzigen Selecteer foto

Kies bestemming

Kies formaat

Snel retoucheren ­

Rechtzetten

­

Vertekeningscorrectie Automatisch

Handmatig

Fisheye

­

Lijntekening

­

Kleurenschets ­

Perspectiefcorrectie ­

Miniatuureffect ­

Selectieve kleur ­

Film bewerken Kies begin-/eindpunt

Bewaar geselecteerd beeld

Vergelijken 2

­

1 Alleen beschikbaar wanneer de G-knop wordt ingedrukt en de tab N in de menu's is geselecteerd.
2 Alleen beschikbaar wanneer de knop J of c (b) wordt ingedrukt om het retoucheermenu weer te geven tijdens schermvullende weergave.

O MIJN MENU (0 280)

Opties toevoegen Weergavemenu

Opnamemenu

Menu persoonlijke inst.

Setup-menu

Retoucheermenu

Opties

­

verwijderen *

Opties sorteren ­

Tab kiezen

Mijn menu

Recente instellingen

* Opties kunnen tevens worden gewist door ze in MIJN MENU te markeren en twee keer op de O (Q)knop te drukken.

ix

Inhoudsopgave

Vraag- en antwoordindex ............................................................................................................... ii Menuopties .........................................................................................................................................iv Voor uw veiligheid....................................................................................................................... xviii Kennisgevingen ................................................................................................................................xx Pakketinhoud................................................................................................................................. xxiv

Inleiding

1

Kennismaking met de camera.......................................................................................................1
De camerabody .................................................................................................................................. 1 De standknop...................................................................................................................................... 5 De keuzeknop ontspanstand ........................................................................................................ 6 Het bedieningspaneel...................................................................................................................... 7 De zoeker .............................................................................................................................................. 8 Het informatiescherm ...................................................................................................................... 9 De instelschijven ..............................................................................................................................12 De BM-14 beschermkap voor de monitor ..............................................................................17
Cameramenu's ................................................................................................................................. 18
Cameramenu's gebruiken ............................................................................................................19
Eerste stappen.................................................................................................................................. 21
De batterij opladen .........................................................................................................................21 De batterij plaatsen.........................................................................................................................23 Een objectief bevestigen...............................................................................................................25 Basisinstellingen...............................................................................................................................27 Een geheugenkaart plaatsen.......................................................................................................29 De geheugenkaart formatteren .................................................................................................31 Zoekerbeeldscherpte aanpassen...............................................................................................33

Basisstappen voor het maken en weergeven van foto's

35

"Richten-en-maken" fotografie (standen i en j) ............................................................. 35
Stap 1: De camera aanzetten.......................................................................................................35 Stap 2: Stand i of j selecteren ................................................................................................36 Stap 3: De foto kadreren................................................................................................................37 Stap 4: Scherpstelling.....................................................................................................................38 Stap 5: Fotograferen .......................................................................................................................38

x

Creatieve fotografie (Onderwerpstanden) .............................................................................40
k Portret ........................................................................................................................................41 l Landschap ................................................................................................................................41 p Kinderen....................................................................................................................................41 m Sport ...........................................................................................................................................41 n Close-up ....................................................................................................................................42 o Nachtportret ............................................................................................................................42 r Nachtlandschap......................................................................................................................42 s Party/binnen............................................................................................................................42 t Strand/sneeuw........................................................................................................................43 u Zonsondergang......................................................................................................................43 v Schemering ..............................................................................................................................43 w Dierenportret ..........................................................................................................................43 x Kaarslicht ....................................................................................................................................44 y Bloesem .....................................................................................................................................44 z Herfstkleuren ...........................................................................................................................44 0 Voedsel .......................................................................................................................................44 1 Silhouet......................................................................................................................................45 2 High-key ....................................................................................................................................45 3 Low-key .....................................................................................................................................45
Basisweergave...................................................................................................................................46
Ongewenste foto's wissen ...........................................................................................................47

Livebeeldfotografie

49

In livebeeld scherpstellen.............................................................................................................51 Het livebeeldscherm: livebeeldfotografie ..............................................................................53 Het informatiescherm: livebeeldfotografie............................................................................55 Handmatige scherpstelling..........................................................................................................55

Filmlivebeeld

57

Indices .................................................................................................................................................. 60 Het livebeeldscherm: filmlivebeeld ..........................................................................................61 Het informatiescherm: filmlivebeeld........................................................................................62 Beeldveld ............................................................................................................................................63 Filminstellingen ................................................................................................................................ 65
Films bekijken....................................................................................................................................67 Films bewerken.................................................................................................................................69
Films bijsnijden.................................................................................................................................69 Geselecteerde beelden opslaan.................................................................................................72

xi

Standen P, S, A en M

73

P: Automatisch programma .........................................................................................................75 S: Sluitertijdvoorkeuze....................................................................................................................76 A: Diafragmavoorkeuze..................................................................................................................77 M: Handmatig ....................................................................................................................................78
Lange tijdopnamen (alleen M-stand) ..................................................................................79

Gebruikersinstellingen: standen U1 en U2

81

Gebruikersinstellingen opslaan..................................................................................................81 Gebruikersinstellingen herroepen ............................................................................................82 Gebruikersinstellingen terugzetten..........................................................................................82

Ontspanstand

83

Een ontspanstand kiezen ............................................................................................................. 83 De zelfontspanner- en afstandsbedieningsstanden .......................................................... 85 Stand spiegel omhoog.................................................................................................................. 88

Opties voor beeldopname

89

Beeldveld............................................................................................................................................ 89 Beeldkwaliteit en -formaat .......................................................................................................... 93
Beeldkwaliteit....................................................................................................................................93 Beeldformaat ..................................................................................................................................... 95
Twee geheugenkaarten gebruiken .......................................................................................... 96

Scherpstelling

97

Autofocus........................................................................................................................................... 97
Autofocusstand ................................................................................................................................97 AF-veldstand......................................................................................................................................99 Selectie van scherpstelpunt...................................................................................................... 101 Scherpstelvergrendeling............................................................................................................ 102
Handmatige scherpstelling .......................................................................................................103

ISO-gevoeligheid

105

Automatische instelling ISO-gevoeligheid ..........................................................................107

xii

Belichting

109

Lichtmeting..................................................................................................................................... 109 Vergrendeling automatische belichting .............................................................................. 110 Belichtingscorrectie ..................................................................................................................... 112

Witbalans

115

Fijnafstelling witbalans ............................................................................................................... 117 Een kleurtemperatuur kiezen ................................................................................................... 120 Handmatige voorinstelling ....................................................................................................... 121

Beeldverbetering

129

Picture Controls ............................................................................................................................. 129
Een Picture Control selecteren................................................................................................. 129 Picture Controls aanpassen....................................................................................................... 131 Eigen Picture Controls creëren ................................................................................................ 134 Eigen Picture Controls delen .................................................................................................... 136
Detail in hoge lichten en schaduwen behouden .............................................................. 137
Actieve D-Lighting ....................................................................................................................... 137 Hoog Dynamisch Bereik (HDR) ................................................................................................ 139

Fotograferen met de flitser

143

De ingebouwde flitser gebruiken ........................................................................................... 143
Flitsstand.......................................................................................................................................... 144
Flitscorrectie ................................................................................................................................... 148 Flitswaardevergrendeling.......................................................................................................... 149

Andere opnameopties

151

Reset met twee knoppen: standaardinstellingen herstellen ........................................ 151 Bracketing........................................................................................................................................ 153 Meervoudige belichting............................................................................................................. 160 Intervalfotografie .......................................................................................................................... 164 Time-lapse-fotografie.................................................................................................................. 168 Objectieven zonder CPU ............................................................................................................ 172 Het GP-1 GPS-apparaat............................................................................................................... 175

xiii

Meer over weergave

177

Schermvullende weergave ........................................................................................................177
Foto-informatie ............................................................................................................................. 179
Miniatuurweergave ......................................................................................................................185 Kalenderweergave ........................................................................................................................ 186 Foto's van dichtbij bekijken: Zoomweergave.....................................................................187 Foto's tegen wissen beveiligen................................................................................................188 Foto's wissen...................................................................................................................................189
Schermvullende, miniatuur- en kalenderweergave......................................................... 189 Het weergavemenu ..................................................................................................................... 190

Verbindingen

193

Verbinden met een computer..................................................................................................193
Voordat u de camera aansluit .................................................................................................. 193 De Camera aansuiten .................................................................................................................. 194
Foto's afdrukken ............................................................................................................................196
De printer aansluiten................................................................................................................... 196 Foto's één voor één afdrukken ................................................................................................ 197 Meerdere foto's afdrukken ........................................................................................................ 199 Een DPOF-afdrukopdracht maken: afdrukset..................................................................... 202
Foto's op een televisie bekijken...............................................................................................204

Menugids

207

D Het weergavemenu: foto's beheren.........................................................................................207
Weergavemap........................................................................................................................... 207 Beeld verbergen ....................................................................................................................... 208 Weergaveopties........................................................................................................................ 209 Beeld(en) kopiëren .................................................................................................................. 209 Controlebeeld ........................................................................................................................... 212 Na wissen .................................................................................................................................... 212 Draai portret............................................................................................................................... 212 Diashow....................................................................................................................................... 213
C Het opnamemenu: opnameopties............................................................................................214
Opnamemenu terugzetten .................................................................................................. 214 Opslagmap ................................................................................................................................. 215 Naamgeving bestanden ........................................................................................................ 216 Autom. vertekeningscorrectie............................................................................................. 217 Kleurruimte ................................................................................................................................ 217 Vignetteringscorrectie ........................................................................................................... 218 Ruisonderdr. lange tijdopname (Ruisonderdrukking lange tijdopname)........... 218 Hoge ISO-ruisonderdrukking............................................................................................... 218

xiv

A Aangepaste instellingen: fijnafstelling camera-instellingen ..................................................... 219
Herstel pers. instellingen....................................................................................................... 221 a: Autofocus .................................................................................................................................... 221
a1: Selectie AF-C-prioriteit .................................................................................................... 221 a2: Selectie AF-S-prioriteit..................................................................................................... 221 a3: Focus-tracking met Lock-On......................................................................................... 222 a4: Verlichting scherpstelpunt ............................................................................................ 222 a5: Doorloop scherpstelpunt............................................................................................... 222 a6: Aantal scherpstelpunten ................................................................................................ 223 a7: Ingeb. AF-hulpverlichting .............................................................................................. 223 b: Lichtmeting/belichting.......................................................................................................... 224 b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh. .......................................................................................... 224 b2: Stapgrootte inst. belichting .......................................................................................... 224 b3: Eenv. belichtingscorrectie ............................................................................................. 225 b4: Centrumgericht meetveld............................................................................................. 226 b5: Fijnafst. voor opt. belichting......................................................................................... 226 c: Timers/AE-vergrendeling ...................................................................................................... 226 c1: AE-vergrend. ontspanknop ........................................................................................... 226 c2: Stand-by-timer ................................................................................................................... 227 c3: Zelfontspanner................................................................................................................... 227 c4: Monitor uit ........................................................................................................................... 228 c5: Afstandsbediening ........................................................................................................... 228 d: Opnemen/weergeven............................................................................................................ 228 d1: Signaal .................................................................................................................................. 228 d2: Rasterweergave in zoeker.............................................................................................. 229 d3: ISO tonen en aanpassen................................................................................................. 229 d4: Schermtips .......................................................................................................................... 229 d5: Opnamesnelheid CL-stand............................................................................................ 229 d6: Max. aant. continu-opnamen ....................................................................................... 230 d7: Opeenvolgende nummering ....................................................................................... 230 d8: Informatieweergave ........................................................................................................ 231 d9: Lcd-verlichting................................................................................................................... 231 d10: Belichtingsvertragingsstand ...................................................................................... 231 d11: Flitswaarschuwing ......................................................................................................... 231 d12: MB-D14 batterijen.......................................................................................................... 232 d13: Batterijvolgorde.............................................................................................................. 233 e: Bracketing/flits .......................................................................................................................... 234 e1: Flitssynchronisatiesnelheid ........................................................................................... 234 e2: Langste sluitertijd bij flits ............................................................................................... 235 e3: Flitserregeling ingeb. flitser........................................................................................... 236 e4: Belichtingscorr. voor flitser............................................................................................ 240 e5: Testflits.................................................................................................................................. 241 e6: Inst. voor autom. bracketing......................................................................................... 241 e7: Bracketingvolgorde.......................................................................................................... 241
xv

f: Bediening ..................................................................................................................................... 241 f1: OK-knop (opnamestand)................................................................................................. 241 f2: Fn-knop toewijzen............................................................................................................. 242 f3: Voorbeeldknop toewijzen .............................................................................................. 244 f4: AE-L/AF-L-knop toewijzen .............................................................................................. 244 f5: Functie instelschijven inst............................................................................................... 245 f6: Knop loslaten voor instelsch.......................................................................................... 246 f7: Ontspannen bij geen kaart............................................................................................. 246 f8: Aanduidingen omkeren................................................................................................... 246 f9: Knop 4 MB-D14 toewijzen............................................................................................. 247
g: Film................................................................................................................................................ 247 g1: Fn-knop toewijzen............................................................................................................ 247 g2: Voorbeeldknop toewijzen ............................................................................................. 248 g3: AE-L/AF-L-knop toewijzen............................................................................................. 248 g4: Ontspanknop toewijzen................................................................................................. 248
B Het Setup-menu: camera-setup ..................................................................................................249
Geheugenkaart formatteren................................................................................................ 250 Monitorhelderheid .................................................................................................................. 250 Stof-referentiefoto................................................................................................................... 251 Flikkerreductie .......................................................................................................................... 252 Tijdzone en datum................................................................................................................... 253 Taal (Language) ........................................................................................................................ 253 Beeldcommentaar ................................................................................................................... 253 Automatische beeldrotatie .................................................................................................. 254 Batterij-informatie ................................................................................................................... 255 Copyrightinformatie ............................................................................................................... 256 Instellingen opslaan/laden................................................................................................... 257 Virtuele horizon ........................................................................................................................ 258 AF-fijnafstelling......................................................................................................................... 259 Uploaden via Eye-Fi................................................................................................................. 260 Firmwareversie.......................................................................................................................... 260
N Het Retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken..............................................................261
Geretoucheerde kopieën maken ............................................................................................ 262 D-Lighting................................................................................................................................... 264 Rode-ogencorrectie ................................................................................................................ 264 Bijsnijden..................................................................................................................................... 265 Monochroom............................................................................................................................. 266 Filtereffecten.............................................................................................................................. 267 Kleurbalans................................................................................................................................. 268 Beeld-op-beeld ......................................................................................................................... 269 NEF (RAW)-verwerking........................................................................................................... 271 Formaat wijzigen...................................................................................................................... 272 Snel retoucheren...................................................................................................................... 273 Rechtzetten ................................................................................................................................ 274 Vertekeningscorrectie ............................................................................................................ 274 Fisheye ......................................................................................................................................... 274 Lijntekening ............................................................................................................................... 275
xvi

Kleurenschets ............................................................................................................................ 275 Perspectiefcorrectie ................................................................................................................ 275 Miniatuureffect ......................................................................................................................... 276 Selectieve kleur......................................................................................................................... 277 Vergelijken.................................................................................................................................. 279
O Mijn menu/m Recente instellingen................................................................................... 280
Recente instellingen .................................................................................................................... 283

Technische opmerkingen

285

Compatibele objectieven........................................................................................................... 285 Optionele flitsers (Speedlights) ............................................................................................... 292
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS)................................................................ 293
Overige accessoires...................................................................................................................... 297
Een stroomaansluiting en lichtnetadapter bevestigen .................................................. 299
Behandeling van uw camera .................................................................................................... 300
Opslag ............................................................................................................................................... 300 Reinigen ........................................................................................................................................... 300 Het laagdoorlaatfilter .................................................................................................................. 301
"Nu reinigen" ............................................................................................................................. 301 "Reinigen bij aan-/uitzetten" ............................................................................................... 302 Handmatig reinigen................................................................................................................ 303
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen ................................................... 306 Beschikbare instellingen ............................................................................................................ 309 Standaardinstellingen ................................................................................................................. 312 Belichtingsprogramma (Stand P)............................................................................................ 315 Problemen oplossen.................................................................................................................... 316
Scherm.............................................................................................................................................. 316 Opname (alle standen) ............................................................................................................... 317 Opname (P, S, A, M) .................................................................................................................... 319 Weergave......................................................................................................................................... 320 Diversen ........................................................................................................................................... 321
Foutmeldingen .............................................................................................................................. 322 Specificaties .................................................................................................................................... 326 Goedgekeurde geheugenkaarten .......................................................................................... 334 Capaciteit geheugenkaart ......................................................................................................... 335 Gebruiksduur van de batterij.................................................................................................... 337 Index .................................................................................................................................................. 338

xvii

Voor uw veiligheid

Als u schade aan uw Nikon-product of letsel aan uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven:
A Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel te voorkomen alle waarschuwingen voordat u dit Nikon-product gebruikt.

 WAARSCHUWINGEN A Zorg dat de zon buiten beeld blijft
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor dat de zon ver buiten beeld blijft. Als zonlicht in de camera convergeert doordat de zon zich in of dicht bij het beeld bevindt, kan dit brand veroorzaken.
A Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke lichtbronnen kijken via de zoeker kan tot blijvende vermindering van het gezichtsvermogen leiden.
A De dioptrieregelaar van de zoeker gebruiken
Wanneer u de dioptrieregelaar van de zoeker gebruikt met het oog tegen de zoeker, dient u op te passen dat u niet per ongeluk uw vinger in uw oog steekt.
A Zet het apparaat onmiddellijk uit in geval van storing
Indien er rook of een ongewone geur vrijkomt uit het apparaat of de lichtnetadapter (apart verkrijgbaar), haalt u onmiddellijk de stekker van de lichtnetadapter uit het stopcontact en verwijdert u de accu. Pas daarbij op dat u zich niet verbrandt. Voortgaand gebruik kan leiden tot letsel. Nadat u de accu hebt verwijderd, brengt u het apparaat voor onderzoek naar een door Nikon geautoriseerd servicecenter.
A Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van
ontvlambaar gas Gebruik elektronische apparatuur niet in de nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit kan leiden tot explosie of brand.
A Plaats de polsriem niet om de hals van kinderen
Het dragen van de camerapolsriem om de nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
xviii

A Buiten bereik van kinderen houden
Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan letsel tot gevolg hebben. Houd er bovendien rekening mee dat kleine onderdelen verstikkingsgevaar opleveren. Mocht een kind enig onderdeel van dit apparaat inslikken, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
A Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen kan tot letsel leiden. In geval van een defect mag dit product uitsluitend worden gerepareerd door een gekwalificeerde reparateur. Mocht het product openbreken als gevolg van een val of ander ongeluk, verwijder dan de accu en/of koppel de lichtnetadapter los en breng het product voor onderzoek naar een door Nikon geautoriseerd servicecenter.
A Vermijd langdurig contact met de camera, batterij
of lader zo lang als de apparaten ingeschakeld of in gebruik zijn Delen van het apparaat worden heet. Langdurig direct contact van de huid met het apparaat kan lichte brandwonden tot gevolg hebben.
A Richt een flitser niet op de bestuurder van een
motorvoertuig Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan ongelukken tot gevolg hebben.
A Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor breken, pas dan op dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en dat de vloeibare kristallen uit de monitor niet in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.

A Wees voorzichtig bij het gebruik van de flitser
· Het gebruik van de camera met de flitser terwijl deze zich dicht bij de huid of andere voorwerpen bevindt, kan brandwonden veroorzaken.
· Het gebruik van de flitser dicht bij de ogen van een persoon kan leiden tot tijdelijke vermindering van het gezichtsvermogen. Pas extra goed op als u kleine kinderen fotografeert. De flitser mag zich niet op minder dan één meter van de persoon bevinden.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van batterijen Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van de batterijen bij dit product: · Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat. · U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen. · Zorg ervoor dat het product is uitgeschakeld
voordat u de batterij vervangt. Als u een lichtnetadapter gebruikt, moet u deze eerst loskoppelen. · Plaats batterijen niet ondersteboven of achterstevoren. · Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperaturen. · U mag batterijen niet blootstellen aan of onderdompelen in water. · Plaats het afdekkapje van de batterij terug wanneer u de batterij vervoert. Vervoer of bewaar de batterij niet samen met metalen voorwerpen, zoals halskettingen of haarspelden. · Volledig ontladen batterijen kunnen gaan lekken. Als u schade aan het product wilt voorkomen, dient u een ontladen batterij te verwijderen. · Als de batterij niet in gebruik is, plaatst u het afdekkapje op de contactpunten en bergt u de batterij op een koele, droge plaats op. · Direct na gebruik of als het product gedurende een langere periode op de batterij heeft gewerkt, kan de batterij zeer warm zijn. Zet de camera daarom uit en laat de batterij afkoelen voordat u deze verwijdert. · Stop onmiddellijk met het gebruik van een batterij als u veranderingen opmerkt, zoals verkleuring of vervorming.

A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de lader · Houd het product droog. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan leiden tot brand of een elektrische schok. · Verwijder stof op of bij metalen onderdelen van de stekker met een droge doek. Voortgaand gebruik kan leiden tot brand. · Tijdens onweer mag u het netsnoer niet aanraken en niet in de buurt van de lader komen. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan leiden tot een elektrische schok. · Beschadig, wijzig of verbuig het netsnoer niet en trek er niet met kracht aan. Plaats het snoer niet onder zware objecten en stel het niet bloot aan hitte of vuur. Als de isolatie is beschadigd en de stroomdraden blootliggen, brengt u het netsnoer voor onderzoek naar een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan leiden tot brand of een elektrische schok. · Houd de stekker of de lader niet met natte handen vast. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan leiden tot een elektrische schok. · Gebruik het product niet met reisadapters of adapters die ontworpen werden om een voltage om te zetten naar een ander voltage of met omzetters voor gelijkstroom naar wisselstroom. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan het product, oververhitting of brand veroorzaken.
A Gebruik geschikte kabels
Als u kabels op de in- en uitgangen aansluit, gebruik dan uitsluitend de meegeleverde kabels of kabels die Nikon voor het beoogde doel verkoopt. Zo weet u zeker dat u de voorschriften voor dit product naleeft.
A Cd-roms
Cd-roms met software of gebruikshandleidingen mogen niet op audio-cd-apparatuur worden afgespeeld. Het afspelen van een cd-rom op een audiocd-speler kan gehoorverlies of schade aan de apparatuur veroorzaken.
xix

Kennisgevingen

· Niets uit de handleidingen die bij dit product horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden, overgezet of opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of worden vertaald in een andere taal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon.
· Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en de software die in deze handleidingen zijn beschreven op elk gewenst moment zonder aankondiging te wijzigen.

· Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van dit product.
· Hoewel al het mogelijke in het werk is gesteld om ervoor te zorgen dat de informatie in deze handleidingen accuraat en volledig is, stellen we het ten zeerste op prijs als u eventuele fouten of onvolkomenheden onder de aandacht wilt brengen van de Nikon-vertegenwoordiger in uw land/regio (adres apart vermeld).

Kennisgevingen voor klanten in Europa

WAARSCHUWING GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS BATTERIJ WORDT VERVANGEN VOOR EEN ONJUIST TYPE. VOER BATTERIJEN AF VOLGENS DE INSTRUCTIES.

Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen: · Dit product moet gescheiden van het
overige afval worden ingeleverd bij een daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi niet samen met het huishoudelijk afval weg. · Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.

Dit symbool op de batterij duidt aan dat de batterij afzonderlijk moet worden ingezameld.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen: · Alle batterijen, al dan niet voorzien van dit
symbool, moeten afzonderlijk worden ingezameld op een geschikt inzamelpunt. Gooi dit product niet weg als huishoudafval. · Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.

xx

Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.

· Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden gekopieerd of gereproduceerd Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van (plaatselijke) overheden, zelfs niet als dergelijke kopieën of reproducties worden voorzien van een stempel "Voorbeeld" of "Specimen".
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in het buitenland in omloop zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het kopiëren of reproduceren van ongebruikte door de overheid uitgegeven postzegels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven postzegels en gecertificeerde wettelijke documenten is verboden.

· Waarschuwingen met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van bepaalde waardepapieren De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeaubonnen en dergelijke), vervoerspassen of coupons, behalve als het gaat om een minimum aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Het is eveneens niet toegestaan om door de overheid uitgegeven paspoorten, vergunningen van overheidsinstellingen en andere instanties, identiteitsbewijzen, toegangsbewijzen, pasjes en maaltijdbonnen te kopiëren of te reproduceren.
· Auteursrechten Het kopiëren of reproduceren van creatief materiaal waarop het auteursrecht rust, zoals boeken, muziek, schilderijen, houtsneden, afdrukken, plattegronden, tekeningen, films en foto's, is onderhevig aan nationale en internationale auteurswetten. Gebruik dit product niet om illegale kopieën te maken of voor andere activiteiten die het auteursrecht schenden.

xxi

Wegwerpen van opslagmedia Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens. Wis alle gegevens met behulp van speciale software alvorens een opslagmedium weg te werpen of aan een ander over te dragen. Een alternatief is het medium eerst te formatteren en vervolgens geheel te vullen met beelden zonder persoonlijke informatie (bijvoorbeeld foto's van de lucht). Vergeet niet eventuele foto's te wissen die zijn geselecteerd met handmatige voorinstelling (0 121). Voorkom letsel bij het fysiek vernietigen van opslagmedia. AVC Patent Portfolio License DIT PRODUCT IS GELICENTIEERD ONDER DE AVC PATENT PORTFOLIO LICENSE VOOR HET PERSOONLIJK EN NIETCOMMERCIEEL GEBRUIK DOOR EEN CONSUMENT OM (i) VIDEO TE CODEREN IN OVEREENSTEMMING MET DE AVCSTANDAARD ("AVC-VIDEO") EN/OF (ii) AVC-VIDEO TE DECODEREN DIE DOOR EEN CONSUMENT WERD GECODEERD IN HET KADER VAN EEN PERSOONLIJKE EN NIET-COMMERCIËLE ACTIVITEIT EN/OF WERD VERKREGEN VAN EEN VIDEOLEVERANCIER DIE OVER EEN LICENTIE BESCHIKT OM AVC-VIDEO AAN TE BIEDEN. ER WORDT GEEN LICENTIE VERLEEND OF GESUGGEREERD VOOR ENIG ANDER GEBRUIK. VOOR MEER INFORMATIE KUNT U TERECHT BIJ MPEG LA, L.L.C. ZIE http://www.mpegla.com
xxii

Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon Nikon camera's zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe elektronische schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief batterijladers, batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te werken en zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de camera tot gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt. Het gebruik van oplaadbare Liionbatterijen van andere fabrikanten, die niet zijn voorzien van het holografische zegel van Nikon (zie rechts), kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon geautoriseerde leverancier.
D Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik met uw Nikon digitale camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de geldende veiligheids- en functioneringsvoorschriften. HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN EN KAN UW GARANTIE DOEN VERVALLEN.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon raadt u aan de camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door de leverancier of een door Nikon geautoriseerd servicecenter en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt. Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
A Voordat u belangrijke foto's gaat maken
Voordat u foto's gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het product.
A Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikons inzet voor "permanente kennisoverdracht" met het oog op doorlopende productondersteuning en -educatie is voortdurend bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende sites: · Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/ · Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/ · Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/ Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQs) en algemeen advies over digital imaging en digitale fotografie. Aanvullende informatie kan mogelijk worden verstrekt door de Nikon-importeur in uw land/ regio. Bezoek de volgende website voor contactgegevens: http://imaging.nikon.com/
xxiii

Pakketinhoud

Controleer of alle hier genoemde items met uw camera werden meegeleverd. Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht.

· BS-1 afdekkapje accessoireschoentje

· DK-21 rubberen oogschelp

· D600 camera

· BM-14 beschermkap monitor

· BF-1B bodydop

· EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij (met afdekkapje)
· MH-25 batterijlader (Lichtnetmuuradapter alleen meegeleverd in landen of regio's waar dit is vereist. Model van netsnoer is afhankelijk van land van verkoop.)

· AN-DC8 riem · UC-E15 USB-kabel · ViewNX 2 CD · Gebruikshandleiding
(deze gids) · Garantie
Geheugenkaarten zijn los verkrijgbaar.

· DK-5 oculairdop

A Camerariem
Maak de riem stevig vast aan de twee oogjes op de camerabody zoals hieronder wordt weergegeven.
xxiv

XInleiding

Kennismaking met de camera

Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen en

aanduidingen van de camera. Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.

X

De camerabody

1 Keuzeknop ontspanstand .....................................6, 83 2 Standknop....................................................................... 5 3 Ontgrendelingsknop standknop ............................... 5 4 Oogje voor camerariem 5 Ontgrendelingsknop keuzeknop ontspanstand
..................................................................................6, 83 6 Accessoireschoen (voor optionele flitser) ...........292 7 Afdekkapje accessoireschoen ................................292 8 Hoofdschakelaar............................................................ 1 9 Ontspanknop......................................................... 38, 39

10 E-knop Belichtingscorrectie............................................. 112 Reset met twee knoppen ................................... 151
11 Filmopnameknop ........................................................58 12 Z/Q-knop
Lichtmeting ........................................................... 109 Geheugenkaarten formatteren ...........................31 13 Filmvlakmarkering (E) .......................................... 103 14 Bedieningspaneel.......................................................... 7

A De hoofdschakelaar

Draai aan de hoofdschakelaar zoals aangeduid Draai aan de hoofdschakelaar zoals aangeduid

om de camera in te schakelen.

om de camera uit te schakelen.

1

De camerabody (Vervolg)
X

1 Ingebouwde flitser....................................................143 2 Spiegel .................................................................. 88, 303 3 Diafragmasimulator..................................................328 4 Objectiefbevestigingsmarkering............................. 26 5 M/Y-knop
Flitsstand.................................................................143 Flitscorrectie...........................................................148 6 D-knop Bracketing.............................................153, 156, 158 7 Infraroodontvanger (voorzijde)............................... 86 8 Ingebouwde microfoon.......................................58, 65 9 Deksel audio-aansluiting.................................. 61, 298

10 Deksel HDMI/USB-aansluiting..............194, 196, 204 11 Deksel voor accessoire-aansluiting.......................298 12 Objectiefontgrendeling............................................. 26 13 AF-standknop............................................... 51, 98, 100 14 Selectieknop voor scherpstelstand................ 97, 103 15 Hoofdtelefoonaansluiting......................................... 61 16 Aansluiting voor externe microfoon ...................... 61 17 USB-aansluiting
Verbinden met een computer ...........................194 Verbinden met een printer.................................196 18 HDMI mini-pinaansluiting.......................................204 19 Accessoire-aansluiting ....................................175, 298

A Lcd-verlichting
Het draaien van de hoofdschakelaar naar D activeert de stand-by-timer en achtergrondverlichting (lcd-verlichting) van het bedieningspaneel. Hierdoor is het scherm in het donker te lezen. Nadat de hoofdschakelaar wordt losgelaten en naar de ON-positie terugkeert, blijft de verlichting gedurende zes seconden branden terwijl de stand-by-timer actief is of totdat de sluiter wordt ontspannen of de hoofdschakelaar opnieuw naar D wordt gedraaid.

Hoofdschakelaar

2

De camerabody (Vervolg)
X

1 AF-hulpverlichting ....................................................223 Zelfontspannerlampje................................................ 86 Lampje rode-ogenreductie.....................................145
2 Secundaire instelschijf ......................................12, 245 3 Voorbeeldknop scherptediepte...... 60, 77, 244, 248 4 Fn (functie)-knop ..............................92, 149, 174, 242 5 Deksel van het batterijvak.........................................23 6 Ontgrendeling deksel batterijvak ...........................23

7 Contactdeksel voor optioneel MB-D14 battery pack .......................................................................... 297
8 Afdekking van de stroomaansluiting .................. 299 9 CPU-contacten 10 Objectiefvatting..................................................26, 103 11 AF-koppeling 12 Statiefaansluiting 13 Bodydop................................................................25, 298

D De microfoon en luidspreker
Plaats de microfoon of luidspreker niet in de dichte nabijheid van magnetische apparaten. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de opgenomen gegevens op de magnetische apparaten beïnvloeden.
3

De camerabody (Vervolg)
X

1 Zoekeroculair ............................................................... 33
2 Rubberen oogschelp .................................................. 86 3 O/Q-knop
Wissen............................................................... 47, 189 Geheugenkaarten formatteren ........................... 31
4 K-knop Weergave......................................................... 46, 177
5 Monitor Instellingen bekijken.................................................9 Livebeeld.............................................................49, 57 Foto's bekijken......................................................... 46 Schermvullende weergave.................................177
6 G-knop Menu ................................................................. 18, 207
7 c/b-knop Retoucheren.................................................... 69, 261 Picture Control................................................ 50, 129
8 L/U-knop Help ............................................................................ 18 Beveiligen ...............................................................188 Witbalans ..............................................115, 117, 120
9 X/T-knop Inzoomen op weergave ......................................187 Beeldkwaliteit/-formaat ..................................93, 95

10 W/S-knop Uitzoomen op weergave/miniaturen .....185, 186 ISO-gevoeligheid ..................................................105 Instelling automatische ISO-gevoeligheid .....107 Reset met twee knoppen....................................151
11 Dioptrieregelaar .......................................................... 33 12 A-knop
De AE/AF-vergrendelingsknop gebruiken ..............................................................102, 110, 244
13 Hoofdinstelschijf................................................. 12, 245 14 Multi-selector ............................................................... 19 15 J (OK)-knop ....................................................... 19, 241 16 Vergrendeling van de scherpstelselectieknop...101 17 Deksel geheugenkaartsleuf ...................................... 29 18 Omgevingslichtsensor voor automatische
aanpassing van de monitorhelderheid ..... 53, 250 19 Selectieknop voor livebeeld
Livebeeldfotografie................................................ 49 Filmlivebeeld............................................................ 57 20 a-knop .................................................................. 49, 57 21 Infraroodontvanger (achterzijde)............................ 86 22 Toegangslampje geheugenkaart ..................... 29, 38 23 Luidspreker ................................................................... 67 24 R (info)-knop ..........................................................9, 11

4

De standknop
De camera beschikt over de Standknop hieronder vermelde standen. Druk op de ontgrendelingsknop van de standknop en draai aan de standknop om een stand te kiezen.
X
Ontgrendelingsknop standknop
Standen P, S, A en M Selecteer deze standen voor volledige controle over de camerainstellingen. · P--Automatisch programma (0 75) · S--Sluitertijdvoorkeuze (0 76) · A--Diafragmavoorkeuze (0 77) · M--Handmatig (0 78)

Automatische standen Selecteer deze standen voor eenvoudige richten-enmaken fotografie.

· i Automatisch (0 35)

· j Automatisch (flitser uit) (0 35)

Onderwerpstanden (0 40) De camera optimaliseert automatisch de instellingen die passen bij het geselecteerde onderwerp. Pas uw selectie aan het te fotograferen onderwerp aan.
Standen U1 en U2 (0 81) Bewaar en herroep aangepaste opname-instellingen.
A Objectieven zonder CPU
Objectieven zonder CPU (0 285) kunnen alleen worden gebruikt in de standen A en M. Het selecteren van een andere stand wanneer een objectief zonder CPU is bevestigd, schakelt de ontspanknop uit.
5

De keuzeknop ontspanstand

Druk op de ontgrendelingsknop van de keuzeknop ontspanstand om een ontspanstand te kiezen en draai de keuzeknop ontspanstand naar de gewenste instelling (0 83).

Ontgrendelingsknop voor keuzeknop ontspanstand

X
Keuzeknop ontspanstand

Stand

Beschrijving

S Enkel beeld

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, zal er één foto worden gemaakt.

CL Continu lage snelheid

De camera maakt foto's bij een lage snelheid terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt.

CH

Continu hoge snelheid

De camera maakt foto's bij een hoge snelheid terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt.

J Stil ontspannen

Als voor enkel beeld, behalve dat cameraruis wordt verlaagd.

E Zelfontspanner

Maak foto's met de zelfontspanner.

4 Afstandsbediening

Maak foto's met een optionele ML-L3 afstandsbediening.

MUP Spiegel omhoog

Klap de spiegel op alvorens foto's te maken.

6

Het bedieningspaneel
1 Kleurtemperatuuraanduiding ................................120 2 Sluitertijd ................................................................ 76, 78
Belichtingscorrectiewaarde ....................................112 Flitscorrectiewaarde .................................................148 Fijnafstelling witbalans............................................118 Kleurtemperatuur.............................................115, 120 Voorinstellingnummer witbalans..........................121 Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingreeks ...............................................153 Aantal opnamen in witbalansbracketingreeks ... 156 Aantal intervallen voor intervalfotografie...........165 Brandpuntsafstand (objectieven zonder CPU)...172

3 MB-D14 batterijaanduiding ................................... 233 4 Batterijaanduiding ......................................................35 5 Flitsstand .................................................................... 144 6 Autofocusstand............................................................97 7 Beeldformaat ................................................................95 8 Beeldkwaliteit...............................................................93 9 Aanduiding fijnafstelling witbalans..................... 118 10 Witbalans.................................................................... 115
X 11 Aanduiding diafragmastop..............................73, 288
12 Diafragma (f-waarde) .......................................... 77, 78 Diafragma (aantal stops) ..................................73, 288 Stapgrootte bracketing...................................154, 156 Aantal opnamen in ADL-bracketingreeks .......... 158 Aantal opnamen per interval................................. 165 Maximaal diafragma (objectieven zonder CPU) ....174 Aanduiding pc-stand............................................... 195
13 Geheugenkaartaanduiding (sleuf 1)................ 30, 96 14 Geheugenkaartaanduiding (sleuf 2)................ 30, 96 15 ISO-gevoeligheidsaanduiding............................... 105
Automatische ISO-gevoeligheidsaanduiding ... 108 16 Intervalaanduiding................................................... 166
Time-lapse-aanduiding........................................... 170

17 Lichtmeting.................................................................109 18 Flitssynchronisatieaanduiding...............................234 19 Aanduiding flexibel programma .............................75 20 Aanduiding automatisch veld-AF ...........................99
Aanduiding AF-veldstand .......................................100 Aanduiding 3D-tracking ............................................99 21 HDR-aanduiding ........................................................140 22 Meervoudige belichtingsaanduiding...................161

23 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing ....... 153 Aanduiding witbalansbracketing......................... 156 Aanduiding ADL-bracketing.................................. 158
24 Aanduiding voortgang bracketing .....153, 156, 158
25 Aanduiding belichtingscorrectie .......................... 112
26 Aanduiding flitscorrectie ........................................ 148
27 "K" (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan 1.000 opnamen) ....................................36
28 Aantal resterende opnamen.....................................36 Aantal resterende opnamen tot buffergeheugen vol is............................................................. 38, 84, 335 ISO-gevoeligheid ...................................................... 105 Aanduiding voorinstelling witbalansopname .....122 Hoeveelheid Actieve D-Lighting........................... 138 Time-lapse-opnameaanduiding ........................... 170 Handmatig objectiefnummer ............................... 174 Aanduiding opnamestand ..................................... 195 Aanduiding HDMI-CEC-verbinding...................... 205

7

De zoeker

X

1 Rasterweergave (weergegeven wanneer Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling d2) ....................................................................................229
2 Scherpstelpunten...................................... 38, 101, 222 AF-veldstand ................................................................ 99
3 AF-scherpstelhaakjes ..................................33, 37, 179 4 Scherpstelaanduiding.............................. 38, 102, 103 5 Lichtmeting ................................................................109 6 Vergrendeling automatische belichting (AE).....110 7 Sluitertijd.................................................................76, 78
Autofocusstand ........................................................... 97 8 Diafragma (f-waarde)...........................................77, 78
Diafragma (aantal stops) .................................. 73, 288 9 Aanduiding flitscorrectie.........................................148 10 Aanduiding belichtingscorrectie...........................112 11 ISO-gevoeligheidsaanduiding ...............................105 12 ISO-gevoeligheid.......................................................105
Hoeveelheid Actieve D-Lighting ...........................138 AF-veldstand ................................................................ 99 13 Flitsgereedaanduiding...................................... 39, 231

14 Aanduiding flitswaardevergrendeling.................149 15 Flitssynchronisatieaanduiding...............................234 16 Aanduiding diafragmastop.............................. 73, 288 17 Belichtingsaanduiding............................................... 78
Weergave belichtingscorrectie..............................112 Rollen-aanduiding ....................................................243 18 Waarschuwing batterij bijna leeg ........................... 35 19 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing ........153 Aanduiding witbalansbracketing..........................156 Aanduiding ADL-bracketing...................................158 20 Automatische ISO-gevoeligheidsaanduiding....108 21 Aantal resterende opnamen .................................... 36 Aantal resterende opnamen tot buffergeheugen
vol is ............................................................ 38, 84, 335 Aanduiding voorinstelling witbalansopname ...122 Belichtingscorrectiewaarde .................................... 112 Flitscorrectiewaarde .................................................148 22 "K" (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor
meer dan 1.000 opnamen).................................... 36

D Geen batterij
Als de batterij volledig leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt de weergave in de zoeker gedimd. Dit is normaal en duidt niet op een storing. De zoekerweergave wordt hersteld wanneer een volledig opgeladen batterij wordt geplaatst.
D Het bedieningspaneel en de zoekerweergaven
De helderheid van het bedieningspaneel en de zoekerweergaven verschillen afhankelijk van de temperatuur en bij lage temperaturen kunnen de reactietijden van de weergaven afnemen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
8

Het informatiescherm
Druk op de R-knop om sluitertijd, diafragma, het aantal resterende opnamen, AF-veldstand en andere opname-informatie in de monitor weer te geven.

1 Opnamestand..................................................35, 40, 73
2 Aanduiding flexibel programma .............................75
3 Flitssynchronisatieaanduiding...............................234
4 Sluitertijd ................................................................ 76, 78 Belichtingscorrectiewaarde ....................................112 Flitscorrectiewaarde .................................................148 Aantal opnamen in belichtings- en flitsbracketingreeks ...............................................153 Aantal opnamen in witbalansbracketingreeks ... 156 Brandpuntsafstand (objectieven zonder CPU).... 172 Kleurtemperatuur.............................................115, 120
5 Kleurtemperatuuraanduiding ................................120
6 Aanduiding diafragmastop..............................73, 288
7 Diafragma (f-waarde) .......................................... 77, 78 Diafragma (aantal stops) ..................................73, 288 Stapgrootte bracketing...................................154, 155 Aantal opnamen in ADL-bracketingreeks ...........158 Maximaal diafragma (objectieven zonder CPU) ....................................................................................174

R-knop
X 8 Ontspanstand ...........................................................6, 83 Continu opnamesnelheid....................................... 229 9 Belichtingsaanduiding ...............................................78
Weergave belichtingscorrectie ............................. 112 Aanduiding voortgang bracketing
Belichtings- en flitsbracketing .......................... 153 Witbalansbracketing ........................................... 156 10 HDR-aanduiding ....................................................... 140 HDR-belichtingsverschil.......................................... 140 11 Batterijaanduiding camera .......................................35 12 Weergave MB-D14 batterijen................................ 232 MB-D14 batterijaanduiding ................................... 232 13 "K" (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor meer dan 1.000 opnamen) ....................................36 14 Aantal resterende opnamen.....................................36 Time-lapse-opnameaanduiding ........................... 170 Handmatig objectiefnummer ............................... 174 15 Toewijzing Fn-knop.................................................. 242 16 Toewijzing AE-L/AF-L-knop...................................... 244 17 Afstandsbedieningsstand..........................................85 18 Aanduiding ruisonderdrukking lange sluitertijd ................................................................................... 218 19 Functie van kaart in sleuf 2 .......................................96 20 Witbalans.................................................................... 115 Aanduiding fijnafstelling witbalans..................... 118 21 Aanduiding automatisch veld-AF......................... 100 Aanduiding scherpstelpunten .............................. 101 Aanduiding AF-veldstand ...................................... 100 Aanduiding 3D-tracking ......................................... 100 22 Beeldkwaliteit...............................................................93 23 Beeldformaat ................................................................95 24 Flitsstand .................................................................... 144

9

X
25 Beeldveldaanduiding................................................. 90 26 Lichtmeting ................................................................109 27 Autom. vertekeningscorrectie ...............................217 28 Aanduiding "Klok niet ingesteld"................... 28, 253 29 Aanduiding beeldcommentaar .............................253 30 Copyrightinformatie.................................................256 31 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing........153
Aanduiding witbalansbracketing..........................156 Aanduiding ADL-bracketing...................................158

32 Hoeveelheid ADL-bracketing .................................138 33 Meervoudige belichtingsaanduiding...................162 34 Aanduiding "pieptoon" ...........................................228 35 Aanduiding belichtingscorrectie...........................112 36 Aanduiding flitscorrectie.........................................148 37 Aanduiding flitswaardevergrendeling.................149 38 Intervalaanduiding ...................................................166
Time-lapse-aanduiding............................................170 39 Aanduiding GPS-verbinding...................................175 40 Toewijzing voorbeeldknop scherptediepte .......244 41 Aanduiding vignetteringscorrectie ......................218 42 Aanduiding Actieve D-Lighting.............................138 43 Aanduiding hoge ISO-ruisonderdrukking...........218 44 Filminstellingen ........................................................... 65 45 Autofocusstand............................................................ 97 46 Aanduiding Eye-Fi-verbinding...............................260 47 ISO-gevoeligheidsaanduiding ...............................105
ISO-gevoeligheid.......................................................105 Automatische ISO-gevoeligheidsaanduiding ....108 48 Aanduiding Picture Control....................................130

A De monitor uitzetten
Druk tweemaal op de R-knop of druk de ontspanknop half in om de opname-informatie van de monitor te wissen. De monitor wordt automatisch uitgeschakeld als er gedurende circa 10 seconden geen handelingen plaatsvinden.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 228) voor informatie over het kiezen hoe lang de monitor ingeschakeld blijft. Voor informatie over het wijzigen van de kleur of de letters in het informatiescherm, zie persoonlijke instelling d8 (Informatieweergave, 0 231).
10

 Instellingen wijzigen in het informatiescherm
Druk op de R-knop in het informatiescherm om de instellingen van de hieronder vermelde opties te wijzigen. Markeer opties met behulp van de multi-selector en druk op J om opties voor de gemarkeerde optie te bekijken.
R-knop 1 Filminstellingen ...........................................................65
X 2 Hoge ISO-ruisonderdrukking................................. 218
3 Actieve D-Lighting ................................................... 137 4 Vignetteringscorrectie............................................. 218 5 Toewijzing voorbeeldknop scherptediepte....... 244 6 Toewijzing Fn-knop.................................................. 242 7 Toewijzing AE-L/AF-L-knop...................................... 244 8 Afstandsbedieningsstand..........................................85 9 Ruisonderdrukking lange sluitertijd .................... 218 10 Functie van kaart in sleuf 2 .......................................96
A Tooltips
Een tooltip met de naam van de geselecteerde optie verschijnt in het informatiescherm. Tooltips kunnen met behulp van persoonlijke instelling d4 (Schermtips; 0 229) worden uitgeschakeld.
11

De instelschijven
De hoofdinstelschijf en secundaire instelschijf worden afzonderlijk of in combinatie met andere besturingen gebruikt om een verscheidenheid aan instellingen aan te passen.

M/Y-knop
Flitsstand Flitscorrectie

D-knop

X

Bracketing

AF-standknop
Autofocusstand AF-veldstand

Standknop
L/U-knop Witbalans
X/T-knop Beeldkwaliteit/-formaat
W/S-knop ISO-gevoeligheid Instelling automatische ISO-
gevoeligheid

Secundaire instelschijf

Hoofdinstelschijf

E-knop Belichtingscorrectie
Z/Q-knop Lichtmeting

12

 Onderwerpstand
Kies een onderwerp (h; 0 40).

 Beeldkwaliteit en -formaat
Stel beeldkwaliteit in (0 93).

h-stand Hoofdinstelschijf
+

Monitor
X

Kies een beeldformaat (0 95).

X (T)-knop Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

+

 Autofocus
Kies een autofocusstand (0 98).

X (T)-knop

Secundaire instelschijf

+

Bedieningspaneel

Kies een AF-veldstand (0 100).

AF-standknop Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

+

AF-standknop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

13

 ISO-gevoeligheid
Stel ISO-gevoeligheid in (0 105).
+

Instelling automatische ISO-
gevoeligheid (0 107).
X

W (S)-knop Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

+

 Belichting
Kies een combinatie van diafragma en sluitertijd (stand P; 0 75).

W (S)-knop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

Kies een sluitertijd (stand S of M; 0 76, 78).

Stand P

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

Kies een diafragma (stand A of M; 0 77, 78).

Stand S of M Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

Kies een optie voor lichtmeting (stand P, S, A of M; 0 109).

Stand A of M

Secundaire instelschijf

+

Bedieningspaneel

Z (Q)-knop Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

14

Stel belichtingscorrectie in (stand P, S, A of M; 0 112).
+

Activeer of annuleer bracketing/ selecteer aantal opnamen in bracketingreeks (stand P, S, A of M; 0 153).
Selecteer stapgrootte bracketing (stand P, S, A of M; 0 154).

E-knop

Hoofdinstelschijf

+
D-knop Hoofdinstelschijf

+

Bedieningspaneel
X
Bedieningspaneel

 Witbalans
Kies een optie voor witbalans (stand P, S, A of M; 0 115).

D-knop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

+

Verfijn witbalans (0 117), stel kleurtemperatuur in (0 120) of kies een voorinstelling witbalans (0 121) in stand P, S, A of M.

L (U)-knop Hoofdinstelschijf
+

L (U)-knop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel Bedieningspaneel

15

 Flitserinstellingen
Kies een flitsstand (0 144).
+

Stel flitscorrectie in (stand P, S, A of
M; 0 148).
X

M (Y)-knop Hoofdinstelschijf
+

Bedieningspaneel

M (Y)-knop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

16

De BM-14 beschermkap voor de monitor
Een transparante kunststof beschermkap is bij de camera inbegrepen om de monitor schoon te houden en te beschermen wanneer deze niet in gebruik is. Om de beschermkap te bevestigen, dient u het uitstekende deel bovenaan de beschermkap in de overeenkomstige inkeping boven de monitor van de camera (q) te steken en op de onderkant van de beschermkap te drukken totdat deze op zijn plaats klikt (w).
X
Houd, om de beschermkap te verwijderen, de camera stevig vast en trek de onderkant van de beschermkap naar buiten, zoals rechts wordt weergegeven.
17

Cameramenu's
De meeste opname-, weergave- en instellingenopties zijn toegankelijk via de cameramenu's. Druk op de G-knop om de menu's te bekijken.

X Tabs Kies uit de volgende menu's: · D: Weergave (0 207) · C: Opname (0 214) · A: Persoonlijke instellingen (0 219)

G-knop
· B: Instellingen (0 249) · N: Retoucheren (0 261)
· O/m: Mijn menu of Recente instellingen (standaard ingesteld op Mijn menu; 0 280)

Instelknop geeft positie in huidig menu aan.

Huidige instellingen worden aangegeven met pictogrammen.
Menuopties Opties in huidig menu.
d
Als er een d-pictogram in de linkerbenedenhoek van de monitor wordt weergegeven, kan de helpfunctie worden weergegeven door de L (U)-knop in te drukken. Een beschrijving van de momenteel geselecteerde optie of het menu wordt weergegeven zo lang als de knop wordt ingedrukt. Druk op 1 of 3 om door het scherm te bladeren.
L (U)-knop

18

Cameramenu's gebruiken
De multi-selector en J-knop worden gebruikt om door de menu's te navigeren.

Beweeg cursor omhoog J-knop: selecteer gemarkeerde optie

Annuleer en keer terug naar het vorige menu

Selecteer gemarkeerde optie of geef submenu

Beweeg cursor omlaag

X

Voer de onderstaande stappen uit om door de menu's te navigeren.

1 Geef de menu's weer.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven.

2 Markeer het pictogram voor het huidige
menu.
Druk op 4 om het pictogram voor het huidige menu te markeren.
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren.

G-knop

4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde menu te selecteren.
19

5 Markeer een menuoptie.
Druk op 1 of 3 om een menuoptie te markeren.

6 Geef de opties weer.

Druk op 2 om opties voor het geselecteerde

X

menu-item weer te geven.

7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.

8 Selecteer de gemarkeerde optie.
Druk op J om de gemarkeerde optie te selecteren. Druk op de G-knop om af te sluiten zonder een selectie te maken.
Let op het volgende: · Menuopties die grijs worden weergegeven, zijn momenteel niet beschikbaar. · Terwijl het indrukken van 2 doorgaans hetzelfde effect heeft als het indrukken van J,
zijn er bepaalde gevallen waarin alleen een selectie kan worden gemaakt door J in te drukken. · Druk de ontspanknop half in om de menu's af te sluiten en naar de opnamestand terug te keren (0 39).

20

Eerste stappen

De batterij opladen
De camera wordt gevoed door een EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij (meegeleverd). Voor een maximale opnameduur moet de batterij vóór gebruik in de meegeleverde MH-25 batterijlader worden opgeladen. Het duurt circa 2 uur en 35 minuten om een lege batterij volledig op te laden.

1 Sluit het lichtnetsnoer aan.
Sluit het lichtnetsnoer aan. De stekker van de lichtnetadapter

X

moet zich in de rechts aangeduide positie bevinden; niet

draaien.

2 Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de batterijuitsparing zoals wordt getoond op de illustratie van de lader.

4 Sluit de lader aan op een stopcontact.
Het oplaadlampje CHARGE knippert traag terwijl de batterij oplaadt.
D De batterij opladen
Laad de batterij binnenshuis op bij omgevingstemperaturen tussen 5­35 °C. De batterij laadt niet op bij een temperatuur die lager is dan 0 °C of hoger is dan 60 °C.

Batterij wordt opgeladen

Opladen voltooid

5 Verwijder de batterij wanneer het opladen is voltooid.
Het laden is voltooid zodra het oplaadlampje CHARGE stopt met knipperen. Trek de stekker van de lader uit het stopcontact en verwijder de batterij.
21

A De stekkeradapter
Afhankelijk van het land of de regio van aankoop is de stekkeradapter
mogelijk meegeleverd. Plaats voor gebruik de adapter in de voedingsingang van de lader (q). Schuif de vergrendeling van de stekkeradapter in de aangegeven richting (w) en draai de adapter 90° om het in de aangegeven positie (e) te vergrendelen. Voer deze
stappen in omgekeerde volgorde uit om de adapter te verwijderen.

Lichtnetadapterver-

X

grendeling

90°

22

De batterij plaatsen
Draai voor het plaatsen van de batterij de hoofdschakelaar naar OFF.
D Batterijen plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert.
1 Open het deksel van het batterijvak.
Ontgrendel (q) en open (w) het deksel van het batterijvak.
X
2 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de aangegeven richting (q) en gebruik de batterij om de oranje batterijvergrendeling naar één zijde ingedrukt te houden. De vergrendeling vergrendelt de batterij op zijn plaats wanneer deze in zijn geheel is geplaatst (w).

3 Sluit het deksel van het batterijvak.

Batterijvergrendeling

A De batterij verwijderen
Zet de camera uit en open het deksel van het batterijvak. Druk de batterijvergrendeling met behulp van de pijl in de aangegeven richting om de batterij vrij te geven en verwijder de batterij vervolgens handmatig.
23

D De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina's xviii­xix en 306­308 van deze handleiding en volg ze op. Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 40 °C. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de batterij beschadigen of de prestaties doen verslechteren. De capaciteit kan afnemen en de oplaadtijden kunnen toenemen bij batterijtemperaturen van 0 °C tot 15 °C en van 45 °C tot 60 °C. Indien het oplaadlampje CHARGE snel knippert (ongeveer acht keer per seconde) tijdens het opladen, controleer dan of de temperatuur binnen het juiste bereik ligt en trek vervolgens de stekker van de lader uit het stopcontact en verwijder de batterij en plaats hem terug. Als het probleem zich blijft voordoen, stop dan onmiddellijk het gebruik en breng de lader naar uw
X leverancier of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Sluit de ladercontacten niet kort; het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan oververhitting en schade aan de lader tot gevolg hebben. Verplaats de lader niet en raak de batterij niet aan tijdens het opladen. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan in zeer zeldzame gevallen tot gevolg hebben dat de lader aanduidt dat het laden is voltooid terwijl de batterij in werkelijkheid slechts gedeeltelijk is opgeladen. Verwijder de batterij en plaats hem opnieuw om het opladen opnieuw te starten. De batterijcapaciteit kan tijdelijk afnemen als de batterij bij een lage temperatuur wordt opgeladen of als de batterij wordt gebruikt bij een temperatuur die lager is dan de temperatuur waarbij de batterij is opgeladen. Als de batterij wordt opgeladen bij een temperatuur lager dan 5 °C, kan de gebruiksduuraanduiding van de batterij in de weergave Batterij-informatie (0 255) een tijdelijke daling tonen. Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn. Wacht met opladen totdat de batterij is afgekoeld. Het meegeleverde netsnoer en de stekkeradapter zijn alleen voor gebruik met de MH-25. Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen. Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u de lader niet gebruikt. Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij zijn lading dient te behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt gebruikt, duidt aan dat de batterij vervanging vereist. Koop een nieuwe EN-EL15 batterij.
A EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterijen
De meegeleverde EN-EL15 deelt informatie met compatibele apparaten, zodat de camera de oplaadstatus van de batterij op zes niveaus kan tonen (0 35). De optie Batterij-informatie in het setup-menu toont details over het opladen van de batterij, de gebruiksduur van de batterij en het aantal gemaakte foto's sinds de laatste oplaadsessie van de batterij (0 255).
24

Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer het objectief wordt verwijderd. Het objectief dat doorgaans in deze handleiding voor illustratieve doeleinden wordt gebruikt, is een AF-S NIKKOR 24-120mm f/4G ED VR.

Schaalverdeling brandpuntsafstand

Schaal brandpuntsafstand Zonnekap
Objectiefdop

Bevestigingsmarkering CPU-contacten (0 287)
X
Achterste objectiefdop

Schakelaar scherpstelstand (0 26, 103)

Zoomring
1 Zet de camera uit. 2 Verwijder de achterste
objectiefdop en de camerabodydop.

Schakelaar vibratiereductie AAN/UIT Schakelaar vibratiereductiestand Scherpstelring (0 55, 103)

25

3 Bevestig het objectief.
Terwijl de bevestigingsmarkering op het objectief op één lijn wordt gelegd met de markering op de camerabody, wordt het objectief in de bajonetvatting van de camera geplaatst (q). Draai het objectief tegen de wijzers van de klok in totdat het op zijn plaats klikt, maar let op dat de objectiefontgrendeling niet wordt ingedrukt (w).
X
Indien het objectief is voorzien van een schakelaar voor de A-M- of M/A-M-stand, selecteer A (autofocus) of M/A (autofocus met handcorrectie).
A Het objectief verwijderen
Vergeet niet de camera uit te zetten bij het verwijderen of verwisselen van objectieven. Om het objectief te verwijderen, houd de objectiefontgrendeling (q) ingedrukt terwijl het objectief met de wijzers van de klok mee wordt gedraaid (w). Plaats na het verwijderen van het objectief de objectiefdoppen en de bodydop terug op respectievelijk het objectief en de camera.
D CPU-objectieven met diafragmaringen
Vergrendel het diafragma op de kleinste instelling (hoogste f-waarde) in geval het CPU-objectieven betreft die zijn uitgerust met een diafragmaring (0 287).
A Beeldveld
Het DX-formaat beeldveld wordt automatisch geselecteerd wanneer een DX-objectief is bevestigd (0 89).
Beeldveld
26

Basisinstellingen
Zodra de camera voor de eerste keer wordt ingeschakeld, zal een taalselectievenster worden weergegeven. Kies een taal en stel de datum en tijd in. Pas als u de tijd en datum hebt ingesteld, kunnen er foto's worden gemaakt.

1 Zet de camera aan.
Er wordt een taalselectievenster weergegeven.

2 Selecteer een taal.

X

Druk op 1 of 3 om de gewenste taal te markeren

en druk op J.

3 Kies een tijdzone.
Er wordt een tijdzoneselectievenster weergegeven. Druk op 4 of 2 om de lokale tijdzone te markeren (het veld UTC geeft het verschil in uren aan tussen de geselecteerde tijdzone en de Coordinated Universal Time of UTC) en druk op J.
4 Kies een datumnotatie.
Druk op 1 of 3 om de volgorde te kiezen waarin het jaar, de maand en de dag worden weergegeven. Druk op J om naar de volgende stap te gaan.
5 Schakel zomertijd in of uit.
Er worden opties voor de zomertijd weergegeven. De zomertijd is standaard uitgeschakeld. Als de zomertijd van kracht is in de lokale tijdzone, druk op 1 om Aan te markeren en druk vervolgens op J.
6 Stel de datum en tijd in.
Het rechts aangeduide venster wordt weergegeven. Druk op 4 of 2 om een optie te selecteren, 1 of 3 om te wijzigen. Druk op J om de klok in te stellen en terug te keren naar de opnamestand.

27

A De klok instellen
Instellingen voor taal en datum/tijd kunnen op elk gewenst moment worden gewijzigd in het setup-menu met behulp van de opties Taal (Language) (0 253) en Tijdzone en datum (0 253). De cameraklok kan tevens worden gesynchroniseerd met GPS-apparaten (0 175).
A De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare voedingsbron die indien nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een optionele EP-5B stroomaansluiting en EH5b lichtnetadapter (0 297). Twee dagen opladen is voldoende om de klok ongeveer drie maanden van stroom te voorzien. Indien de camera bij het opstarten een waarschuwing weergeeft met de mededeling dat de klok niet is ingesteld en een
X B-pictogram knippert in het informatiescherm, dan is de klokbatterij leeg en werd de klok teruggezet. Stel de klok in op de juiste datum en tijd. A De cameraklok De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone klokken. Controleer daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en pas de tijd zo nodig aan.
28

Een geheugenkaart plaatsen
De camera bewaart foto's op Secure Digital (SD)-geheugenkaarten (los verkrijgbaar; 0 334). De camera heeft twee geheugenkaartensleuven (sleuf 1 en sleuf 2); gebruikt u slechts één geheugenkaart, plaats deze dan in sleuf 1 (0 30).
1 Zet de camera uit.
A Geheugenkaarten plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
X
2 Open het deksel van de kaartsleuf.
Schuif het deksel van de kaartsleuf uit (q) en open de kaartsleuf (w).

3 Plaats de geheugenkaart.
Houd de geheugenkaart volgens de rechts aangeduide afbeelding vast en schuif de kaart in de opening tot deze op zijn plaats klikt. Het toegangslampje van de geheugenkaart zal gedurende enkele seconden branden.

D Geheugenkaarten plaatsen
De geheugenkaarten ondersteboven of achterstevoren plaatsen kan de camera of de kaart beschadigen. Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst. Het deksel van de kaartsleuf zal niet sluiten als de kaart niet juist is geplaatst.

Voorkant Toegangslampje geheugenkaart

Sluit het deksel van de geheugenkaartsleuf. Mocht dit de eerste keer zijn dat de geheugenkaart in de camera wordt gebruikt of als de kaart in een ander apparaat werd geformatteerd, dan moet de kaart volgens de beschrijving op pagina 31 worden geformatteerd.

16GB 16GB

A Geheugenkaarten verwijderen
Na bevestiging dat het toegangslampje van de geheugenkaart uit is, schakel de camera uit, open het deksel van de geheugenkaartsleuf en druk op de kaart om deze uit te werpen (q). De kaart kan vervolgens met de hand worden verwijderd (w).
29

A Geen geheugenkaart
Indien de camera met een opgeladen EN-EL15 batterij wordt uitgeschakeld terwijl er geen geheugenkaart is geplaatst, wordt S in het bedieningspaneel en de zoeker weergegeven.

A Twee geheugenkaarten gebruiken
Sleuf 1 is voor de hoofdkaart; de kaart in sleuf 2 fungeert als back-up of
X speelt een secundaire rol. Indien de standaardinstelling van Overloop is geselecteerd voor Functie van kaart in sleuf 2 (0 96) wanneer er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, wordt de kaart in sleuf 2 pas gebruikt als de kaart in sleuf 1 vol is.

Sleuf 1

Het bedieningspaneel toont de sleuf of sleuven die momenteel een geheugenkaart bevatten (het voorbeeld rechts toont de pictogrammen die worden weergegeven wanneer er een kaart in één van de sleuven is geplaatst). Als de geheugenkaart vol of vergrendeld is of als zich een fout heeft voorgedaan, gaat het pictogram voor de betreffende kaart knipperen (0 324).

Sleuf 2 Bedieningspaneel

Informatiescherm
D Geheugenkaarten
· Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn. Ga daarom voorzichtig te werk bij het verwijderen van geheugenkaarten uit de camera.
· Zet de camera uit voordat geheugenkaarten worden geplaatst of verwijderd. Verwijder geen geheugenkaarten uit de camera, zet de camera niet uit en koppel de lichtnetadapter niet los terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd of terwijl gegevens worden opgeslagen, verwijderd of gekopieerd naar een computer. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan gegevensverlies of schade aan de camera of kaart tot gevolg hebben.
· Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen. · U mag de kaart niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige schokken. · Oefen geen druk uit op de behuizing van de kaart. Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen. · Stel niet bloot aan water, hitte, hoge vochtigheid of direct zonlicht. · Formatteer geheugenkaarten niet in een computer.

30

De geheugenkaart formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voor het eerste gebruik of nadat ze in andere apparaten zijn gebruikt of geformatteerd.
D Geheugenkaarten formatteren
Het formatteren van geheugenkaarten zorgt ervoor dat alle gegevens op de kaarten voorgoed worden gewist. Vergeet niet foto's en andere gegevens die u wilt bewaren naar een computer te kopiëren alvorens verder te gaan (0 193).

1 Zet de camera aan.
2 Druk op de knoppen O (Q) en Z (Q).
Houd de knoppen O (Q) en Z (Q) gelijktijdig ingedrukt totdat een knipperende C (formatteren) in de sluitertijdweergaven in het bedieningspaneel en de zoeker verschijnt. Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, zal de kaart in sleuf 1 (0 30) worden geselecteerd; u kunt de kaart in sleuf 2 kiezen door aan de hoofdinstelschijf te draaien. Om af te sluiten zonder de geheugenkaart te formatteren, wacht totdat C stopt met knipperen (ca. zes seconden) of druk op een willekeurige knop, behalve de knoppen O (Q) en Z (Q).

X
O (Q)-knop Z (Q)-knop

3 Druk opnieuw op de knoppen O (Q) en Z (Q).
Druk de knoppen O (Q) en Z (Q) voor de tweede keer tegelijkertijd in zolang als C knippert om de geheugenkaart te formatteren. Verwijder tijdens het formatteren geen geheugenkaarten of de voedingsbron.
Zodra het formatteren is voltooid, tonen het bedieningspaneel en de zoeker het aantal foto's dat kan worden vastgelegd met de huidige instellingen.

31

A De beveiligingsschakelaar
SD-geheugenkaarten zijn voorzien van een beveiligingsschakelaar die ongewenst overschrijven voorkomt. Wanneer deze schakelaar in de "lock" positie staat, kunt u geen foto's vastleggen of wissen en kunt u de geheugenkaart niet formatteren (er wordt een waarschuwing weergegeven als u de sluiter probeert te ontspannen). Schuif de schakelaar naar de positie "schrijven" om de geheugenkaart te ontgrendelen.

16GB

Beveiligingsschakelaar

A Zie ook
X Zie pagina 250 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten met behulp van de optie Geheugenkaart formatteren in het setup-menu.

32

Zoekerbeeldscherpte aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrieregelaar, waarmee de camera aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast. Controleer of de weergave in de zoeker scherp is voordat foto's in de zoeker worden gekadreerd.

1 Zet de camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.

2 Stel de zoeker scherp.

X

Draai aan de dioptrieregelaar totdat de AF-

veldhaakjes zijn scherpgesteld. Pas op dat uw

vingers of vingernagels niet in uw oog komen bij

het bedienen van de dioptrieregelaar met uw

oog tegen de zoeker.

Scherpstelhaakjes AF-veld

A Zoekerbeeldscherpte aanpassen
Indien u de zoeker niet kunt scherpstellen zoals hierboven beschreven, selecteer enkelvoudige servo-autofocus (AF-S; 0 97), enkelpunts-AF (0 99) en het middelste scherpstelpunt (0 101), en kadreer vervolgens een onderwerp met hoog contrast in het middelste scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om de camera scherp te stellen. Terwijl de camera is scherpgesteld, gebruik de dioptrieregelaar om het onderwerp duidelijk scherp te stellen in de zoeker. Wanneer nodig kan de zoekerbeeldscherpte met gebruik van optionele correctielenzen verder worden aangepast (0 297).
33

X
34

sBasisstappen voor het maken en weergeven van foto's

"Richten-en-maken" fotografie

(standen i en j)

Deze paragraaf beschrijft hoe er foto's kunnen worden gemaakt in de stand

s

i (automatisch). Dit is een automatische "richten-en-maken"-stand waarin

de meeste instellingen worden geregeld door de camera als antwoord op

de opnameomstandigheden en waarin de flitser automatisch zal flitsen als

het onderwerp slecht belicht is. Draai de standknop naar j en selecteer de

automatische stand (flitser uit) om foto's te maken met de flitser uit terwijl

de camera de controle behoudt over de andere instellingen.

Stap 1: De camera aanzetten

1 Zet de camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan. Het bedieningspaneel schakelt in en de weergave in de zoeker gaat branden.

2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het bedieningspaneel of de zoeker.

Bedieningspaneel * Zoeker *

Beschrijving

L

-- Batterij volledig opgeladen.

K

--

J

-- Batterij gedeeltelijk ontladen.

I

--

H

d

Batterij bijna leeg. Laad de batterij op of maak een reservebatterij gereed.

H (knippert)

d Ontspanknop uitgeschakeld. Laad de batterij op of vervang de (knippert) batterij.

* Er wordt geen pictogram weergegeven wanneer de camera door een optionele EP-5B stroomaansluiting en EH-5b lichtnetadapter wordt gevoed. V verschijnt in het informatiescherm.

A Reiniging van de beeldsensor
De camera laat het laagdoorlaatfilter trillen dat de beeldsensor bedekt om stof te verwijderen wanneer de camera wordt in- of uitgeschakeld (0 301).

35

3 Controleer het aantal resterende opnamen.

Het bedieningspaneel en de zoeker tonen het

aantal foto's dat kan worden gemaakt met de

huidige instellingen (waarden boven 1.000 worden

naar beneden afgerond naar het dichtstbijzijnde

honderdtal, d.w.z. waarden tussen 2.000 en 2.099

worden aangeduid als 2,0 K). Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, tonen de

schermen de beschikbare ruimte op de kaart in sleuf 1 (0 30). Zodra het aantal

resterende opnamen A bereikt, knippert het nummer, gaat n of j in de

weergaven van de sluitertijd knipperen en gaat het pictogram voor de betreffende

s

kaart knipperen. Plaats een andere geheugenkaart (0 29) of verwijder een aantal foto's (0 47, 189).

Stap 2: Stand i of j selecteren
Draai de standknop naar j om te fotograferen waar het Standknop gebruik van een flitser verboden is, het fotograferen van kinderen of het vastleggen van natuurlijk licht bij slechte lichtomstandigheden. Draai anders de standknop naar i.

j-stand

i-stand

A Weergave camera uit
Als de camera wordt uitgeschakeld met een batterij en geheugenkaart in de camera, wordt het pictogram van de geheugenkaart en het pictogram van het aantal resterende opnamen weergegeven (bepaalde geheugenkaarten kunnen in uitzonderlijke gevallen deze informatie alleen weergeven als de camera ingeschakeld is).
36

Bedieningspaneel

Stap 3: De foto kadreren

1 Maak de camera gereed.

Wanneer u foto's in de zoeker kadreert, houdt u de

handgreep in uw rechterhand en ondersteunt u de

camerabody of het objectief met uw linkerhand.

Houd ter ondersteuning uw ellebogen lichtjes

tegen uw lichaam gedrukt en plaats één voet een

halve pas naar voren om uw bovenlichaam stabiel

te houden. Houd bij het kadreren van foto's in de

portretstand (staand) de camera vast zoals aangeduid onderaan de drie afbeeldingen die

s

rechts worden weergegeven.

In de j-stand is de sluitertijd traag wanneer er weinig licht is; gebruik van een statief wordt aanbevolen.

2 Kadreer de foto.
Kadreer een foto in de zoeker met het hoofdonderwerp tussen de AF-veldhaakjes.

Scherpstelhaakjes AF-veld

A Een zoomobjectief gebruiken
Gebruik de zoomring om in te zoomen op het onderwerp zodat deze een groter gebied van het beeld vult, of zoom uit om het zichtbare gebied in de definitieve foto te vergroten (selecteer langere brandpuntsafstanden op de schaal van de brandpuntsafstand van het objectief om in te zoomen, kortere brandpuntsafstanden om uit te zoomen).

Inzoomen Zoomring
Uitzoomen

37

Stap 4: Scherpstelling

1 Druk de ontspanknop half in.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven. Als het onderwerp slecht belicht is, klapt de flitser mogelijk op en gaat de AF-hulpverlichting mogelijk branden.

2 Controleer de aanduidingen in de zoeker.

s

Zodra de scherpstelbewerking is voltooid, verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de

zoeker.

Scherpstelpunt

Scherpstel-

aanduiding

Beschrijving

I Onderwerp is scherp.

2 4

Het scherpstelpunt bevindt zich tussen camera en onderwerp.

2 4

Het scherpstelpunt bevindt zich achter het onderwerp.

2 4 Camera kan niet scherpstellen met autofocus.

(knippert) Zie pagina 98.

Scherpstelaan- Buffercapaciteit duiding

Zolang als de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld en wordt het aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen ("t"; 0 84) in de zoekerweergave getoond.

Stap 5: Fotograferen
Druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter te ontspannen en de foto vast te leggen. Het toegangslampje van de geheugenkaart naast het deksel van de geheugenkaartsleuf brandt terwijl de foto wordt vastgelegd op de geheugenkaart. Werp de geheugenkaart niet uit of verwijder of ontkoppel niet de voedingsbron voordat het toegangslampje uit is en de opname is voltooid.

Toegangslampje geheugenkaart

38

A De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps ontspanknop. De camera stelt scherp wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt. Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.

Scherpstelling: half indrukken

Fotograferen: volledig indrukken

A De stand-by-timer

De zoeker en de weergaven van het bedieningspaneel van de sluitertijd en het diafragma

schakelen uit als er gedurende circa 6 seconden geen handelingen worden uitgevoerd, waardoor

de batterij langer meegaat. Druk de ontspanknop half in om de weergave te reactiveren. De

s

tijdsduur voordat de stand-by-timer automatisch afloopt kan worden geselecteerd met behulp

van persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 227).

Belichtingsmeters aan

Belichtingsmeters uit

Belichtingsmeters aan

A De ingebouwde flitser
Als er voor juiste belichting extra licht is vereist in stand i, dan klapt de ingebouwde flitser automatisch op wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. Als de flitser wordt opgeklapt, kunnen er alleen foto's worden gemaakt wanneer de flitsgereedaanduiding (M) wordt weergegeven. Als de flitsgereedaanduiding niet wordt weergegeven, laadt de flitser op; verwijder uw vinger kort van de ontspanknop en probeer opnieuw.

Druk, om energie te besparen wanneer de flitser niet in gebruik is, de flitser voorzichtig naar beneden totdat de vergrendeling op zijn plaats klikt.

39

Creatieve fotografie
(Onderwerpstanden)
De camera beschikt over een keur aan "onderwerp"-standen. Het automatisch kiezen van een onderwerpstand optimaliseert de instellingen die passen bij het geselecteerde onderwerp, waardoor creatieve fotografie net zo eenvoudig wordt als het selecteren van een stand, kadreren van een foto en fotograferen, zoals beschreven op pagina 35­39.
 h-stand
s Draai de standknop naar h en druk op de R-knop om het momenteel geselecteerde
onderwerp te bekijken. Draai aan de hoofdinstelschijf om een ander onderwerp te kiezen.
Standknop

Hoofdinstelschijf

Monitor

Portret
k

Landschap
l

Kinderen
p

Sport
m

Close-up
n

Nachtportret
o

Nachtlandschap
r

Party/binnen
s

Strand/ sneeuw
t

Zonsondergang
u

Schemering Dierenportret

v

w

Kaarslicht
x

Bloesem
y

Herfstkleuren
z

Voedsel
0

Silhouet
1

High-key
2

Low-key
3

40

 Onderwerpstanden
k Portret

p Kinderen

Gebruik deze stand voor portretten met zachte, natuurlijke huidtinten. Als het onderwerp zich op grote afstand van de achtergrond bevindt of er wordt een teleobjectief gebruikt, dan worden de achtergronddetails verzacht om de compositie een gevoel van diepte te geven.

s
Gebruik deze stand voor snapshots van kinderen. Kleding en achtergronddetails worden levendig weergegeven, terwijl huidtinten zacht en natuurlijk blijven.

l Landschap

m Sport

Gebruik deze stand voor levendige landschapsfoto's bij daglicht. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

Snelle sluitertijden bevriezen beweging voor dynamische sportfoto's waarin het onderwerp duidelijk naar voren komt. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit. Selecteer continu opnamestand om een reeks foto's te maken (0 6, 83).

41

n Close-up

r Nachtlandschap

s Gebruik deze stand voor close-upfoto's van
bloemen, insecten en andere kleine voorwerpen (voor het scherpstellen op zeer korte afstanden kan een macroobjectief worden gebruikt). Gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte te voorkomen.

Verminder ruis en onnatuurlijke kleuren bij het fotograferen van nachtlandschappen, inclusief straatverlichting en neonverlichting. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte te voorkomen.

o Nachtportret

s Party/binnen

Gebruik deze stand voor een natuurlijke balans tussen het hoofdonderwerp en de achtergrond in portretten die bij te weinig licht zijn gemaakt. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij te weinig licht te voorkomen.

Leg de effecten van achtergrondverlichting binnenshuis vast. Gebruik deze stand voor party's en andere onderwerpen binnenshuis.

42

t Strand/sneeuw

v Schemering

Leg de helderheid vast van zonlicht dat zich over water, sneeuw of zand uitstrekt. De ingebouwde flitser en AFhulpverlichting schakelen uit.

Behoudt de kleuren die te zien zijn in het s
zwakke natuurlijke licht voor zonsopkomst en na zonsondergang. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

u Zonsondergang

w Dierenportret

Behoudt de diepe tinten die te zien zijn in zonsondergangen en zonsopkomsten. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

Gebruik deze stand voor portretten van actieve huisdieren. De AF-hulpverlichting schakelt uit.

43

x Kaarslicht

z Herfstkleuren

s Voor foto's gemaakt bij kaarslicht. De
ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

Legt de fonkelende rood- en geeltinten in herfstbladeren vast. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

y Bloesem

0 Voedsel

Gebruik deze stand voor een veld met bloemen, bloeiende boomgaarden en andere landschappen met uitgestrekte bloesemlandschappen. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

Gebruik deze stand voor levendige foto's van voedsel. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte te voorkomen; tevens kan de flitser worden gebruikt (0 143).

44

1 Silhouet

3 Low-key

Silhouetonderwerpen tegen heldere achtergronden. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

Gebruik deze stand bij het fotograferen s
van donkere onderwerpen om donkere, sombere afbeeldingen te creëren die hoge lichten naar voren laten komen. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik van een statief wordt aanbevolen om onscherpte bij slecht licht te voorkomen.

2 High-key

Gebruik deze stand bij het fotograferen van heldere onderwerpen om heldere afbeeldingen te creëren die gevuld lijken met licht. De ingebouwde flitser schakelt uit.
45

Basisweergave

1 Druk op de K-knop.
Er wordt een foto op de monitor weergegeven. De geheugenkaart met de huidig weergegeven foto wordt door een pictogram aangeduid.
K-knop

2 Bekijk extra foto's.

s

Extra foto's kunnen worden weergegeven

door op 4 of 2 te drukken. Druk op 1 en 3

om extra informatie over de huidige foto te

bekijken (0 179).

Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.

1/12

NIKON D600

1/ 125 F5. 6 100

85mm

0, 0 100ND600 DSC_0001. JPG 15/04/2012 10: 02: 28

NORMAL 6016x4016

A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (0 212), worden foto's na de opname gedurende een aantal seconden in de monitor weergegeven.
A Zie ook
Zie pagina 178 voor informatie over het kiezen van een geheugenkaartsleuf.
46

Ongewenste foto's wissen
Druk op de O (Q)-knop om de huidige foto te wissen die momenteel in de monitor wordt weergegeven. Merk op dat foto's niet kunnen worden hersteld nadat ze zijn gewist.
1 Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt beschreven op de voorgaande pagina. De locatie van de huidige afbeelding wordt met een pictogram in de linkerbenedenhoek van het scherm weergegeven.
s
2 Wis de foto.
Druk op de O (Q)-knop. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; druk opnieuw op de O (Q)-knop om de afbeelding te wissen en terug te keren naar weergave. Druk op K om af te sluiten zonder de foto te O (Q)-knop wissen.
A Wissen
Gebruik de optie Wissen in het weergavemenu om alle geselecteerde afbeeldingen (0 190), alle afbeeldingen gemaakt op een geselecteerde datum (0 191) of alle afbeeldingen in een gekozen locatie op een geselecteerde geheugenkaart (0 190) te wissen.
47

s
48

xLivebeeldfotografie

Voer de onderstaande stappen uit om foto's in livebeeld vast te leggen.

1 Draai de selectieknop voor livebeeld naar C
(livebeeldfotografie).
D Dek de zoeker af
Verwijder voor het fotograferen de rubberen oogschelp en bedek de zoeker met het meegeleverde DK-5 oculairkapje om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenkomt de belichting hindert (0 86).

Selectieknop voor livebeeld

x

2 Druk op d a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld door het objectief wordt weergegeven in de cameramonitor. Het onderwerp zal niet langer zichtbaar zijn in de zoeker.

a-knop
3 Positioneer het scherpstelpunt.
Positioneer het scherpstelpunt boven uw onderwerp, zoals beschreven op pagina 51.
4 Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.

Het scherpstelpunt knippert groen terwijl de camera

A AE-L/AF-L-knop

scherpstelt. Als de camera kan scherpstellen, wordt het

scherpstelpunt groen weergegeven; als de camera niet kan

scherpstellen, knippert het scherpstelpunt rood (merk op dat

er zelfs foto's kunnen worden gemaakt wanneer het

scherpstelpunt rood knippert; controleer vóór het

fotograferen de scherpstelling in de monitor). Belichting kan

worden vergrendeld door op de A AE-L/AF-L-knop te drukken

(0 110); scherpstelling vergrendelt terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. In

de M-stand kan de belichting worden aangepast met hulp van een

belichtingsaanduiding (0 78).

49

5 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om te fotograferen. De monitor zal uitschakelen.
6 Sluit de stand voor livebeeld af.
Druk op de a-knop om de stand voor livebeeld af te sluiten.

D Livebeeld beëindigen

x

Livebeeld eindigt automatisch als het objectief wordt verwijderd. Om schade aan de interne schakelingen van de camera te voorkomen, kan het zijn dat livebeeld automatisch

wordt beëindigd; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in gebruik is. Merk op dat de

temperatuur van de interne schakelingen van de camera kan toenemen en er in de

volgende gevallen ruis (heldere vlekken, willekeurige heldere pixels of waas) te zien kan

zijn (de camera kan ook voelbaar warm worden, maar dit duidt niet op een defect):

· De omgevingstemperatuur is hoog

· De camera is voor langere perioden in livebeeld gebruikt of om films op te nemen

· De camera is voor langere perioden in continu ontspanstand gebruikt

Als livebeeld niet start wanneer u op de a-knop drukt, wacht dan totdat de interne

schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens opnieuw.

A Een Picture Control kiezen (alleen de standen P, S, A en M)
Het indrukken van c (b) tijdens livebeeld geeft een lijst met Picture Controls weer. Markeer de gewenste Picture Control en druk op 2 om de instellingen voor Picture Control aan te passen (0 129).

c (b)-knop
A Films
Filmopname is niet beschikbaar tijdens livebeeldfotografie en het indrukken van de filmopnameknop heeft geen effect. Selecteer filmlivebeeld (0 57) om films vast te leggen.

50

In livebeeld scherpstellen

Draai om scherp te stellen met behulp van autofocus, aan de selectieknop voor de scherpstelstand naar AF en volg de onderstaande stappen om autofocus en AFveldstanden te kiezen. Voor informatie over handmatig scherpstellen, zie pagina 55.

Selectieknop voor scherpstelstand

 Een scherpstelstand kiezen
De volgende autofocusstanden zijn beschikbaar in livebeeld:

Stand

Beschrijving

x AF-S

Enkelvoudige servo-AF: voor stilstaande onderwerpen. Scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Full-time servo-AF: voor bewegende onderwerpen. De camera stelt continu scherp totdat de AF-F ontspanknop wordt ingedrukt. Scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half

wordt ingedrukt.

Druk op de AF-standknop om een autofocusstand te kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste stand in de monitor wordt weergegeven.

AF-standknop Hoofdinstelschijf

Monitor

D Autofocus in livebeeld gebruiken
Gebruik een AF-S-objectief. De gewenste resultaten zijn mogelijk niet haalbaar met ander objectieven of teleconverters. Merk op dat in livebeeld autofocus trager is en de monitor lichter of donkerder kan worden terwijl de camera scherpstelt. Het scherpstelpunt wordt soms groen weergegeven wanneer de camera niet kan scherpstellen. In de volgende situaties is de camera mogelijk niet in staat scherp te stellen: · als het onderwerp lijnen parallel aan de lange rand van het beeld bevat · als het onderwerp te weinig contrast bevat · als het onderwerp in het scherpstelpunt gebieden bevat met sterk contrasterende helderheid,
of spotverlichting of neonverlichting of een andere lichtbron bevat dat van helderheid verandert · als flikkering of banden onder tl-licht, kwikdamplampen, natriumdamplampen of vergelijkbare verlichting verschijnen · als een kruisfilter (ster) of ander speciaal filter wordt gebruikt · als het onderwerp kleiner is dan het scherpstelpunt · als het onderwerp wordt gedomineerd door regelmatige geometrische patronen (bijv. jaloezieën of een rij ramen in een wolkenkrabber) · als het onderwerp beweegt

51

 Een AF-veldstand kiezen
De volgende AF-veldstanden kunnen worden geselecteerd in livebeeld:

Stand

Beschrijving

Gezichtprioriteit-AF: Gebruik deze stand voor portretten. De camera detecteert en stelt

automatisch scherp op portretonderwerpen; het geselecteerde onderwerp wordt

aangeduid door een dubbele gele rand (bij het detecteren van meerdere gezichten, ! maximaal 35, stelt de camera scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp; gebruik de multi-

selector om een ander onderwerp te kiezen). Als de camera het onderwerp niet langer kan

detecteren (bijvoorbeeld omdat het onderwerp zich heeft weggedraaid van de camera),

wordt de rand niet langer weergegeven.

Breedveld-AF: gebruik deze stand voor hand-held fotograferen of landschappen en andere

$

onderwerpen zonder portretten. Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt door het gehele beeld te bewegen, of druk op J om het scherpstelpunt in het midden van het

beeld te plaatsen.

x

Normaal veld-AF: gebruik deze stand voor nauwkeurige scherpstelling op een geselecteerde

%

plek in het beeld. Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt door het gehele beeld te bewegen, of druk op J om het scherpstelpunt in het midden van het beeld te plaatsen.

Een statief wordt aanbevolen.

AF met meev. scherpst.: plaats het scherpstelpunt boven uw onderwerp en druk op J. Het

scherpstelpunt volgt het geselecteerde onderwerp terwijl het door het beeld beweegt.

Druk opnieuw op J om het volgen te beëindigen. Merk op dat de camera mogelijk niet in & staat is onderwerpen te volgen die snel bewegen, het beeld verlaten of andere

voorwerpen bedekken, zichtbaar in grootte, kleur of helderheid veranderen of te klein, te

groot, te helder, te donker of over dezelfde kleur of helderheid beschikken als de

achtergrond.

Druk op de AF-standknop om een autofocusstand te kiezen en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand in de monitor wordt weergegeven.

AF-standknop

Secundaire instelschijf

Monitor

52

Het livebeeldscherm: livebeeldfotografie
er
q t

y

w

u

x

Item

Beschrijving

0

q Resterende tijd

De hoeveelheid resterende tijd voordat livebeeld automatisch eindigt. Wordt weergegeven als het fotograferen binnen 30 sec. 56

of minder eindigt.

w Gids

Een gids voor de beschikbare opties tijdens livebeeldfotografie. --

e Autofocusstand

De huidige autofocusstand.

51

r AF-veldstand

De huidige AF-veldstand.

52

t Scherpstelpunt

Het huidige scherpstelpunt. De weergave wisselt met de optie die is geselecteerd voor AF-veldstand.

49

Houd de L (U)-knop ingedrukt en druk op 1 of 3 om de

monitorhelderheid aan te passen (merk op dat de

monitorhelderheid geen invloed heeft op foto's die met deze

y Monitorhelderheids- camera worden gemaakt). Als A (automatisch) wordt

aanduiding

geselecteerd, zal de camera de helderheid automatisch

--

aanpassen in reactie op de omstandigheden van het

omgevingslicht zoals gemeten door de omgevingslichtsensor wanneer de monitor aan is (0 4).

u Belichtingsaanduiding

Duidt aan of de foto onder- of overbelicht zal zijn bij de huidige instellingen (alleen M-stand).

78

53

D Het livebeeldscherm
Hoewel ze niet op de definitieve foto verschijnen, kunnen gekartelde randen, valse kleuren, moiré en heldere vlekken in de monitor verschijnen, terwijl in bepaalde velden met knipperende tekens en andere met tussenpozen verschijnende lichtbronnen heldere banden kunnen verschijnen of als het onderwerp kort door een strobe of andere heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht. Bovendien kan vertekening voorkomen als de camera horizontaal wordt gepand of een onderwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt. Flikkeringen en banden die zichtbaar zijn in de monitor onder tl-licht, kwikdamplampen of natriumdamplampen kunnen worden verminderd met behulp van Flikkerreductie (0 252), ondanks dat ze in de definitieve foto nog steeds zichtbaar kunnen zijn bij bepaalde sluitertijden. Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het fotograferen in de livebeeldstand. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de interne schakelingen van de camera tot gevolg hebben.
A Belichting
x Afhankelijk van het onderwerp kan de belichting verschillen van de belichting die zou zijn verkregen wanneer livebeeld niet wordt gebruikt. Lichtmeting in livebeeld wordt aangepast voor livebeeldweergave en er worden foto's geproduceerd waarvan de belichting sterk overeenkomt met wat er zichtbaar is in de monitor. In de standen P, S, A en M kan de belichting worden aangepast met ±5 LW (0 112). Merk op dat de effecten van waarden boven +3 LW of onder ­3 LW niet vooraf in de monitor kunnen worden bekeken.
54

Het informatiescherm: livebeeldfotografie

Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of weer te geven tijdens livebeeldfotografie.

Informatie aan

Informatie uit

x

Virtuele horizon (0 258)

Hulpsjablonen

Handmatige scherpstelling
Draai aan de scherpstelring van het objectief totdat het onderwerp scherp is om scherp te stellen in de handmatige scherpstelstand (0 103).

Druk voor nauwkeurige scherpstelling op de X (T)-knop om het beeld in de monitor tot ongeveer 19 × te vergroten. Terwijl het beeld dat zichtbaar is door het objectief wordt ingezoomd, verschijnt een navigatiescherm in een grijs frame in de rechterbenedenhoek van de weergave. Gebruik de multi-selector om door de delen van het beeld te bladeren die niet zichtbaar zijn in de monitor (alleen beschikbaar als breedveld-AF of normaal veld-AF wordt geselecteerd voor AF-veldstand) of druk op W (S) om uit te zoomen.

X (T)-knop

Navigatievenster

55

A Objectieven zonder CPU
Zorg ervoor dat bij het gebruik van objectieven zonder CPU de brandpuntsafstand en maximaal diafragma worden ingevoerd met behulp van de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 172). Objectieven zonder CPU kunnen alleen in de standen A en M worden gebruikt (0 73); diafragma kan worden aangepast met behulp van de diafragmaring van het objectief.
D De tellerweergave
Dertig seconden voordat livebeeld automatisch eindigt wordt een teller weergegeven (0 53; de timer wordt rood als livebeeld op het punt staat te eindigen om de interne schakelingen te beschermen of als er een andere optie dan Geen limiet is geselecteerd voor persoonlijke instelling c4--Monitor uit > Livebeeld; 0 228--5 seconden voordat de monitor automatisch wordt uitgeschakeld). Afhankelijk van de opnameomstandigheden wordt de timer soms onmiddellijk weergegeven wanneer livebeeld is geselecteerd. Merk op dat ondanks het niet verschijnen van de teller tijdens het afspelen, livebeeld alsnog automatisch zal eindigen wanneer de timer afloopt.
x A HDMI Als de camera is aangesloten op een HDMI-videoapparaat tijdens livebeeldfotografie, blijft de cameramonitor ingeschakeld en wordt het beeld dat door het objectief te zien is op het videoapparaat weergegeven (zie rechts). Als het apparaat HDMICEC ondersteunt, selecteer Uit voor de optie HDMI > Apparaatbesturing in het setup-menu (0 205) alvorens te fotograferen in livebeeld.
56

yFilmlivebeeld
Films kunnen in livebeeld worden opgenomen.
1 Draai de selectieknop voor livebeeld naar 1
(filmlivebeeld).

Selectieknop voor livebeeld

2 Druk op de a-knop.

y

De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat zichtbaar is door

het objectief wordt weergegeven in de cameramonitor, zoals

het wordt weergegeven in de werkelijke film, gemodificeerd

voor de effecten van belichting. Het onderwerp zal niet

langer zichtbaar zijn in de zoeker.

a-knop

A Het 0-pictogram
Een 0-pictogram (0 61) geeft aan dat u geen films kunt opnemen.
A Voordat u gaat opnemen
Kies voor het vastleggen een diafragma (alleen standen A en M, 0 77, 78); u kunt tevens een Picture Control kiezen (alleen standen P, S, A en M, 0 129) of kleurruimte (0 217). In de standen P, S, A en M, kan witbalans (0 115) te allen tijde worden ingesteld door op de L (U)-knop en aan de hoofdinstelschijf te draaien.

3 Kies een scherpstelstand (0 51).

4 Kies een AF-veldstand (0 52).

57

5 Stel scherp.
Kadreer de openingsopname en stel scherp zoals beschreven in stap 3 en 4 op pagina 49 (zie pagina 51 voor meer informatie over het scherpstellen in filmlivebeeld). Merk op dat het aantal te detecteren onderwerpen in gezichtsprioriteit-AF afneemt in filmlivebeeld.

A Belichting
De volgende instellingen kunnen in filmlivebeeld worden aangepast:

P, S, A
M Andere opnamestanden

Diafragma -- --
--

Sluitertijd -- 
--

ISO-gevoeligheid -- 
--

Belichtingscorrectie  --
--

y

In de M-stand kan ISO-gevoeligheid worden ingesteld op waarden tussen 100 en Hi 2 en sluitertijd op waarden tussen 1/25 sec. en 1/4.000 sec. (de traagst beschikbare sluitertijd

varieert afhankelijk van de beeldsnelheid; 0 65). In andere standen worden sluitertijd en

ISO-gevoeligheid automatisch aangepast. Sluit en herstart filmlivebeeld als het resultaat

over- of onderbelicht is.

6 Start opnemen.
Druk op de filmopnameknop om het opnemen te starten. Een opnameaanduiding en de beschikbare tijd worden weergegeven in de monitor. Belichting wordt ingesteld met behulp van matrixmeting en kan worden vergrendeld door de A AE-L/AF-L-knop (0 110) in te drukken of (in de standen P, S en A) worden aangepast met maximaal ±3 LW in stappen van 1/3 LW met behulp van belichtingscorrectie (0 112). In de autofocusstand kan de scherpstelling worden vergrendeld door de ontspanknop half in te drukken.

Filmopnameknop Opnameaanduiding

Resterende tijd
A Audio
De camera kan zowel video als geluid opnemen; dek de microfoon op de voorkant van de camera niet af tijdens filmopname. Merk op dat de ingebouwde microfoon mogelijk geluiden van het objectief opneemt tijdens autofocus of vibratiereductie.

58

7 Beëindig de opname.
Druk opnieuw op de filmopnameknop om het opnemen te beëindigen. De opname wordt automatisch beëindigd wanneer de maximale lengte is bereikt of wanneer de geheugenkaart vol is.
A Maximale lengte
De maximumlengte voor individuele filmbestanden is 4 GB (voor maximum opnametijden, zie pagina 65); merk op dat afhankelijk van de schrijfsnelheid van de geheugenkaart, de opname kan eindigen voordat deze lengte is bereikt (0 334).
A Foto's maken
Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken terwijl de opname aan de gang is (indien gewenst kan de opname-informatieweergave aan de Fn-knop, voorbeeldknop scherptediepte of AE-L/AF-L-knop worden toegewezen en aan de knop die wordt gebruikt
y om fotografie-instellingen voor het opnemen weer te geven; 0 247, 248). De filmopname
eindigt (de tot op dat punt opgenomen filmopnamen worden opgeslagen) en de camera keert terug naar livebeeld. De foto wordt bij de huidige beeldveldinstelling vastgelegd, waarbij een uitsnede met een beeldverhouding van 16: 9 wordt gebruikt. Foto's worden met uitgeschakelde flitser gemaakt. Merk op dat de belichting voor foto's niet vooraf tijdens filmlivebeeld kan worden bekeken; stand P, S of A wordt aanbevolen, maar nauwkeurige resultaten kunnen in de M-stand worden verkregen door de Fn-knop, voorbeeldknop scherptediepte of AE-L/AF-L-knop te gebruiken (0 247, 248), waarbij de knop wordt gebruikt om opname-informatie weer te geven en de belichtingsaanduiding te controleren. Belichtingscorrectie voor de foto kan worden ingesteld op waarden tussen ­5 en +5 LW, maar enkel waarden tussen ­3 en +3 kunnen vooraf in de monitor worden bekeken (standen P, S en A; 0 112).
D De tellerweergave
Dertig seconden voordat livebeeld automatisch eindigt wordt een teller weergegeven (0 53). Afhankelijk van de opnameomstandigheden wordt de timer soms onmiddellijk weergegeven nadat de filmopname is begonnen. Merk op dat ongeacht de hoeveelheid op te nemen beschikbare tijd, livebeeld alsnog automatisch zal eindigen wanneer de timer afloopt. Wacht totdat alle interne schakelingen zijn afgekoeld voordat het opnemen van een film wordt hervat.
8 Sluit de stand voor livebeeld af.
Druk op de a-knop om de stand voor livebeeld af te sluiten.
59

Indices

Als Indexmarkering is geselecteerd voor persoonlijke instellingen

g1 (Fn-knop toewijzen, 0 247), g2 (Voorbeeldknop toewijzen,

0 248) of g3 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 248), kunt u de knop

indrukken tijdens het opnemen om indices toe te voegen die

kunnen worden gebruikt om de positie van beelden tijdens

bewerken en weergave te bepalen (0 68). Maximaal 20 indices

kunnen aan elke film worden toegevoegd.

Index

y

A Zie ook
Beeldformaat, microfoongevoeligheid en opties voor de kaartsleuf zijn beschikbaar in het menu Filminstellingen (0 65). Scherpstelling kan handmatig worden aangepast, zoals beschreven op pagina 55. De functies die worden uitgevoerd door de J, Fn-knop, voorbeeldknop scherptediepte en A AE-L/AF-L-knop kunnen worden gekozen met behulp van persoonlijke instellingen f1 (OK-knop (opnamestand); 0 241), g1 (Fn-knop toewijzen; 0 247), g2 (Voorbeeldknop toewijzen; 0 248) en respectievelijk g3 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 248) (met de laatste drie opties kunt u tevens de belichting vergrendelen zonder een knop ingedrukt te houden). Persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen; 0 248) regelt of de ontspanknop kan worden gebruikt om filmlivebeeld te starten of om filmopname te starten en te eindigen.
60

Het livebeeldscherm: filmlivebeeld
ty q

w e

r

u

i

Item

Beschrijving

0y

q Pictogram "Geen film" Geeft aan dat u geen films kunt opnemen.

--

w Volume hoofdtelefoon Volume van audio-uitvoer naar de hoofdtelefoon.

62

e Microfoongevoeligheid Microfoongevoeligheid voor filmopname.

62

Geluidsniveau voor audio-opname. Wordt in rood weergegeven

r Geluidsniveau

als het niveau te hoog is; pas de microfoongevoeligheid dienovereenkomstig aan. De aanduidingen voor het kanaal links 62

(L) en rechts (R) verschijnen wanneer er een optionele ME-1 of andere stereomicrofoon wordt gebruikt.

t

Resterende tijd (filmlivebeeld)

De beschikbare opnametijd voor films.

58

y Beeldformaat voor films Het beeldformaat voor filmopname.

65

u

Monitorhelderheidsaanduiding

Een aanduiding voor de monitorhelderheid.

62

i Gids

Een gids voor de beschikbare opties tijdens filmlivebeeld.

62

A Een externe microfoon gebruiken
De optionele ME-1 stereomicrofoon kan worden gebruikt om geluid in stereo op te nemen of om te voorkomen dat door autofocus veroorzaakt objectiefgeluid wordt opgenomen (0 298).
A Hoofdtelefoon
Er kunnen ook hoofdtelefoons van andere merken worden gebruikt. Merk op dat hoge geluidsniveaus kunnen resulteren in harde geluiden; bijzondere aandacht is vereist bij het gebruik van een hoofdtelefoon.
61

 Instellingen in het livebeeldscherm aanpassen
Microfoongevoeligheid, volume voor de hoofdtelefoon en monitorhelderheid kunnen volgens de onderstaande beschrijving worden aangepast. Merk op dat de microfoongevoeligheid en volume voor de hoofdtelefoon niet kunnen worden aangepast tijdens het opnemen en dat de helderheid alleen invloed heeft op de monitor (0 61); met de camera opgenomen films blijven ongewijzigd.
1 Markeer een instelling.
Houd L (U) ingedrukt en druk op 4 of 2 om de indicator te markeren voor de gewenste instelling.

L (U)-knop

2 y

Pas de gemarkeerde instelling aan.

Houd de L (U)-knop ingedrukt en druk op 1 of 3 om

de gemarkeerde instelling aan te passen.

Het informatiescherm: filmlivebeeld
Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of weer te geven tijdens filmlivebeeld.

Informatie aan

Informatie uit

Virtuele horizon (0 258)

Hulpsjablonen

62

Beeldveld
Ongeacht de geselecteerde optie voor Beeldveld in het opnamemenu (0 89), hebben alle films en foto's opgenomen in filmlivebeeld (0 57) een beeldverhouding van 16 : 9. Afbeeldingen die zijn vastgelegd met Aan geselecteerd voor Beeldveld > Automatische DX-uitsnede en een DX-objectief bevestigd, gebruiken een DX-gebaseerd filmformaat, net als afbeeldingen die zijn vastgelegd met DX (24×16) 1.5× geselecteerd voor Beeldveld > Kies beeldveld. Een FX-gebaseerd filmformaat wordt gebruikt wanneer FX (36×24) 1.0× is geselecteerd. Er wordt een a-pictogram weergegeven wanneer het DXgebaseerde filmformaat is geselecteerd.
y

A Filmlivebeeldfoto's
De volgende tabel toont het formaat van foto's die zijn gemaakt in filmlivebeeld:

Beeldveld

Optie

Formaat (pixels)

Afdrukformaat (cm) *

FX-gebaseerd formaat (35,5 × 20,0 mm)

Groot Middel Klein

6.016 × 3.376 4.512 × 2.528 3.008 × 1.688

50,9 × 28,6 38,2 × 21,4 25,5 × 14,3

DX-gebaseerd formaat (23,5 × 13,2 mm)

Groot Middel Klein

3.936 × 2.224 2.944 × 1.664 1.968 × 1.112

33,3 × 18,8 24,9 × 14,1 16,7 × 9,4

* Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi. Afdrukformaat in inches is gelijk aan beeldformaat in pixels gedeeld door printerresolutie in dots per inch (dpi; 1 inch = circa 2,54 cm).

Beeldkwaliteit wordt bepaald door de optie die is geselecteerd voor Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 93).

63

A HDMI
Als de camera wordt verbonden met een HDMI-apparaat (0 204), wordt het beeld dat door het objectief te zien is zowel in de cameramonitor als op het HDMI-apparaat weergegeven. De aanduidingen die in het HDMI-apparaat verschijnen tijdens filmopname worden rechts weergegeven. Geluidsniveau, virtuele horizon of histogram worden niet door de camera weergegeven; aanduidingen in de monitor en op het HDMI-apparaat kunnen niet worden verborgen of worden weergegeven met behulp van de R-knop. Selecteer Uit voor HDMI > Apparaatbesturing in het setup-menu om livebeeld te gebruiken wanneer de camera met een HDMI-CEC-apparaat is verbonden (0 205).
A Afstandsbedieningkabels
Als Film opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen, 0 248), dan kunnen de ontspanknoppen op de optionele MC-DC2 afstandsbedieningkabels (0 298) worden gebruikt om filmlivebeeld te starten en de filmopname te beëindigen.
D Films opnemen
y Flikkeringen, banden of vertekeningen kunnen in de monitor en in de uiteindelijke film onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of natrium zichtbaar zijn, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt (voor informatie over het verminderen van flikkeringen en banden, zie Flikkerreductie, 0 252). Er kunnen ook gekartelde randen, valse kleuren, moiré en heldere vlekken zichtbaar zijn. Heldere banden kunnen in bepaalde delen van het beeld met knipperende borden en andere onderbroken lichtbronnen verschijnen of als het onderwerp kort door een strobe of een andere heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht. Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het opnemen van films. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de interne schakelingen van de camera tot gevolg hebben. Merk op dat ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) en onverwachte kleuren kunnen verschijnen als u inzoomt op het beeld dat door het objectief (0 55) zichtbaar is tijdens filmlivebeeld.
Er kan geen flitslicht worden gebruikt tijdens filmlivebeeld.
De opname eindigt automatisch als het objectief wordt verwijderd, als er aan de standknop wordt gedraaid of als er een ontspanknop voor de afstandsbediening wordt geselecteerd.
Livebeeld wordt mogelijk automatisch beëindigd om schade aan de interne schakelingen te voorkomen; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in gebruik is. Merk op dat de temperatuur van de interne schakelingen van de camera kan toenemen en er in de volgende gevallen ruis (heldere vlekken, willekeurige heldere pixels of waas) te zien kan zijn (de camera kan ook voelbaar warm worden, maar dit duidt niet op een defect): · De omgevingstemperatuur is hoog · De camera is voor langere perioden in livebeeld gebruikt of om films op te nemen · De camera is voor langere perioden in continu ontspanstand gebruikt Als livebeeld niet start wanneer u op de a-knop drukt, dient u te wachten totdat de interne schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens opnieuw.
64

Filminstellingen

Gebruik de optie Filminstellingen in het opnamemenu om de volgende instellingen aan te passen. · Beeldformaat/beeldsnelheid, Filmkwaliteit: kies uit de volgende opties:

Beeldformaat/beeldsnelheid Beeldformaat (pixels) Beeldsnelheid *

Filmkwaliteit
Maximale bitsnelheid (Mbps) ( hoge kwaliteit/Normaal)

Maximale lengte ( hoge kwaliteit/
Normaal)

o/1 1.920 × 1.080

30 p

p/2 1.920 × 1.080

25 p

q/3 1.920 × 1.080

24 p

r/4 1.280 × 720

60 p

24/12

20 min./ 29 min. 59 sec.

s/5 1.280 × 720

50 p

t/6 1.280 × 720

30 p

u/7 1.280 × 720

25 p

12/ 8

29 min. 59 sec./ 29 min. 59 sec.

y * Vermelde waarde. Werkelijke beeldsnelheden voor 60 p, 50 p, 30 p, 25 p en 24 p zijn respectievelijk 59,94, 50, 29,97, 25 en 23,976 bps.

· Microfoon: schakel de ingebouwde of optionele ME-1-stereomicrofoon in of uit of pas de microfoongevoeligheid aan. Kies Automatische gevoeligheid om de gevoeligheid automatisch aan te passen, Microfoon uit om het opnamegeluid uit te schakelen; selecteer Handmatige gevoeligheid en kies een gevoeligheid om de microfoongevoeligheid handmatig te selecteren.

· Bestemming: kies de sleuf waar films worden opgenomen. Het menu toont de beschikbare tijd op elke kaart; de opname eindigt automatisch zodra er geen tijd resteert.

65

1 Selecteer Filminstellingen.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Filminstellingen in het opnamemenu en druk op 2.
G-knop
2 Kies filmopties.
Markeer het gewenste item en druk op 2 en markeer vervolgens een optie en druk op J.
y
D Beeldformaat en -snelheid
Beeldformaat en -snelheid hebben invloed op de verdeling en hoeveelheid ruis (willekeurige heldere pixels, waas of heldere vlekken).
66

Films bekijken

In schermvullende weergave (0 177) worden films aangeduid door een 1-pictogram. Druk op J om weergave te starten.

1-pictogram Lengte

Huidige positie/totale lengte

Filmvoortgangsbalk Volume Gids

De volgende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd:

Functie

Knop

Beschrijving

y

Pauze

Afspelen pauzeren.

Afspelen
Achteruit/ vooruit

J

Het afspelen hervatten wanneer de film wordt gepauzeerd of tijdens achteruit/vooruit.

De snelheid neemt toe bij elke druk op de

knop, van 2× naar 4× naar 8× naar 16×;

houd deze knop ingedrukt om naar het begin of het einde van de film (eerste beeld wordt aangeduid door h in de rechterbovenhoek van de monitor en het laatste beeld door i) te

gaan. Als het afspelen wordt gepauzeerd, gaat de film met één

beeld tegelijk achteruit of vooruit; houd deze knop ingedrukt om

continu achteruit of vooruit te gaan.

Sla 10 sec. over

Draai aan de hoofdinstelschijf om 10 sec. vooruit of achteruit over te slaan.

Naar vorig/ volgend beeld
bladeren
Volume aanpassen
Film bijsnijden

X (T)/ W (S)
c (b)

Gebruik de secundaire instelschijf om naar de volgende of vorige index te gaan, of om naar het laatste of eerste beeld te gaan als de film geen indices bevat.
Druk op X (T) om het volume te verhogen en op W (S) om het te verlagen.
Zie pagina 69 voor meer informatie.

Afsluiten

/K Terug naar schermvullende weergave.

Terugkeren naar de
opnamestand

Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamestand.

67

A Het p-pictogram
Films met indices (0 60) worden in schermvullende weergave aangeduid door een p-pictogram.
A Het 2-pictogram
2 wordt schermvullend en in filmweergave weergegeven indien de film zonder geluid werd opgenomen.
y
68

Films bewerken

Snijd filmopnamen bij om bewerkte filmkopieën te maken of sla de geselecteerde beelden als JPEG-foto's op.

Optie

Beschrijving

9 Kies begin-/eindpunt

Maak een kopie waarvan de filmopnamen aan het begin of het einde zijn verwijderd.

4 Bewaar geselecteerd beeld Een geselecteerd beeld als een JPEG-foto opslaan.

Films bijsnijden
Om bijgesneden filmkopieën te maken:
1 Geef een film schermvullend weer.
Druk op de K-knop om foto's schermvullend in de monitor weer te geven en druk op 4 en 2 om door de foto's te bladeren totdat de film die u wenst te bewerken, wordt weergegeven.
K-knop
2 Kies een start- of eindpunt.
Speel de film af zoals beschreven op pagina 67, druk op J om het afspelen te starten en te hervatten en op 3 om te pauzeren en druk op 4 of 2 of draai aan de hoofdinstelschijf of secundaire instelschijf om de positie van het gewenste beeld te bepalen (0 67). Uw geschatte positie in de film kunt u te weten komen met behulp van de filmvoortgangsbalk.
3 Geef de opties voor filmbewerking weer.
Druk op de c (b)-knop om de opties voor filmbewerking weer te geven.

y
Filmvoortgangsbalk

c (b)-knop

69

4 Selecteer Kies begin-/eindpunt.
Markeer Kies begin-/eindpunt en druk op J.

Het dialoogvenster rechts wordt weergegeven; kies of het huidige beeld het begin- of eindpunt van de kopie wordt en druk op J.

5 Wis beelden.

y

Druk op 4 of 2 om vooruit of achteruit te gaan als het gewenste beeld momenteel niet wordt

weergegeven (draai aan de hoofdinstelschijf

om 10 sec. vooruit of achteruit over te slaan;

draai aan de secundaire instelschijf om een index of het eerste of laatste beeld over te

L (U)-knop

slaan als de film geen indices bevat). Om de huidige selectie van beginpunt (w) naar

eindpunt (x) om te schakelen of omgekeerd, drukt u op L (U).

Zodra u het beginpunt en/of eindpunt hebt geselecteerd, druk op 1. Alle beelden voor het geselecteerde beginpunt en na het geselecteerde eindpunt worden van de kopie verwijderd.

6 Sla de kopie op.
Markeer een van de volgende opties en druk op J: · Opslaan als nieuw bestand: sla de kopie op als
een nieuw bestand. · Bestaand bestand vervangen: vervang het
originele filmbestand voor de bewerkte kopie. · Annuleren: keer terug naar stap 5. · Voorbeeld: bekijk een voorbeeld van de kopie.
Bewerkte kopieën worden aangeduid door een 9-pictogram in schermvullende weergave.

70

A Films bijsnijden
Films moeten ten minste twee seconden lang zijn. Als er in de huidige weergavepositie geen kopie kan worden gemaakt, wordt de huidige positie in rood in stap 5 weergegeven en wordt er geen kopie gemaakt. De kopie wordt niet opgeslagen als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. Kopieën hebben dezelfde aanmaaktijd en -datum als het origineel.
A Het retoucheermenu
Films kunnen tevens met behulp van de optie Film bewerken in het retoucheermenu (0 261) worden bewerkt.
y
71

Geselecteerde beelden opslaan
Om een geselecteerd beeld als een JPEG-foto op te slaan:

1 Bekijk de film en kies een beeld.
Speel de film af zoals beschreven op pagina 67; uw geschatte positie in de film kunt u te weten komen met behulp van de filmvoortgangsbalk. Druk op 4 of 2 om achteruit of vooruit te gaan en druk op 3 om de film te pauzeren bij het beeld dat u van plan bent te kopiëren.

2 Geef de opties voor filmbewerking weer.

Druk op de c (b)-knop om de opties voor

y

filmbewerking weer te geven.

c (b)-knop
3 Kies Bewaar geselecteerd beeld.
Markeer Bewaar geselecteerd beeld en druk op J.

4 Maak een foto.
Druk op 1 om een foto van het huidige beeld
te maken.

5 Sla de kopie op.
Markeer Ja en druk op J om een JPEG-kopie met de kwaliteit Fijn (0 93) van het geselecteerde beeld te maken. Filmbeelden worden aangegeven door een 9-pictogram in schermvullende weergave.
A Bewaar geselecteerd beeld
JPEG-filmbeelden gemaakt met de optie Bewaar geselecteerd beeld kunnen niet worden geretoucheerd. Bij JPEG-filmbeelden ontbreekt het aan bepaalde categorieën foto-informatie (0 179).
72

#Standen P, S, A en M
De standen P, S, A en M beschikken over verschillende besturingsniveaus voor sluitertijd en diafragma.
#
A Type objectieven
Bij het gebruik van een CPU-objectief die is uitgerust met een diafragmaring (0 287), vergrendelt u deze op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde). G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring. Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de standen A (diafragmavoorkeuze) en M (handmatig) wanneer diafragma alleen kan worden aangepast met behulp van de diafragmaring van het objectief. Het selecteren van een andere stand schakelt de ontspanknop uit.
A Objectieven zonder CPU (0 285)
Gebruik de diafragmaring om het diafragma aan te passen. Indien het hoogste diafragma van het objectief is gespecificeerd met behulp van het item Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 172) terwijl er een objectief zonder CPU is bevestigd, wordt de huidige f-waarde in de zoeker en het bedieningspaneel weergegeven, afgerond op het dichtstbijzijnde puntteken. Anders geeft het diafragma alleen het aantal punttekens weer (F, met het hoogste diafragma weergegeven als FA) en moet de f-waarde van de diafragmaringen worden afgelezen.
73

A Sluitertijd en diafragma
Twee hoofdfactoren voor het bepalen van de belichting zijn sluitertijd en diafragma. Door de sluitertijd te verlagen terwijl diafragma toeneemt of het verhogen van de sluitertijd terwijl diafragma afneemt, kunt u verschillende effecten verkrijgen met behoud van een constante belichting. Korte sluitertijden en grote diafragma's bevriezen bewegende voorwerpen en verzachten achtergronddetails, terwijl lange sluitertijden en kleine diafragma's bewegende voorwerpen onscherp maken en achtergronddetails naar voren brengen.

Sluitertijd

Diafragma

#
Korte sluitertijd (1/1.600 sec.)

Lange sluitertijd (1/6 sec.)

Groot diafragma (f/5.6) Klein diafragma (f/22)
(Vergeet niet hoe hoger de f-waarde des te kleiner het diafragma.)

74

P: Automatisch programma
In deze stand past de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch aan volgens een ingebouwd programma om in de meeste situaties verzekerd te zijn van een optimale belichting. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshotfoto's en andere situaties waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten bepalen.
#
A Flexibel programma
In de stand P kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn ("flexibel programma"). Draai de schijf naar rechts voor een groot diafragma (lage f-waarden) om de achtergronddetails onscherp weer te geven of voor een korte sluitertijd om beweging scherp vast te Hoofdinstelschijf leggen. Draai de schijf naar links voor een klein diafragma (hoge f-waarden) om de scherptediepte te vergroten of voor een lange sluitertijd om beweging als een veeg vast te leggen. Alle combinaties leveren dezelfde belichting op. Terwijl het flexibele programma actief is, verschijnt er een U-aanduiding in het bedieningspaneel. Om de standaardinstellingen voor sluitertijd en diafragma te herstellen, draai aan de hoofdinstelschijf totdat de aanduiding niet langer wordt weergegeven of kies een andere stand of zet de camera uit.
A Zie ook
Zie pagina 315 voor informatie over het ingebouwde belichtingsprogramma. Zie "De stand-bytimer" op pagina 39 voor informatie over het activeren van de belichtingsmeters.
75

S: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert. Gebruik lange sluitertijden om beweging door onscherp bewegende onderwerpen te suggereren en gebruik korte sluitertijden om bewegingen scherp vast te leggen.

Korte sluitertijd (1/1.600 sec.)

Lange sluitertijd (1/6 sec.)

Draai aan de hoofdinstelschijf terwijl de

belichtingsmeters ingeschakeld zijn om een

sluitertijd te kiezen. Sluitertijd kan worden ingesteld

op "v" of op waarden tussen 30 sec. en 1/4.000

# sec.

Hoofdinstelschijf

A Zie ook
Zie pagina 323 voor informatie over wat te doen als de knipperende aanduiding "A" of "%" in de weergaven van de sluitertijd verschijnt.
76

A: Diafragmavoorkeuze
In de stand diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen, waarna de camera automatisch een sluitertijd kiest dat de optimale belichting oplevert. Een groot diafragma (lage f-waarden) verhoogt het flitsbereik (0 147) en vermindert de scherptediepte, zodat voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp onscherp zijn. Een klein diafragma (hoge f-waarden) verhoogt de scherptediepte, zodat voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp scherp zijn. Een beperkte scherptediepte wordt doorgaans gebruikt voor portretten om achtergronddetails onscherp weer te geven, terwijl een grote scherptediepte wordt gebruikt voor landschapsfoto's om zowel de voorgrond als de achtergrond scherp te krijgen.

Groot diafragma (f/5.6)

Klein diafragma (f/22)

Draai aan de secundaire instelschijf terwijl de

#

belichtingsmeters ingeschakeld zijn om het

gewenste diafragma te kiezen tussen het minimale

en maximale diafragma van het objectief.

Secundaire instelschijf

A Voorbeeldknop scherptediepte
Houd de voorbeeldknop scherptediepte ingedrukt om de effecten van diafragma vooraf te bekijken. Het objectief stopt bij de diafragmawaarde die is geselecteerd door de camera (standen P en S) of bij de waarde die is gekozen door de gebruiker (standen A en M), zodat u de scherptediepte vooraf in de zoeker kunt bekijken.
Voorbeeldknop scherptediepte
A Persoonlijke instelling e5--Testflits
Deze instelling bepaalt of de ingebouwde en optionele flitsapparaten, zoals de SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 (0 293), een testflits afgeven wanneer de voorbeeldknop scherptediepte wordt ingedrukt. Zie pagina 241 voor meer informatie.
77

M: Handmatig

In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in. Draai aan de hoofdinstelschijf en kies een sluitertijd terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn en draai aan de secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen. Sluitertijd kan worden ingesteld op "v" of op waarden tussen 30 sec. en 1/4.000 sec. of de sluiter kan voor een lange tijdopname voor onbepaalde tijd open worden gehouden (A, 0 79). Het diafragma kan worden ingesteld op waarden tussen de minimale en maximale waarden voor het objectief. Gebruik de belichtingsaanduidingen om de belichting te controleren.

Sluitertijd

Diafragma

#

Hoofdinstelschijf

Secundaire instelschijf

A AF Micro NIKKOR-objectieven
Onder voorwaarde dat een externe belichtingsmeter wordt gebruikt, hoeft u alleen rekening te houden met de belichtingsverhouding wanneer de diafragmaring wordt gebruikt voor het instellen van het diafragma.
A De belichtingsaanduiding
Als er een andere sluitertijd dan "bulb" of "time" is geselecteerd, toont de belichtingsaanduiding in de zoeker of de foto zal worden onder- of overbelicht bij de huidige instellingen. Afhankelijk van de optie die is gekozen voor persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 224), wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting in stappen van 1/3 LW of 1/2 LW aangeduid (de onderstaande illustraties tonen de weergave in de zoeker wanneer 1/3 stap is geselecteerd voor persoonlijke instelling b2). De weergaven knipperen als de limieten van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden.

Optimale belichting

Onderbelicht met 1/3 LW

Overbelicht met meer dan 2 LW

A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f8 (Aanduidingen omkeren, 0 246) voor informatie over het omkeren van de belichtingsindicators, zodat negatieve waarden rechts en positieve waarden links worden weergegeven.
78

 Lange tijdopnamen (alleen M-stand)
Selecteer de volgende sluitertijden voor lange tijdopnamen of bewegende lichten, de sterren, nachtlandschappen of vuurwerk. · Bulb (A): de sluiter blijft open terwijl de
ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. Gebruik een statief of een optionele MC-DC2 afstandsbedieningskabel om onscherpte te voorkomen (0 298). · Tijd (%): vereist een optionele ML-L3 afstandsbediening (0 298). Start de belichting door op de ML-L3 ontspanknop te drukken. De sluiter blijft gedurende dertig minuten open of totdat de knop voor een tweede keer wordt ingedrukt.

Lengte van belichting: 35 sec. Diafragma: f/25

1 Maak de camera gereed.

#

Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond. Verwijder het

rubberen oogschelpje en bedek de zoeker met het meegeleverde DK-5

oculairkapje om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenkomt de belichting

hindert (0 86). Gebruik een volledig opgeladen EN-EL15 batterij of een optionele

EH-5b lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting om stroomverlies te voorkomen

voordat de belichting is voltooid. Merk op dat ruis (heldere vlekken, willekeurig

verdeelde heldere pixels of waas) kunnen resulteren in lange tijdopnamen; kies

voor het vastleggen Aan voor Ruisonderdr. lange tijdopname in het

opnamemenu (0 218).

2 Draai de standknop naar M.

Standknop

79

3 Kies een sluitertijd.
Draai aan de hoofdinstelschijf en kies een sluitertijd A terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn.

Selecteer voor een sluitertijd "time" (%) de ontspanstand voor de afstandsbediening (0 85) na het kiezen van de sluitertijd.

Hoofdinstelschijf

4 Open de sluiter.

Bulb: druk na het scherpstellen de ontspanknop op de camera of van de optionele

afstandsbedieningkabel volledig in. Houd de ontspanknop ingedrukt totdat de

#

belichting is voltooid.

Tijd: druk de ML-L3 ontspanknop helemaal in.

5 Sluit de sluiter.
Bulb: haal uw vinger van de ontspanknop.
Tijd: druk de ML-L3 ontspanknop helemaal in. De opname eindigt automatisch na dertig minuten.

80

$Gebruikersinstellingen: standen

U1 en U2

Wijs veelgebruikte instellingen toe aan de posities U1 en U2 op de standknop.

Gebruikersinstellingen opslaan

1 Selecteer een stand.
Draai de standknop naar de gewenste stand.

Standknop

$
2 Pas de instellingen aan.
Maak de gewenste aanpassingen aan flexibel programma (stand P), sluitertijd (standen S en M), diafragma (standen A en M), belichtings- en flitscorrectie, flitsstand, scherpstelpunt, lichtmeting, autofocus en AF-veldstanden, bracketing en instellingen in het opnamemenu (0 214) en persoonlijke instellingenmenu (0 219) (merk op dat de camera niet de opties geselecteerd voor Opslagmap, Naamgeving bestanden, Beeldveld, Picture Control beheren, Meervoudige belichting of Intervalopname bewaard).

3 Selecteer Gebruikersinstellingen
opslaan.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Gebruikersinstellingen opslaan in het setup-menu en druk op 2.

G-knop

4 Selecteer Opslaan in U1 of Opslaan in
U2.
Markeer Opslaan in U1 of Opslaan in U2 en druk op 2.

81

5 Gebruikersinstellingen opslaan.
Markeer Instellingen opslaan en druk op J om instellingen geselecteerd in stap 1 en 2 toe te wijzen aan de standknoppositie die is geselecteerd in stap 4.

Gebruikersinstellingen herroepen

Draai de standknop eenvoudig naar U1 om de instellingen te herroepen die zijn toegewezen aan Opslaan in U1 of naar U2 om de instellingen te herroepen die zijn toegewezen aan Opslaan in U2.

Standknop

Gebruikersinstellingen terugzetten
Om instellingen voor U1 of U2 terug te zetten naar standaardwaarden:
1 $ Selecteer Gebruikersinstell. terugzetten. Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Gebruikersinstell. terugzetten in het setup-menu en druk op 2.
G-knop
2 Selecteer U1 terugzetten of U2
terugzetten.
Markeer U1 terugzetten of U2 terugzetten en druk op 2.
3 Zet de gebruikersinstellingen terug.
Markeer Terugzetten en druk op J.

82

kOntspanstand
Een ontspanstand kiezen
Druk op de ontgrendelingsknop van de keuzeknop ontspanstand om een ontspanstand te kiezen en draai de keuzeknop ontspanstand naar de gewenste instelling.

Stand

Beschrijving

S Enkel beeld: De camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

Continu lage snelheid: Terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, legt de camera 1­5

CL

beelden per seconde vast. 1 Beeldsnelheid kan worden gekozen met behulp van persoonlijke instelling d5 (Opnamesnelheid CL-stand, 0 229). Merk op dat er slechts één

foto wordt gemaakt als de flitser flitst.

Continu hoge snelheid: Terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, legt de camera
CH maximaal 5,5 beelden per seconde vast. 2 Merk op dat er slechts één foto wordt gemaakt als k de flitser flitst.

Stil ontspannen: Zoals voor enkel beeld, behalve dat de spiegel niet terug op zijn plaats klikt terwijl de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, zodat de gebruiker zelf de klik kan
J regelen die door de spiegel wordt gemaakt, welke tevens stiller is dan in de stand enkel beeld. Bovendien is er geen signaal te horen, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 228).

E Zelfontspanner: Gebruik de zelfontspanner voor zelfportretten of om onscherpte als gevolg van cameratrilling te verminderen (0 85).

4 Afstandsbediening: De sluiter wordt geregeld met behulp van de ontspanknop op de optionele ML-L3 afstandsbediening (0 85).

Spiegel omhoog: Kies deze stand om cameratrillingen zo laag mogelijk te houden in tele- of
MUP close-upfotografie of in andere omstandigheden waarbij de kleinste camerabeweging kan resulteren in onscherpe foto's.

1 Gemiddelde beeldsnelheid met een EN-EL15 batterij, continu servo-AF, handmatig of sluitertijdvoorkeuze belichting, een sluitertijd van 1/200 sec. of korter, andere resterende instellingen dan persoonlijke instelling d5 bij standaardwaarden en resterend geheugen in het buffergeheugen.
2 Gemiddelde beeldsnelheid met een EN-EL15 batterij, continu servo-AF, handmatig of sluitertijdvoorkeuze belichting, een sluitertijd van 1/200 sec. of korter, andere instellingen bij standaardwaarden en resterend geheugen in het buffergeheugen.

De beeldsnelheid neemt af bij lange sluitertijden of zeer kleine diafragma's (hoge fwaarden) als vibratiereductie (beschikbaar voor VR-objectieven) of automatische instelling ISO-gevoeligheid ingeschakeld is (0 105, 107) of wanneer de batterij bijna leeg is.

83

A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven fotograferen terwijl de foto's op de geheugenkaart worden opgeslagen. Er kunnen maximaal 100 foto's na elkaar worden gemaakt. Merk echter op dat de beeldsnelheid afneemt zodra de buffer vol is (t00). Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, geeft de opnameteller in de zoeker en het bedieningspaneel het geschatte aantal beelden aan dat bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen in de buffer. In de illustratie rechts ziet u de weergave wanneer de buffer nog voldoende ruimte heeft voor circa 28 foto's. Terwijl de foto's op de geheugenkaart worden vastgelegd, brandt het toegangslampje naast de geheugenkaartsleuf. Afhankelijk van de opnameomstandigheden en prestaties van de geheugenkaart, kan het enkele seconden tot enkele minuten duren om een foto op te slaan. U mag de geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat het toegangslampje uit is. Als u de camera uitzet terwijl de buffer nog gegevens bevat, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto's in de buffer zijn opgeslagen. Als de batterij leeg raakt terwijl de buffer nog foto's bevat, wordt de ontspanknop geblokkeerd en worden de foto's overgezet naar de geheugenkaart.
A Livebeeld
Als een continu ontspanstand wordt gebruikt tijdens livebeeldfotografie (0 49) of in filmlivebeeld (0 57), worden foto's weergegeven in plaats van het beeld dat zichtbaar is door het objectief terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt.
k A Zie ook
Zie persoonlijke instelling d6 (Max. aant. continu-opnamen, 0 230) voor informatie over het kiezen van het maximaal aantal foto's dat in serieopname kan worden gemaakt. Zie pagina 335 voor informatie over het aantal foto's dat in serieopname kan worden gemaakt.
84

De zelfontspanner- en afstandsbedieningsstanden

De zelfontspanner en optionele ML-L3 afstandsbediening (0 298) kunnen worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of voor zelfportretten.

1 Monteer de camera op een statief.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond.

2 Selecteer een ontspanstand.
Druk op de ontgrendelingsknop voor de keuzeknop van de ontspanstand en draai de keuzeknop van de ontspanstand naar de stand E (zelfontspanner) of 4 (afstandsbediening).

Keuzeknop ontspanstand

In de afstandsbedieningsstand kan de timing

van de ontspanknop worden geselecteerd met

behulp van de optie

Afstandsbedieningsstand in het opnamemenu. Markeer, na het indrukken van

k

de G-knop om de menu's weer te geven, Afstandsbedieningsstand in het

G-knop

opnamemenu en druk op 2 om de volgende opties weer te geven. Druk op de

selectieknop omhoog of omlaag om een optie te markeren en druk op J.

Optie

Beschrijving

%

Vertraagd op afstand

De sluiter wordt 2 sec. na het indrukken van de ML-L3 ontspanknop ontspannen.

$

Direct op afstand

De sluiter wordt na het indrukken van de ML-L3 ontspanknop ontspannen.

Druk op de ML-L3 ontspanknop zodra de spiegel opklapt, opnieuw

&

Spiegel omhoog op afstand

om de sluiter te ontspannen en maak de foto. Voorkomt onscherpte veroorzaakt door camerabeweging bij het opklappen van de

spiegel.

85

3 Kadreer de foto.
A Dek de zoeker af
Verwijder bij het maken van foto's zonder uw oog tegen de zoeker, de DK-21 rubberen oogschelp (q) en plaats het meegeleverde DK-5 oculairkapje zoals aangeduid in (w). Dit voorkomt dat licht dat via de zoeker binnenkomt de belichting belemmerd. Houd de camera stevig vast bij het verwijderen van de rubberen oogschelp.

DK-21 rubberen oogschelp

DK-5 oculairkapje

4 Maak de foto.

Zelfontspannerstand: Druk de ontspanknop half in

om scherp te stellen en druk vervolgens de

knop volledig in om de zelfontspanner te

starten (merk op dat de timer niet zal starten als de camera niet kan scherpstellen of

in andere situaties waarin de sluiter niet kan worden ontspannen). Het

k

zelfontspannerlampje begint te knipperen. Twee seconden voordat de foto wordt gemaakt, stopt het zelfontspannerlampje met knipperen. De sluiter wordt tien

seconden na het starten van de timer ontspannen.

Afstandsbedieningsstand: Richt op een afstand van 5 m of minder de zender van de ML-L3 op één van de infraroodontvangers op de camera (0 2, 4) en druk op de ML-L3 ontspanknop. In de stand vertraagd op afstand brandt het zelfontspannerlampje circa twee seconden voordat de sluiter wordt ontspannen. In de stand direct op afstand knippert het zelfontspannerlampje nadat de sluiter werd ontspannen. In de stand spiegel omhoog op afstand wordt door het één keer indrukken van de ML-L3 ontspanknop de spiegel opgeklapt; de sluiter wordt ontspannen en het zelfontspannerlampje knippert na 30 sec. of wanneer de knop voor een tweede keer wordt ingedrukt. Merk op dat de afstandsbediening niet kan worden gebruikt voor het opnemen van films; zelfs als Film opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen, 0 248), wordt bij het indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening de sluiter ontspannen en een foto gemaakt.

Selecteer een andere ontspanstand om de opname te annuleren.

86

D Voordat de afstandsbediening wordt gebruikt
Verwijder voordat de afstandsbediening voor de eerste keer wordt gebruikt, de transparante plastic beschermfolie van de batterijcontacten.
D De ingebouwde flitser gebruiken
Druk voor het fotograferen met de flitser in de standen P, S, A, M of 0 op de M (Y)-knop om de flitser op te klappen en wacht tot de M-aanduiding in de zoeker wordt weergegeven (0 143). De opname wordt onderbroken als de flitser wordt opgeklapt terwijl de afstandsbedieningsstand actief is of nadat de zelfontspanner werd gestart. Als de flitser is vereist, reageert de camera alleen op de ML-L3 ontspanknop zodra de flitser is opgeladen. In de automatische of onderwerpstanden waarin de flitser automatisch opklapt, begint de flitser te laden wanneer de afstandsbedieningsstand is geselecteerd; zodra de flitser is geladen, zal deze automatisch opklappen en flitsen indien vereist. Merk op dat er slechts één foto wordt gemaakt als de flitser flitst, ongeacht het aantal opnamen dat is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner; 0 227).
In de flitsstanden waarin rode-ogenreductie wordt ondersteund, brandt het lampje van de rodeogenreductie ongeveer een seconde voordat de sluiter wordt ontspannen. In de stand vertraagd op afstand brandt het zelfontspannerlampje twee seconden, gevolgd door het lampje van de rode-ogenreductie welke gedurende een seconde brandt voordat de sluiter wordt ontspannen.
A In de afstandsbedieningsstand scherpstellen
De camera zal de scherpstelling niet aanpassen in de stand spiegel omhoog op afstand of wanneer continue servo-autofocus is geselecteerd; merk echter op dat u bij het selecteren van een van de autofocusstanden kunt scherpstellen door de ontspanknop van de camera half in te
k drukken alvorens te fotograferen (de knop volledig indrukken zal de sluiter niet ontspannen). Als
autofocus of enkelvoudige servo-autofocus is geselecteerd of de camera bevindt zich in livebeeld in vertraagd of direct op afstand, dan past de camera automatisch de scherpstelling aan alvorens op te nemen; als de camera niet kan scherpstellen in zoekerfotografie, dan keert deze terug naar stand-by zonder de sluiter te ontspannen.
A Stand spiegel omhoog op afstand
Lichtmeting wordt niet uitgevoerd in de stand spiegel omhoog op afstand. Foto's kunnen niet in de zoeker worden gekadreerd terwijl de spiegel is opgeklapt.
AA
Tijd (bulb)-belichtingen kunnen niet worden vastgelegd met behulp van de zelfontspanner. Er wordt een vaste sluitertijd gebruikt als snelheid A is geselecteerd in de M-stand.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner; 0 227) voor informatie over het kiezen van de duur van de zelfontspanner, het aantal te maken foto's en het interval tussen twee opnamen. Zie persoonlijke instelling c5 (Afstandsbediening; 0 228) voor informatie over het kiezen van de tijdsduur dat de camera in de stand-by-stand blijft, wachtend op een signaal van de afstandsbediening. Zie persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 228) voor informatie over het regelen van de signalen die afgaan wanneer de zelfontspanner en afstandsbediening worden gebruikt.
87

Stand spiegel omhoog
Kies deze stand om onscherpte te minimaliseren welke wordt veroorzaakt door camerabewegingen wanneer de spiegel wordt opgeklapt. Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
1 Selecteer de stand spiegel omhoog.
Druk op de ontgrendelingsknop van de keuzeknop ontspanstand en draai de keuzeknop van de ontspanstand naar MUP.

Keuzeknop ontspanstand

2 Klap de spiegel omhoog.
Kadreer de foto, stel scherp en druk vervolgens de ontspanknop volledig in om de spiegel op te klappen.

D Spiegel omhoog

Wanneer de spiegel is opgeklapt kunnen foto's niet in de zoeker worden gekadreerd en

k

kunnen autofocus en lichtmeting niet worden uitgevoerd.

3 Maak een foto.
Druk de ontspanknop opnieuw volledig in om een foto te maken. Druk de ontspanknop soepel in of gebruik een optionele afstandsbedieningskabel om onscherpte te voorkomen die wordt veroorzaakt door camerabeweging (0 298). De spiegel wordt ingeklapt wanneer de opname is beëindigd.

A Stand spiegel omhoog
Er wordt automatisch een foto gemaakt als er ongeveer 30 sec. geen bewerkingen worden uitgevoerd nadat de spiegel is opgeklapt.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de optionele ML-L3 afstandsbediening voor fotografie met de spiegel omhoog, zie pagina 85.
88

dOpties voor beeldopname

Beeldveld

Kies de beeldverhouding en beeldhoek (beeldveld). Dankzij de beeldsensor (35,9 × 24 mm) van het FX-formaat van de camera kunt u kiezen uit beeldhoeken zo groot als die ondersteund worden door 35 mm (135) formaat filmcamera's, terwijl automatisch foto's naar de DX-beeldhoek worden uitgesneden bij het gebruik van DX-formaat objectieven. Zie pagina 335 voor informatie over het aantal foto's dat kan worden opgeslagen bij verschillende beeldveldinstellingen.

 Automatische DX-uitsnede
Kiezen of automatisch een DX-uitsnede wordt geselecteerd wanneer een DX-objectief is bevestigd.

Optie

Beschrijving

De camera selecteert automatisch DX-uitsnede wanneer een

Aan

DX-objectief is bevestigd. Als er een ander objectief is bevestigd, wordt de uitsnede gebruikt die is geselecteerd voor

Kies beeldveld.

Uit

De uitsnede die is geselecteerd voor Kies beeldveld wordt gebruikt.

d

A DX-objectieven
DX-objectieven zijn ontwikkeld voor gebruik met DX-formaat camera's en hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor 35 mm-formaat camera's. Als Automatische DX-uitsnede uit is en FX (36×24) 1.0× (FX-formaat) is geselecteerd voor Kies beeldveld wanneer een DX-objectief is bevestigd, kunnen de randen van het beeld worden verduisterd. Dit is misschien niet zichtbaar in de zoeker, maar wanneer de beelden worden afgespeeld ziet u mogelijk een afname van de resolutie of zijn de randen van de foto verduisterd.
89

 Kies beeldveld
Kies het beeldveld dat wordt gebruikt wanneer een objectief zonder DX is bevestigd of als er een DX-objectief is bevestigd met Uit geselecteerd voor Automatische DX-uitsnede (0 91).

Optie
FX (36×24) c 1.0×
(FX-formaat)
DX (24×16) a 1.5×
(DX-formaat)

Beschrijving
Beelden worden in FX-formaat vastgelegd met behulp van het volledige veld van de beeldsensor (35,9 × 24,0 mm), waarbij een beeldhoek wordt geproduceerd die equivalent is aan een NIKKORobjectief op een 35 mm-formaat camera.
Een veld in het midden van de beeldsensor 23,5 × 15,7 mm wordt gebruikt om foto's in DX-formaat vast te leggen. Vermenigvuldig met 1,5 om de geschatte brandpuntsafstand te berekenen van het objectief in 35 mm-formaat.

FX-formaat (36×24) beeldcirkel
FX-formaat

DX-formaat (24×16) beeldcirkel
DX-formaat

d

A Beeldveld
De geselecteerde optie wordt in het informatiescherm weergegeven.

A De zoekerweergave
De uitsnede van het DX-formaat wordt rechts weergegeven; het gebied buiten de uitsnede kan in grijs worden bekeken wanneer Uit is geselecteerd voor persoonlijke instelling a4 (Verlichting scherpstelpunt, 0 222).
DX-formaat
A Zie ook
Zie pagina 63 voor informatie over de beschikbare uitsneden in filmlivebeeld.
90

Beeldveld kan worden ingesteld met behulp van de optie Beeldveld in het opnamemenu of door op een besturing te drukken en aan een instelschijf te draaien.
 Het menu beeldveld

1 Selecteer Beeldveld in het
opnamemenu.
Druk op G om de menu's weer te geven. Markeer Beeldveld in het opnamemenu (0 214) en druk op 2.

G-knop

2 Kies een optie.
Markeer Automatische DX-uitsnede of Kies beeldveld en druk op 2.

3 Pas de instellingen aan.

Kies een optie en druk op J. De

geselecteerde uitsnede wordt in de zoeker weergegeven (0 90).

d

91

 Camerabesturingen
1 Wijs een beeldveldselectie toe aan een camerabesturing.
Selecteer Kies beeldveld voor een camerabesturing in het menu persoonlijke instellingen (0 219). Beeldveldselectie kan worden toegewezen aan de Fn-knop (persoonlijke instelling f2, Fn-knop toewijzen, 0 242) of de voorbeeldknop scherptediepte (persoonlijke instelling f3, Voorbeeldknop toewijzen, 0 244).
2 Gebruik de geselecteerde besturing om een beeldveld te kiezen.
Het beeldveld kan worden geselecteerd door op de geselecteerde knop te drukken en aan de hoofd- of secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste uitsnede in de zoeker wordt weergegeven (0 90).
Fn-knop Hoofdinstelschijf

De momenteel geselecteerde optie voor

beeldveld kan worden bekeken door op de knop

te drukken die het beeldveld in het

bedieningspaneel, de zoeker of informatiescherm

d

weergeeft. FX-formaat wordt weergegven als "36 ­ 24" en DX-formaat als "24 ­ 16".

D Automatische DX-uitsnede
De geselecteerde besturing kan niet worden gebruikt voor het selecteren van beeldveld wanneer een DX-objectief is bevestigd en Automatische DX-uitsnede aan is.
A Beeldformaat
Het beeldformaat wisselt met de optie die is geselecteerd voor beeldveld (0 95).
92

Beeldkwaliteit en -formaat

Samen bepalen beeldkwaliteit en beeldformaat hoeveel ruimte er in beslag wordt genomen door elke foto op de geheugenkaart. Grotere afbeeldingen met een hoge kwaliteit kunnen op grote formaten worden afgedrukt, maar vereisen ook meer geheugen. Dit betekent dat er minder afbeeldingen op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen (0 335).

Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).

Optie Bestandstype

Beschrijving

NEF (RAW)

Onbewerkte gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de NEF geheugenkaart opgeslagen. Instellingen zoals witbalans en contrast
kunnen na het vastleggen worden aangepast.

JPEG Fijn

Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van ongeveer 1:4 (beeldkwaliteit Fijn). *

JPEG Normaal

JPEG

Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van ongeveer 1:8 (beeldkwaliteit Normaal). *

JPEG Basis

Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van ongeveer 1:16 (beeldkwaliteit Basis). *

NEF (RAW) + JPEG Fijn

Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.

d NEF (RAW) +
JPEG Normaal

NEF/JPEG

Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Normaal.

NEF (RAW) +

Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en

JPEG Basis

één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Basis.

* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.

Beeldkwaliteit kan worden ingesteld door op de X (T)-knop te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in het bedieningspaneel wordt weergegeven.

X (T)-knop

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

A Het opnamemenu
Beeldkwaliteit kan tevens worden aangepast met behulp van de optie Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 214).

93

De volgende opties zijn toegankelijk vanuit het opnamemenu. Druk op de G-knop om de menu's weer te geven, markeer de gewenste optie en druk op 2.

 JPEG-compressie
Kies het compressietype voor JPEG-afbeeldingen.

Optie

O Vaste grootte

P

Optimale kwaliteit

Beschrijving
Beelden worden gecomprimeerd om relatief gelijke bestandsgroottes te produceren.
Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte wisselt met het opgenomen onderwerp.

 NEF (RAW)-opname > Type
Kies het compressietype voor NEF (RAW)-afbeeldingen.

Optie

Beschrijving

N

Compressie zonder verlies

NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met behulp van een omkeerbaar algoritme, waarbij de bestandsgrootte ongeveer 20­40% wordt verkleind zonder dat dit invloed heeft op de beeldkwaliteit.

NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met behulp van een nietO Gecomprimeerd omkeerbaar algoritme, waarbij de bestandsgrootte ongeveer 35­55%

wordt verkleind, wat bijna geen invloed heeft op de beeldkwaliteit.

 NEF (RAW)-opname > NEF (RAW)-bitdiepte

Kies een bitdiepte voor NEF (RAW)-afbeeldingen.

d

Optie

q 12-bits

Beschrijving NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een bitdiepte van 12 bits.

r 14-bits

NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een bitdiepte van 14 bits, waarbij grotere bestanden worden geproduceerd dan die met een bitdiepte van 12 bits, maar waarbij de opgenomen kleurgegevens worden vermeerderd.

A NEF (RAW)-afbeeldingen
NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen op de camera worden bekeken of met behulp van software zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 298) of ViewNX 2 (beschikbaar op de meegeleverde ViewNX 2-cd). Merk op dat de geselecteerde optie voor beeldformaat geen invloed heeft op het formaat van NEF (RAW)-afbeeldingen; bij het bekijken op een computer hebben NEF (RAW)afbeeldingen de afmetingen van grote (#-formaat) afbeeldingen, zoals vermeld in de tabel op pagina 95. JPEG-kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met behulp van de optie NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu (0 271).
A NEF+JPEG
Als foto's, die zijn gemaakt met de instellingen van NEF (RAW) + JPEG, op de camera worden bekeken met slechts één geplaatste geheugenkaart, wordt alleen de JPEG-afbeelding weergegeven. Als beide kopieën op dezelfde kaart zijn vastgelegd, worden beide kopieën gewist zodra de foto wordt verwijderd. Als de JPEG-kopie op een afzonderlijke geheugenkaart is vastgelegd met behulp van de optie Functie van kaart in sleuf 2 > RAW-sleuf 1 - JPEG-sleuf 2, zal het wissen van de JPEG-kopie niet de NEF (RAW)-afbeelding wissen.
94

Beeldformaat
Beeldformaat wordt in pixels gemeten. Kies uit # Groot, $ Middel of % Klein (merk op dat het beeldformaat varieert afhankelijk van de geselecteerde optie voor Beeldveld, 0 89):

Beeldveld

Optie

Formaat (pixels)

Afdrukformaat (cm) *

FX (36×24) 1.0× (FX-formaat)

Groot Middel Klein

6.016 × 4.016 4.512 × 3.008 3.008 × 2.008

50,9 × 34,0 38,2 × 25,5 25,5 × 17,0

DX (24×16) 1.5× (DX-formaat)

Groot Middel Klein

3.936 × 2.624 2.944 × 1.968 1.968 × 1.312

33,3 × 22,2 24,9 × 16,7 16,7 × 11,1

* Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi. Afdrukformaat in inches is gelijk aan beeldformaat in pixels gedeeld door printerresolutie in dots per inch (dpi; 1 inch = circa 2,54 cm).

Beeldformaat kan worden ingesteld door op de X (T)-knop te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste optie in het bedieningspaneel wordt weergegeven.

d

X (T)-knop

Secundaire instelschijf Bedieningspaneel

A Het opnamemenu
Het beeldformaat kan tevens worden aangepast met behulp van de optie Beeldformaat in het opnamemenu (0 214).
95

Twee geheugenkaarten gebruiken
Wanneer twee geheugenkaarten in de camera zijn geplaatst, kunt u de optie Functie van kaart in sleuf 2 in het opnamemenu gebruiken om de functie van de kaart in sleuf 2 te kiezen. Kies uit Overloop (de kaart in sleuf 2 wordt alleen gebruikt wanneer de kaart in sleuf 1 vol is), Back-up (elke foto wordt twee keer vastgelegd, één keer naar de kaart in sleuf 1 en nogmaals naar de kaart in sleuf 2) en RAW-sleuf 1 - JPEG-sleuf 2 (als voor Back-up, behalve dat de NEF/RAW-kopieën van foto's vastgelegd bij instellingen van NEF/RAW + JPEG alleen worden vastgelegd op de kaart in sleuf 1 en JPEG-kopieën alleen naar de kaart in sleuf 2).
d
A "Back-up" en "RAW-sleuf 1 - JPEG-sleuf 2"
De camera toont het aantal resterende opnamen op de kaart met de minste hoeveelheid geheugen. De ontspanstand wordt uitgeschakeld wanneer één van de kaarten vol is.
A Films opnemen
Wanneer er twee geheugenkaarten in de camera zijn geplaatst, kan de sleuf, die wordt gebruikt voor het opnemen van films, worden geselecteerd voor het gebruik van de optie Filminstellingen > Bestemming in het opnamemenu (0 65).
96

NScherpstelling
Deze paragraaf beschrijft de scherpstelopties die beschikbaar zijn wanneer foto's in de zoeker zijn gekadreerd. Scherpstelling kan automatisch (zie hieronder) of handmatig worden aangepast (0 103). De gebruiker kan tevens het scherpstelpunt voor automatisch of handmatig scherpstellen (0 101) selecteren of gebruik scherpstelvergrendeling om scherp te stellen zodat de compositie van foto's na het scherpstellen kan worden aangepast (0 102).
Autofocus
Draai aan de selectieknop voor de scherpstelstand om AF Selectieknop voor scherpstelstand te gebruiken voor autofocus.

Autofocusstand

Kies uit de volgende autofocusstanden:

Stand

Beschrijving

N

AF-A

Automatisch servo-AF: de camera selecteert automatisch enkelvoudige servo-autofocus als het onderwerp stilstaat en continu-servo-autofocus als het onderwerp beweegt.

Enkelvoudige servo-AF: voor stilstaande onderwerpen. Scherpstelling vergrendelt wanneer de AF-S ontspanknop half wordt ingedrukt. Bij de standaardinstellingen kan de sluiter alleen worden
ontspannen wanneer de scherpstelaanduiding wordt weergegeven (focusprioriteit; 0 221).

Continue servo-AF: voor bewegende onderwerpen. De camera stelt continu scherp terwijl de

ontspanknop half wordt ingedrukt. Als het onderwerp beweegt, schakelt de camera

AF-C

anticiperende scherpstelling (0 100) in om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp in te schatten en pas, indien noodzakelijk, de scherpstelling aan. Bij de standaardinstellingen kan

de sluiter worden ontspannen al dan niet met scherpgesteld onderwerp (ontspanprioriteit;

0 221).

A Anticiperende scherpstelling
In de AF-C-stand of wanneer continu servo-autofocus is geselecteerd in AF-A-stand, zal de camera anticiperende scherpstelling starten als het onderwerp in de richting of weg van de camera beweegt, terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Hierdoor kan de camera de scherpstelling volgen terwijl deze probeert in te schatten waar het onderwerp zich zal bevinden wanneer de sluiter wordt ontspannen.
97

De autofocusstand kan worden geselecteerd door op de AF-standknop te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in de zoeker en het bedieningspaneel wordt weergegeven.
AF-standknop Hoofdinstelschijf

AF-A

AF-S

AF-C

A Goede resultaten verkrijgen met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als de camera onder deze
omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen om aan te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan scherpstellen op het onderwerp. Stel in dit geval handmatig scherp (0 103) of gebruik de scherpstelvergrendeling (0 102) om op een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te stellen en pas vervolgens de compositie van de foto aan.

N

Er is weinig of geen contrast tussen het onderwerp en de

achtergrond.

Het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk verschillende helderheid.

Voorbeeld: het onderwerp heeft dezelfde kleur als de achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat voorwerpen op verschillende afstanden van de camera.
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische patronen.
Voorbeeld: lamellen of een rij vensters in een flatgebouw.

Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich half in de schaduw.
Voorwerpen op de achtergrond zijn groter dan het onderwerp.
Voorbeeld: achter het onderwerp staat een gebouw in beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne details.
Voorbeeld: een veld bloemen of andere onderwerpen die klein zijn of weinig variatie in helderheid hebben.

A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit, 0 221) voor informatie over het gebruik van focusprioriteit in continu servo-AF. Zie persoonlijke instelling a2 (Selectie AF-S-prioriteit, 0 221) voor informatie over het gebruik van de ontspanprioriteit in enkelvoudige servo-AF. Zie pagina 51 voor informatie over de beschikbare opties voor autofocus in livebeeld of tijdens
filmopname.

98

AF-veldstand

Hier kunt u selecteren hoe het scherpstelpunt voor autofocus wordt geselecteerd.

· Enkelpunts AF: Selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 101; de camera

zal alleen scherpstellen op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.

Gebruik deze stand voor bewegende onderwerpen.

· Dynamisch veld-AF: Selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 101. In de

scherpstelstanden AF-A en AF-C stelt de camera scherp op basis van informatie uit de

omringende scherpstelpunten als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt

kortstondig verlaat. Het aantal scherpstelpunten wisselt afhankelijk van de

geselecteerde stand:

- 9-punten dynamisch veld-AF: Kies deze optie als u tijd hebt om de foto opnieuw in beeld

te brengen of als u een onderwerp fotografeert dat voorspelbaar beweegt (zoals

hardlopers of raceauto's op een parcours).

- 21-punten dynamisch veld-AF: Kies deze optie als u een onderwerp fotografeert dat

onvoorspelbaar beweegt (zoals spelers op het voetbalveld).

- 39-punten dynamisch veld-AF: Kies deze optie wanneer u foto's maakt van snel

bewegende onderwerpen die niet eenvoudig in de zoeker in beeld kunnen worden

gebracht (zoals vogels).

· 3D-tracking: Selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 101. In de

scherpstelstanden AF-A en AF-C volgt de camera onderwerpen die het geselecteerde

scherpstelpunt verlaten en selecteert het nieuwe scherpstelpunten, zoals vereist. Kies

deze optie als u foto's met onderwerpen die grillig van de ene naar de andere kant

bewegen (zoals tennisspelers), snel in beeld wilt brengen. Als het onderwerp de zoeker

verlaat, laat u de ontspanknop los en brengt u de foto opnieuw in beeld met het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.

N

· Automatische veld-AF: De camera detecteert automatisch het onderwerp en selecteert het scherpstelpunt. Als een G- of D-type objectief wordt gebruikt (0 287), kunnen voor verbeterde onderwerpdetectie menselijke onderwerpen worden onderscheiden van de achtergrond. De actieve scherpstelpunten worden kort gemarkeerd nadat de camera scherpstelt; in de AF-C-stand of wanneer continu servo-autofocus is geselecteerd in de AF-A-stand, blijft het hoofdscherpstelpunt gemarkeerd nadat de andere scherpstelpunten zijn uitgeschakeld.
99

De AF-veldstand kan worden geselecteerd door de AF-standknop in te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in de zoeker en het bedieningspaneel wordt weergegeven.

AF-standknop Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

Zoeker

A 3D-tracking
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, worden de kleuren in het gebied rond het
scherpstelpunt in de camera opgeslagen. Hierdoor levert 3D-tracking mogelijk niet het gewenste
resultaat op bij onderwerpen die dezelfde kleur hebben als de achtergrond of die een zeer klein
deel van het beeld beslaan.
N A AF-veldstand
AF-veldstand wordt in het bedieningspaneel en in de zoeker getoond.

AF-veldstand

Bedieningspaneel

Zoeker

AF-veldstand

Bedieningspaneel

Zoeker

Enkelpunts-AF

39-punten dynamisch veld-AF *

9-punten dynamisch veld-AF *

3D-tracking

21-punten dynamisch veld-AF *

Automatische veld-AF

* Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
A Handmatige scherpstelling
Enkelpunts-AF wordt automatisch geselecteerd wanneer handmatige scherpstelling wordt gebruikt.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a3 (Focus-tracking met Lock-On, 0 222) voor informatie over het aanpassen van de tijdsduur dat de camera wacht voordat deze opnieuw scherpstelt wanneer een onderwerp voor de camera beweegt. Zie pagina 52 voor informatie over de beschikbare opties voor autofocus in livebeeld of tijdens filmopname.

100

Selectie van scherpstelpunt
De camera laat u kiezen uit 39 scherpstelpunten die u kunt gebruiken bij het bepalen van de compositie van de foto terwijl het hoofdonderwerp zich op een willekeurige plaats in het beeld bevindt.
1 Draai de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop naar .
Hiermee kunt u de multi-selector gebruiken om het scherpstelpunt te selecteren.
Vergrendeling van de scherpstelselectieknop
2 Selecteer het scherpstelpunt.
Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt in de zoeker te selecteren terwijl de belichtingmeters ingeschakeld zijn. Druk op J om het middelste scherpstelpunt te selecteren.
N
De vergrendeling van de scherpstelselectieknop kan naar de vergrendelde (L) positie van de volgende selectie worden gedraaid om te voorkomen dat het geselecteerde scherpstelpunt wordt gewijzigd wanneer de multi-selector wordt ingedrukt.
A Automatisch veld-AF
Het scherpstelpunt voor automatisch veld-AF wordt automatisch geselecteerd. De selectie voor handmatige scherpstelling is niet beschikbaar.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a4 (Verlichting scherpstelpunt, 0 222) voor informatie over het moment waarop het scherpstelpunt wordt verlicht. Zie persoonlijke instelling a5 (Doorloop scherpstelpunt, 0 222) voor informatie over het instellen van de scherpstelpuntselectie die u wilt "doorlopen". Zie persoonlijke instelling a6 (Aantal scherpstelpunten, 0 223) voor informatie over het kiezen van het aantal scherpstelpunten dat kan worden geselecteerd met behulp van de multi-selector. Voor informatie over het wijzigen van de functie van de J-knop, zie persoonlijke instelling f1, OK-knop (opnamestand); 0 241.
101

Scherpstelvergrendeling
De scherpstelvergrendeling kan worden gebruikt om de in beeld gebrachte onderwerpen te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt. Als de camera niet kan scherpstellen met behulp van autofocus (0 98), kan tevens scherpstelvergrendeling worden gebruikt om de composite van de foto aan te passen na het scherpstellen op een ander voorwerp op dezelfde afstand als uw oorspronkelijke onderwerp. Scherpstelvergrendeling geeft het beste resultaat wanneer een andere optie dan automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-veldstand (0 99).
1 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren. Controleer of de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt weergegeven.

2 Vergrendel de scherpstelling.
AF-A- en AF-C-scherpstelstanden: Druk met de ontspanknop half ingedrukt (q), op de A AE-L/AF-L-knop (w) om zowel scherpstelling als belichting (een AE-Lpictogram wordt in de zoeker weergegeven) te vergrendelen. De scherpstelling blijft vergrendeld zo lang als de knop A AE-L/AF-L wordt ingedrukt, zelfs als u later uw vinger van de ontspanknop haalt.

N

AF-S-scherpstelstand: De scherpstelling wordt

automatisch vergrendeld wanneer de

scherpstelaanduiding verschijnt en blijft vergrendeld

totdat u uw vinger van de ontspanknop haalt. De

scherpstelling kan ook worden vergrendeld door op

de A AE-L/AF-L-knop te drukken (zie hierboven).

Ontspanknop A AE-L/AF-L-knop

3 Pas de compositie aan en maak de foto.
De scherpstelling blijft vergrendeld tussen twee opnamen als u de ontspanknop half ingedrukt houdt (AF-S) of als u de A AE-L/AF-L-knop ingedrukt houdt. Zodoende kunt u opeenvolgend verschillende foto's maken met dezelfde scherpstelinstelling.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet wanneer de scherpstelling is vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, stelt u opnieuw scherp met de nieuwe afstand.

A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend. ontspanknop, 0 226) voor informatie over het gebruik van de ontspanknop om de belichting te vergrendelen, persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 244) voor informatie over het kiezen van de functie door de A AE-L/AF-L-knop.
102

Handmatige scherpstelling

Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen autofocus (niet-AF

NIKKOR-objectieven) ondersteunen of wanneer de autofocus niet het gewenste resultaat

produceert (0 98).

· AF-S-objectieven: Stel de schakelaar voor scherpstelstand van het objectief in op M.

· AF-objectieven: Stel de schakelaar voor de

Selectieknop voor scherpstelstand

scherpstelstand van het objectief (indien aanwezig) in

en stel de selectieknop voor de scherpstelstand van de

camera in op M.

D AF-objectieven
Gebruik geen AF-objectieven met de schakelaar voor scherpstelstand van het objectief ingesteld op M en de selectieknop voor scherpstelstand van de camera ingesteld op AF. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan beschadiging van de camera of het objectief tot gevolg hebben.

· Handmatige scherpstelobjectieven: Stel de selectieknop voor de scherpstelstand van de camera in op M.

Pas de scherpstelring van het objectief aan om handmatig scherp te stellen totdat het beeld op het matglas in de zoeker scherp is. U kunt altijd foto's maken, ook als het beeld niet scherp is.

 De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximaal diafragma van f/5.6 of

N

groter heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in het

zoekerbeeld gebruiken om te controleren of het

onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt scherp is

(het scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit de 39

beschikbare punten). Plaats het onderwerp in het

geselecteerde scherpstelpunt, druk de ontspanknop half

in en draai aan de scherpstelring van het objectief totdat de scherpstelaanduiding (I)

verschijnt. Merk op dat bij de onderwerpen die worden vermeld op pagina 98, de

scherpstelaanduiding soms ook wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet scherp

is. Controleer voorafgaand aan de opname de scherpstelling in de zoeker.

A Filmvlakpositie
Om de afstand tussen uw onderwerp en de camera te bepalen, meet vanaf de filmvlakmarkering (E) op de camerabody. De afstand tussen het objectiefbevestigingsvlak en het filmvlak
bedraagt 46,5 mm.

46,5 mm

Filmvlakmarkering

103

N
104

SISO-gevoeligheid
"ISO-gevoeligheid" is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Kies uit instellingen die variëren van ISO 100 tot ISO 6400 in stappen die equivalent zijn aan 1/3 LW. Instelling van ongeveer 0,3 tot 1 LW onder ISO 100 en 0,3 tot 2 LW boven ISO 6400 zijn tevens beschikbaar voor speciale situaties. Automatische standen en onderwerpstanden beschikken tevens over de optie AUTO, waarbij de camera automatisch de ISOgevoeligheid instelt als antwoord op de lichtomstandigheden. Hoe hoger de ISOgevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner diafragma gebruiken.
Druk op de W (S)-knop om de ISOgevoeligheid aan te passen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het bedieningspaneel of de zoeker.
W (S)-knop Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

Zoeker
S

105

A AUTOMATISCH
Als de standknop naar P, S, A of M wordt gedraaid, nadat AUTO is geselecteerd voor ISOgevoeligheid in een andere stand, wordt de laatst geselecteerde ISO-gevoeligheid in de stand P, S, A of M hersteld.
A Hi 0,3­Hi 2
De instellingen Hi 0,3 tot en met Hi 2 komen overeen met de ISO-gevoeligheden 0,3­2 LW boven ISO 6.400 (ISO 8.000­25.600 equivalent). Bij foto's die met deze instellingen zijn gemaakt, is de kans op ruis (willekeurig heldere pixels, waas of lijnen) groter.
A Lo 0,3­Lo 1
De instellingen Lo 0,3 tot en met Lo 1 komen overeen met de ISO-gevoeligheden 0,3­1 LW onder ISO 100 (ISO 80­50 equivalent). Voor gebruik van grotere diafragma's bij helder licht. Contrast is enigszins hoger dan normaal; in de meeste gevallen wordt een ISO-gevoeligheid van ISO 100 of hoger aanbevolen.
A Het opnamemenu
ISO-gevoeligheid kan tevens worden aangepast met behulp van de optie ISO-gevoeligheid instellen in het opnamemenu (0 214).
A Zie ook
Voor informatie over het kiezen van de stapgrootte voor ISO-gevoeligheid, zie persoonlijke instelling b1 (Stapgrootte ISO-gevoeligh.; 0 224). Zie persoonlijke instelling d3 (ISO tonen en aanpassen; 0 229) voor informatie over het weergeven van de ISO-gevoeligheid in het bedieningspaneel of het aanpassen van de ISO-gevoeligheid zonder de W (S)-knop te gebruiken. Zie pagina 218 voor informatie over het gebruik van de optie Hoge ISOruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te onderdrukken bij hoge ISO-gevoeligheden.
S
106

Automatische instelling ISO-

gevoeligheid

(Alleen standen P, S, A en M)

Als Aan voor ISO-gevoeligheid instellen > Autom inst ISO-gevoeligheid in het opnamemenu is geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast als er geen optimale belichting tot stand kan worden gebracht met de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd (de ISO-gevoeligheid wordt aangepast wanneer de flitser wordt gebruikt).

1 Selecteer Autom inst ISO-gevoeligheid

voor ISO-gevoeligheid instellen in het

opnamemenu.

Druk op de G-knop om de menu's weer te

geven. Selecteer ISO-gevoeligheid instellen

in het opnamemenu, markeer Autom inst ISO-

gevoeligheid en druk op 2.

G-knop

2 Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op J (als Uit is geselecteerd, blijft ISO-gevoeligheid ingesteld op de waarde die is geselecteerd door de gebruiker).

3 Pas de instellingen aan.

De maximale waarde voor automatische ISO-

gevoeligheid kan worden geselecteerd met

behulp van Maximale gevoeligheid (de

S

minimale waarde voor automatische ISO-

gevoeligheid is automatisch ingesteld op ISO

100; merk op dat wanneer de waarde die is

geselecteerd voor Maximale gevoeligheid lager is dan de huidige waarde die is

geselecteerd voor ISO-gevoeligheid, de waarde wordt gebruikt die is geselecteerd

voor Maximale gevoeligheid). In de standen P en A, wordt gevoeligheid alleen

aangepast als zich onderbelichting voordoet bij de sluitertijd die is geselecteerd voor Langste sluitertijd (1/2.000­1 sec. of Automatisch; in de standen S en M wordt

ISO-gevoeligheid aangepast voor optimale belichting bij de sluitertijd die door de

gebruiker is geselecteerd). Indien Automatisch (alleen beschikbaar voor CPUobjectieven; equivalent aan 1/30 sec. wanneer een objectief zonder CPU wordt
gebruikt) is geselecteerd, zal de camera de langste sluitertijd kiezen die is

gebaseerd op de brandpuntsafstand op het objectief (automatisch sluitertijdselectie kan worden fijnafgesteld door Automatisch te markeren en op 2

te drukken; zelfs snellere waarden dan de waarden die doorgaans automatisch

door de camera worden geselecteerd, zijn geschikt voor teleobjectieven om

onscherpte te verminderen). Er worden mogelijk langere sluitertijden gebruikt dan

de minimale waarde als de optimale belichting niet kan worden behaald bij de ISO-

gevoeligheidswaarde die is geselecteerd voor Maximale gevoeligheid. Druk op J om af te sluiten wanneer de instellingen zijn voltooid.

107

Wanneer Aan is geselecteerd, tonen de zoeker en het bedieningspaneel ISO-AUTO. Als de gevoeligheid is gewijzigd ten opzichte van de waarde die is geselecteerd door de gebruiker, knipperen deze aanduidingen en wordt de gewijzigde waarde in de zoeker getoond.

Bedieningspaneel

Zoeker

S
A Automatische instelling ISO-gevoeligheid
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis (heldere pixels op willekeurige plaatsen, waas of strepen) groter. Gebruik de optie Hoge ISO-ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen (zie pagina 218). Wanneer een flitser wordt gebruikt, wordt de waarde die is geselecteerd voor Langste sluitertijd genegeerd ten gunste van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 234). Belangrijk om te weten is dat de ISO-gevoeligheid automatisch wordt verhoogd wanneer instelling automatische ISOgevoeligheid in combinatie met flitsstanden voor lange sluitertijden wordt gebruikt (beschikbaar voor de ingebouwde flitser en de optionele flitsapparaten die staan vermeld op pagina 293), waardoor mogelijk wordt voorkomen dat de camera een langere sluitertijd selecteert.
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid in- of uitschakelen
U kunt de instelling voor automatische ISO-gevoeligheid inof uitschakelen door op de W (S)-knop te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien. ISO-AUTO wordt weergegeven wanneer de instelling voor automatische ISOgevoeligheid ingeschakeld is.

W (S)-knop

Secundaire instelschijf

108

ZBelichting

Lichtmeting

(Alleen standen P, S, A en M)

Kies hoe de camera belichting in de standen P, S, A en M instelt (in andere standen selecteert de camera automatisch de methode voor lichtmeting).

Optie

Beschrijving

Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties. De camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting volgens de verdeling van toonwaarden, kleur en compositie in met G- of D-type objectieven (0 287) en afstandsinformatie (3Dkleurenmatrixmeting II; met andere CPU-objectieven gebruikt de camera a kleurenmatrixmeting II waarbij de 3D-afstandsinformatie niet is inbegrepen). Met objectieven zonder CPU gebruikt de camera kleurenmatrixmeting als het brandpuntsafstand en maximaal diafragma zijn gespecificeerd met behulp van de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 173); anders gebruikt de camera centrumgerichte meting.

Centrumgericht: De camera meet het gehele beeld maar wijst de grootste waarde toe aan het

middelste meetveld (is er een CPU-objectief bevestigd, dan kan de grootte van het

Z

meetveld worden geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling b4, Centrumgericht meetveld, 0 226; is er een objectief zonder CPU bevestigd, dan beschikt het meetveld over

een diameter van 12 mm). Klassieke meter voor portretten; aanbevolen bij het gebruik van

filters met een belichtingsfactor (filterfactor) boven 1×. *

Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm (circa 1,5% van het beeld). De

cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt gecentreerd, waardoor het mogelijk is

b

onderwerpen buiten het centrum te meten (als er een objectief zonder CPU wordt gebruikt of als automatisch veld-AF uitgevoerd wordt, meet de camera het middelste

scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct belicht wordt, ook als de

achtergrond veel lichter of donkerder is. *

Z

* Voor een grotere nauwkeurigheid met objectieven zonder CPU stelt u de brandpuntsafstand en

het maximale diafragma in met behulp van het menu Objectief zonder CPU (0 173).

Druk op de Z (Q)-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om een meetoptie te kiezen, totdat de gewenste instelling in de zoeker en het bedieningspaneel wordt weergegeven.

A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b5 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 226) voor informatie over het maken van afzonderlijke aanpassingen voor optimale belichting van elke
meetmethode.

Z (Q)-knop Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

Zoeker

109

Vergrendeling automatische belichting

Gebruik vergrendeling voor automatische belichting om foto's opnieuw samen te stellen na het gebruik van centrumgerichte meting en spotmeting voor het meten van de belichting. Merk op dat matrixmeting niet de gewenste resultaten oplevert.

1 Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in. Druk, met de ontspanknop half ingedrukt en het onderwerp in het scherpstelpunt geplaatst, op de A AE-L/AF-L-knop om de scherpstelling en belichting te vergrendelen (controleer bij gebruik van autofocus of de I scherpstelaanduiding in de zoeker verschijnt).
Zo lang als belichtingsvergrendeling actief is, wordt de aanduiding AE-L in de zoeker weergegeven.

Ontspanknop A AE-L/AF-L-knop

2 Pas de compositie van de foto aan.
Houd de A AE-L/AF-L-knop ingedrukt, pas de compositie aan en maak de foto.
Z

110

A Gemeten veld
In spotmeting wordt de belichting vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een 4-mm cirkel, gecentreerd op het geselecteerde scherpstelpunt. In centrumgerichte meting wordt de belichting vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een 12-mm cirkel in het midden van de zoeker.
A Sluitertijd en diafragma aanpassen
Zo lang als belichtingsvergrendeling actief is, kunnen de volgende instellingen worden aangepast zonder dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:

Stand P S A

Instelling Sluitertijd en diafragma (flexibel programma; 0 75)
Sluitertijd Diafragma

De nieuwe waarden kunnen in de zoeker en het bedieningspaneel worden bevestigd. Merk op dat de lichtmeting niet kan worden gewijzigd zo lang als belichtingsvergrendeling actief is.
A Zie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend. ontspanknop, 0 226), wordt de belichting vergrendeld zodra de ontspanknop half wordt ingedrukt. Voor informatie over het wijzigen van de A AE-L/AF-L-knop, zie persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 244).

Z

111

Belichtingscorrectie

(Alleen standen P, S, A en M)

Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde belichtingswaarde gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder te maken. Deze functie werkt het beste in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (0 109). Kies uit waarden tussen ­5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van 1/3 LW. Doorgaans maken positieve waarden het onderwerp lichter terwijl negatieve waarden het onderwerp donkerder maken.

­1 LW

Geen belichtingscorrectie

Druk op de E-knop om een waarde voor belichtingscorrectie te kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste waarde in het bedieningspaneel of de zoeker wordt weergegeven.

+1 LW

E-knop

Hoofdinstelschijf

±0 LW (E-knop ingedrukt)

­0,3 LW

+2,0 LW

Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0 in het midden van de

Z

belichtingsaanduidingen (alleen in de standen P, S en A) en een Epictogram wordt in het bedieningspaneel en de zoeker

weergegeven nadat u de E-knop ontspant. Door de E-knop in te

drukken kan de huidige waarde voor belichtingscorrectie in de

belichtingsaanduiding worden bevestigd.

Normale belichting kan worden hersteld door belichtingscorrectie in te stellen op ±0. De belichtingscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.

112

A Stand M
In de stand M heeft de belichtingscorrectie enkel gevolgen voor de belichtingsaanduiding; sluitertijd en diafragma veranderen niet.
A Een flitser gebruiken
Bij het gebruik van een flitser heeft belichtingscorrectie zowel gevolgen voor de flitssterkte als de belichting, waardoor de helderheid van zowel het onderwerp als de achtergrond wordt aangepast. Persoonlijke instelling e4 (Belichtingscorr. voor flitser, 0 240) is alleen geschikt om de effecten van belichtingscorrectie voor de achtergrond te beperken.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 224) voor informatie over het kiezen van de stapgrootte die beschikbaar is voor belichtingscorrectie. Zie persoonlijke instelling b3 (Eenv. belichtingscorrectie, 0 225) voor informatie over het maken van aanpassingen aan belichtingscorrectie zonder op de E-knop te drukken. Zie pagina 153 voor informatie over automatisch variërende belichting, flitssterkte, witbalans of Actieve D-Lighting.
Z
113

Z
114

rWitbalans

(Alleen standen P, S, A en M)

Witbalans zorgt ervoor dat de kleuren niet worden beïnvloedt door de kleur van de lichtbron. In standen die anders zijn dan P, S, A en M wordt witbalans automatisch ingesteld door de camera. Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste lichtbronnen in de standen P, S, A en M, maar indien noodzakelijk kunnen andere waarden worden geselecteerd die geschikt zijn voor het type bron:

Optie

Kleurtemperatuur *

Beschrijving

v Automatisch Normaal
Kleur warm licht behouden

3.500­ 8.000 K

Witbalans wordt automatisch aangepast. Gebruik Gof D-type objectieven voor het beste resultaat. Wanneer de ingebouwde of een optionele flitser flitst, worden de resultaten voor de flitser aangepast.

J Gloeilamplicht

3.000 K Gebruik bij gloeilampverlichting.

I Tl-licht

Gebruik met:

Natriumdamplampen

2.700 K

· Natriumdamplampen (te vinden bij sportevenementen).

Warm wit tl-licht

3.000 K · Warmwitte tl-lampen.

Wit tl-licht

3.700 K · Witte tl-lampen.

Koel wit tl-licht

4.200 K · Koelwitte tl-lampen.

Dag wit tl-licht

5.000 K · Daglicht met witte tl-lampen.

Daglicht tl-licht

6.500 K · Daglicht tl-lampen.

Kwikdamp op hoge temp.

7.200 K

· Lichtbronnen met hoge kleurtemperatuur (bijv. kwikdamplampen).

H Direct zonlicht

5.200 K

Gebruik in combinatie met onderwerpen die worden verlicht door direct zonlicht.

N Flitslicht

5.400 K Gebruik met ingebouwde of optionele flitsers.

G Bewolkt M Schaduw

6.000 K Gebruik bij daglicht onder bewolkte luchten.
r 8.000 K Gebruik bij daglicht met onderwerpen in de schaduw.

K Kies kleurtemperatuur

2.500­ 10.000 K

Kies kleurtemperatuur uit lijst met waarden (0 120).

L Handmatige voorinstelling

--

Gebruik onderwerp, lichtbron of bestaande foto als referentie voor witbalans (0 121).

* Alle waarden zijn bij benadering en komen niet overeen met de fijnafstelling (indien van toepassing).

Witbalans kan worden

geselecteerd door op de L (U)-

knop te drukken en aan de

hoofdinstelschijf te draaien totdat

de gewenste instelling in het

bedieningspaneel wordt weergegeven.

L (U)-knop

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

115

A Het opnamemenu
Witbalans kan tevens met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu (0 214) worden aangepast, welke ook voor het fijnafstellen van de witbalans (0 117) of het meten van een vooringestelde waarde voor de witbalans (0 121) kan worden gebruikt. De optie Automatisch in het menu Witbalans biedt u de
keuze uit Normaal en Kleur warm licht behouden, welke de warme
kleuren behoudt die worden geproduceerd door gloeilampverlichting, terwijl de optie I Tl-licht kan worden gebruikt om de lichtbron uit de bulb-types te selecteren.

A Studioflitslicht
Automatische witbalans produceert mogelijk niet de gewenste resultaten met grote studioflitsapparaten. Gebruik vooringestelde witbalans of stel witbalans in op Flitslicht en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te passen.

A Kleurtemperatuur

De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere omstandigheden.

De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, die wordt

gedefinieerd als de temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden verhit om licht met

dezelfde golflengte uit te stralen. Terwijl lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van

5.000­5.500 K er wit uitzien, beschikken lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals

gloeilampen, een gele of rode zweem. Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur hebben

een blauwe zweem. De witbalansopties van de camera zijn aangepast aan de volgende

kleurtemperaturen:

· I (Natriumdamplampen): 2.700 K

· H (Direct zonlicht): 5.200 K

· J (Gloeilamplicht)/ I (Warm wit tl-licht): · N (Flitslicht): 5.400 K

3.000 K

· G (Bewolkt): 6.000 K

· I (Wit tl-licht): 3.700 K

· I (Daglicht tl-licht): 6.500 K

· I (Koel wit tl-licht): 4.200 K

· I (Kwikdamp op hoge temp.): 7.200 K

· I (Dag wit tl-licht): 5.000 K

· M (Schaduw): 8.000 K

A Zie ook
Wanneer Witbalansbracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e6 (Inst. voor autom. bracketing, 0 241) maakt de camera verschillende beelden telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen. Witbalans wordt bij elk beeld afgewisseld, waarbij "bracketing" wordt
r gebruikt voor de waarde die momenteel is geselecteerd voor witbalans (0 156).

116

Fijnafstelling witbalans

De instelling van de witbalans kan verder worden verfijnd om variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven. Witbalans wordt verder verfijnd met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu of druk op de L (U)-knop en draai aan de secundaire instelschijf.
 Het witbalansmenu

1 Selecteer een optie voor witbalans in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Selecteer Witbalans in het opnamemenu en markeer vervolgens een witbalansoptie en druk op 2. Als er een optie G-knop anders dan Automatisch, Tl-licht, Kies kleurtemperatuur of Handmatige voorinstelling is geselecteerd, ga naar stap 2. Als Automatisch, Tl-licht of Kies kleurtemperatuur is geselecteerd, markeer de gewenste instelling en druk op 2. Zie pagina 125 voor informatie over het fijnafstellen van de vooringestelde witbalans.

2 Verfijn witbalans.
Gebruik de multi-selector om de witbalans fijn af te stellen. Witbalans kan op de amber (A)­ blauw (B) as en de groen (G)­magenta (M) as worden fijnafgesteld. De horizontale (amberblauw) as komt overeen met de kleurtemperatuur, waarbij elke stapgrootte equivalent is aan ongeveer 5 mired. De verticale (groen-magenta) as heeft hetzelfde effect op de overeenkomstige kleur correctie (CC) filters.

Meer groen toevoegen

Groen (G)

Coördinaten Aanpassing
r

Blauw (B)

Amber (A)

Meer magenta toevoegen Meer amber toevoegen

Magenta (M)

Meer blauw toevoegen

117

3 Druk op J.
Druk op J om de instellingen op te slaan en keer terug naar het opnamemenu. Na het fijnafstellen van de witbalans wordt er een sterretje ("E") in het bedieningspaneel weergegeven.

 De L (U)-knop

Bij instellingen anders dan K (Kies kleurtemperatuur)

en L (Handmatige voorinstelling), kan de L (U)-

knop worden gebruikt om witbalans fijn af te stellen op

de amber (A)­blauw (B) as (0 117; gebruik het

opnamemenu voor het fijnafstellen van witbalans

wanneer K of L is geselecteerd, zoals beschreven op pagina 117). In beide richtingen zijn er zes instellingen L (U)-knop beschikbaar. Elke stapgrootte is equivalent aan

Secundaire instelschijf

ongeveer 5 mired (0 119). Druk op de L (U)-knop en

draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste

stand in het bedieningspaneel wordt weergegeven.

Draai de secundaire instelschijf naar links om de hoeveelheid amber (A) te verhogen. Draai de secundaire

Bedieningspaneel

instelschijf naar rechts om de hoeveelheid blauw (B) te

verhogen. Er verschijnt een sterretje ("E") in het

bedieningspaneel bij instellingen anders dan 0.

r

118

A Fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een "warme" instelling zoals J (Gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto's iets "kouder" maar niet blauw.
A Fijnafstelling kleurtemperatuur
Wanneer Kies kleurtemperatuur is geselecteerd, kunt u de kleurtemperatuur bekijken terwijl witbalans wordt fijnafgesteld.
A "Mired"
Elke wijziging in kleurtemperatuur produceert een groter verschil in kleur bij lage kleurtemperaturen dan bij hoge kleurtemperaturen. Een wijziging van bijvoorbeeld 1.000 K produceert een veel grotere verandering in kleur bij 3.000 K dan bij 6.000 K. Mired, berekend door het omgekeerde van de kleurtemperatuur met 10 6 te vermenigvuldigen, is een maat voor de kleurtemperatuur die rekening houdt met een dergelijke variatie en als zodanig de eenheid is die wordt gebruikt voor kleurtemperatuurcompensatiefilters. Bijv.: · 4.000 K­3.000 K (een verschik van 1.000 K)=83 mired · 7.000 K­6.000 K (een verschil van 1.000 K)=24 mired
r
119

Een kleurtemperatuur kiezen

Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd voor witbalans, kan de kleurtemperatuur worden geselecteerd door de L (U)-knop in te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien. De kleurtemperatuur wordt in het bedieningspaneel weergegeven.

L (U)-knop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

r
D Kies kleurtemperatuur
Merk op dat de gewenste resultaten niet worden verkregen met flitser of tl-verlichting. Kies N (Flitslicht) of I (Tl-licht) voor deze bronnen. Maak bij andere lichtbronnen een testopname om te bepalen of de geselecteerde waarde juist is.
A Het witbalansmenu
Kleurtemperatuur kan tevens worden geselecteerd in het witbalansmenu. Merk op dat de kleurtemperatuur met de L (U)-knop en de secundaire instelschijf de waarde vervangt die is geselecteerd in het witbalansmenu.
120

Handmatige voorinstelling

U kunt handmatige voorinstelling gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem te corrigeren. De camera kan maximaal vier waarden opslaan voor vooringestelde witbalans in de voorinstellingen d-1 tot en met d-4. Er zijn twee methoden beschikbaar voor het instellen van vooringestelde witbalans:

Methode

Beschrijving

Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt onder licht geplaatst dat in de

Directe meting

definitieve foto zal worden gebruikt en de witbalans wordt door de camera gemeten (0 121).

Kopie van bestaande foto

De witbalans wordt van een foto op een geheugenkaart gekopieerd (0 124).

 Een waarde voor witbalans meten
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp onder het licht dat in de definitieve foto wordt gebruikt. In studio-instellingen kan een standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt. Merk op dat bij het meten van witbalans de belichting automatisch wordt verhoogd met 1 LW. Pas in stand M de belichting aan, zodat de belichtingsaanduiding ±0 (0 78) toont.
2 Stel witbalans in op L (Handmatige voorinstelling).
Druk op de L (U)-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L in het bedieningspaneel wordt weergegeven.

r

L (U)-knop

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

A Voorinstelling witbalans meten
Handmatige voorinstelling witbalans kan niet worden gemeten tijdens livebeeld (0 49, 57), terwijl u een HDR-foto (0 139) of meerdere opnamen (0 160) vastlegt of wanneer Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen, 0 248).
121

3 Selecteer een voorinstelling.
Druk op de L (U)-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de vooringestelde witbalans (d-1 tot d-4) in het bedieningspaneel wordt weergegeven.

L (U)-knop

Secundaire instelschijf Bedieningspaneel

4 Selecteer de stand direct meten.
Ontspan kort de L (U)-knop en druk vervolgens op de knop totdat het pictogram L in het bedieningspaneel begint te knipperen. Tevens verschijnt er een knipperende D in de zoeker. De weergaven knipperen ongeveer zes seconden.

Bedieningspaneel

Zoeker

5 Meet de witbalans.

Voordat de aanduidingen stoppen met knipperen,

kadreert u de camera zodat het referentievoorwerp de

zoeker vult en drukt u de ontspanknop helemaal in. De

camera zal een waarde voor witbalans meten en de voorinstelling die is

geselecteerd in stap 3 opslaan. Er wordt geen foto vastgelegd; witbalans kan

r

nauwkeurig worden gemeten, zelfs wanneer de camera niet heeft scherpgesteld.

A Beveiligde voorinstellingen
Als de huidige instelling is beveiligd (0 127), dan zal 3 in het bedieningspaneel en de zoeker knipperen in het geval u een nieuwe waarde probeert te meten.
122

6 Controleer de resultaten.
Als de camera een waarde voor witbalans kon meten, knippert C ongeveer zes seconden in het bedieningspaneel, terwijl de zoeker een knipperende a toont.

Bedieningspaneel

Als het te donker of te licht is, kan de camera de witbalans mogelijk niet meten. Een knipperende b a verschijnt ongeveer zes seconden in het bedieningspaneel en de zoeker. Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar stap 5 en de witbalans opnieuw te meten.

Zoeker Bedieningspaneel

Zoeker

r
D Stand direct meten
Als er geen handelingen worden uitgevoerd terwijl de weergaveschermen knipperen, wordt de stand direct meten beëindigd op het tijdstip dat is geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 227).
A Een voorinstelling selecteren
Door Handmatige voorinstelling voor de optie Witbalans in het opnamemenu te selecteren, wordt het rechts getoonde venster weergegeven; markeer een voorinstelling en druk op J. Als er momenteel geen waarde bestaat voor de geselecteerde voorinstelling, wordt witbalans ingesteld op 5.200 K, hetzelfde als voor Direct zonlicht.
123

 Witbalans van een foto kopiëren
Voer de onderstaande stappen uit om een waarde voor witbalans vanaf een bestaande foto naar een geselecteerde voorinstelling te kopiëren.

1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling) voor Witbalans in het opnamemenu.
Druk op de G-knop en selecteer Witbalans in het opnamemenu. Markeer Handmatige voorinstelling en druk op 2.

G-knop

2 Selecteer een bestemming.
Markeer de vooringestelde bestemming (d-1 tot d-4) en druk op W (S).

3 Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk op 2.

W (S)-knop

4 Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto.
r
5 Druk op J.
Druk op J om de witbalanswaarde voor de gemarkeerde foto naar de geselecteerde voorinstelling te kopiëren. Als de gemarkeerde foto commentaar bevat (0 253), wordt het commentaar naar het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling gekopieerd.

124

A Een bronfoto kiezen
Om de gemarkeerde foto in stap 4 schermvullend te
bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt.

Houd de D-knop ingedrukt en druk op 1 om afbeeldingen op andere locaties te bekijken. Het rechts aangeduide dialoogvenster wordt weergegeven; selecteer de gewenste kaart en map (0 178).

X (T)-knop

D-knop
A Een voorinstelling witbalans kiezen
Druk op 1 om de huidige voorinstelling witbalans (d-1­ d-4) te markeren en druk op 2 om een andere voorinstelling te selecteren.

A Voorinstelling witbalans fijnafstellen
De geselecteerde voorinstelling kan worden fijnafgesteld door Fijnafstelling te selecteren en witbalans aan te passen, zoals beschreven op pagina 117.

r

125

 Commentaar invoeren
Volg de onderstaande stappen om een beschrijvend commentaar van maximaal zesendertig tekens in te voeren voor een voorinstelling witbalans.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige voorinstelling in het witbalansmenu en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste menuoptie en druk op W (S).
W (S)-knop
3 Select Commentaar bewerken.
Markeer Commentaar bewerken en druk op 2.
4 Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals beschreven op pagina 135.
r
126

 Een voorinstelling witbalans beveiligen
Voer de onderstaande stappen uit om de geselecteerde voorinstelling witbalans te beveiligen. Beveiligde voorinstellingen kunnen niet worden aangepast en de opties Fijnafstelling en Commentaar bewerken kunnen niet worden gebruikt.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige voorinstelling in het witbalansmenu en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste menuoptie en druk op W (S).

3 Selecteer Beveiligen.
Markeer Beveiligen en druk op 2.

W (S)-knop

4 Selecteer Aan.

Markeer Aan en druk op J om de

geselecteerde voorinstelling witbalans te

beveiligen. Selecteer Uit om de beveiliging te

verwijderen.

r

127

r
128

JBeeldverbetering

Picture Controls

(Alleen standen P, S, A en M)

Dankzij het unieke Picture Control-systeem van Nikon kunt u beeldbewerkingsinstellingen inclusief verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint delen met compatibele apparaten en software.

Een Picture Control selecteren
De camera beschikt over verschillende vooringestelde Picture Controls. In de standen P, S, A en M kunt u een Picture Control kiezen die overeenkomt met het onderwerp of het type scène (in andere standen selecteert de camera automatisch een Picture Control).

Optie

Beschrijving

Q Standaard

Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten. Aanbevolen voor de meeste situaties.

R Neutraal

Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten. Kies deze optie voor foto's die later uitgebreid zullen worden bewerkt of geretoucheerd.

S Levendig

Foto's worden verbeterd voor een levendig fotoprint-effect. Kies deze optie voor foto's met voornamelijk primaire kleuren.

T Monochroom Voor het nemen van monochrome foto's.

e Portret

Geeft een natuurlijke textuur en een egaal gevoel van de huid bij het verwerken van portretten.

f Landschap Voor levendige landschappen en stadsgezichten.

1 Druk op c (b).
Er wordt een lijst met Picture Controls weergegeven.
J
c (b)-knop
2 Kies een Picture Control.
Markeer de gewenste Picture Control en druk op J.

129

A Eigen Picture Controls
Eigen Picture Controls worden aangemaakt door middel van aanpassingen aan de bestaande Picture Controls met behulp van de optie Picture Control beheren in het opnamemenu (0 134). Eigen Picture Controls kunnen op een geheugenkaart worden opgeslagen en met andere camera's van hetzelfde model en compatibele software worden gedeeld (0 136).
A De aanduiding Picture Control
Wanneer de R knop wordt ingedrukt, wordt de huidige Picture Control in het informatiescherm weergegeven.
Aanduiding Picture Control
A Het opnamemenu
Picture Controls kunnen tevens worden geselecteerd met behulp van de optie Picture Control instellen in het opnamemenu (0 214).
J
130

Picture Controls aanpassen
Bestaande vooringestelde of eigen Picture Controls (0 134) kunnen worden aangepast aan het onderwerp of aan de creatieve wensen van de gebruiker. Kies een evenwichtige combinatie van instellingen met behulp van Snel aanpassen of pas de individuele instellingen handmatig aan.
1 Selecteer een Picture Control.
Markeer de gewenste Picture Control in de Picture Control-lijst (0 129) en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste instelling (0 132) te markeren en druk op 4 of 2 om een waarde te kiezen. Herhaal deze stap totdat alle instellingen zijn aangepast of selecteer Snel aanpassen om een vooringestelde combinatie van instellingen te selecteren. U kunt de standaardinstellingen herstellen door op de O (Q)-knop te drukken.
3 Druk op J.

A Aanpassingen in de originele Picture Controls
Picture Controls waarvan de standaardwaarden zijn gewijzigd, worden aangeduid met een sterretje ("E").

J
131

 Instellingen Picture Control

Optie Snel aanpassen

Beschrijving
Kies een optie tussen ­2 en +2 om het effect van de geselecteerde Picture Control te verminderen of te versterken (hierdoor worden alle handmatige aanpassingen ongedaan gemaakt). Het kiezen van bijvoorbeeld positieve waarden voor Levendig,maakt alle foto's levendiger. Niet beschikbaar voor Neutraal of Monochroom Picture Controls.

Handmatige aanpassingen (alle Picture Controls)

Bepaalt de scherpte van de contouren. Selecteer A als u de verscherping

Verscherping

automatisch wilt aanpassen aan het soort onderwerp of kies een waarde tussen 0 (geen verscherping) en 9 (hoe hoger de waarde, des te sterker de

verscherping).

Contrast

Selecteer A als u het contrast automatisch wilt aanpassen aan het soort onderwerp of kies een waarde tussen ­3 en +3 (kies een lage waarde om te voorkomen dat hoge lichten in portretten verbleken in direct zonlicht. Kies een hoge waarde als u details in mistige landschappen en andere onderwerpen met een laag contrast wilt behouden).

Helderheid

Kies ­1 voor een lagere helderheid of kies +1 voor een grotere helderheid. Heeft geen invloed op de belichting.

Handmatige aanpassingen (alleen nietmonochroom)

Verzadiging

Regelt de levendigheid van kleuren. Selecteer A als u de verzadiging automatisch wilt aanpassen aan het soort onderwerp of kies een waarde tussen ­3 en +3 (bij een lage waarde wordt de verzadiging verminderd en bij een hoge waarde wordt de verzadiging versterkt).

Kies negatieve waarden (het minimum is ­3) om roodtinten paarser,

Tint

blauwtinten groener en groentinten geler te maken. Kies een positieve waarde (maximaal +3) om roodtinten meer oranje, groentinten blauwer

en blauwtinten paarser te maken.

Filtereffecten

Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto's na. Kies uit Off, geel, oranje, rood en groen (0 133).

Kleurtoon

Kies de tint die wordt gebruikt in monochrome foto's uit B&W (zwart-wit), Sepia, Cyanotype (blauwgetint monochroom), Red, Yellow, Green, Blue Green, Blue, Purple Blue, Red Purple (0 133).

Handmatige aanpassingen (alleen monochroom)

J

D "A" (Automatisch)
De resultaten van automatische verscherping en automatische verzadiging hangen af van de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat.
A Eigen Picture Controls
De beschikbare opties voor Picture Controls zijn dezelfde opties als de originele vooringestelde Picture Control waarop het is gebaseerd.
132

A Het Picture Control-raster
Bij het indrukken van de W (S)-knop in stap 2 op pagina 131, wordt een Picture Control-raster weergegeven waarin het contrast en de verzadiging voor de geselecteerde Picture Control worden weergegeven in vergelijking met de andere Picture Controls (contrast wordt alleen weergegeven wanneer Monochroom is geselecteerd). Ontspan de W (S)-knop om naar het menu Picture Control terug te keren.
De pictogrammen voor Picture Controls met automatisch contrast en automatische verzadiging worden groen weergegeven in het Picture Control-raster en er verschijnen lijnen die parallel lopen met de assen van het raster.

A Vorige instellingen
In de waardeaanduiding in het menu voor Picture Controls wordt de vorige waarde aangeduid met een streepje. Gebruik dit als referentie bij het aanpassen van de instellingen.

A Filtereffecten (alleen Monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto's na. De volgende
filtereffecten zijn beschikbaar:

Optie

Beschrijving

Y Geel Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid van de lucht in

O Oranje landschapsfoto's te verlagen. Oranje creëert een groter contrast dan geel en rood

R Rood creëert een groter contrast dan oranje.

G Groen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.

Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van echte glazen filters.
A Kleurtoon (alleen monochroom)
Door op 3 te drukken wanneer Kleurtoon is geselecteerd, worden de opties voor verzadiging weergegeven. Druk op 4 of 2 om de verzadiging aan te passen. Verzadiging is niet beschikbaar wanneer B&W (zwart-wit) is geselecteerd.
J

133

Eigen Picture Controls creëren
De met de camera meegeleverde vooringestelde Picture Controls kunnen worden aangepast en als eigen Picture Controls worden opgeslagen.
1 Selecteer Picture Control beheren in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Picture Control beheren in het opnamemenu en druk op 2.
G-knop
2 Selecteer Opslaan/bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en druk op 2.

3 Selecteer een Picture Control.
Markeer een bestaande Picture Control en druk op 2 of druk op J om verder te gaan met stap 5 en een kopie van de gemarkeerde Picture Control op te slaan zonder deze te wijzigen.

4 Bewerk de geselecteerde Picture

Control.

Zie pagina 132 voor meer informatie. Druk op

de O (Q)-knop om de wijzigingen ongedaan

te maken en start opnieuw vanaf de

J

standaardinstellingen. Druk op J wanneer de

instellingen zijn voltooid.

5 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de eigen Picture Control (C-1 tot en met C-9) en druk op 2.

134

6 Geef een naam op voor de Picture

Control.
Het dialoogvenster voor tekstinvoer, zoals

Toetsenbordveld

rechts afgebeeld, wordt weergegeven. Standaard wordt voor nieuwe Picture

Naamveld

Controls een tweecijferig nummer

toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de naam van de bestaande Picture

Control; ga naar stap 7 om de standaardnaam te gebruiken. Houd de W (S)-knop

ingedrukt en druk op 4 of 2 om de cursor in het naamveld te verplaatsen. Gebruik,

om een nieuwe letter bij de huidige cursorpositie in te voeren, de multi-selector om

het gewenste teken in het toetsenbordveld te markeren en druk op J. Druk op de

O (Q)-knop om het teken bij de huidige cursorpositie te verwijderen.

Eigen Picture Control-namen kunnen maximaal negentien tekens lang zijn. Alle tekens die u na het negentiende teken invoert, worden verwijderd.

7 Druk op X (T).
Druk op de X (T)-knop om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten. De nieuwe Picture Control verschijnt in de lijst met Picture Controls.
X (T)-knop

A Picture Control beheren > Hernoemen
De naam van een eigen Picture Control kan op elk gewenst moment met de optie Hernoemen in het menu Picture Control beheren hernoemd worden.
A Picture Control beheren > Wissen
De optie Wissen in het menu Picture Control beheren kan worden gebruikt om de geselecteerde eigen Picture Controls te verwijderen wanneer deze niet langer nodig zijn.
A Het oorspronkelijke pictogram Picture Control
De oorspronkelijke voorinstelling Picture Control waarop de eigen Picture Control is gebaseerd, wordt aangeduid door een pictogram in de rechterbovenhoek van het bewerkingsvenster.

J
Pictogram oorspronkelijke Picture Control

135

Eigen Picture Controls delen
Eigen Picture Controls gemaakt met behulp van de Picture Control Utility van ViewNX 2 of optionele software zoals Capture NX 2 kunnen naar een geheugenkaart worden gekopieerd en in de camera worden geladen. Omgekeerd kunnen de eigen Picture Controls gemaakt met de camera naar de geheugenkaart worden gekopieerd om in andere D600-camera's en compatibele software te gebruiken en kunnen deze vervolgens worden verwijderd wanneer ze niet langer nodig zijn. Markeer Laden/opslaan in het menu Picture Control beheren en druk op 2 om eigen Picture Controls naar of van de geheugenkaart te kopiëren of eigen Picture Controls van de geheugenkaart te verwijderen. De volgende opties worden weergegeven: · Kopiëren naar camera: Kopieer eigen Picture Controls van
de geheugenkaart naar eigen Picture Controls C-1 tot C-9 in de camera en geef ze naar wens een naam. · Wissen van kaart: Verwijder geselecteerde eigen Picture Controls van de geheugenkaart. Het bevestigingsvenster rechts wordt weergegeven voordat een Picture Control wordt verwijderd; markeer Ja om de geselecteerde Picture Control te verwijderen en druk op J. · Kopiëren naar kaart: Kopieer een eigen Picture Control (C-1 tot en met C-9) van de camera naar een geselecteerde bestemming (1 tot en met 99) op de geheugenkaart.
J
A Eigen Picture Controls opslaan
Op elk gewenst moment kunnen maximaal 99 eigen Picture Controls op de geheugenkaart worden opgeslagen. Alleen Picture Controls die door de gebruiker zijn gemaakt, kunnen op de geheugenkaart worden opgeslagen. De met de camera (0 129) meegeleverde Picture Controls kunnen niet naar de geheugenkaart worden gekopieerd of worden hernoemd of verwijderd. De opties in het menu Picture Control beheren zijn alleen van toepassing op de geheugenkaart in sleuf 1. Eigen Picture Controls kunnen niet worden verwijderd van of worden gekopieerd naar de kaart in sleuf 2.
136

Detail in hoge lichten en schaduwen behouden

Actieve D-Lighting

(Alleen standen P, S, A en M)

Met Actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen behouden voor foto's met een natuurlijk contrast. Gebruik voor onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto's maakt van onderwerpen in de schaduw. Deze functie werkt het best in combinatie met matrixmeting (0 109).

Actieve D-Lighting uit

Actieve D-Lighting: Y Automatisch

J
D "Actieve D-Lighting" versus "D-Lighting"
Met de optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu wordt de belichting vóór de opname aangepast voor een optimaal dynamisch bereik. Met de optie D-Lighting in het retoucheermenu kan het dynamische bereik in foto's na de opname worden geoptimaliseerd.
137

Om Actieve D-Lighting te gebruiken:

1 Selecteer Actieve D-Lighting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Actieve D-Lighting in het opnamemenu en druk op 2.

G-knop

2 Kies een optie.
Markeer de gewenste optie en druk op J. Als Y Automatisch is geselecteerd, past de camera automatisch Actieve D-Lighting aan
overeenkomstig de opnameomstandigheden (echter in de M-stand is Y Automatisch equivalent aan Q Normaal).

J
D Actieve D-Lighting
Actieve D-Lighting is niet geschikt voor gebruik met films. Er kan ruis (willekeurig verspreide heldere pixels, waas of lijnen) op foto's verschijnen die met Actieve D-Lighting zijn gemaakt. Er kunnen onregelmatige schaduwen in combinatie met bepaalde onderwerpen zichtbaar zijn. Actieve D-Lighting kan niet worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden van Hi 0,3 of hoger.
A Zie ook
Wanneer ADL-bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e6 (Inst. voor autom. bracketing, 0 241) varieert de camera met Actieve D-Lighting voor een reeks opnamen (0 158). Voor informatie over het gebruik van de Fn-knop en de hoofdinstelschijf om een Actieve D-Lighting-optie te selecteren, zie pagina 242.
138

Hoog Dynamisch Bereik (HDR)
Wordt gebruikt voor onderwerpen met een hoog contrast, High Dynamic Range (HDR) behoudt details in hoge lichten en schaduwen door twee opnamen te combineren die bij verschillende belichtingen zijn vastgelegd. HDR is het meest effectief bij het gebruik van matrixmeting (0 109; met andere meetmethodes is een belichtingsverschil van Automatisch equivalent aan ongeveer 2 LW). Het is niet geschikt voor het vastleggen van NEF (RAW)-afbeeldingen. Filmopname (0 57), flitslicht, bracketing (0 153), meervoudige belichting (0 160) en time-lapse-fotografie (0 168) kunnen niet worden gebruikt zo lang als HDR actief is en een sluitertijd van A niet beschikbaar is.

+

Eerste opname (donkerder) Tweede opname (lichter)

Gecombineerd HDR-beeld

1 Selecteer HDR (hoog dynamisch
bereik).
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer HDR (hoog dynamisch bereik) in het opnamemenu en druk op2.

G-knop

J

139

2 Selecteer een stand.
Markeer HDR-stand en druk op 2.

Markeer een van de volgende opties en druk op J. · Selecteer 6 Aan (reeks) om een reeks
HDR-foto's te maken. De HDR-opname wordt voortgezet totdat u Uit selecteert voor de HDR-stand. · Selecteer Aan (één foto) om één HDR-foto te maken. Normaal vastleggen wordt automatisch hervat nadat u één HDR-foto hebt gecreëerd. · Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra HDR-foto's te maken.
Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is geselecteerd, wordt er een k-pictogram in het bedieningspaneel weergegeven.

3 Kies het belichtingsverschil.
Markeer Belichtingsverschil en druk op 2 om het verschil in belichting tussen de twee
opnamen te kiezen.

De opties aan de rechterkant worden

weergegeven. Markeer een optie en druk op

J. Kies hogere waarden voor contrastrijke

onderwerpen, maar merk op dat het kiezen

van een waarde hoger dan vereist, mogelijk

J

niet de gewenste resultaten oplevert; als

Automatisch is geselecteerd, past de camera automatisch de belichting aan die

geschikt is voor het onderwerp.

140

4 Kies de hoeveelheid verzachting.
Markeer Verzachting en druk op 2 om te kiezen met welke hoeveelheid de overgangen tussen de twee afbeeldingen worden verzacht.
De opties aan de rechterkant worden weergegeven. Markeer een optie en druk op J. Hogere waarden leveren een zachter composietbeeld. Er kunnen onregelmatige schaduwen in combinatie met bepaalde onderwerpen zichtbaar zijn.

5 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera maakt twee opnamen wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt. l k wordt in het bedieningspaneel weergegeven en l u in de zoeker terwijl de afbeeldingen worden gecombineerd; pas als de opname is voltooid, kunnen er weer foto's worden gemaakt. Ongeacht de huidig geselecteerde optie voor de ontspanstand wordt er slechts één foto gemaakt, telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

Bedieningspaneel Zoeker

Als Aan (reeks) is geselecteerd, schakelt HDR alleen uit als Uit is geselecteerd voor HDR-stand; als Aan (één foto) is geselecteerd, schakelt HDR automatisch uit nadat de foto is gemaakt. Het k-pictogram verdwijnt uit het weergavescherm als de HDR-opname is beëindigd.

J

D HDR-foto's kadreren
De randen van het beeld zullen worden bijgesneden. De gewenste resultaten worden mogelijk niet behaald als de camera of het onderwerp beweegt tijdens het vastleggen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Afhankelijk van het onderwerp, kunnen schaduwen rond heldere objecten of kransen rond donkere objecten verschijnen; dit effect kan worden verminderd door de hoeveelheid verzachting aan te passen.
A Intervalfotografie
Als Aan (reeks) is geselecteerd voor HDR-stand voordat intervalopname begint, zet de camera het maken van HDR-foto's voort bij het geselecteerde interval (als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt de intervalopname na een enkele foto).
141

J
142

lFotograferen met de flitser

De ingebouwde flitser gebruiken
De ingebouwde flitser heeft een richtlijn (GN) van 12 (m, ISO 100, 20 °C) en biedt dekking voor de beeldhoek van een 24 mm objectief, of een 16 mm objectief in DX-formaat. Het is niet alleen geschikt wanneer natuurlijk licht ontoereikend is, maar ook om schaduwen en onderwerpen met achtergrondverlichting in te vullen of om een twinkeling aan de ogen van het onderwerp toe te voegen.
 De ingebouwde flitser gebruiken: Standen i, k, p, n, o, s en w

1 Kies een flitsstand (0 144).

2 Maak foto's.
Indien nodig klapt de flitser omhoog wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt en flitst wanneer de foto wordt gemaakt. Als de flitser niet automatisch opklapt, probeer dit dan NIET handmatig te doen. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.
 De ingebouwde flitser gebruiken: Standen P, S, A, M en 0

1 Klap de flitser omhoog.
Druk op de M (Y)-knop om de flitser op te klappen.

2 Kies een flitsstand (alleen de standen P, S, A
en M; 0 144).
3 Maak foto's.
De flitser flitst zodra een foto wordt gemaakt.

l
M (Y)-knop

A Lichtmeting
Selecteer matrix of centrumgerichte meting om i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR te activeren. Standaard i-DDL flitser voor digitale SLR wordt automatisch geactiveerd wanneer spotmeting is geselecteerd.
143

Flitsstand
De beschikbare flitsstanden variëren met de opnamestand:

i, k, p, n, s, w
Automatisch
Automatisch+rodeogenreductie

o Automatisch+trage synchronisatie+rodeogenreductie
Automatisch+trage synchronisatie

j Uit

j Uit

P, A

Invulflits

Invulflits

0 Invulflits
S, M

Rode-ogenreductie

Rode-ogenreductie

Trage synchronisatie+rode-ogenreductie

Synchronisatie op het tweede gordijn

Trage synchronisatie
Synchronisatie op het tweede gordijn+trage synchronisatie * * S wordt weergegeven wanneer de instelling is voltooid.
Druk op de M (Y)-knop om een flitsstand te kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste instelling in het bedieningspaneel wordt weergegeven.

M (Y)-knop

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

l

A De ingebouwde flitser inklappen
Druk, om energie te besparen wanneer de flitser niet in gebruik is, de flitser voorzichtig naar beneden totdat de vergrendeling op zijn plaats klikt.

144

A Standaard flitsstanden
Standaard flitsstanden worden hieronder aangeduid.

Stand i, k, p, n, w
s

Standaard
Automatisch
Automatisch+rodeogenreductie

Stand o
0, P, S, A, M

Standaard Automatisch+trage
synchronisatie
Invulflits

A Flitsstanden
De flitsstanden die staan vermeld op de vorige pagina kunnen één of meer van de volgende instellingen combineren, zoals aangeduid door het pictogram van de flitsstand: · AUTO (automatische flitsen): Wanneer er weinig licht is of het onderwerp heeft tegenlicht, dan klapt
de flitser automatisch op zodra de ontspanknop half wordt ingedrukt en flitst indien noodzakelijk. · Y (rode-ogenreductie): Gebruik deze stand voor portretten. Het lampje rode-ogenreductie brandt voordat de flitser flitst, waardoor "rode-ogen" wordt verminderd. · j (uit): De flitser flitst niet, zelfs niet wanneer er weinig licht is of het onderwerp tegenlicht heeft. · SLOW (trage synchronisatie): De sluitertijd vertraagt automatisch om achtergrondverlichting bij nacht onder slecht licht vast te leggen. Gebruik deze stand om achtergrondverlichting in portretten toe te voegen. · REAR (synchronisatie op het tweede gordijn): De flitser flitst net voordat de sluiter sluit, waardoor een stroom licht achter bewegende lichtbronnen wordt gecreëerd (rechtsonder). Als dit pictogram niet wordt weergegeven, zal de flitser flitsen als de sluiter opent (synchronisatie op het eerste gordijn; het geproduceerde effect met bewegende lichtbronnen wordt linksonder aangeduid).

Synchronisatie op het eerste gordijn

Synchronisatie op het tweede gordijn

D De ingebouwde flitser
Gebruik deze stand voor objectieven met brandpuntsafstanden in FX-formaat van 24­300 mm (16­300 mm in DX-formaat; 0 288). Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van
zoomobjectieven met een macrofunctie. i-DDL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-
l gevoeligheden tussen 100 en 6400. Bij waarden hoger dan 6400, kunnen de gewenste resultaten
mogelijk niet worden bereikt bij sommige afstanden of diafragma-instellingen.

Als de flitser flitst in de continu ontspanstand (0 83), dan kan er slechts één foto worden gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

De ontspanknop wordt mogelijk kort uitgeschakeld om de flitser te beschermen nadat deze voor verschillende opeenvolgende opnamen werd gebruikt. De flitser kan na een korte pauze weer worden gebruikt.

145

A Beschikbare sluitertijden met de ingebouwde flitser
De volgende sluitertijden zijn beschikbaar voor de ingebouwde flitser.

Stand

Sluitertijd

Stand

Sluitertijd

i, P *, A *, k, p, s, w

1/200­1/60 sec.

S *

1/200­30 sec.

n, 0

1/200­1/125 sec.

M *

1/200­30 sec., A

o

1/200­1 sec.

* Snelheden met een snelheid van 1/4.000 sec. zijn beschikbaar voor optionele SB-910, SB-900, SB-800, SB-700,

en SB-600 flitsers wanneer 1/250 sec. (autom. FP) of 1/200 sec. (autom. FP) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 234). Wanneer 1/250 sec. (autom. FP) is geselecteerd, dan zijn sluitertijden met een snelheid van 1/250 sec. beschikbaar voor de ingebouwde flitser.

A Flitserregelingsstand
De camera ondersteunt de volgende standen voor i-DDL-flitserregeling: · i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR: Onmiddellijk voor de hoofdflitser, geeft de flitser
een reeks van bijna onzichtbare voorflitsen (monitorvoorflitsen) af. Voorflitsen gereflecteerd door voorwerpen in alle delen van het beeld worden opgepikt door de RGB-sensor met 2.016 pixels en worden samen met de afstandsinformatie van het matrixmeetsysteem geanalyseerd om de flitssterkte voor een natuurlijke balans tussen het hoofdonderwerp en achtergrondverlichting in de omgeving aan te passen. Als er G- of D-type objectieven worden gebruikt, dan is de afstandsinformatie al inbegrepen bij het berekenen van de flitssterkte. Nauwkeurige berekening kan worden verhoogd voor objectieven zonder CPU door objectiefgegevens te verschaffen (brandpuntsafstand en maximaal diafragma; zie 0 172). Niet beschikbaar wanneer spotmeting wordt gebruikt. · Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR: Flitssterkte aangepast om licht in het beeld naar standaardniveau te brengen; er wordt geen rekening gehouden met de helderheid van de achtergrond. Aanbevolen voor opnamen waarin het hoofdonderwerp wordt benadrukt ten koste van de achtergronddetails, of wanneer belichtingscorrectie wordt gebruikt. Standaard i-DDL flitser voor digitale SLR wordt automatisch geactiveerd wanneer spotmeting is geselecteerd.

De flitserregelingstand voor de ingebouwde flitser kan worden geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 236). Het informatiescherm geeft de flitserregelingsstand voor de optionele ingebouwde flitsers als volgt weer:

Flitssynchronisatie

Automatische FP (0 234)

i-DDL

--

Handmatig

--

l

Stroboscopisch flitsen

--

Commanderstand

146

A Diafragma, Gevoeligheid en Flitsbereik
Flitsbereik varieert met gevoeligheid (ISO gelijkwaardig) en diafragma.

Diafragma bij een ISO-equivalent van

100

200

400

800 1.600 3.200 6.400

1.4

2

2.8

4

5.6

8

11

2

2.8

4

5.6

8

11

16

2.8

4

5.6

8

11

16

22

4

5.6

8

11

16

22

32

5,6

8

11

16

22

32

--

8

11

16

22

32

--

--

11

16

22

32

--

--

--

16

22

32

--

--

--

--

Bereik m
0,7­8,5 0,6­6,0 0,6­4,2 0,6­3,0 0,6­2,1 0,6­1,5 0,6­1,1 0,6­0,8

De ingebouwde flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m.

In de belichtingsstand P, wordt het maximale diafragma (laagste f-waarde) beperkt overeenkomstig de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt weergegeven:

Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:

100

200

400

800

1.600

3.200

6.400

2.8

3.5

4

5

5.6

7.1

8

Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven gegeven, dan wordt de maximale waarde voor diafragma het maximale diafragma van het objectief.

A Zie ook
Zie pagina 149 voor informatie over het vergrendelen van de flitswaarde (FV) voor een gemeten
onderwerp alvorens de compositie van de foto aan te passen.

Voor informatie over automatische snelle FP-synchronisatie en het kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid, zie persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 234). Voor informatie over het kiezen van de traagst beschikbare sluitertijd bij het gebruik van een flitser, zie persoonlijke instelling e2 (Langste sluitertijd bij flits, 0 235). Voor informatie over flitserregeling en het gebruik van de ingebouwde flitser in de commanderstand, zie persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 236).

Zie pagina 292 voor informatie over het gebruik van optionele flitsers.

l

147

Flitscorrectie

(Alleen standen P, S, A en M)

Flitscorrectie wordt gebruikt om de flitssterkte aan te passen van ­3 LW tot +1 LW in stappen van 1/3 LW, waarbij de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond wordt gewijzigd. Flitssterkte kan worden verhoogd om het hoofdonderwerp lichter te laten lijken, of worden verlaagd om ongewenste hoge lichten of reflecties te voorkomen.

Druk op de M (Y)-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand in het bedieningspaneel wordt weergegeven. Kies doorgaans positieve waarden om het onderwerp lichter te maken of negatieve waarden om het onderwerp donkerder te maken.

M (Y)-knop

Secundaire instelschijf

Bij waarden anders dan ±0,0, wordt een Y-pictogram in het bedieningspaneel en de zoeker weergegeven nadat u de M (Y)-knop ontspant. De huidige waarde voor flitscorrectie kan worden gecontroleerd door op de M (Y)-knop te drukken.

De normale flitssterkte kan worden hersteld door de flitscorrectie in te stellen op ±0,0. De flitscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.

±0 LW (M (Y)-knop ingedrukt)
­0,3 LW

+1,0 LW

l
A Optionele flitsers
Flitscorrectie is tevens beschikbaar voor optionele SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers. De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 maken tevens flitscorrectie met behulp van de besturingen op de flitser mogelijk; de waarde die is geselecteerd voor de flitser wordt aan de waarde die is geselecteerd voor de camera toegevoegd.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 224) voor informatie over het kiezen van de stapgrootte die beschikbaar is voor flitscorrectie. Voor informatie over de manier waarop flitscorrectie en belichtingscorrectie kunnen worden gecombineerd, zie persoonlijke instelling e4 (Belichtingscorr. voor flitser, 0 240). Zie pagina 153 voor informatie over automatisch variërende flitssterkte voor een serie opnamen.
148

Flitswaardevergrendeling

Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, zodat de compositie van foto's kan worden aangepast zonder de flitssterkte te wijzigen en zorgt ervoor dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs wanneer het onderwerp niet in het midden van het beeld is geplaatst. Flitssterkte wordt automatisch aangepast voor wijzigingen in ISO-gevoeligheid en diafragma.
Om flitswaardevergrendeling te gebruiken:
1 Flitswaardevergrendeling aan de Fn-knop
toewijzen.
Selecteer Flitswaardevergrendeling voor persoonlijke instelling f2 (Fn-knop toewijzen, 0 242).

2 Klap de flitser omhoog.
In de standen P, S, A, M en 0 kan de flitser worden opgeklapt door de M (Y)-knop in te drukken. In de standen i, k, p, n, o, s en w klapt de flitser, indien noodzakelijk, automatisch op.
3 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het midden van het beeld en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.

M (Y)-knop

4 Vergrendel het flitsniveau.
Druk op de Fn-knop na controle of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wordt weergegeven. De flitser geeft een monitor voorflits af om zo het juiste flitsniveau te bepalen. De flitssterkte wordt op dit niveau vergrendeld en de pictogrammen voor flitswaardevergrendeling (e) verschijnen in de zoeker.

l
Fn-knop

149

5 Pas de compositie van de foto aan.
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om te fotograferen. Indien gewenst kunnen extra foto's worden gemaakt zonder de flitswaardevergrendeling te ontspannen.
7 Ontspan flitswaardevergrendeling.
Druk op de Fn-knop om flitswaardevergrendeling te ontspannen. Controleer of het pictogram van de flitswaardevergrendeling (e) niet langer in de zoeker wordt weergegeven.

D Flitswaardevergrendeling met de ingebouwde flitser gebruiken
Flitswaardevergrendeling is alleen beschikbaar voor de ingebouwde flitser wanneer DDL is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 236).

A Flitswaardevergrendeling met optionele flitsers gebruiken
Flitswaardevergrendeling is tevens beschikbaar voor optionele flitsers in DDL en (indien ondersteund) de standen monitorvoorflits AA en monitorvoorflits A. Merk op dat wanneer de
commanderstand is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 236), u de fliterregelingstand in moet stellen voor de master of ten minste één groep op afstand naar DDL of AA.

A Lichtmeting
De meetvelden voor flitswaardevergrendeling bij het gebruik van een optionele flitser zijn als
volgt:

l

Flitser

Flitsstand

Gemeten veld

i-DDL

5-mm cirkel in het midden van het beeld

Stand-alone flitser

AA

Gemeten veld door belichtingsmeter van de flitser

Wordt gebruikt met andere flitsers (Geavanceerde Draadloze Flitssturing)

i-DDL AA
A (masterflitser)

Heel beeld
Gemeten veld door belichtingsmeter van de flitser

A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de voorbeeldknop scherptediepte of A AE-L/AF-L-knop voor flitswaardevergrendeling, zie persoonlijke instelling f3 (Voorbeeldknop toewijzen, 0 244) of persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 244).

150

tAndere opnameopties

Reset met twee knoppen:

standaardinstellingen herstellen

De standaardwaarden van de hieronder vermelde camera-instellingen kunnen worden hersteld door de knoppen W (S) en E langer dan twee seconden tegelijk ingedrukt te houden (deze knoppen worden aangegeven met een groene stip). Het bedieningspaneel schakelt kort uit terwijl de instellingen worden teruggezet.

W (S)-knop

Optie Beeldkwaliteit Beeldformaat Witbalans
Fijnafstelling HDR (hoog dynamisch bereik) ISO-gevoeligheid instellen
ISO-gevoeligheid Automatische en onderwerpstanden P, S, A, M
Autom inst ISO-gevoeligheid Intervalopname Autofocus (zoeker)
Autofocusstand AF-veldstand
n, x, 0, 1, 2, 3 m, w i, j, k, l, p, o, r, s, t, u, v, y, z, P, S, A, M

Standaard JPEG Normaal
Groot Automatisch > Normaal
A-B: 0, G-M: 0 Uit 1
AUTOMATISCH 100 Uit Uit 2
AF-A
Enkelpunts-AF 39-punten dynamisch veld-AF
Automatisch veld-AF

E-knop
0 93 95 115 117 139
105 107 164 97
99 t

151

Optie

Standaard

0

Autofocus (livebeeld/film)

Autofocusstand

AF-S

51

AF-veldstand

m, r, w, 1, 2, 3, P, S, A, M

Breedveld-AF

n, 0

Normaal veld-AF

52

i, j, k, l, p, o, s, t, u, v, x, y, z

Gezichtprioriteit-AF

Scherpstelpunt 3

Midden

101

Lichtmeting

Matrix

109

AE-vergrendeling vast

Uit

102, 110

Bracketing

Uit

153

Instellingen Picture Control 4

Ongewijzigd

129

Flitscorrectie

Uit

148

Belichtingscorrectie

Uit

112

Belichtingsvertragingsstand

Uit

231

Flitsstand

i, k, p, n, w

Automatisch

s

Automatisch+rodeogenreductie

144

o

Automatisch+trage synchronisatie

0, P, S, A, M

Invulflits

Flitswaardevergrendeling

Uit

149

Meervoudige belichting

Uit 5

160

Flexibel programma

Uit

75

+ NEF (RAW)

Uit

242

1 Belichtingsverschil en verzachting worden niet teruggezet. 2 Als intervalopname momenteel aan de gang is, zal de opname beëindigen. Starttijd, opname-interval en het
aantal intervallen en opnamen worden niet teruggezet. 3 Scherpstelpunt wordt niet weergegeven als automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-veldstand. 4 Enkel huidige Picture Control. 5 Als meervoudige belichting momenteel aan de gang is, zal de opname eindigen en wordt meervoudige
belichting gecreëerd van opnamen die op dat moment worden vastgelegd. Versterking en aantal opnamen worden niet teruggezet.

t

152

Bracketing

(Alleen standen P, S, A en M)

Bracketing varieert automatisch de belichting, flitssterkte, Actieve D-Lighting (ADL) of witbalans enigszins bij elke opname door de huidige waarde stapsgewijs te veranderen. Maak deze keuze in situaties waarbij het moeilijk is de belichting, flitssterkte (alleen de standen i-DDL en indien ondersteund, flitsstand automatisch diafragma; zie pagina 146, 236 en 294), Actieve D-Lighting of witbalans in te stellen en er geen tijd is de resultaten van iedere foto te controleren of de instellingen van iedere foto aan te passen of te experimenteren met verschillende instellingen voor hetzelfde onderwerp.
 Belichtings- en flitsbracketing
Om de belichting en/of de flitssterkte van een serie foto's te veranderen:

1 Selecteer flits- of belichtingsbracketing

voor persoonlijke instelling e6 (Inst.

voor autom. bracketing) in het menu

persoonlijke instellingen.

Druk op de G-knop om de menu's weer te

geven. Selecteer persoonlijke instelling e6

G-knop

(Inst. voor autom. bracketing) in het menu

persoonlijke instellingen, markeer een optie en

druk op J. Kies AE & flits om zowel de

belichting als de flitssterkte te veranderen,

Alleen AE om alleen de belichting te

veranderen of Alleen flits om alleen de

flitssterkte te veranderen.

2 Kies het aantal opnamen.
Druk op de D-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingreeks en de volgorde waarin ze worden gemaakt te kiezen.

Aantal opnamen

Aanduiding

voortgang

bracketing

t

D-knop

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

Aantal opnamen

Aanduiding voortgang bracketing

Bracketingvolgorde
Normale belichting, onderbelichting, overbelichting Normale belichting, overbelichting Normale belichting, onderbelichting

D wordt in de zoeker weergegeven (zie rechts); het bedieningspaneel toont M.

153

3 Selecteer een stapgrootte voor bracketing.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor bracketing te kiezen.
Stapgrootte bracketing

D-knop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 224) voor informatie over het kiezen van de stapgrootte. Zie persoonlijke instelling e7 (Bracketingvolgorde, 0 241)
voor informatie over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd.

4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert de belichting en/of flitssterkte beeld voor beeld, overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma. Modificaties aan de belichting worden toegevoegd aan de aanpassingen die zijn gemaakt met belichtingscorrectie (0 112), waardoor het mogelijk is compensatiewaarden van meer dan 5 LW te behalen.
Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding bracketing in het bedieningspaneel weergegeven. Na elke opname verdwijnt een segment uit de aanduiding: het y-segment wanneer de onaangepaste foto wordt gemaakt, het z-segment wanneer de foto met de negatieve stapgrootte wordt gemaakt en het x-segment wanneer de foto met de positieve stapgrootte wordt gemaakt.

t

Belichting aangepast met: 0 LW (y)

Belichting aangepast met: ­1 LW (z)

Belichting aangepast met: +1 LW (x)

Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de hoofdinstelschijf tot de aanduiding voor de voortgang van de bracketing en het M-pictogram niet langer worden weergegeven.

154

A Belichtings- en flitsbracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid pauzeert de opname nadat het aantal opnamen zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma zijn gemaakt. De volgende keer dat u de ontspanknop indrukt wordt de opname hervat. Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera het aantal opnamen dat is geselecteerd in stap 2 op pagina 153, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 227); het interval tussen de opnamen wordt echter door persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen geregeld. In andere standen wordt er een opname gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan het opnemen worden hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn verwijderd om ruimte op de geheugenkaart vrij te maken. Als de camera wordt uitgeschakeld voordat alle foto's in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
A Belichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door sluitertijd en diafragma (P-stand), diafragma (S-stand) of sluitertijd (standen A en M) te veranderen. Als Aan is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid instellen > Autom inst ISO-gevoeligheid (0 107) in de standen P, S en A, dan verandert de camera automatisch de ISO-gevoeligheid voor optimale belichting wanneer de limieten van het belichtingssysteem van de camera worden overschreden; in de M-stand gebruikt de camera eerst automatische instelling ISO-gevoeligheid om de belichting zo dicht mogelijk bij het optimale te brengen en bracket vervolgens deze belichting door de sluitertijd te veranderen.
t
155

 Witbalansbracketing
De camera maakt meerdere kopieën van elke foto, elk met een andere witbalans. Zie pagina 115 voor informatie over witbalans.
1 Selecteer witbalansbracketing.
Kies Witbalansbracketing voor persoonlijke instelling e6 Inst. voor autom. bracketing.

2 Kies het aantal opnamen.
Druk op de D-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingreeks en de volgorde waarin ze worden gemaakt te kiezen.

Aantal opnamen
Aanduiding voortgang bracketing

D-knop

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

D wordt in de zoeker weergegeven (zie rechts); het bedieningspaneel toont W.

3 Selecteer een stapgrootte voor witbalans.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om te kiezen uit stapgrootten van 1 (5 mired; 0 119), 2 (10 mired) of 3 (15 mired). De B-waarde duidt de hoeveelheid blauw aan, de A-waarde de hoeveelheid amber (0 117).

Stapgrootte voor witbalans

t

D-knop

Secundaire instelschijf

Bedieningspaneel

De bracketingprogramma's met een stapgrootte van 1 staan hieronder vermeld.

Bedieningspaneel

Aanduiding voortgang bracketing

Aantal opnamen
2 2 3

Stapgrootte Bracketingvolgorde

1B 1A 1A, 1B

0 / 1 B 0 / 1 A 0 / 1 A / 1 B

156

4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Elke opname wordt verwerkt om het aantal kopieën te maken zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma en elke kopie heeft een andere witbalans. Modificaties aan de witbalans worden toegevoegd aan de aanpassingen van de witbalans die zijn gemaakt met de fijnafstelling witbalans. Als het aantal opnamen in het bracketingprogramma groter is dan het aantal resterende opnamen, knipperen n en het pictogram voor de betreffende kaart in het bedieningspaneel, verschijnt er een knipperend j-pictogram in de zoeker en wordt de ontspanknop uitgeschakeld. De opname kan beginnen zodra een nieuwe geheugenkaart is geplaatst. Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de hoofdinstelschijf tot de aanduiding voor de voortgang van de bracketing en het W-pictogram niet langer worden weergegeven.
A Witbalansbracketing
Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij NEF (RAW) beeldkwaliteit. Door de NEF (RAW), NEF
t (RAW) + JPEG Fijn, NEF (RAW) + JPEG Normaal of NEF (RAW) + JPEG Basis te selecteren, wordt
witbalansbracketing geannuleerd. Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de amberblauwe as in de fijnafstellingweergave voor witbalans, 0 117). Er worden geen aanpassingen gedaan aan de groenmagenta as. Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt in de zelfontspannerstand (0 85) het aantal gespecificeerde aantal kopieën in het witbalansprogramma aangemaakt, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 227). Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl het toegangslampje van de geheugenkaart brandt, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto's in de reeks zijn opgenomen.
157

 ADL-bracketing
De camera varieert Actieve D-Lighting voor een serie belichtingen. Zie pagina 137 voor informatie over Actieve D-Lighting.
1 Selecteer ADL-bracketing.
Kies ADL-bracketing voor persoonlijke instelling e6 Inst. voor autom. bracketing.

2 Kies het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Kies twee opnamen om één foto te maken met Actieve D-Lighting uitgeschakeld en andere opnamen bij de waarde die momenteel is geselecteerd voor Actieve D-Lighting in het opnamemenu (als Active D-Lighting uit is, dan wordt de tweede opname gemaakt met Actieve D-Lighting ingesteld op Automatisch). Kies drie opnamen om een serie foto's te maken met Actieve D-Lighting ingesteld op Uit, Normaal en Hoog.

Aantal opnamen
Aanduiding voortgang bracketing

D-knop

Hoofdinstelschijf

Bedieningspaneel

D wordt in de zoeker weergegeven (zie rechts); het bedieningspaneel toont d.

t

158

3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert Actieve D-Lighting beeld voor beeld, overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma. Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding bracketing in het bedieningspaneel weergegeven. Na elke opname verdwijnt een segment uit de aanduiding: het ysegment wanneer de eerste foto wordt gemaakt, het 0segment wanneer de tweede foto wordt gemaakt en het 1segment wanneer de derde foto (indien van toepassing) wordt gemaakt.
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de hoofdinstelschijf tot de aanduiding voor de voortgang van de bracketing en het d-pictogram niet langer worden weergegeven.
A ADL-bracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid pauzeert de opname nadat het aantal opnamen zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma zijn gemaakt. De volgende keer dat u de ontspanknop indrukt wordt de opname hervat. Telkens wanneer de
t ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera het aantal opnamen dat is geselecteerd in stap
2 op pagina 158, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 227); het interval tussen de opnamen wordt echter door persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen geregeld. In andere standen wordt er een opname gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan het opnemen worden hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn verwijderd om ruimte op de geheugenkaart vrij te maken. Als de camera wordt uitgeschakeld voordat alle foto's in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
159

Meervoudige belichting

(Alleen standen P, S, A en M)

Volg de onderstaande stappen om een serie van twee of drie opnamen in een enkele foto vast te leggen. Meervoudige belichting maakt gebruik van de RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera om kleuren te produceren die zichtbaar superieur zijn ten opzichte van software gegenereerde beeld-op-beeld fotografie.
 Een meervoudige belichting aanmaken
Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden opgenomen. Sluit livebeeld af voordat u verder gaat. Merk op dat bij standaardinstellingen de opname beëindigt en er automatisch een meervoudige belichting wordt opgenomen als er gedurende 30 sec. geen handelingen worden uitgevoerd.
A Verlengde opnametijden
Verleng de lichtmeter voor automatisch uit met behulp van persoonlijke instelling c2 (Stand-bytimer, 0 227) voor een interval tussen belichtingen van meer dan 30 sec. Het maximale interval tussen belichtingen is 30 sec. langer dan de optie geselecteerd voor persoonlijke instelling c2. Als de monitor werd uitgeschakeld tijdens weergave of menubewerkingen, dan eindigt de opname 30 sec. nadat de belichtingsmeters uitschakelen en wordt een meervoudige belichting gecreëerd van de opnamen die tot op dat punt werden opgenomen.

1 Selecteer Meervoudige belichting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Meervoudige belichting in het opnamemenu en druk op 2.
G-knop

t

160

2 Selecteer een stand.
Markeer Stand voor meerv. belichting en druk op 2.
Markeer een van de volgende opties en druk op J. · Selecteer 6 Aan (reeks) om een reeks
meervoudige belichtingen te maken. Meervoudige belichtingsopname wordt voortgezet totdat u Uit voor Stand voor meerv. belichting selecteert. · Selecteer Aan (één foto) om één meervoudige belichting te maken. Normaal vastleggen wordt automatisch hervat nadat u een enkele HDR-foto hebt gecreëerd. · Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra meervoudige belichtingen te creëren. Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is geselecteerd, wordt een n-pictogram in het bedieningspaneel weergegeven.
3 Kies het aantal opnamen.
Markeer Aantal opnamen en druk op 2.
Druk op 1 of 3 en kies het aantal te combineren belichtingen om één foto samen te stellen en druk op J.
t
161

4 Kies de hoeveelheid versterking.
Markeer Automatische versterking en druk op 2.

De volgende opties worden weergegeven. Markeer een optie en druk op J. · Aan: Versterking wordt aangepast
overeenkomstig het aantal werkelijk opgenomen belichtingen (versterking voor elke belichting is ingesteld op 1/2 voor 2 belichtingen, 1/3 voor 3 belichtingen, enz.). · Uit: Versterking wordt niet aangepast bij het opnemen van meervoudige belichting. Aanbevolen bij een donkere achtergrond.

5 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
In de ontspanstanden continu hoge snelheid en continu lage snelheid (0 83) neemt de camera alle belichtingen in een enkele serieopname op. Als Aan (reeks) is geselecteerd, blijft de camera meerdere belichtingen opnemen zo lang als de ontspanknop wordt ingedrukt; als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt meervoudige belichtingsopname na de eerste foto. In de zelfontspannerstand registreert de camera automatisch het aantal opnamen dat is geselecteerd in stap 3 op pagina 161, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 227); de interval tussen opnamen wordt echter geregeld door persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen. In andere ontspanstanden wordt een foto gemaakt, elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt. Ga door met het opnemen totdat alle belichtingen zijn opgenomen (voor informatie over het onderbreken van een meervoudige belichting voordat alle foto's zijn vastgelegd, zie pagina 163).

t

Het n-pictogram knippert totdat de opname is beëindigd. Als Aan (reeks) is geselecteerd,

eindigt meervoudige belichtingsopname

alleen wanneer Uit is geselecteerd voor de

stand meervoudige belichting; als Aan (één

foto) is geselecteerd, eindigt meervoudige belichtingsopname wanneer de

meervoudige belichting is voltooid. Het n-pictogram verdwijnt uit het

weergavescherm wanneer de meervoudige belichtingsopname wordt beëindigd.

162

 Meervoudige belichtingen onderbreken
Selecteer Uit voor de stand meervoudige belichting om een meervoudige belichting te onderbreken voordat het gespecificeerde aantal belichtingen is gemaakt. Als de opname eindigt voordat het gespecificeerde aantal belichtingen is gemaakt, wordt een meervoudige belichting aangemaakt van de belichtingen die tot op dat punt zijn opgenomen. Als Automatische versterking ingeschakeld is, wordt versterking aangepast om het werkelijk aantal opgenomen belichtingen weer te geven. Merk op dat de opname automatisch eindigt wanneer: · Er een reset met twee knoppen wordt uitgevoerd (0 151) · De camera wordt uitgeschakeld · De batterij leeg is · Foto's worden verwijderd

D Meervoudige belichtingen
Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens het opnemen van een meervoudige
belichting.

Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden opgenomen. Het maken van foto's in livebeeld zet Stand voor meerv. belichting terug naar Uit.

Er kan ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) op foto's verschijnen die met Uit geselecteerd voor automatische versterking (0 162) zijn gemaakt.

De informatie vermeld in het foto-informatiescherm (inclusief lichtmeting, belichting, opnamestand, brandpuntsafstand, opnamedatum en cameraoriëntatie) is bedoeld voor de eerste opname in de meervoudige belichting.

A Intervalfotografie

t

Als intervalfotografie is geactiveerd voordat de eerste belichting is gemaakt, neemt de camera de

belichtingen op bij het geselecteerde interval totdat het aantal belichtingen dat is gespecificeerd

in het meervoudige belichtingsmenu zijn gemaakt (het aantal opnamen weergegeven in het

intervalopnamemenu wordt genegeerd). Deze opnamen worden dan als één foto vastgelegd en

intervalopname wordt beëindigd (als Aan (één foto) is geselecteerd voor de stand meervoudige

belichting wordt ook meervoudige belichtingsopname automatisch beëindigd).

A Overige instellingen
Terwijl er een meervoudige belichting wordt gemaakt, kunnen er geen geheugenkaarten worden geformatteerd en worden bepaalde menu-items grijs weergegeven en kunnen deze niet worden gewijzigd.

163

Intervalfotografie
De camera beschikt over een functie om automatisch foto's te maken met een vooringestelde interval.
D Voordat u gaat fotograferen
Selecteer niet zelfontspanner (E), op afstand (4) of MUP ontspanstand bij het gebruik van de intervaltimer. Voordat u de intervalfotografie start, kunt u een testopname maken met de geselecteerde instellingen en het resultaat op de monitor bekijken.
Selecteer voor het kiezen van een starttijd Tijdzone en datum in het setup-menu en zorg dat de cameraklok op de juiste tijd en datum is ingesteld (0 253).
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een statief voordat u de opname start. Om ervoor te zorgen dat de opname niet wordt onderbroken, moet de EN-EL15 batterij van de camera volledig opgeladen zijn. Bij twijfel, laad voor gebruik de batterij op of gebruik de EH-5b lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting (apart verkrijgbaar).

1 Selecteer Intervalopname in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Intervalopname in het opnamemenu en druk op 2.

G-knop

2 Kies een starttijd.
Kies uit de volgende opties. · Markeer Nu en druk op 2 om de opname
onmiddellijk te starten. De opname start circa 3 sec. nadat de instelling is voltooid (ga verder naar stap 3). · Om een starttijd te kiezen, markeer Starttijd en druk op 2 om de starttijdopties aan de rechterkant weer te geven. Druk op 4 of 2 om uren of minuten te markeren en druk op 1 of 3 om te wijzigen. Druk op 2 om door te gaan.
t
3 Kies het interval.
Druk op 4 of 2 om uren, minuten of seconden te markeren; druk op 1 of 3 om te wijzigen. Kies een interval dat langer is dan de tijd die nodig is voor het maken van opnamen geselecteerd in stap 4. Als het interval te kort is, kan het aantal vastgelegde foto's minder zijn dan het totaal dat is vermeld in stap 4 (het aantal intervallen vermenigvuldigd met het aantal opnamen per interval). Druk op 2 om door te gaan.

164

4 Kies het aantal intervallen en het aantal
opnamen per interval.
Druk op 4 of 2 om het aantal intervallen of aantal opnamen te markeren. Druk op 1 of 3 om te wijzigen. Druk op 2 om door te gaan.
Aantal Aantal Totaal intervallen opnamen/ aantal
intervallen opnamen
5 Start de opname.
Markeer Aan en druk op J (markeer Uit en druk op J om naar het opnamemenu terug te keren zonder de intervaltimer te starten). De eerste serie opnamen wordt bij de gespecificeerde starttijd gemaakt, of na ongeveer 3 sec. als Nu werd geselecteerd voor Starttijd kiezen in stap 2. Het fotograferen wordt voortgezet bij het geselecteerde interval tot alle opnamen zijn gemaakt. Merk op dat de sluitertijd, beeldsnelheid en benodigde tijd die nodig is voor het vastleggen van beelden per interval kan variëren, de tijd tussen het einde van het ene interval en het begin van het volgende interval kan variëren. Als de opname niet kan worden voortgezet bij de huidige instellingen (bijvoorbeeld als de sluitertijd van A momenteel in handmatige belichtingsstand is geselecteerd of als de starttijd in minder dan een minuut begint), wordt een waarschuwing in de monitor weergegeven.
t
D Geheugen is vol
Als de geheugenkaart vol is, blijft de intervaltimer actief maar worden er geen foto's gemaakt. Hervat de opname (0 167) na het verwijderen van bepaalde foto's of schakel de camera uit en plaats een andere geheugenkaart.
A Dek de zoeker af
Verwijder het rubberen oogschelpje en bedek de zoeker met het meegeleverde DK-5 oculairkapje om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenkomt de belichting hindert (0 86).
165

A Intervalfotografie
Intervalfotografie kan niet worden gecombineerd met lange tijdopnamen (bulbfotografie, 0 79) of livebeeld (0 49) of time-lapse-fotografie (0 168) en is niet beschikbaar in filmlivebeeld (0 57) of wanneer Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen, 0 248).
A Ontspanstand
Ongeacht de geselecteerde ontspanstand, maakt de camera het gespecificeerde aantal opnamen bij elke interval. In de stand CH (continu hoge snelheid), worden foto's bij een snelheid van maximaal 5,5 foto's per seconde vastgelegd. In de standen S (enkel beeld) en CL (continu lage snelheid) worden foto's gemaakt bij een snelheid gekozen voor persoonlijke instelling d5 (Opnamesnelheid CL-stand, 0 229). In stand J wordt cameraruis verminderd.
A Bracketing
Pas de bracketinginstellingen aan voordat intervalfotografie wordt gestart. Als belichting, flitser of ADL-bracketing van kracht is terwijl intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elke interval het aantal opnamen in het bracketingprogramma, ongeacht het aantal opnamen dat is gespecificeerd in het intervaltimermenu. Als witbalansbracketing van kracht is terwijl intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elk interval een opname in het bracketingprogramma en wordt het verwerkt om het aantal kopieën dat is gespecificeerd in het bracketingprogramma aan te maken.
A Tijdens opname
Tijdens intervalfotografie knippert het Q-pictogram in het bedieningspaneel. Onmiddellijk voordat de volgende opname-interval begint, toont de sluitertijdweergave het aantal resterende aantal intervallen en de diafragmaweergave toont het aantal resterende opnamen in het huidige interval. Op andere momenten kunnen het aantal resterende aantal intervallen en het aantal opnamen in elke interval worden bekeken door de ontspanknop half in te drukken (zodra de knop wordt ontspannen, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven totdat de stand-by-timer uitschakelt). Selecteer Intervalopname tussen twee opnamen om de huidige intervaltimerinstellingen te bekijken. Terwijl intervalfotografie bezig is, toont het intervaltimermenu de starttijd, het opname-interval en het aantal intervallen en resterende opnamen. Geen van deze items kan worden gewijzigd terwijl intervalfotografie bezig is. Foto's kunnen worden weergegeven en opname- en menu-instellingen kunnen vrij worden aangepast terwijl intervalfotografie bezig is. Voorafgaand aan elke interval schakelt de monitor ongeveer vier seconden automatisch uit.
t
166

 Intervalfotografie pauzeren
Intervalfotografie kan worden gepauzeerd door: · Op de J-knop te drukken tussen intervallen · Start > Pauze markeren in het intervaltimermenu en op J drukken · De camera uit en vervolgens weer in te schakelen (indien gewenst kan de
geheugenkaart worden vervangen terwijl de camera uitgeschakeld is) · De zelfontspanner (E) op afstand (4) of MUP-ontspanstand selecteren
Om de opname te hervatten:
1 Kies een nieuwe starttijd.
Kies een nieuwe starttijd zoals beschreven op pagina 164.

2 Hervat de opname.
Markeer Herstarten en druk op J. Merk op dat wanneer intervalfotografie werd gepauzeerd tijdens de opname, alle resterende opnamen in het huidige interval worden geannuleerd.

 Intervalfotografie onderbreken
Intervalopname beëindigt automatisch als de batterij leeg is. Intervalfotografie kan ook worden beëindigd door: · Start > Uit in het intervaltimermenu te selecteren · Een reset met twee knoppen uit te voeren (0 151) · Opnamemenu terugzetten in het opnamemenu (0 214) selecteren · De bracketinginstellingen wijzigen (0 153) · De HDR-opname (0 139) of opname voor meervoudige belichting (0 163)
beëindigen Normaal fotograferen wordt hervat wanneer intervalfotografie eindigt.

 Geen foto
De camera slaat het huidige interval over als één van de volgende situaties gedurende

t

acht seconden of langer standhoudt, nadat het interval had moeten starten: de foto of

foto's van het vorige interval zijn nog niet gemaakt, het buffergeheugen is vol of de

camera kan niet scherpstellen in AF-S of wanneer enkelvoudige servo-AF is geselecteerd in

AF-A (merk op dat de camera voorafgaand aan elke opname opnieuw scherpstelt). De

opname wordt hervat bij het volgende interval.

167

Time-lapse-fotografie

De camera maakt automatisch foto's bij de geselecteerde intervallen om een stille timelapse-film te maken met behulp van de opties die momenteel zijn geselecteerd voor Filminstellingen in het opnamemenu (0 65).
A Voordat u gaat fotograferen
Voordat u time-lapse-fotografie start, kunt u een testopname maken met de huidige instellingen (de foto in de zoeker kadreren voor een nauwkeurig belichtingsvoorbeeld) en het resultaat op de monitor bekijken. Kies handmatige belichting (0 78) om de wijzigingen in helderheid vast te leggen; kies voor samenhangende kleuren een andere witbalansinstelling dan automatisch (0 115). Het is raadzaam kort naar filmlivebeeld over te schakelen om de huidige beeldvelduitsnede in de monitor te controleren (0 57); merk echter op dat time-lapse-fotografie niet beschikbaar is in livebeeld.
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een statief voordat u de opname start. Gebruik een volledig opgeladen EH-5b lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting of een volledig opgeladen EN-EL15 batterij om er zeker van te zijn dat de opname niet wordt onderbroken.

1 Selecteer Time-lapse-fotografie in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Time-lapse-fotografie in het opnamemenu en druk op 2.
G-knop

2 Druk op 2.
Druk op 2 om naar stap 3 te gaan en kies een interval en opnametijd. Ga naar stap 5 om een time-lapse-film op te nemen met behulp van het standaardinterval van 5 seconden en de opnametijd van 25 minuten.

3 Kies het interval.

Druk op 4 of 2 om minuten of seconden te

markeren; druk op 1 of 3 om te wijzigen. Kies

t

een interval die langer is dan de langst

geanticipeerde sluitertijd. Druk op 2 om door

te gaan.

168

4 Selecteer de opnametijd.
Druk op 4 of 2 om uren of minuten te markeren; druk op 1 of 3 om te wijzigen. De maximale opnametijd is 7 uur en 59 minuten. Druk op 2 om door te gaan.
5 Start de opname.
Markeer Aan en druk op J (markeer Uit en druk op J om naar het opnamemenu terug te keren zonder time-lapse-fotografie te starten). Time-lapse-fotografie start na 3 sec. De camera maakt foto's bij het interval dat is geselecteerd in stap 3 voor de tijd die is geselecteerd in stap 4. Het toegangslampje van de geheugenkaart brandt zo lang als elke opname wordt vastgelegd; omdat de sluitertijd en de tijd die nodig is om de foto op te slaan op de geheugenkaart kan variëren van foto tot foto, kan het interval tussen de opname van een foto en de start van de volgende opname variëren. De opname zal niet starten als een timelapse-film niet kan worden opgenomen bij de huidige instellingen (bijvoorbeeld als de geheugenkaart vol is, het interval of de opnametijd nul is, het interval niet langer is dan de opnametijd of de op afstand (4)-ontspanstand is geselecteerd). Zodra voltooid worden de time-lapse-films vastgelegd op de geheugenkaart die is geselecteerd voor Filminstellingen > Bestemming (0 65).
t
169

D Time-lapse-fotografie
Time-lapse is niet beschikbaar in livebeeld (0 49, 57), bij een sluitertijd van A (0 79),
wanneer bracketing (0 153), Hoog Dynamisch Bereik (HDR, 0 139), meervoudige belichting
(0 160) of intervalfotografie (0 164) actief is.

A Ontspanstand
Ongeacht de geselecteerde ontspanstand, maakt de camera één opname bij elke interval. De
zelfontspanner kan niet worden gebruikt. Time-lapse-fotografie is niet beschikbaar in op afstand (4)-ontspanstand.

A De lengte van de definitieve film berekenen
Het totaal aantal beelden in de definitieve film kan worden geschat door de opnametijd door het interval te delen en naar boven toe af te ronden. De lengte van de definitieve film kan dan worden berekend door het aantal opnamen te delen door de beeldsnelheid die is geselecteerd voor Filminstellingen > Beeldformaat/beeldsnelheid. Een 48-beelden film opgenomen bij 1920×1080; 24 p zal bijvoorbeeld ongeveer twee seconden lang zijn. De maximale lengte voor films die zijn opgenomen met behulp van time-lapse-fotografie is 20 minuten.

Opgenomen lengte/ maximale lengte

A Dek de zoeker af
Verwijder het rubberen oogschelpje en bedek de zoeker met het
meegeleverde DK-5 oculairkapje om te voorkomen dat licht dat via de

Geheugenkaart aanduiding

zoeker binnenkomt de belichting hindert (0 86).

Beeldformaat/

A Tijdens opname

beeldsnelheid

Tijdens time-lapse-fotografie knippert een Q-pictogram en de time-

lapse-opnameaanduiding wordt in het bedieningspaneel weergegeven.

De resterende tijd (in uren en minuten) verschijnt in het

weergavescherm van de sluitertijd, onmiddellijk voordat elk beeld wordt

vastgelegd. Op andere momenten kan de resterende tijd worden

bekeken door de ontspanknop half in te drukken. Ongeacht de optie die

is geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 227) wordt de stand-by-timer

niet uitgeschakeld tijdens opname.

Druk op de G-knop tussen opnamen om de huidige instellingen voor time-lapse-fotografie te bekijken. Terwijl time-lapse-fotografie aan de gang is, toont time-lapse-fotografie het interval en de resterende tijd. Deze instellingen kunnen niet worden gewijzigd zo lang als time-lapsefotografie aan de gang is, noch kunnen foto's worden afgespeeld of andere menu-instellingen worden aangepast.

t

170

 Time-lapse-fotografie onderbreken
Time-lapse-fotografie beëindigt automatisch als de batterij leeg is. Het volgende beëindigt tevens time-lapse-fotografie: · Start > Uit in het menu Time-lapse-fotografie selecteren · Indrukken van de J-knop tussen beelden of onmiddellijk nadat een beeld is
vastgelegd · Uitschakelen van de camera · Verwijderen van het objectief · Aansluiten van een USB- of HDMI-kabel · Plaatsen van een geheugenkaart in een lege sleuf · Volledig indrukken van de ontspanknop om een foto te maken · Op afstand (4)-ontspanstand selecteren · De stand U1 of U2 selecteren of een andere stand selecteren na het starten van time-
lapse-fotografie in de stand U1 of U2 Een film wordt van beelden gemaakt die werden vastgelegd op het moment dat timelapse-fotografie werd beëindigd. Merk op dat time-lapse-fotografie zal beëindigen en dat er geen film wordt opgenomen als de voedingsbron wordt verwijderd of losgekoppeld of de geheugenkaart wordt uitgeworpen.
 Geen foto
De camera zal het huidige kader overslaan indien het niet kan scherpstellen met behulp van de enkelvoudige servo-autofocus (AF-S of enkelvoudige servo-autofocus geselecteerd voor AF-A; merk op dat de camera opnieuw focust voor elke opname). De opname zal bij het volgende beeld worden hervat.
t
A Controlebeeld
De K-knop kan niet worden gebruikt voor het bekijken van foto's zo lang als time-lapsefotografie aan de gang is, maar het huidige beeld wordt gedurende een paar seconden na elke opname weergegeven als Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (0 212). Andere weergavebewerkingen kunnen niet worden uitgevoerd terwijl het beeld wordt weergegeven.
A Zie ook
Voor informatie over het instellen van een signaal wanneer time-lapse-fotografie is voltooid, raadpleeg Persoonlijke Instelling d1 (Signaal, 0 228).
171

Objectieven zonder CPU
Door de objectiefgegevens te specificeren (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) kan de gebruiker toegang verkrijgen tot verschillende functies van het CPU-objectief bij het gebruik van objectieven zonder CPU. Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is: · Powerzoom kan worden gebruikt met optionele flitsers (0 294) · Staat de brandpuntsafstand van het objectief vermeld (met een sterretje) in het
informatiescherm voor fotoweergave Als het maximaal diafragma van het objectief bekend is: · Wordt de diafragmawaarde in het bedieningspaneel en de zoeker weergegeven · Het flitsniveau is aangepast voor veranderingen in diafragma als de flitser AA
(automatisch diafragma)-stand ondersteunt · Staat het diafragma vermeld (met een sterretje) in het informatiescherm voor
fotoweergave Als zowel de brandpuntsafstand als het maximaal diafragma van het objectief zijn gespecificeerd: · Is kleurenmatrixmeting ingeschakeld (merk op dat het noodzakelijk kan zijn gebruik te
moeten maken van centrumgerichte of spotmeting om nauwkeurige resultaten met bepaalde objectieven tot stand te brengen, inclusief Reflex-NIKKOR-objectieven) · Verbetert de nauwkeurigheid van centrumgerichte en spotmeting en i-DDLuitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR
t
172

De camera kan gegevens van maximaal negen objectieven zonder CPU opslaan. Om gegevens voor objectieven zonder CPU in te voeren of te bewerken:
1 Selecteer Objectief zonder CPU.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Objectief zonder CPU in het setup-menu en druk op 2.
G-knop
2 Kies een objectiefnummer.
Markeer Objectiefnummer en druk op 4 of 2 om een objectiefnummer tussen 1 en 9 te kiezen.

3 Voer de brandpuntsafstand en het
diafragma in.
Markeer Brandpuntsafstand (mm) of Maximaal diafragma en druk op 4 of 2 om het gemarkeerde item te bewerken. Brandpuntsafstand kan worden geselecteerd uit waarden tussen 6 en 4.000 mm en maximaal diafragma uit waarden tussen f/1.2 en f/22.

A Brandpuntsafstand niet vermeld
Als de juiste brandpuntsafstand niet vermeld staat, dient u de dichtstbijzijnde waarde
groter dan de werkelijke brandpuntsafstand van het objectief te kiezen.

A Teleconverters en Zoomlenzen

Het maximale diafragma voor teleconverters is de combinatie van maximaal diafragma van

de teleconverter en het objectief. Merk op dat de objectiefgegevens niet worden

aangepast wanneer objectieven zonder CPU worden in- of uitgezoomd. De gegevens voor

verschillende brandpuntsafstanden kunnen als afzonderlijke objectiefnummers worden

ingevoerd, of de gegevens voor het objectief kunnen worden bewerkt om de nieuwe

waarden voor de brandpuntsafstand van het objectief en maximale diafragma aan te

duiden, telkens wanneer zoom wordt aangepast.

t

4 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J. De gespecificeerde brandpuntsafstand en het diafragma worden onder het gekozen objectiefnummer opgeslagen.

173

Om objectiefgegevens tijdens het gebruik van objectieven zonder CPU op te roepen:
1 Wijs een objectiefnummerselectie zonder CPU toe aan een
camerabesturing.
Selecteer Nr. object. zonder CPU kiezen uit Persoonlijke Instelling f2 (Fn-knop toewijzen, 0 242) of Persoonlijke Instelling f3 (Voorbeeldknop toewijzen, 0 244).
2 Gebruik de geselecteerde besturing om een objectiefnummer te kiezen.
Druk op de geselecteerde knop en draai aan de hoofdinstelschijf of secundaire instelschijf totdat het gewenste objectiefnummer in het bedieningspaneel wordt weergegeven.
Brandpuntsafstand ADL-bracketingreeks

Fn-knop Hoofdinstelschijf

Objectiefnummer Bedieningspaneel

t
174

Het GP-1 GPS-apparaat

Het GP-1 GPS-apparaat (apart verkrijgbaar) kan worden verbonden met de accessoireaansluiting van de camera (0 298) met behulp van de kabel meegeleverd met de GP-1, zodat informatie over de huidige positie van de camera kan worden opgeslagen wanneer foto's worden genomen. Schakel de camera uit voor de GP-1 te verbinden; voor meer informatie, raadpleeg de gebruikshandleiding van de GP-1.

 Opties voor het setup-menu

Het GPS -item in het setup-menu bevat de onderstaande opties.

· Stand-by-timer: Kies of de belichtingsmeters al dan niet automatisch uitschakelen

wanneer de GP-1 is bevestigd.

Optie

Beschrijving

Inschakelen

Belichtingsmeters schakelen automatisch uit als er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende de periode die is geselecteerd in Persoonlijke Instelling c2 (Stand-by-timer, 0 227; om de camera genoeg tijd te geven voor het verkrijgen van de GPS-gegevens, wordt de vertraging met een minuut verlengd na het activeren van de belichtingsmeters of het inschakelen van de camera). Hierdoor wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd.

Uitschakelen Belichtingsmeters schakelen niet uit terwijl de GP-1 is verbonden.

· Positie: Dit item is alleen beschikbaar als er een GP-1 is aangesloten, wanneer het de

huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte en UTC (Coordinated Universal Time)

weergeeft, zoals geregistreerd door de GP-1.

· Cameraklok instellen via GPS: Selecteer Ja om de cameraklok met de geregistreerde tijd van

het GPS-apparaat te synchroniseren.

A Coordinated Universal Time (UTC)

UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat en staan los van de cameraklok.

A Het n-pictogram

t

De verbindingsstatus wordt aangeduid door het n-pictogram:

· n (statisch): De camera heeft communicatie met GP-1 tot stand

gebracht. Foto-informatie voor foto's gemaakt terwijl dit pictogram

wordt weergegeven, bevat een extra pagina met GPS-gegevens

(0 183).

· n (knipperend): De GP-1 is een signaal aan het zoeken. Foto's gemaakt

terwijl het pictogram knippert, bevatten geen GPS-gegevens.

· Geen pictogram: Er werden geen nieuwe GPS-gegevens ontvangen door de GP-1 gedurende

minstens twee seconden. Foto's gemaakt terwijl het n-pictogram niet wordt weergegeven,

bevatten geen GPS-gegevens.

175

t
176

IMeer over weergave
Schermvullende weergave
Om foto's af te spelen, druk op de K-knop. De laatst gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven.

O (Q)-knop
K-knop
G-knop c (b)-knop L (U)-knop X (T)-knop W (S)-knop

K-knop Multi-selector Secundaire instelschijf

J-knop

Hoofdinstelschijf

A Draai portret
Om "staande" foto's (portretstand) staand weer te geven,
selecteer Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (0 212).
I
A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (0 212), worden foto's automatisch in de monitor weergegeven gedurende circa 4 sec. na opname (omdat de camera al in de juiste richting staat, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens het bekijken van het controlebeeld). In continu ontspanstand begint de weergave zodra de opname eindigt, waarbij de eerste foto in de huidige serie wordt weergegeven.
177

Functie Bekijk extra foto's

Knop

Beschrijving

Druk op 2 om de foto's in de volgorde van opname, op 4 om de foto's in omgekeerde volgorde te bekijken.

Bekijk fotoinformatie
Bekijk miniatuurweergaven Inzoomen op de foto
Beelden verwijderen
Beveiligingsstatus wijzigen
Terugkeren naar de opnamestand
Foto retoucheren of film afspelen

Druk op 1 of 3 om informatie over de huidige foto (0 179) te bekijken.

W (S) Zie pagina 185 voor meer informatie.

X (T) O (Q)
L (U)

Zie pagina 187 voor meer informatie.
Een bevestigingsvenster zal worden weergegeven. Druk opnieuw op O (Q) om de foto te verwijderen.
Om het beeld te beschermen, of om de bescherming van een beschermd beeld weg te halen, druk L (U) (0 188).

/ K

De monitor zal uitschakelen. Foto's kunnen onmiddellijk worden genomen.

c (b)/J

Maak een geretoucheerde kopie van de huidige foto (0 261). Indien de huidige foto is gemarkeerd met 1pictogram om aan te duiden dat het een film is, druk op J om het afspelen van de film (0 67) te starten.

A Een geheugenkaartsleuf kiezen
Indien twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u een kaart voor weergave selecteren door de D-knop ingedrukt te houden en op 1 te drukken tijdens de schermvullende weergave of miniatuurweergave. Het rechts getoonde dialoogvenster wordt weergegeven; markeer de gewenste sleuf en druk op 2 om een lijst met mappen op de geselecteerde kaart weer te geven, markeer vervolgens een map en druk op J om de foto's in de gemarkeerde map te bekijken. Dezelfde procedure kan worden gebruikt bij het D-knop
I selecteren van foto's voor bewerkingen bij de weergave- (0 207) en retoucheermenu's (0 261) of bij het kopiëren van de witbalans van een bestaande foto (0 125).
A Zie ook
Voor informatie over de tijdsduur dat de monitor ingeschakeld blijft wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd, raadpleeg Persoonlijke Instelling c4 (Monitor uit, 0 228).
178

Foto-informatie
Foto-informatie wordt op afbeeldingen getoond die in schermvullende weergave worden weergegeven. Druk op 1 of 3 om door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder wordt aangegeven. Merk op dat "alleen beeld", opnamegegevens, RGBhistogrammen, hoge lichten en overzichtsgegevens alleen worden weergegeven als de betreffende optie is geselecteerd voor Weergaveopties (0 209). GPS-gegevens worden alleen weergegeven wanneer de foto werd genomen terwijl een GPS-apparaat was aangesloten.

1/12

100ND600 DSC_0001. JPG 15/04/2012 10: 02: 28

NORMAL 6016x4016

Bestandsinformatie

Geen (alleen beeld)

1/12

NIKON D600

1/ 125 F5. 6 100

85mm

0, 0 100ND600 DSC_0001. JPG 15/04/2012 10: 02: 28

NORMAL 6016x4016

Overzicht

LAT I TUDE LONG I TUDE ALT I TUDE T I ME (UTC)

:N : 35º 35. 971` :E : 139º 43. 696` : 35m : 15 / 04 / 2012 : 01 : 15 : 00

N I KON D600

100-1

GPS-gegevens

100-1

RGB Hoge lich.

Kies R, G, B

Hoge lichten

Hoge lich.

100-1

RGB

Kies R, G, B

RGB-histogram

MTR, SPD, AP. EXP. MODE, I SO FOCAL LENGTH LENS AF / VR FLASH TYPE SYNC MODE ,

: , 1 / 125 , F5. 6

: , 100

: 0. 0 , +1 / 6

: 85mm

: 85

/ 1. 4

:S

:

:

:

N I KON D600

100-1

Opnamegegevens

 Bestandsinformatie

1 Beveiligingsstatus ................................................ 188

1/12

2 Retouche-aanduiding......................................... 261

3 Scherpstelpunt 1, 2 ................................................ 101

4 Scherpstelhaakjes AF-veld 1 ................................33

5 Beeldnummer/totaal aantal beelden

6 Beeldkwaliteit ...........................................................93

7 Beeldformaat ............................................................95

100ND600 DSC_0001. JPG 15/04/2012 10: 02: 28

NORMAL 6016x4016

8 Beeldveld 3 .................................................................89 9 Opnametijdstip.............................................. 27, 253

10 Opnamedatum............................................... 27, 253

11 Huidige kaartsleuf......................................... 46, 178

12 Mapnaam ................................................................ 215
I 13 Bestandsnaam....................................................... 216

1 Wordt alleen weergegeven als Scherpstelpunt is geselecteerd voor Weergaveopties (0 209). 2 Indien de foto werd genomen met behulp van AF-S of met enkelvoudige servo-autofocus geselecteerd tijdens
AF-A, toont het scherm het punt waar de focus eerst werd vastgezet. Indien de foto werd genomen met behulp van AF-C of met continue servo-autofocus geselecteerd tijdens AF-A, wordt het focuspunt enkel getoond als een andere optie dan automatisch veld-AF werd geselecteerd voor AF-veldstand en de camera in staat was scherp te stellen. 3 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-gebaseerd filmformaat; 0 63, 89).

179

 Hoge lichten

1

2

100-1

1 Hoge lichten afbeelding 1 2 Mapnummer--beeldnummer 2.......................215 3 Huidig kanaal 1

RGB Hoge lich.

Kies R, G, B

3
1 Knipperende velden duiden op hoge lichten (velden die mogelijk overbelicht worden) voor het huidige kanaal. Houd de W (S)-knop ingedrukt en druk op 4 of 2 om als volgt door de kanalen te bladeren:

RGB (alle kanalen)

R (rood)

G (groen)

B (blauw)

W (S)-knop
2 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-gebaseerd filmformaat; 0 63, 89).

 RGB-histogram

5 1
6

2 Hoge lich.

3

4

RGB

7 100-1
8
Kies R, G, B

1 Hoge lichten afbeelding 1 2 Mapnummer--beeldnummer 2 ...................... 215

3 Witbalans .................................................................115 Kleurtemperatuur.............................................. 120 Afstelling witbalans ..........................................117 Handmatige voorinstelling............................121
4 Huidig kanaal 1
5 Histogram (RGB-kanaal). In alle histogrammen staat de horizontale as voor de helderheid van de pixels en de verticale as voor het aantal pixels.
6 Histogram (rood kanaal)
7 Histogram (groen kanaal)
8 Histogram (blauw kanaal)

1 Knipperende velden duiden op hoge lichten (velden die mogelijk overbelicht
worden) voor het huidige kanaal. Houd de W (S)-knop ingedrukt en druk op 4 of 2 om als volgt door de kanalen te bladeren:

RGB

R

G

B

(alle kanalen)

(rood)

(groen)

(blauw)

I

Markeren weergave uit

W (S)-knop

2 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-gebaseerd filmformaat; 0 63, 89).

180

A Zoomweergave
Om in te zoomen op de foto wanneer de histogram wordt weergegeven, druk op X (T). Gebruik de X (T) en W (S)-knop om in- en uit te zoomen en het beeld met de multi-selector te verschuiven. Het histogram wordt geactualiseerd en toont alleen de gegevens voor het gedeelte van het beeld dat op de monitor zichtbaar is.
A Histogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van de histogrammen in beeldbewerkingsprogramma's. Enkele voorbeeldhistogrammen worden hieronder weergegeven: Als de foto voorwerpen met een uiteenlopende helderheid bevat, zal de verdeling van toonwaarden relatief gelijkmatig zijn. Als de foto donker is, zal de verdeling van toonwaarden naar links verschuiven.
Als de foto helder is, zal de verdeling van toonwaarden naar rechts verschuiven.
Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de verdeling van toonwaarden naar rechts. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de verdeling van toonwaarden naar links. Wanneer foto's bij fel licht moeilijk op de monitor te zien zijn, geven histogrammen een globaal beeld van de totale belichting.
I
181

 Opnamegegevens

MTR, SPD, AP. : , 1 / 4000 , F2. 8

EXP. MODE, I SO : , H i 0. 3,

: +1. 3, +5 / 6

FOCAL LENGTH : 85mm

LENS

: 85

/ 1. 4

AF / VR

: S / VR-On

F LASH TYPE : Bu i l t - i n, CMD

SYNC MODE

: SLOW

, :M: TTL, +3. 0 A : TTL, +3. 0

B : ---

C : ---

N I KON D600

100-1

WH I TE BALANCE : AUTO1, 0, 0

COLOR SPACE : sRGB

P I CTURE CTRL : STANDARD

QU I CK ADJ UST : 0

SHARPEN I NG : 3

CONTRAST : 0

BR I GHTNESS : 0

SATURAT I ON : 0

HUE

:0

N I KON D600

100-1

NO I SE REDUC. : H I I SO, NORM

ACT. D-L I GHT. : NORMAL

HDR

: AUTO, H I GH

V I GNETTE CTRL : NORMAL

RETOUCH

: D-L I GHT I NG

WARM F I LTER

CYANOTYPE

TR I M

COMMENT

: SPR I NG HAS COME.

N I KON D600

100-1

ART I ST COPYR I GHT

: N I KON TARO : N I KON

N I KON D600

100-1

1 Lichtmeting ............................................................ 109 Sluitertijd ....................................................................74 Diafragma...................................................................74
I 2 Opnamestand .............................................35, 40, 73 ISO-gevoeligheid 1................................................ 105

3 Belichtingscorrectie .............................................112 Afstelling optimale belichting 2 .......................226
4 Brandpuntsafstand............................172, 288, 291
5 Objectiefgegevens ...............................................172
6 Scherpstelstand..............................................97, 103 VR-objectief (vibratiereductie) 3
7 Flitsertype...................................................... 143, 292 Commanderstand................................................. 237
8 Flitsstand..................................................................144
9 Flitserregeling .....................................236, 294, 295 Flitscorrectie ...........................................................148
10 Cameranaam 11 Beeldveld 4................................................................. 89 12 Mapnummer--beeldnummer 4.......................215
13 Witbalans .................................................................115 Kleurtemperatuur.............................................. 120 Afstelling witbalans ..........................................117 Handmatige voorinstelling............................121
14 Kleurruimte .............................................................217
15 Picture Control.......................................................129 16 Snel aanpassen 5....................................................132
Oorspronkelijke Picture Control 6 ...................135
17 Verscherping ..........................................................132
18 Contrast....................................................................132
19 Helderheid...............................................................132 20 Verzadiging 7 ..........................................................132
Filtereffecten 8 ........................................................132 21 Tint 7...........................................................................132
Kleurtoon 8..................................................... 132, 133
22 Hoge ISO-ruisonderdrukking ...........................218 Ruisonderdrukking lange sluitertijd ..............218
23 Actieve D-Lighting ...............................................137
24 HDR-belichtingsverschil.....................................139 HDR-verzachting ................................................... 139
25 Vignetteringscorrectie ........................................218
26 Retouche-geschiedenis ......................................261
27 Beeldcommentaar................................................253 28 Naam van fotograaf 9...........................................256 29 Copyrighthouder 9................................................256

182

1 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-gevoeligheid ingeschakeld.
2 Wordt weergegeven als Persoonlijke Instelling b5 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 226) is ingesteld op een andere waarde dan nul voor een lichtmeetmethode.
3 Wordt alleen weergegeven als een VR-objectief is bevestigd. 4 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief DX-gebaseerd
filmformaat; 0 63, 89). 5 Alleen Picture Controls voor Standaard, Levendig, Portret en Landschap. 6 Neutraal, Monochroom en eigen Picture Controls. 7 Wordt niet weergegeven voor monochrome Picture Controls. 8 Alleen monochrome Picture Controls. 9 De vierde pagina van de opnamegegevens wordt alleen weergegeven als de copyrightinformatie bij
het maken van de foto werd opgenomen, zoals beschreven op pagina 256.

 GPS-gegevens*

LAT I TUDE LONG I TUDE ALT I TUDE T I ME (UTC)

:N : 35º 35. 971` :E : 139º 43. 696` : 35m : 15 / 04 / 2012 : 01 : 15 : 00

1 Breedtegraad 2 Lengtegraad 3 Hoogte 4 Coordinated Universal Time (UTC)

N I KON D600

100-1

* Gegevens voor films zijn bestemd voor het starten van de opname.

I
183

 Overzichtsgegevens

1/12

NIKON D600

1/ 4000 F2. 8 Hi 0. 3 85mm

­1. 3 +1. 0

SLOW

0, 0

100ND600 DSC_0001. JPG 15/04/2012 10: 02: 28

NORMAL 6016x4016

1/ 4000 F2. 8 Hi 0. 3

­1. 3 +1. 0

SLOW

0, 0

85mm

1 Beeldnummer/totaal aantal beelden

17 Diafragma .................................................................. 74

2 Beveiligingsstatus ................................................ 188 18 ISO-gevoeligheid 2................................................105

3 Cameranaam

19 Brandpuntsafstand............................172, 288, 291

4 Retouche-aanduiding ......................................... 261 20 Aanduiding GPS-gegevens ...............................175

5 Histogram waarin de verdeling van de tinten in het beeld worden weergegeven (0 181).
6 Beeldkwaliteit ...........................................................93 7 Beeldformaat.............................................................95 8 Beeldveld 1 .................................................................89 9 Bestandsnaam ....................................................... 216 10 Opnametijdstip .............................................. 27, 253 11 Mapnaam ................................................................ 215 12 Opnamedatum............................................... 27, 253 13 Huidige kaartsleuf ......................................... 46, 178 14 Lichtmeting ............................................................ 109 15 Opnamestand .............................................35, 40, 73

21 Aanduiding beeldcommentaar .......................253 22 Actieve D-Lighting ...............................................137
23 Picture Control.......................................................129
24 Kleurruimte .............................................................217 25 Flitsstand..................................................................144
26 Witbalans .................................................................115 Kleurtemperatuur.............................................. 120 Afstelling witbalans ..........................................117 Handmatige voorinstelling............................121
27 Flitscorrectie ...........................................................148 Commanderstand................................................. 237
28 Belichtingscorrectie .............................................112

16 Sluitertijd ....................................................................74

1 Niet-FX-formaten (inclusief DX-gebaseerd filmformaat) worden in geel weergegeven (0 63, 89). 2 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-gevoeligheid
ingeschakeld.

I

184

Miniatuurweergave
Om beelden in "contactbladen" van vier, negen of 72 beelden weer te geven, druk op de W (S)-knop.

W (S)

W (S)

X (T)

X (T)

Schermvullende weergave
Functie Meer afbeeldingen
weergeven
Minder afbeeldingen weergeven
Afbeeldingen markeren
Bekijk de gemarkeerde afbeelding Verwijder de
gemarkeerde afbeelding Wijzig de
beveiligingsstatus van de gemarkeerde afbeelding
Terugkeren naar de opnamestand
Foto retoucheren

Miniatuurweergave

Kalenderweergave

Knop W (S) X (T)
J O (Q)

Beschrijving
Druk op W (S) om het aantal weergegeven afbeeldingen te verhogen.
Druk op X (T) om het aantal weergegeven afbeeldingen te verlagen. Wanneer vier afbeeldingen worden weergegeven, druk om de gemarkeerde afbeelding schermvullend te bekijken. Gebruik de multi-selector om afbeeldingen te markeren voor schermvullende weergave, zoomweergave (0 187), verwijdering (0 189) of bescherming (0 188). Druk op J om de gemarkeerde afbeelding schermvullend weer te geven.
Zie pagina 189 voor meer informatie.

L (U) Zie pagina 188 voor meer informatie.

/ K

De monitor zal uitschakelen. Foto's kunnen onmiddellijk worden genomen.

c (b)

Maak een geretoucheerde kopie van de huidige foto aan (0 69, 261).

I

185

Kalenderweergave

Om afbeeldingen genomen op een geselecteerde datum te bekijken, druk op de W (S)-knop wanneer 72 afbeeldingen worden weergegeven.
Datumlijst

W (S)

W (S)

X (T)

X (T)

Miniaturenlijst

Schermvullende weergave

Miniatuurweergave

Kalenderweergave

De handelingen die kunnen worden uitgevoerd, hangen af van het feit of de cursor zich in de datumlijst of de miniaturenlijst bevindt:

Functie Schakel tussen de datumlijst en de
miniaturenlijst Afsluiten naar miniatuurweergave/ Inzoomen op gemarkeerde foto Datums markeren/ Afbeeldingen
markeren Schakel naar schermvullende
weergave
Verwijder de gemarkeerde foto('s)
Wijzig de beveiligingsstatus van de gemarkeerde foto

Knop W (S) X (T)
J O (Q) L (U)

Beschrijving Druk op de W (S)-knop in de datumlijst om de cursor in de miniaturenlijst te plaatsen. Druk opnieuw om terug te keren naar de datumlijst.
· Datumlijst: Afsluiten naar weergave met 72 beelden. · Miniaturenlijst: Druk en houd de X (T)-knop ingedrukt
om in te zoomen op de gemarkeerde foto.
· Datumlijst: Datum markeren. · Miniaturenlijst: Een foto markeren.
· Datumlijst: Bekijk foto's genomen op een geselecteerde datum.
· Miniaturenlijst: Bekijk de gemarkeerde foto. · Datumlijst: Verwijder alle foto's genomen op een
geselecteerde datum. · Miniaturenlijst: Verwijder de gemarkeerde foto (0 189).
Zie pagina 188 voor meer informatie.

Terugkeren naar de
opnamestand
I Foto retoucheren

/ K

De monitor zal uitschakelen. Foto's kunnen onmiddellijk worden genomen.

c (b)

Maak een geretoucheerde kopie van de foto gemarkeerd in de miniaturenlijst (0 69, 261).

186

Foto's van dichtbij bekijken: Zoomweergave

Druk op de X (T)-knop om in te zoomen op de foto die schermvullend wordt weergegeven of die huidig is gemarkeerd in de miniatuurweergave. De volgende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd terwijl zoom van kracht is:

Functie In- of uitzoomen
Andere delen van het beeld
weergeven
Gezichten selecteren

Knop
X (T)/ W (S)

Beschrijving
Druk op X (T) om in te zoomen tot het maximum van ongeveer 38 × (grote afbeeldingen in 36 × 24/3 : 2 formaat), 28 × (medium afbeeldingen) of 19 × (kleine afbeeldingen). Druk op W (S) om uit te zoomen. Gebruik tijdens het inzoomen op de foto, de multi-selector om delen van het beeld te bekijken die niet op de monitor zichtbaar zijn. Houd de multi-selector ingedrukt om snel naar andere delen van het beeld te gaan. Wanneer de zoomfactor wordt gewijzigd, verschijnt er een navigatievenster; het gedeelte dat zichtbaar is op de monitor wordt aangegeven door een gele rand.
De gezichten (maximaal 35) die tijdens het zoomen worden waargenomen, worden in het navigatievenster met witte randen omgeven. Draai aan de secundaire instelschijf om andere gezichten te bekijken.

Andere foto's weergeven

Draai aan de hoofdinstelschijf om hetzelfde gedeelte van andere foto's te bekijken met de huidige zoomfactor. Zoomweergave wordt geannuleerd wanneer een film wordt weergegeven.

Beveiligingsstatus wijzigen
Terugkeren naar de
opnamestand
Foto retoucheren

L (U) Zie pagina 188 voor meer informatie.

/ K

De monitor zal uitschakelen. Foto's kunnen onmiddellijk worden genomen.

c (b)

Maak een geretoucheerde kopie van de huidige foto aan (0 69, 261).

I

187

Foto's tegen wissen beveiligen
In de schermvullende, zoom-, miniatuur- en kalenderweergave kan de L (U)-knop worden gebruikt om foto's te beveiligen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk wist. Beveiligde bestanden kunnen niet worden gewist met de O (Q)-knop of de optie Wissen in het weergavemenu. Merk op dat beveiligde foto's zullen worden gewist wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd (0 31, 250).
Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen:
1 Selecteer een afbeelding.
Geef de afbeelding weer in schermvullende weergave of zoomweergave of markeer deze in de miniaturenlijst in de miniatuur- of kalenderweergave.

Schermvullende weergave

Miniatuurweergave

Kalenderweergave

2 Druk op de L (U)-knop.

De foto zal gemarkeerd worden met het

pictogram P. Als u de beveiliging van een foto

wilt opheffen, zodat deze kan worden gewist,

geeft u de foto weer of markeert u deze in de

lijst met miniaturen en drukt u vervolgens op

de L (U)-knop.

L (U)-knop

I
A Beveiliging van alle foto's opheffen
Als u de beveiliging wilt opheffen voor alle foto's in de map of mappen die momenteel zijn geselecteerd in het menu Weergavemap, dan drukt u de knoppen L (U) en O (Q) circa twee seconden tijdens weergave tegelijk in.
188

Foto's wissen
Om een foto in beeldvullende weergave of gemarkeerd in de miniaturenlijst te wissen, druk op de O (Q)-knop. Om meerdere geselecteerde foto's, alle foto's genomen op een geselecteerde datum of alle foto's in de huidige weergavemap te wissen, gebruik de optie Wissen in het weergavemenu. Eenmaal gewist, kunnen foto's niet meer worden hersteld. Merk op dat foto's die beveiligd of verborgen zijn, niet kunnen worden gewist.
Schermvullende, miniatuur- en kalenderweergave
Druk op de O (Q)-knop om de huidige foto te wissen.
1 Selecteer een afbeelding.
Geef het beeld weer of markeer het in de miniaturenlijst in miniatuur- of kalenderweergave.
2 Druk op de O (Q)-knop.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.

O (Q)-knop

Schermvullende weergave

Miniatuurweergave

Kalenderweergave (miniaturenlijst)

3 Druk nogmaals op de O (Q)-knop.
Om de foto te wissen, druk op de O (Q)-knop. Om af te sluiten
zonder de foto te wissen, druk op de K-knop.

O (Q)-knop

I
A Kalenderweergave
Tijdens de kalenderweergave kunt u alle foto's genomen op een geselecteerde datum wissen door de datum te markeren in de datumlijst en op de O (Q)-knop (0 186) te drukken.
A Zie ook
De optie Na wissen in het weergavemenu bepaalt of de volgende afbeelding of de vorige afbeelding wordt weergegeven nadat een afbeelding is gewist (0 212).
189

Het weergavemenu
De optie Wissen in het weergavemenu bevat de volgende opties. Merk op dat afhankelijk van het aantal foto's, het enige tijd kan duren voordat de foto's zijn gewist.

Optie

Q Selectie

n

Datum selecteren

Geselecteerde foto's wissen.

Beschrijving

Verwijder alle foto's genomen op een geselecteerde datum (0 191).

R Alle

Wis alle foto's in de map die momenteel is geselecteerd voor weergave (0 207). Als er twee kaarten zijn geplaatst, kunt u de kaart selecteren waarop de foto's worden gewist.

 Selectie: geselecteerde foto's wissen
1 Kies Selectie voor de optie Wissen in het
weergavemenu.
Druk op de G-knop en selecteer Wissen in het weergavemenu. Markeer Selectie en druk op 2.
G-knop

2 Markeer een foto.
Gebruik de multi-selector om een foto te markeren (om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere locaties te bekijken, houd de D-knop ingedrukt, druk op 1 en selecteer de gewenste kaart en map zoals beschreven op pagina 178).

3 Selecteer de gemarkeerde foto.

Druk op de W (S)-knop om de gemarkeerde

foto te selecteren. Geselecteerde foto's

worden gemarkeerd door een O-pictogram.

I

Herhaal stappen 2 en 3 om extra foto's te

selecteren; om een fotoselectie ongedaan te W (S)-knop maken, markeer deze en druk op W (S).

190

4 Druk op J om de bewerking te
voltooien.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; markeer Ja en druk op J.
 Datum selecteren: wissen van foto's genomen op een geselecteerde datum
1 Kies Datum selecteren.
In het menu Wissen, markeer Datum selecteren en druk op 2.
2 Markeer een datum.
Druk op 1 of 3 om een datum te markeren.

Voor het bekijken van foto's genomen op de

gemarkeerde datum, druk op W (S). Gebruik

de multi-selector om door de foto's te bladeren

of druk en houd X (T) ingedrukt om de

huidige foto schermvullend te bekijken. Druk

op W (S) om terug te keren naar de datumlijst.

W (S)-knop

3 Selecteer de gemarkeerde datum.
Druk op 2 om alle foto's genomen op de gemarkeerde datum te selecteren. Geselecteerde data worden gemarkeerd door een M-pictogram. Herhaal stappen 2 en 3 om extra data te selecteren; om een datumselectie ongedaan te maken, markeer deze en druk op 2.
4 Druk op J om de bewerking te
voltooien.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; markeer Ja en druk op J.

I
191

I
192

QVerbindingen
Verbinden met een computer
Dit gedeelte beschrijft hoe u de meegeleverde UC-E15 USB-kabel moet gebruiken om de camera met een computer te verbinden.
Voordat u de camera aansluit
Voordat u de camera aansluit, installeer de software van de meegeleverde ViewNX 2 installatie-cd. Om er zeker van te zijn dat de gegevensoverdracht niet wordt onderbroken, zorg ervoor dat de EN-EL15 batterij volledig opgeladen is. Bij twijfel, laad voor gebruik de batterij op of gebruik de EH-5b lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting (apart verkrijgbaar).
 Meegeleverde software
ViewNX 2 bevat een "Nikon Transfer 2"-functie voor het kopiëren van foto's van de camera naar de computer, waar ViewNX 2 kan worden gebruikt om geselecteerde beelden te bekijken en af te drukken of om foto's en films te wijzigen. Voor meer informatie, raadpleeg de online help van ViewNX 2.
 Ondersteunde besturingssysytemen
De meegeleverde software kan worden gebruikt met computers die werken met de volgende besturingssystemen: · Windows: Vooraf geïnstalleerde versies van of Windows 7 Home Basic/Home Premium/
Professional/Enterprise/Ultimate (Service Pack 1), Windows Vista Home Basic/Home Premium/Business/Enterprise/Ultimate (Service Pack 2) of 32-bits edities van Windows XP Home Edition/Professional (Service Pack 3). Alle geïnstalleerde programma's werken mogelijk als 32-bits toepassingen in 64-bits edities van Windows 7 en Windows Vista. Deze toepassing is niet compatibel met computers die werken met 64-bits Windows XP. · Macintosh: Mac OS X (versie 10.5.8, 10.6.8 of 10.7.2) Raadpleeg de websites opgesomd op pagina xxiii voor de laatste informatie over ondersteunde besturingssystemen.

A Kabels aansluiten

Zorg ervoor dat de camera is uitgeschakeld, wanneer u interfacekabels aansluit of loskoppelt.

Forceer of poog niet om de stekker schuin in de aansluiting te steken. Sluit het

aansluitingendeksel van de camera wanneer de aansluiting niet in gebruik is.

Q

D Tijdens transfer

Zet de camera niet uit en ontkoppel de USB-kabel niet terwijl beelden worden overgezet.

A Windows

Om de Nikon-website te bezoeken na het installeren van ViewNX 2, selecteer Alle programma's

> Link to Nikon vanuit het Windows-startmenu (internetverbinding vereist).

193

De Camera aansuiten
Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde UC-E15 USB-kabel.
1 Zet de camera uit. 2 Zet de computer aan.
Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart.
3 Sluit de USB-kabel aan.
Sluit de USB-kabel aan zoals aangeduid.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer. Sluit de kabel niet aan via een USB-hub of toetsenbord.
4 Zet de camera aan. 5 Start Nikon Transfer 2.
Als er een bericht wordt weergegeven met het verzoek een programma te kiezen, selecteer Nikon Transfer 2.
A Windows 7
Selecteer Nikon Transfer 2 zoals hieronder beschreven als het volgende venster wordt weergegeven. 1 Onder Afbeeldingen en video's importeren, klik op
Ander programma. Een dialoogvenster voor programmaselectie zal worden weergegeven; selecteer Bestand importeren met Nikon Transfer 2 en klik op OK. 2 Dubbelklik op Bestand importeren.
Q
194

6 Klik op Overspelen starten.
Bij standaardinstellingen zullen alle foto's op de geheugenkaart naar de computer worden gekopieerd (voor meer informatie over het gebruik van Nikon Transfer 2, start ViewNX 2 of Nikon Transfer 2 en selecteer Help weergeven uit het menu Help).
Overspelen starten
7 Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel wanneer de overdracht is
voltooid.
Nikon Transfer 2 wordt automatisch afgesloten nadat het overzetten is voltooid.
Q
A Camera Control Pro 2
Camera Control Pro 2-software (apart verkrijgbaar; 0 298) kan worden gebruikt om de camera vanaf een computer te bedienen. Wanneer Camera Control Pro 2 wordt gebruikt om foto's en video's rechtstreeks op de computer vast te leggen, zal de verbindingsaanduiding van de computer (c) verschijnen in het bedieningspaneel.
195

Foto's afdrukken
Geselecteerde JPEG-afbeeldingen kunnen worden afgedrukt op een PictBridge-printer (0 333) die rechtstreeks is verbonden met de camera.
De printer aansluiten
Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde UC-E15 USB-kabel.
1 Zet de camera uit. 2 Sluit de USB-kabel aan.
Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals aangegeven. Forceer of poog niet om de stekker schuin in de aansluiting te steken.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de printer. Sluit de kabel niet aan via een USB-hub.
3 Zet de camera aan.
Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door het PictBridgeweergavescherm.
Q
196

A Afdrukken via directe USB-verbinding
Zorg ervoor dat de EN-EL15-batterij volledig is opgeladen of gebruik een optionele EH-5b lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting. Bij het nemen van foto's die via een directe USBverbinding worden afgedrukt, stel de Kleurruimte in op sRGB (0 217).
D Foto's selecteren voor afdrukken
NEF (RAW) foto's (0 93) kunnen niet worden geselecteerd voor afdruk. JPEG-kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met behulp van de optie NEF (RAW)verwerking in het retoucheermenu (0 271).
A Zie ook
Zie pagina 325 voor mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen optreden tijdens het afdrukken.
Foto's één voor één afdrukken
1 Selecteer een foto.
Druk op 4 of 2 om extra foto's te bekijken. Druk op de X (T)-knop om in te zoomen op het huidige beeld (0 187; druk op K om het inzoomen af te sluiten). Om zes foto's tegelijk te bekijken, druk op de W (S)-knop. Gebruik de multi-selector om foto's te markeren, of druk op X (T) om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven; om de afbeeldingen op andere locaties te bekijken wanneer de miniaturen worden weergegeven, houd de D-knop ingedrukt, druk op 1 en selecteer de gewenste kaart en map zoals beschreven op pagina 178.
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
Q
197

3 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om te selecteren.

Optie

Beschrijving

Markeer een paginagrootte (alleen groottes ondersteund door de huidige

Paginagrootte

printer worden vermeld) en druk op J om te selecteren en keer terug naar het vorige menu (selecteer Printerstandaard om op de standaard paginagrootte

van de huidige printer af te drukken).

Aantal Druk op 1 of 3 om het aantal afdrukken (maximaal 99) te kiezen, druk afdrukken vervolgens op J om te selecteren en keer terug naar het vorige menu.

Deze optie is alleen beschikbaar wanneer deze wordt ondersteund door de

Rand

printer. Markeer Printerstandaard (gebruik huidige printerinstellingen), Afdrukken met randen (druk foto met witte rand af) of Geen randen en druk

op J om te selecteren en keer terug naar het vorige menu.

Markeer Printerstandaard (gebruik huidige printerinstellingen), Tijdstempel Tijdstempel afdrukken (afdruktijden en data van opnamen op foto's) of Geen tijdstempel
en druk op J om te selecteren en af te sluiten naar het vorige menu.

Deze optie is alleen beschikbaar wanneer deze wordt ondersteund door de printer. Om af te sluiten zonder uitsnijden, markeer Niet uitsnijden en druk op J. Om de huidige foto uit te snijden, markeer Uitsnijden en druk op 2.

Uitsnijden

Het selecteren van Uitsnijden geeft het rechts getoonde dialoogvenster weer. Druk op X (T) om de grootte van de uitsnede te vergroten, op W (S) om deze te verminderen. Positioneer de uitsnede met behulp van de multi-selector en druk op J. Merk op dat de afdrukkwaliteit kan afnemen als er kleine uitsneden op groot formaat worden afgedrukt.

4 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en druk op J om het afdrukken te starten. Om te annuleren voordat alle exemplaren zijn afgedrukt, druk op J.

Q
198

Meerdere foto's afdrukken
1 Geef het PictBridge-menu weer.
Druk op de G-knop in het PictBridgeweergavescherm (zie stap 3 op pagina 196).
G-knop
2 Kies een optie.
Markeer één van de volgende opties en druk op 2. · Selectie afdrukken: selecteer de af te drukken
foto's. · Datum selecteren: druk een exemplaar af van
alle foto's genomen op een geselecteerde datum. · Afdrukken (DPOF): druk een bestaande afdrukopdracht af die werd gecreëerd
met de optie DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu (0 202). De huidige afdrukopdracht zal worden weergegeven in stap 3. · Indexprint: om een indexprint te creëren van alle JPEG-foto's (0 93) op de geheugenkaart, ga naar stap 4. Merk op dat als de geheugenkaart meer dan 256 foto's bevat, enkel de eerste 256 afbeeldingen zullen worden afgedrukt.
Q
199

3 Selecteer foto's of kies een datum.
Indien u kiest voor Selectie afdrukken of Afdrukken (DPOF) in Stap 2, gebruik de multiselector om door de foto's op de geheugenkaart te bladeren; om afbeeldingen op andere locaties te bekijken, houd de Dknop ingedrukt, druk op 1 en selecteer de gewenste kaart en map zoals beschreven op pagina 178. Om de huidige foto schermvullende weer te geven, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt. Om de huidige foto te selecteren voor afdrukken, houd de W (S)-knop ingedrukt en druk op 1. De foto W (S) + 13: Kies het aantal exemplaren zal worden gemarkeerd met een Z-pictogram en het aantal afdrukken zal worden ingesteld op 1. Bij het ingedrukt houden van de W (S)-knop, druk op 1 of 3 om het aantal afdrukken te specificeren (tot 99; om de fotoselectie ongedaan te maken, druk op 3 wanneer het aantal afdrukken 1 is). Ga door tot X (T)-knop: Foto schermvullend bekijken alle gewenste foto's zijn geselecteerd.

Indien u kiest voor Datum selecteren in stap 2,

druk op 1 of 3 om een datum te markeren en

druk op 2 om de gemarkeerde datum in of uit

te schakelen. Om foto's genomen op de

geselecteerde datum te bekijken, druk op

W (S). Gebruik de multi-selector om door de

foto's te bladeren of druk op X (T) en houd X (T)-knop:

deze ingedrukt om de huidige foto

Bekijk de gemarkeerde foto

schermvullend te bekijken. Druk opnieuw op schermvullend

W (S) om terug te keren naar het

dialoogvenster voor datumselectie.

W (S)-knop:

Bekijk foto's voor

Q

geselecteerde datum

200

4 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
5 Pas de afdrukopties aan.
Kies de opties voor paginagrootte, rand en tijdstempel, zoals wordt beschreven op pagina 198 (er verschijnt een waarschuwing als de geselecteerde paginagrootte te klein is voor een indexprint).
6 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en druk op J om het afdrukken te starten. Om te annuleren voordat alle exemplaren zijn afgedrukt, druk op J.
Q
201

Een DPOF-afdrukopdracht maken: afdrukset
De optie DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu wordt gebruikt voor het samenstellen van digitale "afdrukopdrachten" voor PictBridge-compatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen.
1 Kies Selecteren/instellen voor de optie
DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu.
Druk op de G-knop en selecteer DPOFafdrukopdracht in het weergavemenu. Markeer Selecteren/instellen en druk op 2 G-knop (om alle foto's uit de afdrukopdracht te wissen, selecteer Alles deselecteren?).
2 Selecteer foto's.
Gebruik de multi-selector om door de foto's op de geheugenkaart te bladeren (om afbeeldingen op andere locaties te bekijken, houd de D-knop ingedrukt en druk op 1). Om de huidige foto schermvullende weer te geven, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt. Om de huidige foto te selecteren voor afdrukken, houd de W (S)-knop ingedrukt en druk op 1. De foto zal worden gemarkeerd met een Z-pictogram en het aantal afdrukken zal worden ingesteld op 1. Bij W (S) + 13: Kies het aantal exemplaren het ingedrukt houden van de W (S)-knop, druk op 1 of 3 om het aantal afdrukken te specificeren (tot 99; om de fotoselectie ongedaan te maken, druk op 3 wanneer het aantal afdrukken 1 is). Ga door tot alle gewenste foto's zijn geselecteerd.
X (T)-knop: Foto schermvullend bekijken
3 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor data weer te geven.
Q
202

4 Selecteer afdrukopties.
Markeer de volgende opties en druk op 2 om de gemarkeerde optie in- of uit te schakelen (als u de afdrukopdracht wilt voltooien zonder deze informatie op te geven, gaat u verder met stap 5). · Opnamegegevens afdrukken: druk sluitertijd en
diafragma af op alle foto's in de afdrukopdracht. · Datum afdrukken: druk de opnamedatum af op alle foto's in de afdrukopdracht.
5 Voltooi de afdrukopdracht.
Markeer Gereed en druk op J om de afdrukopdracht te voltooien.

D DPOF-afdrukopdracht
Om de huidige afdrukopdracht af te drukken wanneer de camera is aangesloten op een PictBridge-printer, selecteer Afdrukken (DPOF) in het PictBridge-menu en volg de stappen in "Meerdere foto's afdrukken" om de huidige opdracht af te drukken (0 199). De opties voor DPOFprintdatum en opnamedatum worden niet ondersteund wanneer u afdrukt via een directe USBverbinding; om de datum van opname af te drukken op foto's in de huidige afdrukopdracht, gebruik de optie Tijdstempel van PictBridge.

De optie DPOF-afdrukopdracht kan niet worden gebruikt als er niet genoeg ruimte is op de

geheugenkaart om de afdrukopdracht op te slaan.

Q

NEF (RAW) foto's (0 93) kunnen niet worden geselecteerd wanneer deze optie in gebruik is. JPEG-

kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met behulp van de optie NEF

(RAW)-verwerking in het retoucheermenu (0 271).

Afdrukopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als foto's via een computer of een ander apparaat worden verwijderd nadat de afdrukopdracht is aangemaakt.

203

Foto's op een televisie bekijken
Een type C mini-pin High-Definition Multimedia Interface (HDMI)-kabel (apart verkrijgbaar in diverse winkels) kan worden gebruikt om de camera met high-definition video-apparaten te verbinden.
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt.
2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals aangeduid.
Verbinden met high-definition apparaat (kies kabel met
aansluiting voor een HDMIapparaat)
Verbinden met camera
3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de K-knop.
Tijdens weergave zullen beelden worden weergegeven op het televisiescherm.
D Sluit het klepje van de aansluiting
Sluit het deksel aansluitingen van de camera wanneer de aansluitingen niet in gebruik zijn. Stof in de aansluitingen kan storing tijdens gegevensoverdracht veroorzaken.
A Weergave op televisie
Het gebruik van een EH-5b lichtnetadapter en een EP-5B stroomaansluiting (apart verkrijgbaar) wordt aanbevolen voor langdurige weergave. De televisie zal afbeeldingen schermvullend weergeven als de foto-informatie verborgen is tijdens schermvullende weergave (0 179). Merk op dat de randen mogelijk niet zichtbaar zijn wanneer foto's op een televisiescherm worden
Q bekeken.
A Audio
Stereogeluid opgenomen met optionele ME-1 (0 298) stereomicrofoons speelt in stereo af wanneer films op HDMI-apparaten worden bekeken met behulp van een camera die is verbonden via een HDMI-kabel (merk op dat audio niet wordt afgespeeld via een hoofdtelefoon die verbonden is met de camera). Het volume kan met behulp van de televisiebesturingen worden aangepast; de camerabesturingen kunnen niet worden gebruikt.
204

 HDMI-opties
De HDMI-optie in het setup-menu (0 249) bedient de outputresolutie en kan worden gebruikt om de camera op afstand te bedienen met apparaten die HDMI-CEC (HighDefinition Multimedia Interface­Consumer Electronics Control, een standaard die toelaat dat HDMI-apparaten worden gebruikt om andere apparaten te bedienen waarmee zij zijn verbonden) ondersteunen.
Uitvoerresolutie Kies het formaat waarin de foto's naar het HDMI-apparaat worden uitgevoerd. Als Automatisch is geselecteerd, zal de camera automatisch het juiste formaat selecteren. Ongeacht de geselecteerde optie, zal Automatisch worden gebruikt voor filmlivebeeld, filmopname en weergave.
Apparaatbesturing Indien Aan is geselecteerd voor een HDMI > Apparaatbesturing in het setup-menu wanneer de camera is verbonden met een televisie die HDMI-CEC ondersteunt en zowel de camera als de televisie zijn ingeschakeld, zal het rechts getoonde scherm verschijnen op het televisiescherm en kan de televisie-afstandsbediening worden gebruikt in plaats van de multi-selector van de camera en de J-knop tijdens schermvullende weergave en diashows. Indien Uit is geselecteerd, kan de afstandsbediening van de televisie niet worden gebruikt om de camera te bedienen.

A HDMI en livebeeld

HDMI-schermen aangesloten via een HDMI-kabel kunnen worden gebruikt voor

livebeeldfotografie en filmlivebeeld (0 49, 57). Tijdens filmlivebeeld en filmopname, wordt

HDMI-uitvoer aangepast overeenkomstig de optie die is geselecteerd voor Filminstellingen >

Beeldformaat/beeldsnelheid in het opnamemenu (0 65). Merk op dat bepaalde HDMI-

apparaten mogelijk de geselecteerde instelling niet ondersteunen; in dit geval, selecteer 1080i

(interlaced) voor HDMI > Uitvoerresolutie. Films voeren mogelijk een beeldgrootte uit die

kleiner is dan geselecteerd voor Beeldformaat/beeldsnelheid (0 65).

Q

A HDMI-CEC-apparaten

Wanneer de camera is verbonden met een HDMI-CEC-apparaat, zal ) verschijnen in het

bedieningspaneel in plaats van het aantal resterende opnamen.

A Apparatenbesturing
Raadpleeg de televisiehandleiding voor informatie.

205

Q
206

MMenugids
D Het weergavemenu: foto's beheren
Om het weergavemenu weer te geven, druk op G en selecteer de D (weergavemenu)tab.

G-knop

Het weergavemenu bevat de volgende opties:

Optie

0

Optie

0

Wissen

190 Controlebeeld

212

Weergavemap

207 Na wissen

212

Beeld verbergen

208 Draai portret

212

Weergaveopties

209 Diashow

213

Beeld(en) kopiëren

209 DPOF-afdrukopdracht

202

A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 312.

Weergavemap

G-knop D-weergavemenu

Kies een map voor weergave (0 177):

Optie ND600 Alle Huidige

Beschrijving Foto's in alle mappen die met de D600 zijn gemaakt, zijn zichtbaar tijdens weergave. Foto's in alle mappen zijn zichtbaar tijdens weergave. Alleen foto's in de huidige map zijn zichtbaar tijdens weergave.

U
207

Beeld verbergen

G-knop D-weergavemenu

Foto's verbergen of tonen. Verborgen foto's zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld verbergen en kunnen alleen worden verwijderd door de geheugenkaart te formatteren.

Optie
Selecteren/ instellen

Foto's verbergen of tonen.

Beschrijving

Datum selecteren

Als u deze optie selecteert, wordt een datumlijst
weergegeven. Om alle foto's genomen op een datum te verbergen, markeer de datum en druk op 2. Geselecteerde data zijn gemarkeerd met een L; om alle foto's genomen op een geselecteerde datum te tonen, markeer deze en druk op 2. Druk op J om de bewerking te voltooien.

Alles deselecteren?

Alle foto's tonen.

D Beveiligde en verborgen beelden
Als u een beveiligd beeld weergeeft, wordt tevens de beveiliging van het beeld verwijderd.

Volg de onderstaande stappen om geselecteerde foto's te verbergen of te tonen.

1 Kies Selecteren/instellen.
Markeer Selecteren/instellen en druk op 2.

2 Selecteer foto's.

Gebruik de multi-selector om door de foto's op

de geheugenkaart te bladeren (om de

gemarkeerde foto schermvullend te bekijken,

druk op de X (T)-knop en houd deze

ingedrukt; om de afbeeldingen op andere locaties te bekijken zoals beschreven op

W (S)-knop

pagina 178, houd D ingedrukt en druk op 1) en druk op W (S) om de huidige

foto te selecteren. Geselecteerde foto's zijn gemarkeerd met een R-pictogram; om

een fotoselectie ongedaan te maken, markeer deze en druk opnieuw op W (S).

Ga door totdat alle gewenste foto's zijn geselecteerd.

3 Druk op J.

U

Druk op J om de bewerking te voltooien.

208

Weergaveopties
Kies de informatie beschikbaar in de fotoinformatieweergave (0 179). Druk op 1 of 3 om een optie te markeren, druk vervolgens op 2 om de optie voor foto-informatieweergave te selecteren. Een L verschijnt naast de geselecteerde items; om te deselecteren, markeer en druk op 2. Om terug te keren naar het weergavemenu, markeer Gereed en druk op J.

G-knop D-weergavemenu

Beeld(en) kopiëren

G-knop D-weergavemenu

Kopieer foto's van de ene naar de andere geheugenkaart. Deze optie is enkel beschikbaar wanneer twee geheugenkaarten worden ingebracht in de camera.

Optie Bron selecteren Beeld(en) selecteren Doelmap selecteren Beeld(en) kopiëren?

Beschrijving Kies de kaart waarvan de foto's worden gekopieerd. Selecteer te kopiëren foto's. Selecteer doelmap op overgebleven kaart. Kopieer geselecteerde foto's naar gespecificeerde bestemming.

1 Kies Bron selecteren.
Markeer Bron selecteren en druk op 2.

2 Selecteer de bronkaart.
Markeer de sleuf voor de kaart met de beelden die gekopieerd moeten worden en druk op J.

U
209

3 Kies Beeld(en) selecteren.
Markeer Beeld(en) selecteren en druk op 2.
4 Selecteer de bronmap.
Markeer de map met de beelden die gekopieerd moeten worden en druk op 2.
5 Maak de beginselectie.
Voordat u verder gaat met het selecteren of deselecteren van afzonderlijke beelden, kunt u alle beelden of alle beveiligde beelden in de map markeren om te kopiëren met behulp van Alle beelden selecteren of Beveiligde beelden selecteren. Om alleen afzonderlijk geselecteerde beelden te kopiëren, kies Alles deselecteren voordat u verder gaat.
6 Selecteer meer beelden.
Markeer foto's en druk op W (S) om te selecteren of deselecteren (om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt). Geselecteerde beelden zijn gemarkeerd met W (S)-knop een L. Druk op J om verder te gaan naar stap 7 als uw selectie is voltooid.
7 Kies Doelmap selecteren.
Markeer Doelmap selecteren en druk op 2.
U
210

8 Selecteer een doelmap.
Om een mapnummer in te voeren, kies Map selecteren op nummer, voer het nummer (0 215) in en druk op J. Als er nog geen map met het opgegeven nummer bestaat, zal een nieuwe map worden aangemaakt. Om uit een lijst met bestaande mappen te kiezen, kies Map selecteren in lijst, markeer een map en druk op J.
9 Kopieer de beelden.
Markeer Beeld(en) kopiëren? en druk op J.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; markeer Ja en druk op J. Druk opnieuw op J om af te sluiten wanneer het kopiëren is voltooid.
D Beelden kopiëren
Beelden worden niet gekopieerd als er onvoldoende vrije ruimte op de doelkaart is. Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen voordat u films kopieert. Als de doelmap een beeld bevat met dezelfde naam als één van de te kopiëren beelden, wordt er een bevestigingsvenster weergegeven. Selecteer Bestaand beeld vervangen om het beeld te vervangen met het te kopiëren beeld of selecteer Alles vervangen om alle bestaande beelden met dezelfde naam zonder verdere waarschuwing te vervangen. Om door te gaan zonder het beeld te vervangen, selecteer Overslaan of selecteer Annuleren om af te sluiten zonder andere beelden te kopiëren. De beveiligde status wordt samen met de beelden gekopieerd, maar dit geldt niet voor afdrukmarkering (0 202). Verborgen beelden kunnen niet worden gekopieerd.
U
211

Controlebeeld

G-knop D-weergavemenu

Kies of foto's automatisch op de monitor weergegeven worden na opname. Als Uit is geselecteerd, kunnen foto's enkel worden weergegeven door op de K-knop te drukken.

Na wissen

G-knop D-weergavemenu

Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd.

Optie S Toon volgende T Toon vorige

U

Doorgaan als tevoren

Beschrijving
Geef de volgende foto weer. Als de verwijderde foto het laatste beeld was, zal de vorige foto worden weergegeven.
Geef de vorige foto weer. Als de verwijderde foto het eerste beeld was, zal de volgende foto worden weergegeven.
Als de gebruiker door de foto's bladerde in de volgorde waarin ze zijn opgenomen, wordt de volgende foto weergegeven, zoals wordt beschreven bij Toon volgende. Als de gebruiker in omgekeerde volgorde door de foto's bladerde, wordt de vorige foto weergegeven, zoals wordt beschreven bij Toon vorige.

Draai portret

G-knop D-weergavemenu

Kies of u "staande" foto's (portretstand) voor weergave wilt draaien tijdens het afspelen. Merk op dat aangezien de camera zelf al de geschikte oriëntatie heeft tijdens de opname, de beelden niet automatisch gedraaid worden tijdens het controleren van beelden.

Optie

Beschrijving

"Staande" foto's (portretstand) worden automatisch gedraaid voor weergave op de

Aan cameramonitor. Foto's gemaakt met Uit geselecteerd voor Automatische beeldrotatie (0 254) zullen "liggend" (landschap) worden weergegeven.

Uit "Staande" foto's (portretstand) worden "liggend" (landschap) weergegeven.

U
212

Diashow

G-knop D-weergavemenu

Maak een diashow van de foto's in de huidige weergavemap (0 207). Verborgen beelden (0 208) worden niet weergegeven.

Optie Start Beeldtype Beeldinterval

Beschrijving Start de diashow. Kies het type beeld dat wordt weergegeven vanuit Foto's en films, Alleen foto's en Alleen films. Kies hoe lang elke foto zal worden weergegeven.

Om de diashow te starten, markeer Start en druk op J. De volgende bewerkingen kunnen tijdens de diashow worden uitgevoerd:

Functie
Naar vorig/volgend beeld bladeren

Knop

Beschrijving

Druk op 4 om naar het vorige beeld terug te keren, op 2 om naar het volgende beeld te bladeren.

Andere foto-informatie bekijken

Wijzig of verberg de weergegeven foto-informatie (alleen foto's; 0 179).

Pauze/hervatten
Volume verhogen/ verlagen
Terug naar weergavemenu
Terug naar weergavestand

J Pauzeer of hervat de diashow. X (T)/ Druk op X (T) tijdens de filmweergave om het volume te W (S) verhogen, op W (S) om te verlagen.
G Beëindig de diashow en keer terug naar weergavemenu.
K Beëindig de diashow en keer terug naar weergavestand.

Terug naar opnamestand

Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamestand.

Het rechts getoonde dialoogvenster wordt weergegeven wanneer de diashow eindigt. Selecteer Herstarten om te herstarten of Afsluiten om naar het weergavemenu terug te keren.

U
213

C Het opnamemenu: opnameopties
Om het opnamemenu weer te geven, druk op G en selecteer de C (opnamemenu) tab.

G-knop

Het opnamemenu bevat de volgende opties:

Optie

0

Optie

0

Opnamemenu terugzetten

214 Kleurruimte

217

Opslagmap

215 Actieve D-Lighting

137

Naamgeving bestanden

216 HDR (hoog dynamisch bereik)

139

Functie van kaart in sleuf 2

96

Vignetteringscorrectie

218

Beeldkwaliteit

93

Ruisonderdr. lange tijdopname

218

Beeldformaat

95

Hoge ISO-ruisonderdrukking

218

Beeldveld

89

ISO-gevoeligheid instellen

105

JPEG-compressie

94

Afstandsbedieningsstand

85

NEF (RAW)-opname

94

Meervoudige belichting

160

Witbalans

115 Intervalopname

164

Picture Control instellen

129 Time-lapse-fotografie

168

Picture Control beheren

134 Filminstellingen

65

Autom. vertekeningscorrectie

217

Opmerking: Afhankelijk van de camera-instellingen, kunnen sommige opties verminderd zichtbaar en onbeschikbaar zijn. Voor informatie over de beschikbare opties in elke opnamestand, zie pagina 309.

Opnamemenu terugzetten
Selecteer Ja om de opties van het opnamemenu naar de standaardwaarden te herstellen (0 312).

G-knop C opnamemenu

U
214

Opslagmap

G-knop C opnamemenu

Selecteer de map waarin de navolgende beelden worden opgeslagen.
 Selecteren van mappen op mapnummer

1 Kies Map selecteren op nummer.
Markeer Map selecteren op nummer en druk op 2. Het rechts getoonde dialoogvenster wordt
weergegeven.

2 Kies een mapnummer.
Druk op 4 of 2 om een cijfer markeren, druk op 1 of 3 om te wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde nummer bestaat, wordt er een W, X of Y-pictogram links van het mapnummer weergegeven: · W: map is leeg. · X: map is gedeeltelijk vol. · Y: Map bevat 999 foto's of een foto die 9999 is genummerd. Er kunnen geen
foto's meer worden opgeslagen in deze map. De kaart waarop de map is opgeslagen, wordt getoond door het sleufpictogram van de kaart in de rechterbovenhoek van het dialoogvenster Map selecteren op nummer. De kaart gebruikt voor nieuwe mappen is afhankelijke van de huidige geselecteerde optie voor Functie van kaart in sleuf 2 (0 96).
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op J om de bewerking te voltooien en keer terug naar het opnamemenu (om af te sluiten zonder de opslagmap te kiezen, druk op de G-knop). Als er nog geen map met het opgegeven nummer bestaat, zal een nieuwe map worden aangemaakt. De volgende foto's zullen worden opgeslagen in de geselecteerde map, tenzij deze al vol is.
D Map- en bestandsnummers
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto's of een foto met het nummer 9999 bevat, zal de ontspanknop worden uitgeschakeld en kunnen er geen foto's meer worden gemaakt. Als u verder wilt fotograferen, maakt u een map met een lager nummer dan 999 of selecteert u een bestaande map met een lager nummer dan 999 die minder dan 999 foto's bevat.
A Opstarttijd
Als de geheugenkaart een zeer groot aantal bestanden of mappen bevat, kan het langer duren voordat de camera is opgestart.
U

215

 Selecteren van mappen uit een lijst
1 Kies Map selecteren in lijst.
Markeer Map selecteren in lijst en druk op 2.

2 Markeer een map.
Druk op 1 of 3 om een map te markeren.
3 Selecteer de gemarkeerde map.
Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en naar het opnamemenu terug te keren. De volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen.

Naamgeving bestanden

G-knop C opnamemenu

Foto's worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit "DSC_" of, in het geval van afbeeldingen die Adobe RGB kleurruimte gebruiken, "_DSC", gevolgd door een getal van vier cijfers en een extensie van drie letters (vb. "DSC_0001.JPG"). De optie Naamgeving bestanden wordt gebruikt om drie letters te selecteren om het gedeelte "DSC" van de bestandsnaam te vervangen. Voor informatie over het bewerken van bestandsnamen, zie pagina 135.
A Extensies
De volgende extensies worden gebruikt: ".NEF" voor NEF (RAW)-afbeeldingen, ".JPG" voor JPEGafbeeldingen, ".MOV" voor films en ".NDF" voor stofreferentiegegevens. De NEF en JPEGbestanden van elk paar foto's dat met de beeldkwaliteitsinstelling NEF (RAW) + JPEG wordt gemaakt, krijgen dezelfde bestandsnaam maar een andere extensie.

U
216

Autom. vertekeningscorrectie

G-knop C opnamemenu

Selecteer Aan om tonvormige vertekening in foto's gemaakt met een groothoekobjectief en om kussenvormige vertekening in foto's met lange objectieven te verminderen (merk op dat het kan voorkomen dat de zichtbare hoeken in de zoeker uit de uiteindelijke foto worden gesneden en dat de benodigde tijd voor het verwerken van de foto's voordat het opnemen begint, groter wordt). Deze optie is niet van toepassing op films en is alleen beschikbaar voor G- en D-objectieven (PC, fisheye en sommige andere objectieven uitgezonderd); de resultaten kunnen niet worden gegarandeerd bij andere objectieven. Voor het gebruik van automatische vertekeningscorrectie met DX-objectieven, selecteer Aan voor Automatische DX-uitsnede of kies een beeldveld van DX (24×16) 1.5× (0 90); het selecteren van andere opties kan resulteren in overmatig uitgesneden foto's of in foto's met ernstige periferische vertekening.
A Retoucheren: vertekeningscorrectie
Voor informatie over het maken van kopieën van bestaande foto's met verminderde tonvormige of kussenvormige vertekening, zie pagina 274.

Kleurruimte

G-knop C opnamemenu

De kleurruimte bepaalt het kleurbereik dat voor kleurreproductie beschikbaar is. Kies sRGB voor foto's die "onbewerkt" worden afgedrukt of gebruikt, zonder verdere aanpassing. Adobe RGB heeft een breder kleurbereik en wordt aanbevolen voor afbeeldingen die uitgebreid bewerkt of geretoucheerd zullen worden nadat ze de camera hebben verlaten.

A Kleurruimte
Kleurruimtes bepalen de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in een digitaal beeldbestand worden aangegeven. De sRGB kleurruimte wordt veel gebruikt, terwijl de Adobe RGB kleurruimte typisch wordt gebruikt in uitgeverijen en commerciële drukkerijen. sRGB wordt aanbevolen bij het nemen van foto's die zullen worden afgedrukt zonder bewerking of bekeken in toepassingen die geen kleurmanagement ondersteunen, of bij het nemen van foto's die zullen worden afgedrukt met ExifPrint, de directie afdrukoptie op sommige huishoudprinters, of kioskdrukker of andere commerciële drukdiensten. Adobe RGB-foto's kunnen ook op deze manier worden afgedrukt, maar de kleuren zijn dan minder levendig.

JPEG-foto's die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB zijn DFC-compatibel; toepassingen en printers die DFC ondersteunen zullen automatisch de juiste kleurruimte selecteren. Als de toepassing of het apparaat geen DCF ondersteunt, dient u handmatig de juiste kleurruimte te selecteren. Voor meer informatie, raadpleeg de documentatie meegeleverd met de toepassing of het apparaat.

A Nikon software
ViewNX 2 (meegeleverd) en Capture NX 2 (apart verkrijgbaar) selecteren automatisch de juiste

U

kleurruimte bij het openen van foto's die met deze camera zijn gemaakt.

217

Vignetteringscorrectie

G-knop C opnamemenu

"Vignettering" is verminderde helderheid aan de randen van de foto. Vignetteringscorrectie vermindert vignettering voor type G- en D-objectieven (DX- en PC-objectieven uitgezonderd). De effecten variëren van objectief tot objectief en zijn het meest zichtbaar bij maximaal diafragma. Kies uit Hoog, Normaal, Laag en Uit.
A Vignetteringscorrectie
Afhankelijk van het tafereel, de opnameomstandigheden en het type objectief, kunnen JPEGafbeeldingen ruis (waas) of afwijkingen in periferische helderheid vertonen, terwijl eigen Picture Controls en vooraf ingestelde Picture Controls, die werden aangepast vanuit de standaardinstellingen, mogelijk niet het gewenste effect produceren. Maak testopnamen en bekijk de resultaten in de monitor. Vignetteringscorrectie is niet van toepassing op films (0 57), meervoudige belichtingen (0 160) of afbeeldingen in DX-formaat (0 89).

Ruisonderdr. lange tijdopname (Ruisonderdrukking lange tijdopname)

G-knop C opnamemenu

Als Aan is geselecteerd, worden foto's die zijn gemaakt bij sluitertijden langer dan 1 sec. verwerkt om ruis te verminderen (heldere vlekken, willekeurig verspreide pixels of waas). De vereiste tijd voor het verwerken wordt grofweg verdubbeld; tijdens deze bewerking knippert "l m" in de sluitertijdweergave/diafragmaweergave en kunnen er geen foto's worden gemaakt (als de camera wordt uitgeschakeld voordat de bewerking is voltooid, zal de foto worden opgeslagen maar wordt de ruisonderdrukking niet uitgevoerd). In de continue ontspanstand daalt de beeldsnelheid en neemt tijdens de bewerking van foto's de capaciteit van het buffergeheugen af. Ruisonderdrukking lange tijdopname is niet beschikbaar tijdens filmopname.

Hoge ISO-ruisonderdrukking

G-knop C opnamemenu

Foto's die bij hoge ISO-gevoeligheden zijn gemaakt, kunnen worden bewerkt om "ruis" te verminderen.

Optie

Beschrijving

Hoog Verminder ruis (willekeurig verspreide heldere pixels, lijnen of waas) voornamelijk op Normaal foto's die met hoge ISO-gevoeligheden zijn gemaakt. Kies de hoeveelheid
Laag ruisonderdrukking die wordt toegepast uit Hoog, Normaal of Laag.

Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-gevoeligheid van ISO 2500 of

Uit

hoger. De hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast, is minder dan de ruisonderdrukking die wordt toegepast als Laag is geselecteerd voor Hoge ISO-

U

ruisonderdrukking.

218

A Aangepaste instellingen: fijnafstelling camera-instellingen
Om het menu Aangepaste Instellingen weer te geven, druk op G en selecteer de tab A (Menu Aangepaste instellingen).

G-knop
Gebruik persoonlijke instellingen om de camerainstellingen aan individuele wensen aan te passen.

Groepen persoonlijke instellingen

Hoofdmenu

Herstel pers. instellingen (0 221)

U
219

De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar:

Persoonlijke instelling

0

Persoonlijke instelling

0

Herstel pers. instellingen

221 d Opnemen/weergeven

a Autofocus

d9 Lcd-verlichting

231

a1 Selectie AF-C-prioriteit

221 d10 Belichtingsvertragingsstand

231

a2 Selectie AF-S-prioriteit

221 d11 Flitswaarschuwing

231

a3 Focus-tracking met Lock-On

222 d12 MB-D14 batterijen

232

a4 Verlichting scherpstelpunt

222 d13 Batterijvolgorde

233

a5 Doorloop scherpstelpunt

222 e Bracketing/flits

a6 Aantal scherpstelpunten

223 e1 Flitssynchronisatiesnelheid

234

a7 Ingeb. AF-hulpverlichting

223 e2 Langste sluitertijd bij flits

235

b Lichtmeting/belichting

e3 Flitserregeling ingeb. flitser

236

b1 Stapgrootte ISO-gevoeligh.

224 e4 Belichtingscorr. voor flitser

240

b2 Stapgrootte inst. belichting

224 e5 Testflits

241

b3 Eenv. belichtingscorrectie

225 e6 Inst. voor autom. bracketing

241

b4 Centrumgericht meetveld

226 e7 Bracketingvolgorde

241

b5 Fijnafst. voor opt. belichting

226 f Bediening

c Timers/AE-vergrendeling

f1 OK-knop (opnamestand)

241

c1 AE-vergrend. ontspanknop

226 f2 Fn-knop toewijzen

242

c2 Stand-by-timer

227 f3 Voorbeeldknop toewijzen

244

c3 Zelfontspanner

227 f4 AE-L/AF-L-knop toewijzen

244

c4 Monitor uit

228 f5 Functie instelschijven inst.

245

c5 Afstandsbediening

228 f6 Knop loslaten voor instelsch.

246

d Opnemen/weergeven

f7 Ontspannen bij geen kaart

246

d1 Signaal d2 Rasterweergave in zoeker

228 f8 Aanduidingen omkeren

246

229 f9 Knop 4 MB-D14 toewijzen

247

d3 ISO tonen en aanpassen

229 g Film

d4 Schermtips

229 g1 Fn-knop toewijzen

247

d5 Opnamesnelheid CL-stand

229 g2 Voorbeeldknop toewijzen

248

d6 Max. aant. continu-opnamen

230 g3 AE-L/AF-L-knop toewijzen

248

d7 Opeenvolgende nummering

230 g4 Ontspanknop toewijzen

248

d8 Informatieweergave

231

Opmerking: Afhankelijk van de camera-instellingen, kunnen sommige opties verminderd zichtbaar en onbeschikbaar zijn. Voor informatie over de beschikbare opties in elke opnamestand, zie pagina 309. Wanneer de instellingen in de huidige bank werden gewijzigd vanuit standaardwaarden (0 313), zal een sterretje verschijnen naast de gewijzigde instellingen op het tweede niveau van het menu Aangepaste Instellingen.

U
220

Herstel pers. instellingen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Selecteer Ja om de opties van het menu Aangepaste Instellingen te herstellen tot hun standaardwaarden (0 313).

a: Autofocus

a1: Selectie AF-C-prioriteit

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Wanneer AF-C is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 97), bepaalt deze optie of foto's kunnen worden gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (prioriteit ontspannen) of alleen wanneer de camera scherpstelt (prioriteit scherpstellen).

Optie G Ontspannen
F Scherpstelling

Beschrijving
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt altijd een foto gemaakt. Er kunnen alleen foto's worden gemaakt als de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.

Ongeacht de geselecteerde optie wordt scherpstelling niet vergrendeld wanneer AF-C is geselecteerd voor de autofocusstand. De camera blijft de scherpstelling aanpassen totdat de sluiter wordt ontspannen.

a2: Selectie AF-S-prioriteit

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Wanneer AF-S is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 97), dan bepaalt deze optie of er alleen foto's worden gemaakt wanneer de camera scherpstelt (prioriteit scherpstellen) of telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (prioriteit ontspannen) in enkelvoudige servo-AF.

Optie G Ontspannen
F Scherpstelling

Beschrijving
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt altijd een foto gemaakt. Er kunnen alleen foto's worden gemaakt als de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.

Ongeacht de geselecteerde optie, indien de scherpstelaanduiding (I) wordt

weergegeven wanneer AF-S is geselecteerd voor de autofocusstand, wordt de

scherpstelling vergrendeld zo lang als de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Scherpstelling wordt voortgezet totdat de sluiter wordt ontspannen.

U

221

a3: Focus-tracking met Lock-On

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Deze optie bepaalt hoe autofocus zich aanpast aan plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp wanneer AF-C is geselecteerd of continue servo-autofocus is geselecteerd, wanneer de camera in AF-A-stand voor zoekerfotografie (0 97) staat.

Optie

Beschrijving

C 5 (Lang)

(4

Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert, wacht de camera gedurende de ingestelde periode alvorens de afstand tot het onderwerp aan te

D 3 (Normaal) passen. Zo wordt voorkomen dat de camera opnieuw scherpstelt wanneer het

)2

onderwerp tijdelijk niet zichtbaar is doordat andere onderwerpen door het beeld bewegen.

E 1 (Kort)

De camera past de scherpstelling onmiddellijk aan wanneer de afstand tot het

Uit

onderwerp verandert. Gebruik deze optie als u een reeks onderwerpen op

verschillende afstanden snel achter elkaar fotografeert.

a4: Verlichting scherpstelpunt

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies of het actieve scherpstelpunt rood wordt aangeduid in de zoeker.

Optie Automatisch
Aan Uit

Beschrijving
Het geselecteerde scherpstelpunt licht zo nodig automatisch op, zodat het contrasteert met de achtergrond.
Het geselecteerde scherpstelpunt licht altijd op, ongeacht de helderheid van de achtergrond. Het geselecteerde scherpstelpunt is mogelijk niet goed zichtbaar, afhankelijk van de helderheid van de achtergrond.
Het geselecteerde scherpstelpunt licht niet op. Het veld buiten de huidige uitsnede wordt grijs weergegeven (0 90).

a5: Doorloop scherpstelpunt

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies of de selectie van het scherpstelpunt "doorloopt" van de ene rand van het scherm naar de andere.

Optie

Beschrijving

De selectie van het scherpstelpunt loopt door van

boven naar onder, van onder naar boven, van rechts naar links en van links naar rechts. Als u bijvoorbeeld op

w

q

Doorloop 2 drukt terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand

van het scherm is gemarkeerd (q), wordt het

U

tegenoverliggende scherpstelpunt aan de linkerrand van het scherm geselecteerd (w).

De weergave van het scherpstelpunt wordt begrensd door de buitenste Geen doorloop scherpstelpunten. Wanneer u bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een scherpstelpunt

aan de rechterrand is geselecteerd, gebeurt er niets.

222

a6: Aantal scherpstelpunten

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is bij handmatige selectie van het scherpstelpunt.

Optie

Beschrijving

# 39 punten

Kies uit de 39 scherpstelpunten die rechts worden weergegeven.

Kies uit de 11 scherpstelpunten die rechts worden A 11 punten weergegeven. Kies deze optie voor een snelle selectie van
het scherpstelpunt.

a7: Ingeb. AF-hulpverlichting

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting bij weinig licht gaat branden ter ondersteuning van de scherpstelling.

Optie

Beschrijving

De AF-hulpverlichting gaat branden bij weinig licht (alleen zoekerfotografie). De AFhulpverlichting is alleen beschikbaar als aan de twee volgende voorwaarden wordt

voldaan: Aan 1. AF-S is geselecteerd voor autofocusstand (0 97) of enkelvoudige servo-autofocus is
geselecteerd wanneer de camera in AF-A-stand staat. 2. Automatisch veld-AF is gekozen voor AF-veldstand (0 99), of een andere optie dan
automatisch veld-AF is gekozen en het middelste scherpstelpunt is geselecteerd.

Uit

De AF-hulpverlichting gaat niet branden ter ondersteuning van de scherpstelling. Bij weinig licht kan de camera mogelijk niet scherpstellen met autofocus.

A De AF-hulpverlichting
De AF-hulpverlichting heeft een bereik van ongeveer 0,5­3,0 m; bij het gebruik van de verlichting, gebruik een objectief met een brandpuntsafstand van 24­200 mm en verwijder de lenskap.
A Zie ook
Voor informatie over de opnamestanden waarin AF-hulp beschikbaar is, zie pagina 309. Zie pagina 290 voor beperkingen aangaande de objectieven die geschikt zijn voor AF-hulp.
U

223

b: Lichtmeting/belichting

b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh.

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Selecteer de stappen gebruikt bij het maken van aanpassingen aan de ISO-gevoeligheid. Indien mogelijk wordt de instelling van de huidige ISO-gevoeligheid behouden wanneer de stapgrootte wordt gewijzigd. Als de huidige instelling niet beschikbaar is bij de nieuwe stapgrootte, dan wordt ISO-gevoeligheid afgerond op de dichtstbijzijnde beschikbare instelling.

b2: Stapgrootte inst. belichting

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Selecteer de stappen gebruikt bij het maken van aanpassingen aan sluitertijd, diafragma, belichting, flitscorrectie en bracketing.

U
224

b3: Eenv. belichtingscorrectie

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Deze optie bepaalt of de knop E nodig is om de belichtingscorrectie in te stellen (0 112). Indien Aan (automatisch herstellen) of Aan is geselecteerd, zal de 0 in het midden van het belichtingsscherm knipperen zelfs wanneer de belichtingscorrectie ingesteld is op ±0.

Optie Aan (automatisch herstellen)
Aan
Uit

Beschrijving
Belichtingscorrectie wordt ingesteld door aan één van de instelschijven te draaien (zie de onderstaande opmerking). De instelling geselecteerd met behulp van de instelschijf wordt teruggezet wanneer de camera uitschakelt of de stand-by-timer verloopt (instellingen voor belichtingscorrectie geselecteerd met behulp van de Eknop worden niet teruggezet).
Zoals hierboven, behalve dat de waarde voor belichtingscorrectie die is geselecteerd met de instelschijf niet wordt teruggezet wanneer de camera uitschakelt of de stand-by-timer verloopt.
U stelt de belichtingscorrectie in door de knop E in te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien.

A Verwissel hoofd/secundair
De instelschijf die wordt gebruikt voor het instellen van belichtingscorrectie wanneer Aan
(automatisch herstellen) of Aan is geselecteerd voor Persoonlijke Instelling b3 (Eenv.
belichtingscorrectie) hangt af van de optie die is geselecteerd voor Persoonlijke Instelling f5 (Functie instelschijven inst.) > Verwissel hoofd/secundair (0 245).

Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair

Uit

Aan

P

Secundaire instelschijf

Secundaire instelschijf

S

Secundaire instelschijf

Hoofdinstelschijf

A

Hoofdinstelschijf

Secundaire instelschijf

M

N.v.t.

Stand

A ISO/eenvoudige ISO
Persoonlijke Instelling b3 (Eenv. belichtingscorrectie) kan niet worden gebruikt met Persoonlijke Instelling d3 (ISO/eenvoudige ISO). Het aanpassen van een van deze items zet het overgebleven item terug; er wordt een bericht weergegeven wanneer het item wordt teruggezet.

U
225

b4: Centrumgericht meetveld

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Bij het berekenen van de belichting wordt bij centrumgerichte meting het grootste gewicht toegekend aan een cirkel in het midden van het beeld. De diameter () van deze cirkel kan worden ingesteld op 8, 12, 15 of 20 mm of op het gemiddelde van het hele beeld.

Merk op dat, tenzij Gemiddeld is geselecteerd, de diameter is ingesteld op 12 mm wanneer er een objectief zonder CPU wordt gebruikt, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 172). Wanneer Gemiddeld is geselecteerd, wordt het gemiddelde van het gehele beeld voor zowel CPUobjectieven als objectieven zonder CPU gebruikt.

b5: Fijnafst. voor opt. belichting

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Gebruik deze optie als u de belichtingswaarde die de camera selecteert, wilt aanpassen. U kunt de belichting voor elke meetmethode afzonderlijk afstellen met een waarde tussen +1 en ­1 LW, in stappen van 1/6 LW.

D Fijnafstelling belichting
Afstelling van de belichting wordt niet beïnvloed door terugzetten met behulp van twee
knoppen. Merk op dat aangezien het symbool voor belichtingscorrectie (E) niet wordt weergegeven, de enige manier om te bepalen in hoeverre de belichting is gewijzigd, is het bekijken van het aantal in het afstellingsmenu. Belichtingscorrectie (0 112) heeft in de meeste situaties de voorkeur.

c: Timers/AE-vergrendeling

c1: AE-vergrend. ontspanknop

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt.

U

226

c2: Stand-by-timer

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies hoe lang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. De sluitertijd- en diafragmaweergaven op het bedieningspaneel en in de zoeker worden automatisch uitgeschakeld wanneer de timer verloopt.
Kies een kortere uitschakelperiode als u de batterij wilt sparen.

c3: Zelfontspanner

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de lengte van de wachttijd voor het maken van een foto, het aantal opnamen en het interval tussen twee opnamen in de zelfontspannerstand.

· Vertraging zelfontspanner: Kies de lengte van de vertraging van de zelfontspanner (0 85).

· Aantal opnamen: Druk op 1 en 3 om het aantal gemaakte opnamen te kiezen telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
· Interval tussen opnamen: Kies het interval tussen de opnamen wanneer het Aantal opnamen meer dan 1 is.

U
227

c4: Monitor uit

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies hoe lang de monitor ingeschakeld blijft wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd tijdens weergave (Weergave; standaard 10 sec.) en controlebeeld (Controlebeeld; standaard 4 sec.), wanneer menu's (Menu's; standaard 1 minuut) of informatie (Informatieweergave; standaard 10 sec.) wordt weergegeven, of tijdens livebeeld en filmopname (Livebeeld; standaard op 10 minuten). Kies een kortere uitschakelperiode als u de batterij wilt sparen.

c5: Afstandsbediening

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies hoe lang de camera stand-by zal blijven in ontspanstand op afstand (0 85). Indien geen handelingen worden uitgevoerd voor de geselecteerde periode, zal opname op afstand eindigen en zullen de belichtingsmeters uitschakelen. Kies kortere tijden voor het sparen van de batterij. Om de afstandsbedieningsstand te reactiveren nadat de timer is verlopen, druk de ontspanknop van de camera half in.

d: Opnemen/weergeven

d1: Signaal

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de klank en het volume van de piep die weerklinkt wanneer de camera focust met
behulp van enkelvoudige servo-AF (AF-S of wanneer enkelvoudige servo-AF is geselecteerd voor AF-A; 0 97), wanneer de focus zich vastzet tijdens livebeeldfotografie, terwijl de ontspanner aftelt in zelfontspanner en vertraagde ontspanstanden op afstand (0 85), wanneer een foto wordt genomen in afstandsbedieningstand met snelle ontspanning of afstandsbedieningstand met spiegeling (0 85), wanneer de uitgestelde fotografie stopt (0 168), of indien u een foto neemt wanneer de geheugenkaart is geblokkeerd (0 32). Merk op dat er geen signaal klinkt in het filmlivebeeld (0 57) of de stille ontspanstand (stand J; 0 83), ongeacht of de optie wel of niet is geselecteerd. · Volume: Kies 3 (hoog), 2 (middel), 1 (laag) of Uit (dempen).
Wanneer er een andere optie dan Uit is geselecteerd, verschijnt c op het informatiescherm.
U · Toonhoogte: Kies Hoog of Laag.

228

d2: Rasterweergave in zoeker

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies Aan om op verzoek rasterlijnen ter referentie in de zoeker weer te geven bij het maken van de fotocompositie (0 8).

d3: ISO tonen en aanpassen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Als ISO-gevoeligheid of ISO/eenvoudige ISO is geselecteerd, toont het bedieningspaneel ISO-gevoeligheid in plaats van het aantal resterende opnamen. Als ISO/eenvoudige ISO is geselecteerd, kan ISO-gevoeligheid worden ingesteld in de standen P en S door aan de secundaire instelschijf te draaien of in stand A door aan de hoofdinstelschijf te draaien. Selecteer Beeldteller om het aantal resterende opnamen in het bedieningspaneel weer te geven.

d4: Schermtips

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies Aan om tooltips weer te geven voor items die in het informatiescherm zijn geselecteerd (0 11).

d5: Opnamesnelheid CL-stand

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de maximale beeldsnelheid in de stand CL (continu lage snelheid) (0 83; bij intervalfotografie bepaalt deze instelling ook de beeldsnelheid in de ontspanstand voor enkelbeeld).

U
229

d6: Max. aant. continu-opnamen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Het maximum aantal opnamen dat achter elkaar kan worden gemaakt in een enkelvoudige serieopname in de continustand, kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 100.
A Het buffergeheugen
Ongeacht de gekozen optie voor Persoonlijke Instelling d6, neemt de opnamesnelheid af als het buffergeheugen vol raakt (t00). Zie pagina 335 voor meer informatie over de capaciteit van het buffergeheugen.

d7: Opeenvolgende nummering

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst gebruikte bestandsnummer met één en wordt deze naam voor het nieuwe bestand gebruikt. Deze optie bepaalt of de bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.

Optie

Beschrijving

Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of

een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst, gaat de

bestandsnummering verder vanaf het laatst gebruikte nummer of vanaf het hoogste

Aan nummer in de huidige map, afhankelijk van welk getal het hoogste is. Als u een foto

maakt terwijl de huidige map een foto met het nummer 9999 bevat, wordt

automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de bestandsnummering weer bij

0001.

De bestandsnummering begint weer bij 0001 wanneer een nieuwe map wordt

Uit

gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst. Merk op dat een nieuwe map automatisch wordt

aangemaakt, als u een foto maakt terwijl de huidige map 999 foto's bevat.

Hetzelfde als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u maakt een bestandsnummer

Terugzetten krijgt dat één hoger is dan het hoogste bestandsnummer in de huidige map. Als de

map leeg is, wordt de bestandsnummering teruggezet op 0001.

D Opeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto's of een foto met het nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen foto's meer worden gemaakt. Kies Terugzetten voor Persoonlijke Instelling d7 (Opeenvolgende nummering) en formatteer vervolgens de huidige geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.

U

230

d8: Informatieweergave

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Als Automatisch (v) is geselecteerd, verandert de kleur van de tekens in de informatieweergave (0 9) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de achtergrond. Om altijd dezelfde kleur letters te gebruiken, selecteer Handmatig en kies Donker op licht (w; zwarte letters) of Licht op donker (x; witte letters). De helderheid van de monitor wordt automatisch aangepast voor een maximaal contrast met de geselecteerde tekstkleur.

Donker op licht

Licht op donker

d9: Lcd-verlichting

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Als Uit is geselecteerd, brandt de achtergrondverlichting van het bedieningspaneel (lcd-verlichting) alleen als de hoofdschakelaar naar D is gedraaid. Als Aan is geselecteerd, zal het bedieningspaneel oplichten telkens wanneer de stand-by-timer actief is (0 39). Selecteer Uit als u de batterij wilt sparen.

d10: Belichtingsvertragingsstand

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

In situaties waar de minste camerabeweging een foto onscherp kan maken, selecteer 1 sec., 2 sec. of 3 sec. om de ontspansluiter een, twee of drie seconden te vertragen nadat de spiegel is opgericht.

d11: Flitswaarschuwing

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Als Aan is geselecteerd, zal de flitsgereedaanduiding (c) knipperen in de zoeker indien de flitser vereist is om optimale belichting te verzekeren.

U

231

d12: MB-D14 batterijen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Om ervoor te zorgen dat de camera functioneert zoals verwacht wanneer het optionele MB-D14 battery pack met AA-batterijen wordt gebruikt, moet de in dit menu geselecteerde optie overeenkomen met het type batterijen dat in het battery pack is geplaatst. Deze optie hoeft niet worden aangepast bij het gebruik van EN-EL15 batterijen.

Optie 1 LR6 (AA alkaline) 2 HR6 (AA Ni-MH) 3 FR6 (AA lithium)

Beschrijving Selecteer deze optie als u LR6 alkaline AA-batterijen gebruikt. Selecteer deze optie als u HR6 Ni-MH AA-batterijen gebruikt. Selecteer deze optie als u FR6 lithium AA-batterijen gebruikt.

A AA-batterijen gebruiken
De capaciteit van AA-batterijen neemt aanzienlijk af bij temperaturen lager dan 20 °C en hangt af van het merk en de opslagomstandigheden; in sommige gevallen werken batterijen mogelijk niet meer voordat hun vervaldatum is verstreken. Bepaalde AA-batterijen kunnen niet worden gebruikt; vanwege hun prestatie-eigenschappen en beperkte capaciteit hebben alkalinebatterijen minder capaciteit dan sommige andere soorten batterijen en dienen deze alleen te worden gebruikt als er geen alternatief beschikbaar is en uitsluitend bij hogere temperaturen. De camera geeft het niveau van AA-batterijen als volgt weer:

Bedieningspaneel L H H
(knippert)

Zoeker
-- d d (knippert)

Beschrijving Batterijen volledig opgeladen. Batterij bijna leeg. Houd nieuwe batterijen bij de hand.
Ontspanknop uitgeschakeld. Verwissel de batterijen.

U
232

d13: Batterijvolgorde

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies of de batterij in de camera of de batterijen in het battery pack het eerst worden gebruikt als een optioneel MB-D14 battery pack is bevestigd. Merk op dat de MB-D14 wordt gevoed door een optionele EH-5b AC-adapter en een EP-5B stroomaansluiting, de AC-adapter zal worden gebruikt ongeacht de geselecteerde optie.

Een s-pictogram wordt weergegeven in het camerabedieningspaneel wanneer de batterijen in de MB-D14 in gebruik zijn.

A De MB-D14 battery pack
De MB-D14 gebruikt één EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij of zes AA alkaline-, Ni-MH- of lithiumbatterijen (een EN-EL15 is met de camera meegeleverd; AA-batterijen zijn apart verkrijgbaar).

Het informatiescherm geeft het batterijtype dat in de MB-D14 is geplaatst als volgt weer:

Weergave MB-D14 batterijtype

Batterijtype

$

EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij

w

AA-batterijen

U
233

e: Bracketing/flits

e1: Flitssynchronisatiesnelheid

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid.

Optie

Beschrijving

Automatische snelle FP-synchronisatie wordt gebruikt wanneer er een

compatibele flitser is bevestigd (0 294). Als er een ingebouwde flitser of andere

1/250 sec. (autom. flitsers worden gebruikt, is sluitertijd ingesteld op 1/250 sec. Wanneer de camera

FP)

een sluitertijd van 1/250 sec. in de stand P of A weergeeft, zal automatische snelle

FP-synchronisatie worden geactiveerd indien de werkelijke sluitertijd sneller is

dan 1/250 sec.

Automatische snelle FP-synchronisatie wordt gebruikt wanneer er een

compatibele flitser is bevestigd (0 294). Als er een ingebouwde flitser of andere

1/200 sec. (autom. flitsers worden gebruikt, is sluitertijd ingesteld op 1/200 sec. Wanneer de camera

FP)

een sluitertijd van 1/200 sec. in de stand P of A weergeeft, zal automatische snelle

FP-synchronisatie worden geactiveerd indien de werkelijke sluitertijd sneller is

dan 1/200 sec.

1/200 sec. ­1/60 sec. Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op de geselecteerde waarde.

A Sluitertijd vast instellen op maximale flitssynchronisatiesnelheid
Om de sluitersnelheid vast te zetten op de synchronisatiesnelheidslimiet in stand S of M, selecteer de volgende sluitersnelheid na de traagst mogelijke sluitersnelheid (30 sec of bulb). Er zal een X (aanduiding voor flitssynchronisatie) worden weergegeven in de zoeker en het bedieningspaneel.
A Automatische snelle FP-synchronisatie
Hiermee is het mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die de camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan worden gekozen voor een verminderde scherptediepte zelfs wanneer het onderwerp wordt verlicht door fel zonlicht. Het informatiescherm voor aanduiding van de flitsstand geeft "FP" weer als automatische FP voor snelle synchronisatie actief is (0 295).

U
234

 Automatische snelle FP-synchronisatie
Wanneer 1/250 sec. (autom. FP) of 1/200 sec. (autom. FP) is geselecteerd voor Persoonlijke Instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 234), de ingebouwde flitser kan worden gebruikt voor sluitersnelheden zo snel als 1/250 sec of 1/200 sec, terwijl compatibele flitsers (0 294) kunnen worden gebruikt voor elke sluitersnelheid (automatische snelle FP-synchronisatie).

Flitssynchronisatiesnelheid

1/250 sec. (autom. FP)

1/200 sec. (autom. FP)

1/200 sec.

Sluitertijd

Ingebouwde flitser

Optionele flitser

Ingebouwde flitser

Optionele flitser

Ingebouwde flitser

Optionele flitser

Van 1/4.000 tot maar
niet inclusief 1/250 sec.

--

Automatische FP

--

Automatische FP

--

--

Van 1/250 tot maar
niet inclusief 1/200 sec.

Flitssynchronisatie *

--

Automatische FP

--

--

1/200­30 sec.

Flitssynchronisatie

* Het flitsbereik neemt af naarmate de sluitertijd korter wordt. Het flitsbereik zal desalniettemin

groter zijn dan die verkregen bij dezelfde snelheden met automatische FP.

e2: Langste sluitertijd bij flits

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij synchronisatie op het eerste of tweede gordijn of rode-ogenreductie in standen P of A (ongeacht de gekozen instelling kunnen sluitertijden een waarde aannemen van maximaal 30 sec. in standen S en M of bij flitserinstellingen met trage synchronisatie, trage synchronisatie op het tweede gordijn of rode-ogenreductie met trage synchronisatie). Opties variëren van 1/60 sec. (1/60 sec.) tot 30 sec. (30 sec.).

U
235

e3: Flitserregeling ingeb. flitser

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de flitsstand voor de ingebouwde flitser.

Optie

1 DDL

2 Handmatig

3

Stroboscopisch flitsen

4 Commanderstand

Beschrijving
De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Kies het flitsniveau (0 236). De camera zendt geen monitorvoorflitsen uit.
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat (0 236).
Gebruik de ingebouwde flitser als een hoofdflitserregelaar die een of meerdere groepen optionele flitsers op afstand aanstuurt (0 237).

 Handmatig
Kies een flitssterkte uit Volle flits en 1/128 (1/128 van de volledige sterkte). Bij volledige sterkte heeft de ingebouwde flitser een richtgetal van 12 (m, ISO 100, 20 °C).
 Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren, op 1 of 3 om te wijzigen.

Optie

Beschrijving

Sterkte

Kies de flitssterkte (uitgedrukt als een fractie van de volledige flitssterkte).

Kies het aantal malen dat de flitser flitst op de geselecteerde

Aantal

sterkte. Het daadwerkelijke aantal flitsen kan lager zijn dat het geselecteerde aantal, afhankelijk van de sluitertijd en de optie

die is geselecteerd voor Frequentie.

Frequentie Kies hoe vaak de flitser per seconde flitst.

A Flitserregelingsstand
De flitserregelingsstand voor de ingebouwde flitser wordt weergegeven in het informatiescherm (0 146).

A "Handmatig" en "Stroboscopisch flitsen"
De Y-pictogrammen in het bedieningspaneel en de zoeker knipperen wanneer deze opties zijn geselecteerd.
U

236

A De SB-400
Als een optionele SB-400 flitser is bevestigd en ingeschakeld, wordt Persoonlijke Instelling e3 ingesteld op Optionele flitser, zodat de flitserregelingsstand voor de SB-400 kan worden geselecteerd uit DDL en Handmatig (Stroboscopisch flitsen en Commanderstand zijn niet beschikbaar).
A "Aantal"
De flitssterkte bepaalt welke opties beschikbaar zijn voor Stroboscopisch flitsen > Aantal.

Sterkte 1/4 1/8 1/16

Beschikbare opties voor "Aantal" 2
2­5 2­10

Sterkte 1/32 1/64 1/128

Beschikbare opties voor "Aantal" 2­10, 15
2­10, 15, 20, 25 2­10, 15, 20, 25, 30, 35

 Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer externe optionele flitsers in maximaal twee groepen (A en B) aanstuurt met behulp van geavanceerde draadloze flitssturing (0 294).
Als u deze optie selecteert, wordt het rechts getoonde menu weergegeven. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren, op 1 of 3 om te wijzigen.

Optie

Beschrijving

Ingeb. flitser

Kies een flitsstand voor de ingebouwde flitser (commanderflits).

TTL

i-DDL-stand. Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en ­3,0 LW in stapgrootten van 1/3 LW.

M Kies de flitssterkte uit waarden tussen 1/1 en 1/128 (1/128 van de volledige sterkte).

De ingebouwde flitser zal niet flitsen, hoewel de draadloze flitsers dit wel doen. De ­ ­ ingebouwde flitser moet worden opgericht zodat deze monitor-voorflitsen kan
uitstralen.

Groep A Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep A.

TTL

i-DDL-stand. Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en ­3,0 LW in stapgrootten van 1/3 LW.

AA

Automatisch diafragma (alleen beschikbaar voor compatibele flitsers; 0 294). Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en ­3,0 LW in stapgrootten van 1/3 LW.

M Kies de flitssterkte uit waarden tussen 1/1 en 1/128 (1/128 van de volledige sterkte).

­ ­ De flitsers in deze groep worden niet geactiveerd.

Groep B

Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep B. De beschikbare opties zijn dezelfde als deze opgesomd voor Groep A hierboven.

U Kanaal

Kies uit kanalen 1­4. Alle flitsers in beide groepen moeten op hetzelfde kanaal worden ingesteld.

237

Voer de onderstaande stappen uit om foto's te maken in de commanderstand.
1 Wijzig de instellingen voor de ingebouwde flitser.
Kies de flitserregelingsstand en de flitssterkte voor de ingebouwde flitser. Merk op dat de flitssterkte niet kan worden aangepast in de stand ­ ­.
2 Pas de instellingen aan voor groep A.
Kies de flitserregelingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep A.
3 Pas de instellingen aan voor groep B.
Kies de flitserregelingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep B.
4 Selecteer het kanaal.
5 Druk op J.
U
238

6 Breng de opname in beeld.
Breng de opname in beeld en plaats de flitsers, zoals hieronder wordt aangegeven. Houd er rekening mee dat de maximale afstand waarop de externe flitsers kunnen worden geplaatst, afhangt van de opnameomstandigheden.

10 m of minder

60 ° of minder
30 ° of minder

30 ° of minder

5 m of minder

De sensoren voor draadloze bediening op de flitsers moeten naar de camera zijn gericht.

Camera (ingebouwde flitser)

5 m of minder

60 ° of minder

7 Configureer de externe flitsers.
Zet alle externe flitsers aan, pas de groepsinstellingen naar wens aan en stel ze in op het kanaal dat u hebt geselecteerd in stap 4. Raadpleeg de gebruikshandleiding van de flitser voor informatie.

8 Klap de ingebouwde flitser op.
Druk op de M (Y)-knop om de ingebouwde flitser op te klappen. Merk op dat zelfs als ­ ­ is geselecteerd voor Ingeb. flitser > Stand, de ingebouwde flitser moet zijn opgeklapt, zodat deze monitor-voorflitsen kan afgeven.

9 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Nadat u hebt gecontroleerd of het flitsgereedlampje op de camera en de flitsgereedlampjes op alle andere flitsers branden, kadreert u de foto, stelt u scherp en maakt u de opname. Flitswaardevergrendeling (0 149) kan worden gebruikt indien gewenst.

U
239

A Het flitssynchronisatiescherm
M verschijnt niet in het bedieningspaneel van het flitssynchronisatiescherm als ­ ­ is geselecteerd voor Ingeb. flitser > Stand.
A Flitscorrectie
De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de M (Y)-knop en de secundaire instelschijf wordt opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en groep B in het menu Commanderstand. Het pictogram Y wordt in het bedieningspaneel en in de zoeker weergegeven als een andere flitscorrectiewaarde dan ±0 is geselecteerd voor Ingeb. flitser > DDL. Het Y-pictogram knippert als de ingebouwde flitser in de stand M staat.
D Commanderstand
Plaats de sensorvensters op de externe flitsers om het licht van de ingebouwde flitser te detecteren (let vooral op als de camera niet op een statief is gemonteerd). Zorg dat er geen direct licht of sterke reflecties van de externe flitsers in het objectief van de camera (in DDL-stand) of op de fotocellen van de externe flitsers (in AA-stand) vallen, aangezien dit de belichting kan verstoren. Als u wilt voorkomen dat timerflitsen van de ingebouwde flitser zichtbaar zijn in foto's die op korte afstand worden gemaakt, kiest u een lage ISO-gevoeligheid of een klein diafragma (hoge f-waarde) of gebruikt u een optionele SG-3IR infraroodfilter voor de ingebouwde flitser. Een SG-3IR is vereist voor het beste resultaat met synchronisatie op het tweede gordijn, waarbij de timerflitsen helderder zijn. Maak na het plaatsen van de externe flitsers een testopname en bekijk de resultaten in de cameramonitor.
Hoewel er geen beperkingen gelden voor het aantal externe flitsers dat kan worden gebruikt, is drie uit praktisch oogpunt het maximum. Bij meer dan drie flitsers zal het resultaat nadelig worden beïnvloed door het licht van de externe flitsers.

e4: Belichtingscorr. voor flitser

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies hoe de camera het flitsniveau aanpast wanneer de belichtingscorrectie wordt gebruikt.

Optie

YE Heel beeld

E

Alleen achtergrond

Beschrijving Zowel flitsniveau als belichtingscorrectie worden aangepast om de belichting over het hele beeld te wijzigen.
Belichtingscorrectie is enkel van toepassing op de achtergrond.

U
240

e5: Testflits

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Als Aan is geselecteerd wanneer de camera wordt gebruikt met de ingebouwde flitser of een optionele CLS-compatibele flitser (0 294), wordt een testflits afgegeven wanneer de voorbeeldknop voor scherptediepte op de camera wordt ingedrukt (0 77). Er wordt geen testflits afgegeven als Uit is geselecteerd.

e6: Inst. voor autom. bracketing

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de instelling of instellingen met bracketing wanneer automatische bracketing (0 153) van kracht is. Kies de AE & flits (j) om zowel belichting als flitsniveau met bracketing uit te voeren, Alleen AE (k) om enkel belichting met bracketing uit te voeren, Alleen flits (l) om enkel flitsniveau met bracketing uit te voeren, Witbalansbracketing (m) om witbalansbracketing (0 156), of ADL-bracketing (y) om bracketing met Actieve D-Lighting (0 158) uit te voeren. Houd er rekening mee dat witbalansbracketing niet beschikbaar is bij de beeldkwaliteitsinstellingen NEF (RAW) of NEF (RAW) + JPEG.

e7: Bracketingvolgorde

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Bij de standaardinstelling van MTR > onder > over (H), worden belichting, flitser en witbalansbracketing uitgevoerd in de volgorde zoals beschreven op pagina's 153 en 156. Als Onder > MTR > over (I) is geselecteerd, zal de opname worden voortgezet in volgorde van de laagste tot de hoogste waarde. Deze instelling heeft geen invloed op ADL-bracketing.

f: Bediening

f1: OK-knop (opnamestand)

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de functie die wordt vervuld door de J-knop tijdens opname: het middelste scherpstelpunt selecteren (J Middelste scherpstelp. select.), het actieve scherpstelpunt markeren (K Actieve scherpstelpunt mark.), of geen (Geen functie).

U

241

f2: Fn-knop toewijzen
Kies de functie voor de Fn-knop.

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Optie

Beschrijving

q Voorbeeld

Druk op de Fn-knop om een voorbeeld van de scherptediepte weer te geven (0 77).

r

Flitswaardevergrendeling

Druk op de Fn-knop om de flitswaarde te vergrendelen (alleen ingebouwde flitser en compatibele optionele flitsers, 0 149, 294). Druk nogmaals om de flitswaardevergrendeling te annuleren.

B

AE/AFvergrendeling

De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zo lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.

C

AEvergrendeling

De belichting wordt vergrendeld zo lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.

AE-

Belichting vergrendelt wanneer de Fn-knop wordt ingedrukt, en blijft

E vergrendeling vergrendeld totdat de knop een tweede keer wordt ingedrukt of de stand-

(vast)

by-timer verloopt.

F

AFvergrendeling

De scherpstelling wordt vergrendeld zo lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.

A AF-ON

Het indrukken van de Fn-knop stelt autofocus in werking. De ontspanknop kan niet worden gebruikt om scherp te stellen.

s Flitser uit

De flitser flitst niet in foto's die zijn gemaakt terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt.

Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl belichtings-, flits- of ADL-bracketing

actief is in enkel beeld of de stand stil ontspannen, worden alle opnamen in

t

Bracketingserie

het huidige bracketingprogramma gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als witbalansbracketing actief is of de

continu ontspanstand (stand CH of CL) is geselecteerd, herhaalt de camera de

bracketingreeks zo lang als de ontspanknop wordt ingedrukt.

y

Actieve D-Lighting

Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om Actieve D-Lighting (0 137) aan te passen.

e + NEF (RAW)

Als de beeldkwaliteit is ingesteld op JPEG Fijn, JPEG Normaal of JPEG Basis, dan wordt "RAW" weergegeven in het bedieningspaneel en zal een NEF (RAW)-kopie opgenomen worden bij de eerstvolgende foto die wordt gemaakt nadat op de Fn-knop is gedrukt (om NEF/RAW-kopieën te maken van een reeks foto's, houdt dan de ontspanknop tussen de opnamen half ingedrukt). Als u wilt afsluiten zonder een NEF (RAW)-kopie op te slaan, druk dan nogmaals op de Fn-knop.

L Matrixmeting Matrix is actief zo lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.

U

M

Centrumgerichte meting

Centrumgerichte meting is actief zo lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.

N Spotmeting Spotmeting is actief zo lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.

242

Optie

Beschrijving

9

Rasterweergave

Druk op de Fn-knop en draai de hoofdinstelschijf om de rasterweergave in de zoeker aan of uit te schakelen (0 8).

5

Kies beeldveld

Druk op de Fn-knop en draai aan een instelschijf om een beeldveld (0 89) te kiezen.

m

Virtuele horizon Druk op de Fn -knop om de weergave van de virtuele horizon in de zoeker te

in zoeker

bekijken.

n MIJN MENU Drukken op de Fn-knop geeft "MIJN MENU" (0 280) weer.

6

Bovenste optie in MIJN MENU

Druk op de Fn-knop om naar het bovenste item in "MIJN MENU" te springen. Selecteer deze optie voor snelle toegang tot een veelgebruikt menu-item.

1 stap
v sluitertijd/
diafragma

Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl er aan de instelschijven wordt gedraaid, worden de wijzigingen van de sluitertijd (standen S en M) en diafragma (standen A en M) gemaakt in stappen van 1 EV, ongeacht de optie geselecteerd voor Persoonlijke Instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 224).

Nr. object.
w zonder CPU
kiezen

Druk op de Fn-knop en draai aan een instelschijf om een objectiefnummer te kiezen dat is opgegeven via de optie Objectief zonder CPU (0 172).

K Weergave

De Fn-knop heeft dezelfde functie als de K-knop. Selecteer bij het gebruik van een teleobjectief of onder andere omstandigheden waarbij het moeilijk is de K-knop met uw linkerhand te bedienen.

Geen

Het indrukken van de knop heeft geen effect.

A Virtuele horizon in zoeker
Wanneer Virtuele horizon in zoeker is geselecteerd voor Persoonlijke Instelling f2 (Fn-knop toewijzen), zet het drukken op de Fn-knop het belichtingsscherm in de zoeker om naar een rolaanduiding. Druk opnieuw op de knop om de aanduiding tot zijn normale functie te herstellen.

Camera schuin rechts

Camera waterpas

Camera schuin links

Zoeker Merk op dat de weergave niet nauwkeurig is als de camera sterk voorwaarts of achterwaarts helt. Voor een scherm dat zowel toonhoogte en functie toont, gebruik de optie Virtuele horizon in het setup-menu (0 258).
U
243

f3: Voorbeeldknop toewijzen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de functie voor de voorbeeldknop scherptediepte. De beschikbare opties zijn dezelfde als voor Fn-knop toewijzen (0 242). De standaardinstelling is Voorbeeld.

f4: AE-L/AF-L-knop toewijzen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de functie voor de A AE-L/AF-L-knop.

Optie

Beschrijving

B

AE/AF-

De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zo

vergrendeling lang als de A AE-L/AF-L-knop wordt ingedrukt.

C

AE-

De belichting wordt vergrendeld zo lang als de A AE-L/

vergrendeling AF-L-knop wordt ingedrukt.

AE-
E vergrendeling
(vast)

Belichting vergrendelt wanneer de A AE-L/AF-L-knop wordt ingedrukt, en blijft vergrendeld totdat de knop een tweede keer wordt ingedrukt of de stand-by-timer verloopt.

F

AF-

De scherpstelling wordt vergrendeld zo lang als de

vergrendeling A AE-L/AF-L-knop wordt ingedrukt.

A AF-ON

De A AE-L/AF-L-knop start autofocus. De ontspanknop kan niet worden gebruikt om scherp te stellen.

Druk op de A AE-L/AF-L-knop om de flitswaarde te

r

Flitswaardevergrendeling

vergrendelen (enkel ingebouwde flitser en compatibele, optionele flitsers, 0 149, 294). Druk nogmaals om de flitswaardevergrendeling te

annuleren.

Geen

Het indrukken van de knop heeft geen effect.

U
244

f5: Functie instelschijven inst.

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf. · Rotatie omkeren: Keer de rotatierichting van de instelschijven om
wanneer ze worden gebruikt voor het aanpassen van Belichtingscorrectie en/of Sluitertijd/diafragma. Markeer opties en druk op de multi-selector rechts om te selecteren of deselecteren, markeer vervolgens Gereed en druk op J. Deze instelling is tevens van toepassing op de instelschijven voor de MB-D14. · Verwissel hoofd/secundair: Als Uit is geselecteerd, regelt de hoofdinstelschijf de sluitertijd en de secundaire instelschijf het diafragma. Selecteer Aan (Stand A) om de hoofdinstelschijf te gebruiken om het diafragma te selecteren in opnamestand A, Aan om de hoofdinstelschijf te gebruiken om het diafragma te selecteren in standen A en M en de secundaire instelschijf om de sluitersnelheid te selecteren in standen S en M. Deze instelling is tevens van toepassing op de instelschijven voor de MB-D14. · Instellen diafragma: Als Secundaire instelschijf is geselecteerd, kan het diafragma alleen worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de hoofdinstelschijf als Aan is geselecteerd voor Verwissel hoofd/secundair). Als Diafragmaring is geselecteerd, kan het diafragma alleen worden aangepast met de diafragmaring van het objectief en zal de cameradiafragmaweergave het diafragma tonen in stappen van 1 LW (diafragma voor type G-objectieven wordt nog steeds ingesteld met de secundaire instelschijf). Merk op dat ongeacht de gekozen instelling, de diafragmaring moet worden gebruik om het diafragma aan te passen wanneer een objectief zonder CPU is bevestigd. · Menu's en weergave: Als Uit is geselecteerd, wordt de multi-selector gebruikt om de foto te kiezen die wordt weergegeven tijdens schermvullende weergave, om miniaturen te markeren en om in menu's te navigeren. Als Aan of Aan (geen controlebeeld) is geselecteerd, kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om de foto te kiezen die tijdens schermvullende weergave wordt getoond, om de cursor in de miniatuurweergave naar links of naar rechts te verplaatsen en om de menuselectiebalk omhoog of omlaag te verplaatsen. De secundaire instelschijf wordt gebruikt om aanvullende foto-informatie weer te geven in de schermvullende weergave en om de cursor omhoog of omlaag te verplaatsen in de miniatuurweergave. Selecteer Aan (geen controlebeeld) om te voorkomen dat de hoofdinstelschijven worden gebruikt voor weergave tijdens controlebeeld. Terwijl menu's worden weergegeven, wordt bij het naar rechts draaien van de secundaire instelschijf het submenu voor de geselecteerde optie weergegeven, terwijl bij het naar
links draaien het vorige menu wordt weergegeven. Om een selectie te maken, druk op U
2 of J.

245

f6: Knop loslaten voor instelsch.

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Het selecteren van Ja laat wijzigingen toe die normaal worden gemaakt door de E, M (Y), W (S), X (T), L (U), AF-stand, Z (Q) of D-knop ingedrukt te houden en een instelschijf te draaien door de instelschijf te draaien nadat de knop is losgelaten (dit is ook van toepassingen op de Fn en voorbeeldknoppen scherptediepte indien zij werden toegekend aan Actieve D-Lighting met behulp van Persoonlijke Instelling f2, Fn-knop toewijzen, of Persoonlijke Instelling f3, Voorbeeldknop toewijzen). De instelling wordt opgeheven als één van de betreffende knoppen opnieuw wordt ingedrukt of als de ontspanknop half wordt ingedrukt. Uitgezonderd wanneer Geen limiet is geselecteerd voor Persoonlijke Instelling c2 Stand-by-timer, zal de instelling ook eindigen wanneer de stand-by-timer verloopt.

f7: Ontspannen bij geen kaart

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Bij het selecteren van Ontgrendel ontspanknop kan de sluiter worden ontspannen als er geen geheugenkaart is geplaatst, hoewel er geen beelden worden opgenomen (ze worden echter wel in de monitor weergegeven in de demostand). Als Vergrendel ontspanknop is geselecteerd, werkt de ontspanknop alleen als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst.

f8: Aanduidingen omkeren

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Als

(W) is geselecteerd worden de belichtingsaanduidingen in het

bedieningspaneel, in de zoeker en in de informatieweergave weergegeven met

negatieve waarden links en positieve waarden rechts. Selecteer

(V)

om positieve waarden links en negatieve waarden rechts weer te geven.

U
246

f9: Knop 4 MB-D14 toewijzen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de functie toegewezen aan de A AE-L/AF-L-knop op het MB-D14-battery pack.

Optie

Beschrijving

B

AE/AFvergrendeling

De scherpstelling en belichting worden vergrendeld terwijl de MB-D14 A AE-L/AF-L-knop is ingedrukt.

C

AEvergrendeling

De belichting wordt vergrendeld terwijl de MB-D14 A AE-L/AF-L-knop wordt ingedrukt.

AE-

Belichting vergrendelt wanneer de MB-D14 A AE-L/AF-L-knop wordt

E vergrendeling ingedrukt, en blijft vergrendeld totdat de knop een tweede keer wordt

(vast)

ingedrukt of de stand-by-timer verloopt.

F

AFvergrendeling

De belichting wordt vergrendeld terwijl de MB-D14 A AE-L/AF-L-knop wordt ingedrukt.

A AF-ON

Drukken op de MB-D14 A AE-L/AF-L-knop start de autofocus. De ontspanknop kan niet worden gebruikt om scherp te stellen.

r

Flitswaardevergrendeling

Druk op de MB-D14 A AE-L/AF-L-knop om de flitswaarde te vergrendelen (enkel ingebouwde flitser en compatibele, optionele flitsers, 0 149, 294).
Druk nogmaals om de flitswaardevergrendeling te annuleren.

G

Zelfde als Fnknop

De MB-D14 A AE-L/AF-L-knop voert de functie uit geselecteerd voor Persoonlijke Instelling f2 (0 242).

g: Film

g1: Fn-knop toewijzen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de functie voor de Fn-knop tijdens het filmlivebeeld (de standaardoptie is Geen).

Optie

Beschrijving

r Indexmarkering

Druk op de knop tijdens filmopname om een index aan de huidige positie toe te voegen (0 60). Indices kunnen worden gebruikt bij het bekijken en bewerken van films.

s

Foto-opname-info weergeven

Druk op de knop om informatie over sluitertijd, diafragma en ander foto-
instellingen weer te geven in plaats van filmopname-informatie. Druk nogmaals om naar het filmopnamescherm (0 59) terug te keren.

B AE/AF-vergrendeling Scherpstelling en belichting vergrendelen zo lang als de knop wordt ingedrukt.

C AE-vergrendeling De belichting vergrendelt zo lang als de knop wordt ingedrukt.

E

AE-vergrendeling (vast)

F AF-vergrendeling

Belichting vergrendelt wanneer de knop wordt ingedrukt, en blijft vergrendeld totdat de knop een tweede keer wordt ingedrukt of de stand-by-timer verloopt.
Scherpstelling vergrendelt zo lang als de knop wordt ingedrukt.

U

A AF-ON

Het indrukken van de knop start autofocus. De ontspanknop kan niet worden gebruikt om scherp te stellen.

Geen

Het indrukken van de knop heeft geen effect.

247

g2: Voorbeeldknop toewijzen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de functie die wordt vervuld door de voorbeeldknop scherptediepte tijdens filmlivebeeld. De beschikbare opties zijn dezelfde als voor Fn-knop toewijzen (0 247), uitgezonderd dat de standaardinstelling Indexmarkering is.

g3: AE-L/AF-L-knop toewijzen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de functie die wordt vervuld door de A AE-L/AF-L-knop tijdens filmlivebeeld. De beschikbare opties zijn dezelfde als voor Fn-knop toewijzen (0 247), uitgezonderd dat de standaardinstelling AE/AF-vergrendeling is.

g4: Ontspanknop toewijzen

G-knop A menu Aangepaste Instellingen

Kies de rol die wordt vervuld door het indrukken van de ontspanknop wanneer 1 is geselecteerd met de selectieknop voor livebeeld.

Optie

Beschrijving

Druk de ontspanknop volledig in om de filmopname te beëindigen en maak C Foto's maken de foto met een beeldverhouding van 16: 9 (voor informatie over

beeldformaat, zie pagina 63).

Druk de ontspanknop half in om het filmlivebeeld te starten. U kunt

vervolgens de ontspanknop half indrukken om scherp te stellen (enkel

autofocusstand) en druk deze volledig in om de opname te starten of te

eindigen. Om het filmlivebeeld te eindigen, druk op de a-knop. De ontspanknop op een optionele afstandsbedieningskabel (0 298) kan 1 Films opnemen worden gebruikt om filmlivebeeld te starten en filmopname te starten of te

eindigen; de optionele ML-L3-afstandsbediening echter, kan niet worden

gebruikt om films op te nemen. Het half indrukken van de ontspanknop in de stand voor de afstandsbediening (4) doet film-livebeeld niet starten, terwijl

het indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening de sluiter

vrijgeeft om een foto vast te leggen en start of beëindigt niet de filmopname.

A Films opnemen
Wanneer deze optie is geselecteerd, is de intervaltimer (0 164) niet beschikbaar en kan de ontspanknop niet worden gebruikt tijdens filmlivebeeld om foto's te nemen, de vooraf ingestelde
witbalans te meten, of referentiegegevens van stofverwijdering op te slaan. Selecteer Foto's
maken om deze opties te gebruiken.

U

248

B Het Setup-menu: camera-setup
Om het setup-menu weer te geven, druk op G en selecteer de B (setup-menu) -tab.

G-knop

Het setup-menu bevat de volgende opties:

Optie

0

Optie

0

Geheugenkaart formatteren

250 Beeldcommentaar

253

Gebruikersinstellingen opslaan

81

Automatische beeldrotatie

254

Gebruikersinstell. terugzetten

82

Batterij-informatie

255

Monitorhelderheid

250 Copyrightinformatie

256

Beeldsensor reinigen

301 Instellingen opslaan/laden

257

Spiegel omhoog (CCD reinigen) 1

303 GPS

175

Stof-referentiefoto

251 Virtuele horizon

258

HDMI

205 Objectief zonder CPU

172

Flikkerreductie Tijdzone en datum

252 AF-fijnafstelling

259

253 Uploaden via Eye-Fi 2

260

Taal (Language)

253 Firmwareversie

260

1 Niet beschikbaar als de batterij laag is. 2 Alleen beschikbaar wanneer een compatibele Eye-Fi-kaart is geplaatst (0 260).

A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 314.

U
249

Geheugenkaart formatteren

G-knop B setup-menu

Om met formatteren te beginnen, kies een geheugenkaartsleuf en selecteer Ja. Merk op dat bij het formatteren alle foto's en andere gegevens op de geheugenkaart in de geselecteerde sleuf permanent worden verwijderd. Voor het formatteren, zorg ervoor dat u back-up kopieën maakt indien nodig.

D Tijdens het formatteren
Schakel de camera niet uit en verwijder geen geheugenkaarten tijdens het formatteren.
A Formatteren met twee knoppen
Geheugenkaarten kunnen ook geformatteerd worden door te drukken op de O (Q) en Z (Q)knoppen voor langer dan twee seconden.

Monitorhelderheid

G-knop B setup-menu

Pas de helderheid van de monitor aan voor weergave, menu's en het informatiescherm.

Optie Automatisch
Handmatig

Beschrijving
Wanneer de monitor is ingeschakeld, wordt de monitorhelderheid automatisch aangepast afhankelijk van de belichtingscondities van de omgeving. Zorg ervoor dat de omgevingslichtsensor niet wordt bedekt (0 4). Druk op 1 of 3 om de helderheid van de monitor te kiezen. Kies een hogere waarden om de helderheid te verhogen of een lagere waarden om de helderheid te verlagen.

A Zie ook
Voor informatie over het aanpassen van de monitorhelderheid in livebeeld, zie pagina 53.

U
250

Stof-referentiefoto

G-knop B setup-menu

Verzamel referentiegegevens voor de optie stofverwijdering in Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; voor meer informatie, zie de handleiding voor Capture NX 2).
Stof-referentiefoto is alleen beschikbaar als er een CPU-objectief op de camera is bevestigd. Een objectief zonder DX met een brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt aanbevolen. Bij het gebruiken van een zoomobjectief, zoom volledig in.

1 Kies een startoptie.
Markeer een van de volgende opties en druk op J. Om af te sluiten zonder gegevens voor stofverwijdering te verzamelen, druk op G.

· Start: Het rechts getoonde bericht zal worden getoond en "rEF" verschijnt in de weergaveschermen van de zoeker en het bedieningspaneel.
· Sensor reinigen en dan starten: Selecteer deze optie om de beeldsensor te reinigen voordat de functie wordt gestart. Het rechts getoonde bericht wordt weergegeven en "rEF" verschijnt in de weergaveschermen van de zoeker en het bedieningspaneel zodra het reinigen is voltooid.

2 Kadreer een egaal wit voorwerp in de zoeker.
Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed verlicht, egaal wit voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld dat het de zoeker vult en druk vervolgens de ontspanknop half in.
Bij autofocus wordt automatisch scherp gesteld op oneindig; bij handmatige scherpstelling moet de scherpstelling handmatig op oneindig worden ingesteld.

U
251

3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering.
Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens voor stofverwijdering te verzamelen. De monitor wordt uitgeschakeld wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Merk op dat de ruisonderdrukking zal worden uitgevoerd als het onderwerp slecht belicht is, en zo de opnametijden verhoogt.
Als het referentievoorwerp te licht of te donker is, kan de camera mogelijk geen referentiegegevens voor stofverwijdering binnenhalen en wordt de rechts getoonde melding weergegeven. Kies een ander referentieonderwerp en herhaal het proces van stap 1.
D Beeldsensor reinigen
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd. Selecteer Sensor reinigen en dan starten alleen als gegevens voor stofverwijdering niet worden gebruikt met bestaande foto's.
D Referentiegegevens stofverwijdering
Dezelfde referentiegegevens kunnen worden gebruikt voor foto's genomen met verschillende objectieven of met verschillende diafragma's. Referentiebeelden kunnen niet worden bekeken met behulp van computerbeeldsoftware. Er wordt een rasterpatroon weergegeven wanneer referentiebeelden op de camera worden bekeken.

Flikkerreductie

G-knop B setup-menu

Verminder flikkeringen en bandvorming bij het maken van opnamen onder tl-verlichting en kwikdamplampen tijdens livebeeld en filmopnamen. Kies Automatisch om de camera automatisch de juiste frequentie te laten kiezen, of zoek handmatig naar de frequentie van het lokale lichtnet.
A Flikkerreductie
Als Automatisch niet in staat is de gewenste resultaten te produceren en u niet weet welke frequentie het lokale lichtnet heeft, test dan zowel de optie 50 als 60 Hz en kies de optie die de beste resultaten produceert. Flikkerreductie produceert mogelijk niet de gewenste resultaten als het onderwerp zeer helder is; probeer in dat geval een kleiner diafragma (grotere f-waarde) te kiezen.

U

252

Tijdzone en datum

G-knop B setup-menu

Wijzig tijdzones, stel de cameraklok in, kies de weergavevolgorde voor de datum en schakel zomertijd in of uit (0 27).

Optie Tijdzone
Datum en tijd Datumnotatie
Zomertijd

Beschrijving
Kies een tijdzone. De cameraklok wordt automatisch ingesteld op de tijd in de nieuwe tijdzone. Stel de cameraklok in. Als de klok niet is ingesteld, zal een knipperend Bpictogram verschijnen in het informatiescherm.
Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden weergegeven.
Schakel zomertijd in of uit. De cameraklok wordt automatisch een uur vooruitof teruggezet. De standaardinstelling is Uit.

Taal (Language)
Kies een taal voor cameramenu's en berichten.

G-knop B setup-menu

Beeldcommentaar

G-knop B setup-menu

Voeg een opmerking toe aan nieuwe foto's op het moment dat ze worden genomen. Opmerkingen kunnen worden bekeken als metagegevens in ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; 0 298). Het commentaar is tevens zichtbaar op de pagina met opnamegegevens in het foto-informatiescherm (0 182). · Gereed: Sla wijzigingen op en keer terug naar het setup-menu. · Commentaar invoeren: Voer commentaar in zoals wordt beschreven op pagina 135.
Commentaar kan maximaal 36 tekens lang zijn. · Commentaar toevoegen: Selecteer deze optie om een
commentaar toe te voegen aan alle volgende foto's. Commentaar toevoegen kan in- en uitgeschakeld worden door het te markeren en te drukken op 2.

U
253

Automatische beeldrotatie

G-knop B setup-menu

Foto's die zijn gemaakt terwijl Aan is geselecteerd, bevatten informatie over de oriëntatie van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid tijdens weergave (0 177) of wanneer ze worden bekeken in ViewNX 2 (meegeleverd) of in Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; 0 298). De volgende oriëntaties worden vastgelegd:

Liggend (landschap)

Camera 90° rechtsom gedraaid

Camera 90° linksom gedraaid

De oriëntatie van de camera wordt niet vastgelegd als Uit is geselecteerd. Kies deze optie bij "pannen" (horizontaal bewegen van de camera) of als u foto's maakt terwijl het objectief omhoog of omlaag is gericht.

A Draai portret
Om staande foto's staand (portretstand) weer te geven tijdens weergave, selecteer Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (0 212).

U
254

Batterij-informatie

G-knop B setup-menu

Bekijk informatie over de batterij die momenteel in de camera is geplaatst.

Item Lading Aantal opn.
Levensduur

Beschrijving
Het huidige batterijniveau wordt uitgedrukt in percentages.
Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige batterij sinds de batterij voor het laatst werd opgeladen. Denk eraan dat de camera de sluiter soms ontspant zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de vooringestelde witbalans.
Een aanduiding met vijf niveaus geeft de levensduur van de batterij aan. 0 (k) geeft aan dat de batterij de maximale levensduur heeft bereikt, 4 (l) geeft aan dat de levensduur van de batterij is verstreken en dat ze moet worden vervangen. Merk op dat batterijen die zijn opgeladen op temperaturen lager dan ongeveer 5 °C mogelijk een tijdelijke daling in levensduur vertonen; het scherm voor de levensduur van de batterij zal echter naar normale stand terugkeren eens de batterij is herladen op een temperatuur van ongeveer 20 °C of hoger.

A De MB-D14 battery pack
Het scherm voor het MB-D14-battery pack wordt rechts weergegeven. Als er AA-batterijen worden gebruikt, wordt het batterijniveau door een pictogram batterijniveau aangeduid; andere items zullen niet worden weergegeven.

U
255

Copyrightinformatie

G-knop B setup-menu

Voeg copyrightinformatie toe aan nieuwe foto's op het moment dat ze worden genomen. Copyrightinformatie is opgenomen in de opnamegegevens die worden getoond in het foto-informatiescherm (0 182) en kunnen worden bekeken als metadata in ViewNX 2 (meegeleverd) of in Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; 0 298). · Gereed: Sla wijzigingen op en keer terug naar het setup-menu. · Fotograaf: Voer de naam van de fotograaf in, zoals beschreven op pagina 135. De
naam van de fotograaf kan maximaal 36 tekens bevatten. · Copyright: Voer de naam van de copyrighthouder in, zoals beschreven op pagina 135.
De naam van de copyrighthouder kan maximaal 54 tekens bevatten. · Copyrightinformatie toevoegen: Selecteer deze optie om
copyrightinformatie toe te voegen aan alle volgende foto's. Copyrightinformatie toevoegen kan in- en uitgeschakeld worden door het te markeren en te drukken op 2.

D Copyrightinformatie
Om oneigen gebruik te voorkomen van de naam van de fotograaf of de eigenaar van het copyright, zorgt u ervoor dat Copyrightinformatie toevoegen niet is geselecteerd en dat de velden Fotograaf en Copyright leeg zijn alvorens u de camera aan iemand anders geeft. Nikon is niet aansprakelijk voor schadeloosstellingen of geschillen die voortkomen uit het gebruik van de optie Copyrightinformatie.

U
256

Instellingen opslaan/laden

G-knop B setup-menu

Selecteer Instellingen opslaan om de volgende instellingen op de geheugenkaart in Sleuf 1 op te slaan (0 96; indien de kaart vol is, zal een foutmelding worden weergegeven). Gebruik deze optie om instellingen onder D600-camera's te delen.

Menu Weergave
Opname

Optie Weergaveopties Controlebeeld Na wissen Draai portret Naamgeving bestanden Functie van kaart in sleuf 2 Beeldkwaliteit Beeldformaat Beeldveld JPEG-compressie NEF (RAW)-opname Witbalans (met fijnafstelling en voorinstellingen d-1­d-4) Picture Control instellen Autom. vertekeningscorrectie Kleurruimte Actieve D-Lighting Vignetteringscorrectie Ruisonderdr. lange tijdopname Hoge ISO-ruisonderdrukking ISO-gevoeligheid instellen Afstandsbedieningsstand Filminstellingen

Menu

Optie

Menu Alle Persoonlijke Instellingen persoonlijke uitgezonderd Herstel pers.

inst. instellingen

Beeldsensor reinigen

HDMI

Flikkerreductie

Tijdzone en datum (behalve

datum en tijd)

Setup- Taal (Language)

menu Beeldcommentaar

Automatische beeldrotatie

Copyrightinformatie

GPS

Objectief zonder CPU

Uploaden via Eye-Fi

Mijn menu/ Alle items in Mijn menu

Recente Alle recente instellingen

instellingen Tab kiezen

Instellingen die zijn opgeslagen met dit model van camera kunnen worden hersteld met de optie Instellingen laden. Merk op dat de optie Instellingen opslaan/laden alleen beschikbaar is als een geheugenkaart in de camera is geplaatst en de optie Instellingen laden alleen beschikbaar is als de kaart opgeslagen instellingen bevat.

A Opgeslagen instellingen
Instellingen worden opgeslagen in een bestand met de naam NCSETUPA. De camera zal niet in
staat zijn de instellingen te laden als de bestandsnaam wordt gewijzigd.

U

257

Virtuele horizon

G-knop B setup-menu

Geef informatie voor rollen en hellen weer op basis van de kantelsensor van de camera. Als de camera noch naar links noch naar rechts wordt gekanteld, kleurt de referentielijn voor rollen groen, terwijl als de camera noch naar voren noch naar achteren wordt gekanteld, kleurt de referentielijn voor vallen groen en verschijnt er een stip in het midden van de weergave. Elk verschil is equivalent aan 5°.

Camera waterpas

Camera schuin links of rechts

Camera schuin naar voren of achteren

D De camera kantelen
De virtuele horizon is niet nauwkeurig als de camera sterk voorwaarts of achterwaarts helt. Wanneer de camera er niet in slaagt de hellingshoek te meten, wordt de mate van hellen niet weergegeven.
A Zie ook
Voor informatie over het bekijken van de rolaanduiding in de zoeker, raadpleeg Persoonlijke Instelling f2 (Fn-knop toewijzen; 0 242, 243). Voor informatie over het weergeven van een virtuele horizon in livebeeld, zie pagina 55 en 62.

U
258

AF-fijnafstelling

G-knop B setup-menu

Stel de scherpstelling fijn af voor maximaal 12 objectieftypen. AF-fijnafstelling wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen bij normale scherpstelling. Gebruik alleen indien noodzakelijk.

Optie
AFfijnafstelling
(Aan/Uit)

· Aan: Schakel AF-fijnafstelling in. · Uit: Schakel AF-fijnafstelling uit.

Beschrijving

Opgeslagen waarde

Stel AF af voor het huidige objectief (enkel CPUobjectieven). Druk op 1 of 3 om te kiezen voor een waarde tussen +20 en ­20. Waarden tot maximaal 12 objectieftypes kunnen worden hersteld. Er kan voor elk type objectief slechts één waarde worden opgeslagen.

Verwijder het scherpstelpunt verder uit de camera.

Huidige waarde

Kies de waarde voor AF-fijnafstelling die wordt

Standaard gebruikt als er geen eerdere waarde bestaat voor het

huidige objectief (alleen CPU-objectieven).

Plaats het

Vorige

scherpstelpunt waarde

dichter bij de

camera.

Geef de al opgeslagen waarden weer voor AF-fijnafstelling. Om een objectief uit de

lijst te wissen, markeer het gewenste objectief en druk op O (Q). Om de identificatie

van een objectief te wijzigen (om bijvoorbeeld een identificatie te kiezen die gelijk is

aan de twee laatste cijfers van het serienummer van het objectief om onderscheid te

maken met andere objectieven van hetzelfde type, aangezien Opgeslagen waarde

slechts met een objectief van elk type kan worden gebruikt), markeert u het

Opgeslagen gewenste objectief en drukt u op 2.

waarden tonen Het rechts getoonde menu wordt weergegeven; druk op 1

of 3 om een identificatie te kiezen en druk op J om de

wijzigingen op te slaan en af te sluiten.

D AF-fijnafstelling
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op oneindig als AFfijnafstelling wordt toegepast.
D Livebeeld
Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus tijdens livebeeld (0 53).
A Opgeslagen waarde
U Er kan voor elk type objectief slechts één waarde worden opgeslagen. Wanneer een teleconverter
wordt gebruikt, kunnen aparte waarden worden opgeslagen voor elke combinatie van objectief en teleconverter.
259

Uploaden via Eye-Fi

G-knop B setup-menu

Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer een Eye-Fi-geheugenkaart (apart verkrijgbaar van een ander merk) in de camera is geplaatst. Kies Inschakelen om foto's te uploaden naar een vooraf geselecteerde bestemming. Merk op dat de foto's niet zullen worden geüpload als de signaalsterkte ontoereikend is.
Neem alle lokale wetten betreffende draadloze apparaten in acht en kies Uitschakelen waar draadloze apparaten verboden zijn.
Als er een Eye-Fi-kaart is geplaatst, wordt de status aangeduid door een pictogram in het informatiescherm: · d: Uploaden via Eye-Fi uitgeschakeld. · e: Uploaden via Eye-Fi beschikbaar maar geen foto's
beschikbaar voor uploaden. · f (statisch): Uploaden via Eye-Fi ingeschakeld; wachten om met
uploaden te beginnen. · f (animatie): Uploaden via Eye-Fi ingeschakeld; informatie aan het uploaden. · g: Fout -- de camera kan de Eye-Fi-kaart niet regelen. Als er een knipperende W in
het bedieningspaneel of de zoeker verschijnt, raadpleeg pagina 324; als deze aanduiding niet knippert kunnen foto's op normale wijze worden vastgelegd, maar kunt u mogelijk de instellingen voor Eye-Fi niet wijzigen.

D Eye-Fi-kaarten
Eye-Fi-kaarten kunnen toch draadloze signalen uitzenden als Uitschakelen is geselecteerd. Als er een waarschuwing wordt weergegeven in de monitor (0 324), schakel dan de camera uit en verwijder de kaart.
Raadpleeg de bij uw Eye-Fi-kaart geleverde handleiding en richt u met uw vragen tot de fabrikant van de kaart. De camera kan worden gebruikt om Eye-Fi-kaarten aan en uit te zetten, maar kan mogelijk geen andere Eye-Fi-functies ondersteunen.
A Ondersteunde Eye-Fi-kaarten
Vanaf december 2011, ondersteunt de camera 8 GB SDHC Pro X2 Eye-Fi-kaarten. Bepaalde kaarten zijn mogelijk niet beschikbaar in bepaalde landen of regio's; raadpleeg de fabrikant voor meer informatie. Eye-Fi-kaarten zijn alleen bedoeld voor gebruik in het land van aankoop. Controleer of de Eye-Fi-kaart over de meest recente firmwareversie beschikt.
A Eye-Fi-kaarten in ad hoc-modus gebruiken
Bijkomende tijd is mogelijk nodig bij het aansluiten met behulp van Eye-Fi-kaarten die de ad-hocstand ondersteunen. Stel persoonlijke instelling c2 in (Stand-by-timer, 0 227) op 30 sec. of langer.

Firmwareversie
U Bekijk de huidige firmwareversie van de camera.

G-knop B setup-menu

260

N Het Retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken
Om het retoucheermenu weer te geven, druk op G en selecteer de tab N (retoucheermenu).

G-knop

De opties van het retoucheermenu worden gebruikt om bijgesneden of geretoucheerde kopieën van bestaande foto's te maken. Het retoucheermenu wordt alleen weergegeven wanneer een geheugenkaart met foto's in de camera wordt geplaatst (merk op dat de geheugenkaart wordt gebruikt om zowel RAW/NEF- als JPEG-kopieën van dezelfde foto's op te slaan, zoals beschreven op pagina 93, is het retoucheren anders dan Beeld-opbeeld en NEF (RAW)-verwerking alleen van toepassing op de JPEG-kopieën).

Optie

0

Optie

0

i D-Lighting

264

e Rechtzetten

274

j Rode-ogencorrectie k Bijsnijden

264

( Vertekeningscorrectie

274

265

) Fisheye

274

l Monochroom

266

f Lijntekening

275

m Filtereffecten

267

g Kleurenschets

275

n Kleurbalans o Beeld-op-beeld 1

268

h Perspectiefcorrectie

275

269

i Miniatuureffect

276

7 NEF (RAW)-verwerking

271

u Selectieve kleur

277

8 Formaat wijzigen

272

9 Film bewerken

69

& Snel retoucheren

273

p Vergelijken 2

279

1 Kan alleen worden geselecteerd door op de G-knop te drukken en de tab N te selecteren. 2 Alleen beschikbaar als de J of c (b)-knop wordt ingedrukt in schermvullende weergave als
een geretoucheerd beeld of origineel wordt weergegeven.

D Kopieën retoucheren
De meeste opties kunnen ook worden toegepast op kopieën die met andere retoucheerfuncties zijn gemaakt, maar met uitzondering van Beeld-op-beeld en Film bewerken > Kies begin-/ eindpunt kan iedere optie slechts eenmaal worden toegepast (merk op dat meerdere bewerkingen tot detailverlies kunnen leiden). Opties die niet kunnen worden toegepast op het huidige beeld worden grijs gemaakt en zijn niet beschikbaar.

A Beeldkwaliteit

Uitgezonderd in het geval van kopieën aangemaakt met Bijsnijden, Beeld-op-beeld, NEF

(RAW)-verwerking en Formaat wijzigen, hebben kopieën aangemaakt uit JPEG-beelden

U

dezelfde grootte en kwaliteit als het origineel, terwijl kopieën aangemaakt uit NEF (RAW)-foto's

worden opgeslagen als grote, hoogkwalitatieve JPEG-beelden. Compressie met formaatprioriteit

wordt gebruikt wanneer kopieën worden opgeslagen in JPEG-formaat.

261

Geretoucheerde kopieën maken
Een geretoucheerde kopie maken:
1 Een item in het retoucheermenu selecteren.
Druk op 1 of 3 om een item te markeren, op 2 om te selecteren.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto en druk op J (om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 178, houd D ingedrukt en druk op 1).
A Retoucheren
De camera is mogelijk niet in staat om foto's die met andere toestellen zijn gemaakt, weer te geven of te retoucheren.
3 Selecteer opties voor retoucheren.
Voor meer informatie, raadpleeg het gedeelte voor het geselecteerde item. Om af te sluiten zonder een geretoucheerde kopie aan te maken, druk op G.
A Monitor uit
De monitor zal uitschakelen en de bewerking zal worden geannuleerd als er voor een korte periode geen acties worden uitgevoerd. Alle niet opgeslagen wijzigingen zullen verloren gaan. Om de tijd dat monitor ingeschakeld blijft te vergroten, kies een langere weergavetijd voor het menu voor Persoonlijke Instelling c4 (Monitor uit; 0 228).
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid door een o-pictogram.
U
262

A Geretoucheerde kopieën maken tijdens weergave
U kunt ook tijdens weergave geretoucheerde kopieën maken.

2

2

Geef een foto schermvullend weer en druk op J of c (b).

Markeer een optie en druk op J.

Maak een geretoucheerde kopie.

U
263

D-Lighting

G-knop N retoucheermenu

D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto's of foto's die in tegenlicht zijn gemaakt.

Voor

Na

Druk op 1 of 3 om de sterkte van de uitgevoerde correctie te kiezen. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren.

Rode-ogencorrectie

G-knop N retoucheermenu

Deze optie wordt gebruikt om "rode ogen" die worden veroorzaakt door de flitser, te corrigeren en is alleen beschikbaar voor foto's die met de flitser zijn gemaakt. De geselecteerde foto voor rode-ogencorrectie kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie, zoals wordt beschreven in de volgende tabel. Merk op dat rode-ogencorrectie mogelijk niet altijd het verwachte resultaat oplevert en in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast op delen van de foto die geen rode-ogencorrectie nodig hebben; controleer het voorbeeld zorgvuldig alvorens verder te gaan.

Functie

Knop

Beschrijving

Inzoomen X (T) Druk op X (T) om in te zoomen, op W (S) om uit te zoomen. Gebruik tijdens het

Uitzoomen Andere delen van het beeld weergeven
Zoom annuleren

W (S) J

inzoomen op de foto, de multi-selector om delen van het beeld te bekijken die niet op de monitor zichtbaar zijn. Houd de multi-selector ingedrukt om snel naar andere delen van het beeld te gaan. Het navigatievenster wordt weergegeven wanneer de zoomknoppen of multi-selector wordt ingedrukt; het gedeelte dat momenteel in de monitor zichtbaar is, wordt aangeduid door een gele rand. Druk op J om zoom te annuleren.

Als de camera rode ogen detecteert in de geselecteerde foto, wordt een

Kopie maken

J kopie gemaakt waarin het effect wordt verminderd. Er wordt geen

kopie gemaakt als de camera geen rode ogen detecteert.
U

264

Bijsnijden

G-knop N retoucheermenu

Een uitgesneden kopie van de geselecteerde foto maken. De geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de geselecteerde uitsnede in geel wordt aangegeven; maak een uitgesneden kopie, zoals wordt beschreven in de onderstaande tabel.

Functie
Formaat van uitsnede verkleinen
Formaat van uitsnede vergroten

Knop

Beschrijving

W (S)

Druk op W (S) om het formaat van de uitsnede te verkleinen.

X (T)

Druk op X (T) om het formaat van de uitsnede te vergroten.

Beeldverhouding van uitsnede wijzigen

Draai de hoofdinstelschijf om over te schakelen tussen aspectwaarden van 3 : 2, 4 : 3, 5 : 4, 1 : 1, en 16 : 9.

Uitsnede positioneren Kopie maken

Gebruik de multi-selector om de uitsnede te positioneren. Druk en houd ingedrukt om de uitsnede snel naar de gewenste positie te verplaatsen.
J Sla de huidige uitsnede op als een afzonderlijk bestand.

A Bijsnijden: beeldkwaliteit en -formaat
Kopieën die zijn gemaakt van NEF (RAW) of NEF (RAW) + JPEG-foto's hebben de beeldkwaliteit (0 93) van JPEG Fijn; bijgesneden kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto's hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel. De grootte van de kopie hangt af van de grootte van de uitsnede en de beeldverhouding en verschijnt linksboven in de uitgesneden weergave.
A Bijgesneden kopieën bekijken
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer kopieën met gewijzigd formaat worden weergegeven.

U
265

Monochroom
Maak kopieën van foto's in Zwart-wit, Sepia of Koelblauw (blauw en wit monochroom).

G-knop N retoucheermenu

Het selecteren van Sepia of Koelblauw geeft een voorbeeld van de geselecteerde afbeelding weer; druk op 1 om kleurverzadiging te vergroten, op 3 om te verkleinen. Druk op J om een monochrome kopie te maken.

Verzadiging verhogen
Verzadiging verlagen

U
266

Filtereffecten

G-knop N retoucheermenu

Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Na het aanpassen van de filtereffecten zoals hieronder beschreven, druk op J om de foto te kopiëren.

Optie Skylight
Warm filter

Beschrijving
Creëert het effect van een skylightfilter, waardoor de foto minder blauw wordt. Het effect kan vooraf op de monitor worden bekeken zoals rechts getoond.
Maakt een kopie met de effecten van een warm filter, waardoor de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt. Het effect kan vooraf op de monitor worden bekeken.

Rood versterken
Versterkt rood (Rood versterken), groen (Groen Groen versterken versterken) of blauw (Blauw versterken). Druk op 1 om
het effect te vergroten, op 3 om te verkleinen.
Blauw versterken

Voegt aan lichtbronnen het effect van een stralenkrans

toe.

· Aantal punten: kies uit vier, zes of acht punten.

· Filtersterkte: selecteer de helderheid van de

lichtbronnen waarop het effect moet worden

toegepast.

Ster

· Filterhoek: selecteer de hoek van de punten.

· Lengte van punten: selecteer de lengte van punten.

· Bevestigen: controleer de effecten van het filter in een

voorbeeldweergave zoals de afbeelding rechts laat

zien. Druk op X (T) om de kopie vooraf

schermvullend te bekijken.

· Opslaan: maak een geretoucheerde kopie.

Zacht

Voeg een zacht filtereffect toe. Druk op 1 of 3 om de filtersterkte te kiezen.

U
267

Kleurbalans

G-knop N retoucheermenu

Gebruik de multi-selector om een kopie met een gewijzigde kleurbalans te maken zoals hieronder weergegeven. Het effect wordt weergegeven op de monitor, samen met histogrammen voor rood, groen en blauw (0 181) die de verdeling van toonwaarden in de kopie aangeven.

Meer groen toevoegen Maak een geretoucheerde kopie

Meer blauw toevoegen

Meer amber toevoegen

Meer magenta toevoegen
A Zoom
Om in te zoomen op de afbeelding weergegeven op de monitor, druk op X (T). Het histogram wordt geactualiseerd zodat het alleen de gegevens weergeeft voor het gedeelte van het beeld dat op de monitor is weergegeven. Terwijl het beeld is ingezoomd, druk op L (U) om te schakelen tussen kleurbalans en zoom. Wanneer zoom is geselecteerd, kunt u in- en uitzoomen met X (T) en W (S) en het beeld verschuiven met de multi-selector.

U
268

Beeld-op-beeld

G-knop N retoucheermenu

Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto's om er een enkele foto van te maken die apart van de originelen wordt opgeslagen; de resultaten, die gebaseerd zijn op RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn opmerkelijk beter dan foto's gecombineerd in een beeldbewerkingsprogramma. De nieuwe foto wordt opgeslagen met de huidige instellingen voor beeldkwaliteit en -formaat; voor het aanmaken van een beeld-op-beeld, stelt u eerst de beeldkwaliteit en het beeldformaat in (0 93, 95; alle opties zijn beschikbaar). Als u een NEF (RAW)-kopie wilt maken, kiest u de beeldkwaliteit NEF (RAW).

+

1 Selecteer Beeld-op-beeld.
Markeer Beeld-op-beeld in het retoucheermenu en druk op 2.

Het rechts getoonde dialoogvenster zal worden weergegeven, waarin Beeld 1 wordt gemarkeerd; druk op J om een lijst van alle NEF-foto's gemaakt met deze camera weer te geven.

2 Selecteer de eerste afbeelding.
Gebruik de multi-selector om de eerste foto voor beeld-op-beeld te markeren. Om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt (om beelden op andere locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 178, houd D ingedrukt en druk op 1). Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de voorbeeldweergave.

3 Selecteer de tweede afbeelding.

De geselecteerde foto wordt weergegeven als Beeld 1. Markeer Beeld 2 en druk op

J, selecteer vervolgens de tweede foto, zoals beschreven in stap 2.

U

269

4 Sterkte aanpassen.
Markeer Beeld 1 of Beeld 2 en optimaliseer de belichting voor beeld-op-beeld door op 1 of 3 te drukken en de versterkingsfactor uit waarden tussen 0,1 en 2,0 te selecteren. Herhaal dit voor het tweede beeld. De standaardwaarde is 1,0; selecteer 0,5 voor de halve sterkte of 2,0 om het te verdubbelen. De effecten zijn zichtbaar in de kolom Voorbld.
5 Bekijk het voorbeeld van beeld-op-beeld.
Druk op 4 of 2 om de cursor in de kolom Voorbld te plaatsen en druk op 1 of 3 om Bld>bld te markeren. Druk op J om een voorbeeld van beeldop-beeld te bekijken, zoals rechts weergegeven (om het beeld-op-beeld zonder voorbeeldweergave op te slaan, selecteer Opslaan). Om terug te keren naar stap 4 en nieuwe foto's te selecteren of de sterkte aan te passen, druk op W (S).
6 Sla het beeld-op-beeld op.
Druk op J terwijl het voorbeeld wordt weergegeven om beeld-op-beeld op te slaan. Nadat een beeld-op-beeld is gemaakt, wordt het beeldresultaat schermvullend op de monitor weergegeven.
D Beeld-op-beeld
Alleen NEF (RAW)-foto's met hetzelfde beeldveld en dezelfde bitdiepte kunnen worden samengevoegd.
Het beeld-op-beeld heeft dezelfde foto-informatie (inclusief opnamedatum, lichtmeting, sluitertijd, diafragma, opnamestand, belichtingscorrectie, brandpuntafstand en beeldoriëntatie) en waarden voor witbalans en Picture Control als de foto die geselecteerd werd voor Beeld 1. Het huidige beeldcommentaar wordt bij het opslaan aan de beeld-op-beeld-kopie toegevoegd; copyrightinformatie wordt echter niet gekopieerd. Beeld-op-beeld-kopieën die in NEF (RAW)formaat zijn opgeslagen, worden gecomprimeerd volgens de optie die is geselecteerd voor Type in het menu NEF (RAW)-opname en hebben dezelfde bitdiepte als de originele beelden; JPEG beeld-op-beeld-kopieën worden opgeslagen met behulp van compressie voor formaatprioriteit.
U
270

NEF (RAW)-verwerking

G-knop N retoucheermenu

JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto's maken.

1 Selecteer NEF (RAW)-verwerking.
Markeer NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu en druk op 2 om een dialoogvenster met een fotoselectie weer te geven waarin alleen NEF (RAW)-foto's worden getoond die met deze camera zijn gemaakt.

2 Selecteer een foto.
Markeer een foto (om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 178, houd D ingedrukt en druk op 1). Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en ga verder naar de volgende stap.

3 Wijzig de instellingen voor de JPEG-kopie.
Pas de hieronder vermelde instellingen aan. Merk op dat witbalans en vignetteringscorrectie niet beschikbaar zijn voor meerdere belichtingen of foto's die zijn gemaakt met beeld-op-beeld en dat de belichtingscorrectie alleen kan worden ingesteld op een waarde tussen ­2 en +2 LW. Het Picture Control-raster wordt niet weergegeven als de Picture Controls zijn aangepast.

Beeldkwaliteit (0 93) Beeldformaat (0 95) Witbalans (0 115) Belichtingscorrectie (0 112) Picture Control instellen (0 129) Hoge ISO-ruisonderdrukking (0 218)
Kleurruimte (0 217) Vignetteringscorrectie (0 218) D-Lighting (0 264)
U

271

4 Kopieer de foto.
Markeer Uitvoeren en druk op J om een JPEGkopie van de gemarkeerde foto aan te maken (om af te sluiten zonder de foto te kopiëren, druk op de G-knop).

Formaat wijzigen

G-knop N retoucheermenu

Maak kleinere kopieën van geselecteerde foto's.

1 Selecteer Formaat wijzigen.
Druk op G om de menu's weer te geven om het formaat van de geselecteerde beelden te wijzigen en selecteer Formaat wijzigen in het retoucheermenu.

2 Kies een bestemming.
Wanneer er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u een bestemming voor de bijgesneden kopieën selecteren door Kies bestemming te markeren en op 2 te drukken (als er slechts één geheugenkaart is geplaatst, gaat u verder naar Stap 3).
Het rechts getoonde menu zal worden weergegeven; markeer een kaartsleuf en druk op J.

3 Kies een formaat.
Markeer Kies formaat en druk op 2.

De rechts getoonde opties zullen worden weergegeven; markeer een optie en druk op J.
U

272

4 Kies fotos.
Markeer Selecteer foto en druk op 2.

Het rechts getoonde dialoogvenster zal worden weergegeven; markeer foto's met behulp van de multi-selector en druk op de W (S)-knop om te selecteren of deselecteren (om een gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 178, houd D ingedrukt en druk op 1). Geselecteerde foto's worden gemarkeerd door een 8-pictogram. Druk op J wanneer de selectie is voltooid.
5 Sla de kopieën met gewijzigd formaat op.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer Ja en druk op J om de kopieën met gewijzigd formaat op te slaan.

A Kopieën met gewijzigd formaat bekijken
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer kopieën met gewijzigd formaat worden weergegeven.
A Beeldkwaliteit
Kopieën die zijn gemaakt van NEF (RAW) of NEF (RAW) + JPEG-foto's hebben de beeldkwaliteit (0 93) van JPEG Fijn; kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto's hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel.

Snel retoucheren

G-knop N retoucheermenu

Maak kopieën waarvan verzadiging en contrast zijn verbeterd. Waar nodig wordt D-Lighting toegepast om donkere of met tegenlicht belichte onderwerpen helderder te maken.
Druk op 1 of 3 om de mate van verbetering te kiezen. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren.

U

273

Rechtzetten

G-knop N retoucheermenu

Een rechtgezette kopie van het geselecteerde beeld maken. Druk op 2 om de foto maximaal vijf graden tegen de klok in te draaien in stappen van ca. 0,25 graden, of op 4 om de foto in tegen de klok in te draaien (het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken; merk op dat de randen van de foto worden bijgesneden om een vierkante kopie te kunnen maken). Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K om terug te keren naar weergave zonder een kopie te maken.

Vertekeningscorrectie

G-knop N retoucheermenu

Maak kopieën met minder perifere vertekening. Selecteer Automatisch om de camera de vertekening automatisch te laten corrigeren en voer daarna fijnafstelling uit met behulp van de multi-selector, of selecteer Handmatig om vertekening handmatig te corrigeren (merk op dat Automatisch niet beschikbaar is bij foto's die gemaakt zijn met automatische vertekeningscorrectie; zie pagina 217). Druk op 2 om tonvormige vertekening te verminderen, op 4 om kussenvormige vervorming te reduceren (het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken; merk op dat hoe groter de mate van vertekeningscorrectie, des te meer er van de randen van de foto zullen worden weggesneden). Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K om terug te keren naar weergave zonder een kopie te maken. Merk op dat vertekeningscorrectie grote uitsneden maakt of randen van kopieën vertekent die zijn gecreëerd van foto's gemaakt met DX-objectieven bij beeldvelden anders dan FX (36×24) 1.0×.
A Automatisch
Automatisch is uitsluitend bedoeld voor gebruik met foto's die zijn genomen met G- en D-type objectieven (uitgezonderd PC, fisheye en sommige andere objectieven). Met andere objectieven kunnen de resultaten niet worden gegarandeerd.

Fisheye

G-knop N retoucheermenu

Maak kopieën die lijken alsof ze met een fisheye-objectief zijn genomen. Druk op 2 om het effect te versterken (hierdoor worden ook meer van de randen van de foto weggesneden), of op 4 om het effect te verzwakken. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K om terug te keren naar weergave zonder
U een kopie te maken.

274

Lijntekening

G-knop N retoucheermenu

Maak een lijntekening van een foto om als basis te dienen voor een schilderij. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren.

Voor

Na

Kleurenschets

G-knop N retoucheermenu

Maak een kopie van een foto, gelijkend op een schets gemaakt met kleurpotloden. Druk op 1 of 3 om Levendigheid of Omtrekken te markeren en druk op 4 of 2 om te wijzigen. Levendigheid kan worden verhoogd door de kleuren meer verzadigd te maken, of verlaagd voor een vervaagd, monochroom effect terwijl de buitenlijnen dikker of dunner kunnen worden gemaakt. Dikkere omtreklijnen zorgen voor meer verzadigde kleuren. De resultaten kunnen vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K om terug te keren naar weergave zonder een kopie te maken.

Perspectiefcorrectie

G-knop N retoucheermenu

Maak kopieën die de perspectiefeffecten genomen van de basis van een hoog object verminderen. Gebruik de multi-selector om het perspectief te corrigeren (merk op dat hoe groter de mate van perspectiefcorrectie, hoe meer er van de randen van de foto uitgesneden wordt). De resultaten kunnen vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K om terug te keren naar weergave zonder een kopie te maken.

Voor

Na

U
275

Miniatuureffect

G-knop N retoucheermenu

Maak een kopie die lijkt op een foto van een diorama. Dit effect werkt het best bij foto's die vanuit een hoog camerastandpunt zijn genomen. Het gebied dat is scherpgesteld in het beeld wordt aangeduid door een geel kader.

Functie
Oriëntatie kiezen

Knop

Beschrijving

W (S)

Druk op W (S) om de oriëntatie van het veld te kiezen dat is scherpgesteld.

Positie kiezen

Indien het effectgebied in de breedte is georiënteerd, druk op 1 of 3 om het kader dat het kopiegebied toont dat in focus zal zijn, te positioneren.
Scherpgesteld veld
Indien het effectgebied in de hoogte is georiënteerd, druk op 4 of 2 om het kader dat het kopiegebied toont dat in focus zal zijn, te positioneren.

Formaat kiezen

Als het effectgebied in de breedte is georiënteerd, druk op 4 of 2 om de hoogte te kiezen.
Indien het effectgebied in de hoogte is georiënteerd, druk op 1 of 3 om de breedte te kiezen.

Voorbeeld bekijken
Annuleren
Kopie maken

X (T) Bekijk het voorbeeld.

K

Terugkeren naar schermvullende weergave zonder een kopie te maken.

J Maak de kopie.

U
276

Selectieve kleur

G-knop N retoucheermenu

Creëer een kopie waarin alleen gekleurde kleurschakeringen verschijnen.

1 Selecteer Selectieve kleur.
Markeer Selectieve kleur in het retoucheermenu en druk op 2 om een fotoselectievenster weer te geven.

2 Selecteer een foto.
Markeer een foto (om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 178, houd D ingedrukt en druk op 1). Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en ga verder naar de volgende stap.

3 Selecteer een kleur.

Geselecteerde kleur

Gebruik de multi-selector om de cursor boven

een object te positioneren en druk op de

A AE-L/AF-L-knop om de kleur van het object als

de kleur in de definitieve kopie te selecteren

(de camera kan moeite hebben met het

detecteren van onverzadigde kleuren; kies een verzadigde kleur). Om in te zoomen op de foto A AE-L/AF-L-knop

voor een precieze kleurselectie, druk op

X (T). Druk op W (S) om uit te zoomen.

4 Markeer het kleurbereik.
Draai aan de hoofdinstelschijf om het kleurbereik voor de geselecteerde kleur te markeren.

Kleurbereik

U
277

5 Kies het kleurbereik.
Druk op 1 of 3 om het bereik van gelijkwaardige tinten te verhogen of verlagen die in de definitieve foto of film worden vastgelegd. Kies uit waarden tussen 1 en 7; merk op dat hogere waarden tinten van andere kleuren kunnen bevatten. Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken.
6 Selecteer extra kleuren.
Draai, om extra kleuren te selecteren, aan de hoofdinstelschijf om een van de andere drie kleurvakken bovenaan het scherm te markeren en herhaal stap 3­5 om een andere kleur te selecteren. Herhaal voor een derde kleur, indien gewenst. Om de gemarkeerde kleur te deselecteren, druk op O (Q), of druk en houd O (Q) ingedrukt om alle kleuren te verwijderen.
7 Bewaar de bewerkte kopie.
Druk op J om de foto te kopiëren.
U
278

Vergelijken
Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto's. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de knop J of c (b) wordt ingedrukt om het retoucheermenu weer te geven terwijl een originele of gekopieerde foto schermvullend wordt weergegeven.
1 Selecteer een foto.
In schermvullende weergave, selecteer een geretoucheerde kopie (aangeduid met een opictogram) of een foto die is geretoucheerd en druk J of c (b).
2 Selecteer Vergelijken.
Markeer Vergelijken en druk op J.

3 Vergelijk de kopie met het origineel.

Opties gebruikt om

De bronfoto wordt links weergegeven en de

kopie te maken

geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die

zijn gebruikt om de kopie te maken bovenaan

worden weergegeven. Druk op 4 of 2 om over te

schakelen tussen het bronbeeld en de

geretoucheerde kopie. Om de gemarkeerde foto

schermvullend te bekijken, druk en houd de X (T)-knop ingedrukt. Indien de kopie is aangemaakt uit twee bronbeelden met behulp van

Bronfoto Geretoucheerde kopie

Beeld-op-beeld, of indien de bron meerdere malen

is gekopieerd, druk op 1 of 3 om andere bronbeelden of -kopieën te bekijken. Om

de weergavestand af te sluiten, druk op de K-knop, of druk op J om de weergave

van het gemarkeerde, geselecteerde beeld af te sluiten.

D Vergelijkingen
Het bronbeeld zal niet worden weergegeven indien de kopie is aangemaakt van een foto die was beveiligd (0 188), op een vergrendelde geheugenkaart staat, sindsdien is verwijderd of verborgen (0 208), of op een kaart in een andere sleuf dan deze die werd gebruikt toen het beeld werd gemaakt.
U

279

O Mijn menu/m Recente instellingen
Druk op G om Mijn menu weer te geven en selecteer de tab O (Mijn menu).

G-knop
De optie Mijn menu kan worden gebruikt om een aangepaste lijst met opties te creëren of te bewerken voor snelle toegang tot de weergave, opname, persoonlijke instellingen, setup- en retoucheermenu's (maximaal 20 menuopties). Indien gewenst kunnen recente instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn Menu (0 283).
Opties kunnen worden toegevoegd, gewist en opnieuw gesorteerd worden zoals hieronder omschreven.
 Opties aan Mijn menu toevoegen
1 Selecteer Opties toevoegen.
In Mijn menu (O), markeer Opties toevoegen en druk op 2.

2 Selecteer een menu.
Markeer de naam van het menu met de optie die u wilt toevoegen en druk op 2.

3 Selecteer een optie.
Markeer de gewenste menuoptie en druk op J.

4 Bepaal de positie van de nieuwe optie.

Druk op 1 of 3 om de nieuwe optie omhoog

U

of omlaag te verplaatsen in Mijn Menu. Druk

op J om de nieuwe optie toe te voegen.

280

5 Voeg meer opties toe.
De opties die momenteel in Mijn menu worden weergegeven, worden aangegeven met een vinkje. Opties die worden aangeduid met het pictogram V, kunnen niet worden geselecteerd. Herhaal stappen 1­4 als u meer opties wilt selecteren.
 Opties uit Mijn menu verwijderen
1 Selecteer Opties verwijderen.
Markeer in Mijn menu (O) Opties verwijderen en druk op 2.
2 Selecteer opties.
Markeer de opties en druk op 2 om te selecteren of deselecteren. Geselecteerde items worden met een vinkje aangegeven.
3 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
4 Verwijder de geselecteerde opties.
Druk op J om de geselecteerde opties te verwijderen.

A Opties uit Mijn menu verwijderen

U

Om een huidig gemarkeerde optie uit Mijn Menu te verwijderen, druk op de O (Q) -knop. Er

wordt een bevestigingsvenster weergegeven; druk nogmaals op O (Q) om de geselecteerde

optie uit Mijn Menu te verwijderen.

281

 Opties in Mijn menu sorteren
1 Selecteer Opties sorteren.
Markeer in Mijn menu (O) Opties sorteren en druk op 2.
2 Selecteer een optie.
Markeer de optie die u wilt verplaatsen en druk op J.
3 Positioneer het item.
Druk op 1 of 3 om de nieuwe optie omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn Menu en druk op J. Herhaal stappen 2 en 3 als u meer opties wilt verplaatsen.
4 Keer terug naar Mijn menu.
Druk op de G-knop om naar Mijn menu terug te keren.
G-knop
U
282

Recente instellingen
Om de twintig meest recent gebruikte instellingen weer te geven, selecteer m Recente instellingen voor O Mijn menu > Tab kiezen.
1 Selecteer Tab kiezen.
Markeer in Mijn menu (O) Tab kiezen en druk op 2.
2 Selecteer m Recente instellingen.
Markeer m Recente instellingen en druk op J. De naam van het menu zal veranderen van "MIJN MENU" in "RECENTE INSTELLINGEN."
Menuopties worden bovenaan het menu Recente instellingen toegevoegd, zodra ze worden gebruikt. Om Mijn Menu opnieuw te bekijken, selecteer O Mijn menu voor m Recente instellingen > Tab kiezen.

A Opties uit het menu Recente instellingen verwijderen

U

Om een optie van het menu Recente instellingen te wissen, markeer deze en druk op de O (Q)-

knop. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; druk nogmaals op O (Q) om de

geselecteerde optie te verwijderen.

283

U
284

nTechnische opmerkingen
Dit hoofdstuk bevat nuttige informatie over compatibele accessoires, het reinigen en
opbergen van de camera en wat u moet doen als er een foutmelding verschijnt of als u
tijdens het gebruik van de camera op problemen stuit.

Compatibele objectieven

Camera-instelling

AF Objectief/accessoire

G- of D-type AF NIKKOR 2 AF-S, AF-I NIKKOR



CPU-objectieven 1 Objectieven zonder CPU 10

PC-E NIKKOR-serie

--

PC Micro 85mm f/2.8D 4

--

AF-S / AF-I Teleconverter 7



Overige AF NIKKOR (behalve objectieven voor de F3AF)

 8

AI-P NIKKOR

--

AI-, AI-gewijzigde, NIKKOR of Nikon Serie E objectieven 11

--

Medische NIKKOR 120mm f/4

--

Reflex-NIKKOR

--

PC-NIKKOR

--

AI-type Teleconverter 17

--

PB-6 Balgapparaat 19

--

Automatische tussenringen (PK-serie 11A, 12 of 13; PN-11)

--

Scherpstelstand M (met
elektronische afstandsmeter)

 5  5 
 8
 9
 9
 --  5  18  18
 18

Opnamestand Lichtmeetsysteem

M

P S

A

L

M

M 3D Kleur N

    -- 3
  5  5  5 --  3,5  --  6  --  3,5     -- 3
   --  3
   --  3
 --  12 --  13  14
 --  15 -- -- --  --  12 -- --  14  --  16 -- --   --  12 --  13  14  --  20 -- -- 
 --  12 -- -- 

1 IX NIKKOR-objectieven kunnen niet worden gebruikt. 2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund door VR-objectieven. 3 Spotmeting meet het geselecteerde scherpstelpunt (0 109). 4 Bij het hellen of verschuiven van het objectief, of wanneer het maximale diafragma niet is ingesteld,
functioneren de systemen voor lichtmeting en flitserregeling van de camera mogelijk niet correct. 5 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of hellen. 6 Alleen in de handmatige opnamestand. 7 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (0 287). Voor informatie over de beschikbare
scherpstelpunten voor autofocus en elektronisch bereikzoeken, zie pagina 287. 8 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met een AF 80-200mm f/2.8, AF 35-70mm f/2.8, AF 28-
85mm f/3.5-4.5 <Nieuw>, of AF 28-85mm f/3.5-4.5 objectief op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld. Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld. 9 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger. 10 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 288).

n

285

11 Rotatiebereik van de AI 80-200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt door de camerabody. Filters kunnen niet worden verwisseld terwijl de AI 200-400mm f/4 ED op de camera is bevestigd.
12 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via Objectief zonder CPU (0 172), wordt de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bedieningspaneel.
13 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma zijn opgegeven via Objectief zonder CPU (0 172). Gebruik spotmeting of centrumgerichte meting als de gewenste resultaten niet worden bereikt.
14 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het maximale diafragma in via Objectief zonder CPU (0 172).
15 Kan worden gebruikt in de handmatige standen M bij sluitertijden die ten minste één stap langer zijn dan de flitssynchronisatietijd.
16 De belichting kan worden bepaald door het diafragma vooraf in te stellen. In stand A, stel het diafragma vooraf in met behulp van de diafragmaring van het objectief voor de AE-vergrendeling uit te voeren en het objectief te schuiven. In stand M, stelt u het diafragma in met behulp van de diafragmaring van het objectief en bepaalt u de belichting voor het schuiven van het objectief.
17 Belichtingscorrectie is vereist wanneer gebruikt in combinatie met AI 28-85mm f/3.5-4.5, AI 35-105mm f/3.54.5, AI 35-135mm f/3.5-4.5 of AF-S 80-200mm f/2.8D. Raadpleeg de handleiding van de teleconverter voor informatie.
18 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger. 19 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist. Afhankelijk van de cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D
vereist. 20 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In stand A, stelt u het diafragma in met behulp van de
scherpstellingsbevestiging voor u de belichting bepaalt en de foto neemt. · Voor de repro-unit PF-4 is de camerahouder PA-4 vereist. · Ruis in de vorm van horizontale lijnen kan verschijnen in films opgenomen met de volgende objectieven aan
ISO-gevoeligheden van 6.400 of hoger; gebruik handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling. - AF-S Zoom Nikkor 24-85mm f/3.5-4.5G (IF) - AF-S DX Zoom-Nikkor 18-70mm f/3.5-4.5G IF-ED
n
286

A CPU- en G- en D-type objectieven herkennen
Het is raadzaam CPU-objectieven (voornamelijk G- en D-types) te gebruiken, maar merk op dat IXNIKKOR-objectieven niet geschikt zijn. CPU-objectieven kunt u herkennen aan de aanwezigheid van CPU-contacten, G- en D-type objectieven herkent u aan een letter op de objectiefvatting. Gtype objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring op het objectief.

CPU-contacten

Diafragmaring

CPU-objectief

G-type objectief

D-type objectief

A De AF-S/AF-I teleconverter
De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende AF-S- en AF-I-objectieven:

· AF-S NIKKOR 70-200mm f/2.8G ED VR II · AF-S VR 70-200mm f/2.8G ED · AF-S 80-200mm f/2.8D ED · AF-S VR Micro-Nikkor 105mm f/2.8G IF-ED * · AF-S NIKKOR 200mm f/2G ED VR II · AF-S VR 200mm f/2G ED · AF-S NIKKOR 200-400mm f/4G ED VR II · AF-S VR 200-400mm f/4G ED · AF-S NIKKOR 300mm f/2.8G ED VR II · AF-S VR 300mm f/2.8G ED · AF-S 300mm f/2.8D ED II · AF-S 300mm f/2.8D ED · AF-I 300mm f/2.8D ED
* Autofocus wordt niet ondersteund.

· AF-S 300mm f/4D ED · AF-S NIKKOR 400mm f/2.8G ED VR · AF-S 400mm f/2.8D ED II · AF-S 400mm f/2.8D ED · AF-I 400mm f/2.8D ED · AF-S NIKKOR 500mm f/4G ED VR · AF-S 500mm f/4D ED II · AF-S 500mm f/4D ED · AF-I 500mm f/4D ED · AF-S NIKKOR 600mm f/4G ED VR · AF-S 600mm f/4D ED II · AF-S 600mm f/4D ED · AF-I 600mm f/4D ED

A f/8 Autofocusondersteuning

Indien het objectief kan worden gebruikt met de AF-S/AF-I teleconverter en een maximaal diafragma TC-17E II

TC-20E/ TC-20E II/

van f/4 heeft, zal het ogenschijnlijke diafragma

TC-20E III

verlagen met twee stoppen tot f/8 wanneer het

objectief wordt gebruikt met een TC-20E/TC-20E II/TC-20E III teleconverter, of met anderhalve

stop tot f/6.8 wanneer het objectief wordt gebruikt met een TC-17E II. De scherpstelpunten

aangeduid in de afbeeldingen kunnen worden gebruikt voor autofocus en het elektronisch

meten van de afstand wanneer een AF-S-teleconverter is bevestigd. Wanneer gebruikt met een

TC-20E/TC-20E II/TC-20E III, worden scherpstelgegevens voor andere scherpstelpunten dan het

centrale scherpstelpunt verkregen door de lijnsensoren. Enkelpunts-AF wordt gebruikt wanneer

3D-tracking of automatisch veld-AF is geselecteerd voor de AF-veldstand (0 99); bij maximaal of

gecombineerde diafragma's trager dan f/5.6, zal de camera mogelijk niet in staat zijn scherp te

stellen op donkere onderwerpen of onderwerpen met een laag contrast.

n
287

A De f-waarde van het objectief
De f-waarde in objectiefnamen staat voor het maximale diafragma van het objectief.
A Compatibele objectieven zonder CPU
Bij het gebruiken van objectieven zonder CPU en accessoires, draai de instelschijf voor de camerastand op A of M en stel het diafragma in met behulp van de diafragmaring van het objectief. In andere standen wordt de ontspanknop uitgeschakeld. Objectief zonder CPU (0 172) kan worden gebruikt om vele functies beschikbaar bij de CPU-objectieven in te schakelen, inclusief kleurenmatrixmeting; als er geen gegevens beschikbaar zijn, wordt centrumgerichte meting gebruikt in plaats van kleurenmatrixmeting, als het maximale diafragma niet beschikbaar is, toont de diafragmaweergave van de camera het aantal stops van het maximale diafragma en de werkelijke diafragmawaarde moet van de diafragmaring worden afgelezen.

D Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU
Het volgende kan NIET worden gebruikt met de D600:

· TC-16AS AF-teleconverter · Niet-AI-objectieven · Objectieven die alleen werken met de AU-1-
scherpsteleenheid (400mm f/4.5, 600mm f/5.6, 800mm f/8, 1.200mm f/11) · Fisheye-lens (6mm f/5.6, 7,5mm f/5.6, 8mm f/8, OP 10mm f/5.6) · 2,1cm f/4 · Tussenring K2 · 180-600mm f/8 ED (serienummers 174041­ 174180) · 360-1200mm f/11 ED (serienummers174031­174127) · 200-600mm f/9.5 (serienummers 280001­ 300490)

· AF-objectieven voor de F3AF (AF 80mm f/2.8, AF 200mm f/3.5 ED, AF-Teleconverter TC-16)
· PC 28mm f/4 (serienummer 180900 of eerder)
· PC 35mm f/2.8 (serienummers 851001­ 906200)
· PC 35mm f/3.5 (oud model) · 1000mm f/6.3 Reflex (oud model) · 1000mm f/11 Reflex (serienummers 142361­
143000) · Reflex 2000mm f/11 (serienummers 200111­
200310)

A De ingebouwde flitser
De ingebouwde flitser kan worden gebruikt met CPU-objectieven met brandpuntsafstanden van 24 mm (16 mm in DX-formaat) tot 300 mm, waarbij moet worden opgemerkt dat de flitser bij sommige afstanden of brandpuntsafstanden het onderwerp niet volledig zal kunnen verlichten als gevolg van de door het objectief opgeworpen schaduw, terwijl objectieven die het zicht van het onderwerp op de lamp voor rode-ogenreductie belemmeren het goed functioneren van rode-ogenreductie kunnen hinderen. Verwijder de lenskap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van macro-zoomobjectieven. Bij de volgende objectieven kan de flitser mogelijk niet het hele onderwerp belichten op afstanden die korter zijn dan de afstanden vermeld in de onderstaande tabel:

Objectief AF-S DX NIKKOR 10-24mm f/3.5-4.5G ED
AF-S DX Zoom-Nikkor 12-24mm f/4G IF-ED

Zoomstand 18­24 mm
18 mm 20­24 mm

Minimumafstand zonder vignettering Geen vignettering 1,0 m Geen vignettering

DX

n

288

FX

DX

Objectief AF-S DX Zoom-Nikkor 17-55mm f/2.8G IF-ED AF-S DX NIKKOR 18-200mm f/3.5-5.6G ED VR II AF-S DX VR Zoom-Nikkor 18-200mm f/3.5-5.6G IF-ED AF-S DX NIKKOR 18-300mm f/3.5-5.6G ED VR AF-S NIKKOR 16-35mm f/4G ED VR AF-S Zoom-Nikkor 17-35mm f/2.8D IF-ED AF Zoom-Nikkor 18-35mm f/3.5-4.5D IF-ED
AF Zoom-Nikkor 20-35mm f/2.8D IF AF-S NIKKOR 24mm f/1.4G ED AF-S NIKKOR 24-70mm f/2.8G ED AF-S VR Zoom-Nikkor 24-120mm f/3.5-5.6G IF-ED
AF-S NIKKOR 24-120mm f/4G ED VR
AF-S Zoom-Nikkor 28-70mm f/2.8D IF-ED
AF-S NIKKOR 28-300mm f/3.5-5.6G ED VR PC-E NIKKOR 24mm f/3.5D ED * * Wanneer niet verschoven of hellend.

Zoomstand 20 mm 24­55 mm
18 mm
24­200 mm
28 mm 50­300 mm
35 mm 28 mm 35 mm 24 mm 28­35 mm 24 mm 28 mm 35 mm 24 mm 35 mm 50­70 mm 24 mm 35­120 mm 24 mm 28 mm 50­120 mm 28 mm 50­70 mm 28 mm 35 mm 50­300 mm 24 mm

Minimumafstand zonder vignettering 2,0 m 1,0 m
1,0 m
Geen vignettering
1,0 m Geen vignettering
1,5 m 1,5 m Geen vignettering 1,0 m Geen vignettering 1,5 m 1,0 m Geen vignettering 1,0 m 1,5 m Geen vignettering 1,0 m Geen vignettering 2,0 m 1,0 m Geen vignettering 1,0 m Geen vignettering 1,5 m 1,0 m Geen vignettering 1,5 m

Bij gebruik van de AF-S NIKKOR 14-24mm f/2.8G ED kan de flitser niet op alle afstanden het hele voorwerp verlichten.
De ingebouwde flitser kan ook worden gebruikt met de AI-S, AI-, AI-gewijzigd NIKKOR, Nikon Ereeks objectieven en objectieven zonder CPU met een brandpuntsafstand van 24-300 mm. Objectieven AI 50-300mm f/4.5, aangepaste AI 50-300mm f/4.5, AI-S 50-300mm f/4.5 ED en AI 50300mm f/4.5 ED moeten bij een zoompositie van 70 mm of hoger worden gebruikt. Bij de objectieven AI-S en AI 25-50mm f/4 ED treedt boven de volgende bereiken geen vignettering op: 2,0 m bij een zoompositie van 25 mm en 1,0 m bij een zoompositie van 28 mm; vignettering treedt niet op bij zoomposities van 35 mm of hoger.

n
289

D AF-hulpverlichting

De AF-hulpverlichting is beschikbaar voor objectieven met een brandpuntsafstand van

24-200 mm. Bij de volgende objectieven kan AF-hulpverlichting echter niet worden gebruikt om

het scherpstellen te ondersteunen:

· AF-S NIKKOR 200mm f/2G ED VR II

· AF-S NIKKOR 200-400mm f/4G ED VR II

· AF-S VR Zoom-Nikkor 200-400mm f/4G IF-ED · AF-S NIKKOR 300mm f/2.8G ED VR II

Bij afstanden van minder dan 0,7 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting

blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:

· AF-S NIKKOR 16-35mm f/4G ED VR

· AF Zoom Nikkor 24-120mm f/3.5-5.6D (IF)

· AF-S Zoom-Nikkor 17-35mm f/2.8D IF-ED · AF-S NIKKOR 24-120mm f/4G ED VR

· AF-S DX Zoom-Nikkor 17-55mm f/2.8G IF-ED · AF-S NIKKOR 28-300mm f/3.5-5.6G ED VR

· AF-S DX VR Zoom-Nikkor 18-200mmf/3.5-5.6G · AF-S NIKKOR 35mm f/1.4G

IF-ED

· AF Zoom Micro Nikkor ED 70-180mm

· AF Zoom-Nikkor 20-35mm f/2.8D IF

f/4.5-5.6D

· AF Zoom-Nikkor 24-85mm f/2.8-4D IF

· AF-S VR Micro-Nikkor 105mm f/2.8G IF-ED

· AF-S NIKKOR 24-85mm f/3.5-4.5G ED VR

Bij afstanden van minder dan 1,0 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting

blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:

· AF-S DX NIKKOR 18-200mm f/3.5-5.6G ED VR II · AF-S Zoom-Nikkor 28-70mm f/2.8D IF-ED

· AF-S NIKKOR 24-70mm f/2.8G ED

· AF Micro-Nikkor 200mm f/4D IF-ED

· AF-S VR Zoom-Nikkor 24-120mm f/3.5-5.6G

IF-ED

Bij afstanden van minder dan 1,5 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting

blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:

· AF-S NIKKOR 14-24mm f/2.8G ED

· AF-S NIKKOR 70-200mm f/2.8G ED VR II

· AF-S DX NIKKOR 18-300mm f/3.5-5.6G ED VR · AF Zoom-Nikkor 80-200mm f/2.8D ED

· AF-S DX NIKKOR 55-300mm f/4.5-5.6G ED VR · AF-S Zoom-Nikkor 80-200mm f/2.8D IF-ED

· AF-S VR Zoom-Nikkor 70-200mm f/2.8G IF-ED

n
290

A De beeldhoek berekenen
De D600 kan worden gebruikt met Nikon-objectieven voor 35 mm (135)-kleinbeeldcamera's. Als Automatische DX-uitsnede ingeschakeld is (0 90) en een objectief van 35mm-formaat is bevestigd, zal de beeldhoek dezelfde zijn als het kader van 35 mm film (35,9 × 24,0 mm); indien een DX-objectief is bevestigd, zal de beeldhoek automatisch worden aangepast aan 23,5 × 15,7 mm (DX-formaat).
Indien een objectief met 35 mm-formaat is bevestigd, kan de beeldhoek worden verminderd met 1,5× door Automatische DX-uitsnede uit te schakelen en DX (24×16) te selecteren.

FX (36×24) beeldgrootte (35,9 × 24,0 mm, equivalent aan kleinbeeldcamera van 35 mm)

Objectief

Beelddiagonaal

DX (24×16) beeldgrootte (23,5 × 15,7 mm, equivalent aan DX-formaat camera)

Beeldhoek (FX (36×24); 35 mm kleinbeeldcamera) Beeldhoek (DX (24×16); DX-formaat)

De DX (24×16) beeldhoek is ongeveer 1,5 keer kleiner dan de 35mm-formaat beeldhoek. Om de brandpuntafstand van de objectieven in 35 mm-formaat te berekenen wanneer DX (24×16) is geselecteerd, vermenigvuldig de brandpuntafstand van het objectief met ongeveer 1,5 (bijvoorbeeld, de werkelijke brandpuntafstand van een 50mm-objectief in 35mm-formaat zou 75 mm zijn wanneer DX (24×16) is geselecteerd).

n
291

Optionele flitsers (Speedlights)
De camera ondersteunt het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) en kan worden gebruikt met CVS-compatibele flitsers. Optionele flitsers kunnen rechtstreeks op de accessoireschoen van de camera worden bevestigd zoals hieronder wordt beschreven. De accessoireschoen is voorzien van een vergrendeling voor flitsers met een vergrendelingspin.
1 Verwijder het afdekkapje van de accessoireschoen.
2 Monteer de flitser op de accessoireschoen.
Raadpleeg de handleiding van de flitser voor informatie. De ingebouwde flitser zal niet flitsen wanneer een optionele flitser is bevestigd.
A De AS-15 Synchronisatieflitsadapter
Wanneer de AS-15 synchronisatieflitsadapter (apart verkrijgbaar) is bevestigd op de accessoireschoen van de camera, kunnen flitseraccessoires aangesloten worden via een synchronisatieflits.
D Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires
Gebruik alleen Nikon-flitsers. Wanneer de accessoireschoen wordt blootgesteld aan een negatieve spanning of een spanning van meer dan 250 V, kan dit niet alleen de normale werking verstoren, maar kunnen ook de synchronisatieschakelingen van de camera of de flitser beschadigd raken.
n Als u een Nikon-flitser wilt gebruiken die niet in dit hoofdstuk wordt vermeld, dient u eerst een vertegenwoordiger van een Nikon-geautoriseerd servicecenter te raadplegen voor meer informatie.
292

Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS)

Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitsfoto's.

 CVS-compatibele flitsers

De camera is geschikt voor de volgende CVS-compatibele flitsers:

· De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600, SB-400 en SB-R200:

Kenmerk

Flitser SB-910 1

SB-900 1

SB-800

SB-700 1

SB-600

SB-400 2 SB-R200 3

Richtgetal 4 ISO 100

34

34

38

28

30

21

10

ISO 200

48

48

53

39

42

30

14

1 Als een kleurfilter op de SB-910, SB-900 of SB-700 is bevestigd wanneer v of N (flitser) is geselecteerd voor witbalans, zal de camera automatisch het filter detecteren en de witbalans overeenkomstig aanpassen.
2 Draadloze flitserregeling is niet beschikbaar voor de SB-400. 3 Kan op afstand worden bediend met de ingebouwde flitser in de commanderstand, met de optionele
SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700 flitser of de SU-800 draadloze Speedlight Commander. 4 m, 20 °C, SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 bij 35 mm positie van de zoomkop; SB-910, SB-900 en
SB-700 bij standaardverlichting.

· SU-800 draadloze Speedlight Commander: Als de SU-800 op een CVS-compatibele camera wordt bevestigd, kan deze worden gebruikt als commander voor de externe flitsers SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 of SB-R200 in maximaal drie groepen. De SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.

A Richtgetal
Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het richtgetal door het diafragma. Bijvoorbeeld, bij ISO 100 heeft de SB-800 een richtgetal van 38 m (35 mm positie
n zoomkop); zijn bereik bij een diafragma van f/5.6 is 38÷5,6 of ongeveer 6,8 meter. Voor elke
verdubbeling van de ISO-gevoeligheid, vermenigvuldigt u het richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa 1,4).
293

De volgende functies zijn beschikbaar voor CVS-compatibele flitsers:

Flitser

Geavanceerde draadloze flitssturing

Master/commander Bediening op afstand

Flitsstand/functie

SB-910

SB-910

SB-910

SB-900

SB-900

SB-900 SB-700

SB-800 SB-700 SB-600 SB-400 SB-800 SB-700 SU-800 1 SB-800 SB-600 SB-R200

i-DDL

i-DDL uitgebalanceerde invulflits digitale SLR

voor

2 3 2 3 









AA Automatisch diafragma

4 -- -- -- 5 -- 5 5 -- --

A Niet-DDL automatisch

4 -- -- -- 5 -- -- 5 -- --

GN Handmatig met afstandsprioriteit

 -------- -- ---- --

M Handmatig

   6      

RPT Stroboscopisch flitsen

------  --    --

Automatische snelle FP-synchronisatie 7

--    

Flitswaardevergrendeling

   

AF-hulp voor meervelds-AF 8

  --    ---- --

Doorgave van flitskleurinformatie

      -- ---- --

REAR Synchronisatie op het tweede gordijn          

Y Rode-ogenreductie

      -- ---- --

Powerzoom

  --   -- ---- --

1 Alleen beschikbaar als de SU-800 wordt gebruikt om andere flitsers aan te sturen. De SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.
2 Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR wordt gebruikt bij spotmeting of als deze flitsstand op de flitser is geselecteerd.
3 Standaard i-DDL-flitser voor SLR wordt gebruikt bij spotmeting. 4 Geselecteerd op de flitser. 5 Automatisch diafragma (AA) wordt gebruikt, ongeacht de stand die is geselecteerd op de flitser.

6 Kan met de camera worden geselecteerd. 7 Selecteer 1/250 sec. (autom. FP) of 1/200 sec. (autom. FP) voor Persoonlijke Instelling e1
(Flitssynchronisatiesnelheid, 0 234). 8 CPU-objectief vereist.

A Automatisch diafragma/Niet-DDL automatisch
n Tenzij de brandpuntafstand en maximaal diafragma worden gespecificeerd met behulp van de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu, het kiezen van automatisch diafragma (AA) wanneer een objectief zonder CPU is aangesloten, selecteert automatisch een niet-DDL auto (A).
294

 Overige flitsers
De volgende flitsers zijn geschikt in de stand niet-DDL automatisch en handmatige standen.

Flitsstand

Flitser SB-80DX, SB-28DX, SB-28, SB-26, SB-25, SB-24

SB-50DX 1

SB-30, SB-27 2, SB-22S, SB-22, SB-23, SB-29 3,

SB-20, SB-16B, SB-15

SB-21B 3, SB-29S 3

A

Niet-DDL automatisch



--



--

M Handmatig









G

Stroboscopisch flitsen



--

--

--

REAR

Synchronisatie op het tweede gordijn 4









1 Selecteer stand P, S, A, of M, lager ingebouwde flitser en gebruik enkel de optionele flitser. 2 De flitsstand wordt automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop wordt geblokkeerd. Stel de flitser in op
A (niet-DDL automatisch flitsen). 3 Autofocus is alleen beschikbaar met AF-S VR Micro-Nikkor 105mm f/2.8G IF-ED en AF-S Micro NIKKOR 60mm
f/2.8G ED objectieven. 4 Beschikbaar wanneer de flitsstand met de camera wordt gekozen.

A Flitserregelingsstand
Het informatiescherm toont de flitserregelingsstand voor optionele flitsers aangesloten op de
accessoireschoen van de camera als volgt:

Flitssynchronisatie

Automatische FP (0 234)

i-DDL

Automatisch diafragma (AA)

Niet-DDL automatische flitser (A)

Handmatig met afstandsprioriteit (GN)

Handmatig

Stroboscopisch flitsen Geavanceerde draadloze flitssturing

--
n

295

D Opmerkingen over optionele flitsers
Raadpleeg de Speedlight-handleiding voor gedetailleerde instructies. Als de flitser het Creatieve Verlichtingssysteem van Nikon ondersteunt, raadpleegt u het hoofdstuk over CVS-compatibele SLR-camera's. De D600 is niet ingesloten in de "digitale SLR"-categorie in de SB-80DX, SB-28DX, en SB-50DX handleidingen.

Indien een optionele flitser is aangesloten in andere opnamestanden dan j, zal de flitser flitsen bij elke opname, zelfs in standen waarin de ingebouwde flitser niet kan worden gebruikt. Merk op dat optionele flitsers niet kunnen worden gebruikt in filmlivebeeld (0 57) of terwijl HDR in werking is (0 139).

i-DDL-flitserregeling kan worden gebruikt aan ISO-gevoeligheden tussen 100 en 6.400. Bij waarden hoger dan 6.400, kunnen de gewenste resultaten mogelijk niet worden bereikt bij sommige afstanden of diafragma-instellingen. Als de flitsgereedaanduiding na het maken van de foto nog ongeveer drie seconden blijft knipperen, heeft de flitser op maximale sterkte geflitst en is de foto mogelijk onderbelicht.

Als u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt om te fotograferen met een externe flitser, wordt in de i-DDL-stand mogelijk niet de juiste belichting bereikt. Wij bevelen aan dat u een standaard i-DDL-flitserregeling selecteert. Maak een testopname en controleer het resultaat op de monitor.

Gebruik in de i-DDL-stand de flitsvenster of reflectiekaart meegeleverd met de flitser. Gebruik geen andere schermen, zoals reflectieschermen, aangezien dit tot een onjuiste belichting kan leiden.

De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SB-400 bieden rode-ogenreductie, terwijl de

SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SU-800 zijn uitgerust met AF-hulpverlichting met de

volgende beperkingen:

· SB-910 en SB-900: AF-hulpverlichting is beschikbaar

voor 17­135 mm AF-objectieven, autofocus is echter

alleen beschikbaar voor de rechts aangeduide

17­19 mm 20­105 mm 106­135 mm

scherpstelpunten.

· SB-800, SB-600 en SU-800: AF-hulpverlichting is

beschikbaar voor 24-105 mm AF-objectieven,

autofocus is echter alleen beschikbaar voor de rechts 24­34 mm 35­49 mm 50­105 mm

aangeduide scherpstelpunten.

· SB-700: AF-hulpverlichting is beschikbaar voor 24­

135 mm AF-objectieven, autofocus is echter alleen

beschikbaar voor de rechts aangeduide

24­135 mm

scherpstelpunten.

In de belichtingsstand P, wordt het maximale diafragma (laagste f-waarde) beperkt overeenkomstig de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt weergegeven:

Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:

100

200

400

800

1.600

3.200

6.400

4

5

5,6

7,1

8

10

11

Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven gegeven, dan wordt de

maximale waarde voor diafragma het maximale diafragma van het objectief.

n
296

Overige accessoires

Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor de D600 de volgende accessoires beschikbaar.

· Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL15 (0 21, 23): Extra EN-EL15 batterijen zijn

verkrijgbaar in de detailhandel en bij Nikon servicevertegenwoordigers.

· Batterijlader MH-25 (0 21): EN-EL15 batterijen herladen.

· Multifunctioneel battery pack MB-D14: De MB-D14 is voorzien van een ontspanknop,

A AE/AF -vergrendelknop, multi-selector, hoofdinstelschijf en secundaire

instelschijven voor verbeterde werking bij het maken van foto's in portretstand

(staand). Verwijder het MB-D14 contactdeksel bij het bevestigen van de

Voedingsbronnen

·

MB-D14. Stroomaansluiting EP-5B, lichtnetadapter EH-5b: Deze accessoires kunnen worden

gebruikt om de camera gedurende langere tijd van stroom te voorzien (ook

kunnen EH-5a en EH-5 lichtnetadapters worden gebruikt). De EP-5B is vereist

om de camera aan te sluiten op de EH-5b; zie pagina 299 voor details. Merk op

dat wanneer de camera wordt gebruikt met een MB-D14, de EP-5B in de

MB-D14 moet worden ingebracht en niet in de camera. Probeer de camera niet

te gebruiken met stroomaansluitingen voor zowel in de camera als in de

MB-D14.

Filters

· Filters bedoeld voor fotografie met specialeffect kunnen mogelijk interfereren met autofocus of de elektronische afstandsmeter.
· De D600 kan niet worden gebruikt met lineaire polarisatiefilters. Gebruik in plaats daarvan de C-PL of C-PLII circulaire polarisatiefilter.
· Gebruik NC-filters om het objectief te beschermen. · Als u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of als zich een sterke
lichtbron in het beeld bevindt, wordt het gebruik van een filter afgeraden om spookbeelden te voorkomen. · Centrumgerichte meting wordt aanbevolen bij gebruik van filters met een belichtingsfactor (filterfactor) van meer dan 1 × (Y44, Y48, Y52, O56, R60, X0, X1, C-PL, ND2S, ND4, ND4S, ND8, ND8S, ND400, A2, A12, B2, B8, B12). Raadpleeg de filterhandleiding voor informatie.

· DK-20C-zoekercorrectielenzen: Objectieven zijn beschikbaar met dioptries van ­5,

­4, ­3, ­2, 0, +0,5, +1, +2, en +3 m­1 wanneer de dioptrieregelaar van de camera

in neutrale positie is (­1 m­1). Gebruik alleen zoekercorrectielenzen als

scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde dioptrieregelaar (­3 tot

+1 m­1). Test de zoekercorrectielenzen alvorens ze aan te schaffen, zodat u

zeker weet dat ze het gewenste effect hebben. De rubberen oogschelp kan niet

worden gebruikt met zoekercorrectielenzen.

· Vergrotend oculair DK-21M: De DK-21M vergroot het zicht door de zoeker met

Accessoires voor zoekeroculair

ongeveer 1,17 × (50 mm f/1.4 objectief op oneindig; ­1,0 m­1) voor grotere precisie bij het kadreren. · Vergroter DG-2: De DG-2 vergroot de scene weergegeven in het midden van de

zoeker voor grotere precisie tijdens het scherpstellen. Oculairadapter vereist

(apart verkrijgbaar).

· Oculairadapter DK-22: De DK-22 wordt gebruikt bij het aansluiten van de DG-2

vergroter.

· Hoekzoeker DR-6: De DR-6 is te bevestigen in een rechte hoek op het oculair van de

zoeker, waardoor het beeld in de zoeker kan worden bekeken in rechte hoeken

ten opzichte van het objectief (bijvoorbeeld, van direct erboven wanneer de

camera horizontaal is).

n

297

Software Bodydop

· Capture NX 2: Een compleet fotobewerkingspakket met geavanceerde functies, waaronder een automatische retoucheerborstel en selectie van controlepunten.
· Camera Control Pro 2: Bedient de camera op afstand vanaf een computer om films en foto's op te nemen en foto's direct op de vaste schijf opslaan.
Opmerking: Gebruik de nieuwste versies van de Nikon-software; raadpleeg de websites die staan vermeld op pagina xxiii voor de laatste informatie over ondersteunde besturingssystemen. Als standaardinstelling controleert Nikon Message Center 2 periodiek naar updates voor Nikon-software en -firmware zo lang als u bent ingelogd op een account op de computer en de computer met het internet verbonden is. Er wordt automatisch een bericht weergegeven wanneer er een update is gevonden.
Bodydop BF-1B/Bodydop BF-1A: De bodydop houdt de spiegel, het zoekerscherm en het laagdoorlaatfilter stofvrij wanneer er geen objectief is geplaatst.
Draadloze afstandsbediening ML-L3: De ML-L3 gebruikt een 3 V CR2025-batterij.

Afstandsbedieningen

Accessoires voor accessoireaansluitingen

Op het slot rechts van het batterijvak drukken (q), een vingernagel in de holte steken en het batterijvak openen (w). Zorg ervoor dat de batterij in de juiste richting is ingebracht (r).
De D600 is voorzien van een accessoireaansluiting voor MC-DC2 verlengkabels (0 79) en GP-1 GPS-apparaten (0 175), die met het 4 -teken op de connector op dezelfde lijn met de 2 naast de accessoireaansluiting (sluit het aansluitingsdeksel van de camera, wanneer de
aansluiting niet in gebruik is).

Microfoons

Stereomicrofoon ME-1 (0 61)

Draadloze

Draadloze Mobiele Adapter WU-1b: Ondersteunt tweewegcommunicatie tussen de

mobiele adapters camera en smartapparaten die met de Wireless Mobile Adapter Utility.

n
298

Een stroomaansluiting en lichtnetadapter bevestigen
Zet de camera uit voordat u de optionele stroomaansluiting en lichtnetadapter aansluit.
1 Maak de camera gereed.
Open de deksels van het batterijvak (q) en van de stroomaansluiting (w).
2 Plaats de EP-5B stroomaansluiting.
Zorg ervoor de aansluiting in de aangegeven richting te plaatsen en gebruik de aansluiting om de oranje batterijvergrendeling naar één zijde ingedrukt te houden. De vergrendeling vergrendelt de aansluiting zodra de aansluiting volledig is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak.
Leid de kabel van de stroomaansluiting door de daarvoor bestemde gleuf en sluit het deksel van het batterijvak.
4 Sluit de lichtnetadapter aan.
Sluit het netsnoer van de lichtnetadapter aan op de wisselstroomaansluiting op de lichtnetadapter (e) en het netsnoer van het EP-5B netsnoer op de gelijkstroomaansluiting (r). Een V-pictogram wordt weergegeven op de monitor wanneer de camera wordt gevoed door de lichtnetadapter en stroomaansluiting.
n
299

Behandeling van uw camera

Opslag
Wanneer de camera niet zal worden gebruikt voor een langere periode, vervangt u het monitorkapje, verwijdert u de batterij en bewaart u de batterij op een koele, droge plaats met het afdekkapje op zijn plaats. Om de vorming van schimmel of meeldauw te voorkomen, bewaart u de camera in een droge, goed geventileerde ruimte. Berg de camera niet op met nafta- of kamfermottenballen of op locaties die: · in ruimten die slecht geventileerd zijn of waar de luchtvochtigheid hoger is dan 60% · in de nabijheid van apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren, zoals
televisie- of radiotoestellen · in ruimten waar de temperatuur hoger dan 50 °C of lager dan ­10 °C is

Reinigen

Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg vervolgens schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee, dient u Camerabody eventueel zand of zout te verwijderen met een doek die licht is bevochtigd met gedistilleerd water en droog grondig. Belangrijk: Vuil of ander stof in de camera kan schade veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt.

Objectief, spiegel en zoeker

Deze glazen onderdelen raken gemakkelijk beschadigd. Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje. Als u een luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt. Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken door een beetje objectiefreiniger op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig schoon te vegen.

Monitor

Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje. Voor het weghalen van vingerafdrukken en andere vlekken kunt u het oppervlak voorzichtig met een zachte doek of zeem schoonvegen. Duw hierbij niet te hard, aangezien dit kan leiden tot schade of storing.

Gebruik geen alcohol, verdunner of andere vluchtige vloeistoffen.

D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon raadt u aan de camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door de leverancier of een door Nikon geautoriseerd servicecenter en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud worden
n vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt. Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele Speedlights, te laten nakijken en onderhouden.
300

Het laagdoorlaatfilter
De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is voorzien van een laagdoorlaatfilter die moirévorming moet voorkomen. Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes die op de filter zitten op de foto's te zien zijn, kunt u de filter reinigen via de optie Beeldsensor reinigen in het setup-menu. U kunt het filter op elk gewenst moment reinigen door de optie Nu reinigen te selecteren, of u kunt ook instellen dat het filter automatisch wordt gereinigd wanneer de camera wordt in- of uitgeschakeld.
 "Nu reinigen"

1 Selecteer Beeldsensor reinigen in het
setup-menu.
Druk op de G-knop om de menu's weer te geven. Markeer Beeldsensor reinigen in het setup-menu en druk op 2.

G-knop

2 Selecteer Nu reinigen.
De camera controleert de beeldsensor en begint vervolgens met reinigen. Dit proces duurt circa 10 seconden; gedurende deze tijd knippert P in het bedieningspaneel en kunnen er geen andere bewerkingen worden uitgevoerd. Verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet voordat het reinigen is voltooid en P niet langer wordt weergegeven.

A Plaats de camera met de onderzijde omlaag
De beeldsensor kan het beste worden gereinigd als de camera met de
onderzijde omlaag wordt geplaatst, zoals rechts wordt weergegeven.

n
301

 "Reinigen bij aan-/uitzetten"
Kies uit de volgende opties:

Optie

5

Reinigen bij aanzetten

6

Reinigen bij uitzetten

7

Reinigen bij aanen uitzetten

Reiniging uit

Beschrijving
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt aangezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt uitgezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer de camera wordt aan- of uitgezet. De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.

1 Selecteer Reinigen bij aan-/uitzetten.
Geef het menu Beeldsensor reinigen weer, zoals
wordt beschreven in Stap 2 op de vorige pagina. Markeer Reinigen bij aan-/uitzetten en druk op 2.

2 Selecteer een optie.
Markeer een optie en druk op J.

D Reiniging van de beeldsensor
Het gebruik van camerabesturingen tijdens het opstarten, onderbreekt reiniging van de beeldsensor. Het reinigen van de beeldsensor bij het opstarten wordt mogelijk niet uitgevoerd als de flitser wordt geladen.
Reiniging gebeurt door het laten trillen van het laagdoorlaatfilter. Als stof niet volledig kan worden verwijderd via de opties in het menu Beeldsensor reinigen, reinig de beeldsensor handmatig (0 303) of neem contact op met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
n Als de beeldsensor enkele keren achter elkaar wordt gereinigd, kan de reinigingsfunctie tijdelijk worden geblokkeerd om de interne schakelingen van de camera te beschermen. Na een korte pauze kan de beeldsensor weer worden gereinigd.
302

 Handmatig reinigen
Als u stof of vuil niet van de laagdoorlaatfilter kunt verwijderen via de optie Beeldsensor reinigen in het setup-menu (0 301), kan de filter handmatig worden gereinigd zoals hieronder beschreven. Merk echter op dat de laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken. Nikon beveelt aan het reinigen van de filter over te laten aan door Nikon geautoriseerd servicepersoneel.

1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
Gebruik een betrouwbare stroombron wanneer u de laagdoorlaatfilter controleert of reinigt. Zet de camera uit en plaats een volledig opgeladen EN-EL15 batterij of gebruik een optionele EP-5B stroomaansluiting en EH-5b lichtnetadapter. De optie Spiegel omhoog (CCD reinigen) is enkel beschikbaar in het setup-menu bij batterijniveau's boven J.

2 Verwijder het objectief.
Zet de camera uit en verwijder het objectief.

3 Selecteer Spiegel omhoog (CCD

reinigen).

Zet de camera aan en druk op de G-knop om

de menu's weer te geven. Markeer Spiegel

omhoog (CCD reinigen) in het setup-menu en

druk op 2.

G-knop

4 Druk op J.
Het rechts getoonde bericht verschijnt op de monitor en in het bedieningspaneel en in de zoeker wordt een rij streepjes weergegeven. Als u de normale werking wilt herstellen zonder de laagdoorlaatfilter te inspecteren, zet u de camera uit.

n
303

5 Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel wordt omhoog geklapt en het sluitergordijn wordt geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt. Het scherm in de zoeker wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in het bedieningspaneel begint te knipperen.
6 Controleer de laagdoorlaatfilter.
Houd de camera zodanig vast dat er licht op de laagdoorlaatfilter valt en onderzoek de filter op stof en vuil. Als er geen stof of vuil aanwezig is, gaat u verder met stap 8.
7 Reinig de filter.
Verwijder stof en vuil op de filter met een blaasbalgje. Gebruik geen blaaskwastje, aangezien de haartjes van het kwastje de filter kunnen beschadigen. Alleen Nikongeautoriseerd servicepersoneel mag vuil verwijderen dat niet kan worden weggeblazen met een blaasbalgje. U mag de filter onder geen beding aanraken of schoonpoetsen.
8 Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat dicht. Plaats het objectief of de bodydop terug.
n
304

A Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken. Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het sluitergordijn automatisch gesloten. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te voorkomen: · Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet wanneer de spiegel is
opgeklapt. · Als de batterij leeg raakt terwijl de spiegel is opgeklapt, klinkt er een geluidssignaal en gaat het
zelfontspannerlampje knipperen om u te waarschuwen dat na circa twee minuten het sluitergordijn dichtgaat en de spiegel wordt neergeklapt. Beëindig de reiniging of de inspectie onmiddellijk.
D Verontreinigingen op het laagdoorlaatfilter
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens de productie en het vervoer verontreinigingen in contact te laten komen met de laagdoorlaatfilter. De D600 is echter ontworpen voor gebruik met verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat bij het verwisselen van objectieven stof of vuil binnendringt. Eenmaal in de camera kunnen deze verontreinigingen zich aan de laagdoorlaatfilter hechten en onder bepaalde omstandigheden in foto's zichtbaar zijn. Als u de camera wilt beschermen wanneer er geen objectief is geplaatst, dient u beslist de bodydop op de camera te plaatsen, waarbij u erop moet letten dat u eerst alle stof en vuil van de bodydop verwijdert. Vermijd het wisselen van objectieven in stoffige omgevingen. Als er toch stof of vuil terechtkomt op de laagdoorlaatfilter, maakt u de filter schoon zoals hierboven wordt beschreven of laat u door Nikon geautoriseerd servicepersoneel de filter reinigen. Foto's die door verontreinigingen op de laagdoorlaatfilter zijn beïnvloed, kunnen worden geretoucheerd met Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; 0 298) of met vergelijkbare functies in beeldbewerkingssoftware van een andere fabrikant.
n
305

Onderhoud van camera en batterij:
waarschuwingen
Niet laten vallen: blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen leiden.
Droog houden: Dit product is niet waterbestendig, onderdompeling in water of blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden. Roest van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden.
Vermijd plotselinge temperatuurverschillen: Plotselinge temperatuurverschillen, zoals die zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten van een verwarmd gebouw op een koude dag, kunnen condensatie in de camera veroorzaken. U voorkomt condensatie door de camera in een cameratas of in een plastic tas te plaatsen voordat u deze aan plotselinge temperatuurverschillen blootstelt.
Uit de buurt van sterke magnetische velden houden: Gelieve dit apparaat niet te gebruiken of op te bergen in de buurt van apparatuur die een sterke elektromagnetische straling of sterke magnetische velden produceert. Sterke statische ladingen of de magnetische velden die worden geproduceerd door bijvoorbeeld zendapparatuur, kunnen storingen veroorzaken op de monitor, informatie op de geheugenkaart beschadigen of de interne schakelingen van het product aantasten.
Het objectief niet langdurig op de zon richten: Richt het objectief niet gedurende lange tijd op de zon of een andere sterke lichtbron. Blootstelling aan intens licht kan beschadiging van de beeldsensor of een witte onscherpte op de foto's tot gevolg hebben.
De camera uitzetten alvorens de voedingsbron te verwijderen of los te koppelen: Trek de stekker van de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij niet wanneer de camera aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen of gewist. In deze gevallen kan een stroomonderbreking leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het geheugen. Om een plotselinge stroomonderbreking te voorkomen, vermijd verplaatsing van het product wanneer de lichtnetadapter is aangesloten.
Reiniging: Bij het reinigen van de camerabody, gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog de camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het lcd-venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit. Dit duidt niet op een storing, de normale weergave wordt snel hersteld.
Het objectief en de spiegel kunnen gemakkelijk beschadigd raken. Verwijder stof en vuil voorzichtig met een blaasbalgje. Als u een luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt. Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken van het objectief door een beetje objectiefreiniger op een zachte doek aan te brengen en het objectief voorzichtig schoon te vegen.
Zie "De laagdoorlaatfilter" (0 301, 303) voor informatie over de reiniging van de laagdoorlaatfilter.
Objectiefcontacten: Houd de objectiefcontacten schoon.
Raak het sluitergordijn niet aan: Het sluitergordijn is heel dun en zeer kwetsbaar. Oefen nooit druk uit op het sluitergordijn, duw er niet op met reinigingshulpmiddelen en stel het nooit bloot aan de sterke luchtstroom van een blaasbalgje. Dit kan krassen, vervorming of scheuren in het gordijn veroorzaken.
n
306

Opslag: Om de vorming van schimmel of meeldauw te voorkomen, bewaar de camera in een droge, goed geventileerde ruimte. Gebruikt u een lichtnetadapter, trek dan de stekker uit het stopcontact om brand te voorkomen. Wanneer u niet van plan bent de camera binnen afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de batterij om lekkage te voorkomen en berg de camera op in een plastic zak met een droogmiddel. Plaats de cameratas echter niet in een plastic zak, aangezien het materiaal hierdoor kan worden aangetast. Denk er ook aan dat het droogmiddel na verloop van tijd zijn vermogen om vocht te absorberen verliest en daarom regelmatig dient te worden vervangen.
U voorkomt schimmel en meeldauw door de camera ten minste één keer per maand uit bewaring te halen. Zet de camera aan en ontspan de sluiter een aantal malen voordat u de camera weer opbergt.
Bewaar de batterij op een koele, droge plaats. Plaats het afdekkapje van de batterij terug wanneer u de batterij opbergt.
Opmerkingen over de monitor: De monitor is gemonteerd met een zeer hoge precisie; tenminste 99,99% van de pixels zijn doeltreffend, met niet meer dan 0,01% die ontbreken of defect zijn. Daarom, terwijl deze schermen pixels bevatten die altijd oplichten (wit, rood, blauw of groen) of altijd uit zijn (zwart), is dit geen malfunctie en heeft dit geen effect op de beelden opgenomen met het apparaat.
Bij helder licht kunnen de beelden op de monitor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de monitor, aangezien dit schade of storing tot gevolg kan hebben. Stof en vuil op de monitor kunnen worden verwijderd met een blaasbalgje. U kunt vlekken verwijderen door het oppervlak zachtjes schoon te wrijven met een zachte doek of zeem. Mocht de monitor breken, pas dan op dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en dat de vloeibare kristallen uit de monitor niet in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Plaats de beschermkap over de monitor wanneer u de camera vervoert of even niet gebruikt.
Batterijen: Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van batterijen: · Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat. · Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen. · Houd de contacten van de batterijen schoon. · Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt. · Haal de batterij uit de camera of de lader wanneer deze niet in gebruik is en plaats het afdekkapje
terug. Deze apparaten onttrekken, zelfs als de camera is uitgeschakeld, een geringe hoeveelheid stroom aan de batterij zodat de batterij zodanig kan worden leeggehaald dat deze niet langer functioneert. Indien de batterij voor enige tijd niet zal worden gebruikt, plaats deze in de camera en laat deze leeglopen voor ze te verwijderen en te bewaren op een plaats met een omgevingstemperatuur van 15 tot 25 °C (vermijd hete of extreem koude plaatsen). Herhaal dit proces tenminste eenmaal elke zes maanden. · Het herhaaldelijk in- en uitschakelen van de camera bij een helemaal lege batterij verkort de levensduur van de batterij. Batterijen die helemaal leeg zijn moeten voor gebruik worden opgeladen. · De interne temperatuur van de batterij kan tijdens gebruik aanzienlijk oplopen. Het opladen van een batterij bij een te hoge interne temperatuur heeft een negatieve invloed op de prestaties van de batterij en de batterij wordt mogelijk niet of slechts gedeeltelijk opgeladen. Wacht met opladen totdat de batterij is afgekoeld.
n
307

· Als u een volledig opgeladen batterij blijft opladen, kunnen de prestaties van de batterij afnemen.
· Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij zijn lading dient te behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt gebruikt, duidt aan dat de batterij vervanging vereist. Koop een nieuwe EN-EL15-batterij.
· Laad de batterij op voordat u deze gebruikt. Als u foto's van belangrijke gebeurtenissen maakt, zorg dan dat u een extra, volledig opgeladen EN-EL15-batterij bij de hand hebt. Afhankelijk van de locatie waar u zich bevindt, kan het soms moeilijk zijn om snel een vervangende batterij te kopen. Merk op dat bij koud weer de capaciteit van de batterijen de neiging heeft af te nemen. Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u bij koud weer buiten foto's maakt. Bewaar een reservebatterij op een warme plaats en vervang zo nodig de batterij in de camera. Een koude batterij die weer op temperatuur is gekomen, kan soms een deel van haar lading terugkrijgen.
· Gebruikte batterijen zijn een waardevolle bron; recycle volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval.
n
308

Beschikbare instellingen

De volgende tabel somt de instellingen op die kunnen worden aangepast in elke stand.

Opnamemenu

Opslagmap Naamgeving bestanden 1 Functie van kaart in sleuf 2 1 Beeldkwaliteit 1, 2 Beeldformaat 1, 2 Beeldveld 1 JPEG-compressie 1 NEF (RAW)-opname 1 Witbalans 1, 2 Picture Control instellen 1 Autom. vertekeningscorrectie 1 Kleurruimte 1 Actieve D-Lighting 1 HDR (hoog dynamisch bereik) 1, 2 Vignetteringscorrectie 1 Ruisonderdr. lange tijdopname 1 Hoge ISO-ruisonderdrukking 1 ISO-gevoeligheid instellen 1, 2 Afstandsbedieningsstand 1 Meervoudige belichting 1, 2 Intervalopname 1 Time-lapse-fotografie 1 Filminstellingen 1 Autofocusstand (zoeker)
AF-veldstand (zoeker)
AF-stand (Livebeeld/film) AF-veldstand (Livebeeld/film)
AE-vergrendeling vast
Flexibel programma Lichtmeting
Belichtingscorrectie
Bracketing Flitsstand
Flitscorrectie
Flitswaardevergrendeling

k, p, l, m,

n, o, r, t,

x, y, 1, 2,

i j P S, A, M s, 0 u, v w z 3

      

      

      

      

      

      

      

      

----  -- -- -- -- --

----  -- -- -- -- --

      

      

-- 3 -- 3 2  2 -- 3 -- 3 -- 3 -- 3 --

----  -- -- -- -- --

      

      

      

4 4   4 4 4 4 4

      

----  -- -- -- -- --

      

      

      

5 5   5 5 5 5 5

5 5   5 5 5 5 5

5 5   5 5 5 5 5

5 5   5 5 5 5 5

      

---- -- -- -- -- -- --

----  -- -- -- -- --

----  -- -- -- -- --

----  -- -- -- -- --

 5 --   5 --  5 -- --

----  -- -- -- -- --

--   --  -- --

Overige instellingen 2

n
309

Persoonlijke Instellingen 6

k, p, l, m,

n, o, r, t,

x, y, 1, 2,

i j P S, A, M s, 0 u, v w z 3

a1: Selectie AF-C-prioriteit

      

a2: Selectie AF-S-prioriteit

      

a3: Focus-tracking met Lock-On         

a4: Verlichting scherpstelpunt

      

a5: Doorloop scherpstelpunt

      

a6: Aantal scherpstelpunten

      

a7: Ingeb. AF-hulpverlichting

   -- --  

b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh.

      

b2: Stapgrootte inst. belichting

      

b3: Eenv. belichtingscorrectie

----  -- -- -- -- --

b4: Centrumgericht meetveld

----  -- -- -- -- --

b5: Fijnafst. voor opt. belichting         

c1: AE-vergrend. ontspanknop

      

c2: Stand-by-timer

      

c3: Zelfontspanner

      

c4: Monitor uit

      

c5: Afstandsbediening

      

d1: Signaal

      

d2: Rasterweergave in zoeker

      

d3: ISO tonen en aanpassen

      

d4: Schermtips

      

d5: Opnamesnelheid CL-stand

      

d6: Max. aant. continu-opnamen         

d7: Opeenvolgende nummering         

d8: Informatieweergave

      

d9: Lcd-verlichting

      

d10: Belichtingsvertragingsstand 2         

d11: Flitswaarschuwing

----  -- -- -- -- --

d12: MB-D14 batterijen

      

d13: Batterijvolgorde

      

n
310

k, p, l, m,

n, o, r, t,

i j P S, A, M s, 0 u, v w

e1: Flitssynchronisatiesnelheid

    

e2: Langste sluitertijd bij flits

----  -- -- --

e3: Flitserregeling ingeb. flitser/ Optionele flitser

----  -- -- --

e4: Belichtingscorr. voor flitser

----  -- -- --

e5: Testflits

----  -- -- --

e6: Inst. voor autom. bracketing -- --   -- -- --

Persoonlijke Instellingen 6

e7: Bracketingvolgorde

----  -- -- --

f1: OK-knop (opnamestand)

    

f2: Fn-knop toewijzen

    

f3: Voorbeeldknop toewijzen

    

f4: AE-L/AF-L-knop toewijzen

    

f5: Functie instelschijven inst.

    

f6: Knop loslaten voor instelsch.       

f7: Ontspannen bij geen kaart

    

f8: Aanduidingen omkeren

    

f9: Knop 4 MB-D14 toewijzen

    

g1: Fn-knop toewijzen

    

g2: Voorbeeldknop toewijzen

    

g3: AE-L/AF-L-knop toewijzen

    

g4: Ontspanknop toewijzen

    

1 Terugzetten met Opnamemenu terugzetten (0 214). 2 Terugzetten met reset met twee knoppen (0 151). 3 Vastgezet op Automatisch. 4 Autom inst ISO-gevoeligheid is niet beschikbaar. 5 Terugzetten wanneer de standknop op een nieuwe instelling is gedraaid. 6 Terugzetten met Herstel pers. instellingen (0 221).

x, y, 1, 2, z3  ----
----
---- ---- ---- ----             

n
311

Standaardinstellingen

In de onderstaande lijst worden de standaardinstellingen voor de opties van de cameramenu's getoond. Voor informatie over reset met twee knoppen, zie pagina 151.

 Standaardinstellingen Weergavemenu

Optie Weergavemap Controlebeeld Na wissen Draai portret

Standaard 0

Optie

ND600 207 Diashow

Uit

212 Beeldtype

Toon volgende 212 Beeldinterval

Aan

212

Standaard 0

Foto's en films

2 sec.

213

 Standaardinstellingen opnamemenu 1

Optie

Standaard 0

Optie

Standaard 0

Naamgeving bestanden Functie van kaart in sleuf 2 Beeldkwaliteit Beeldformaat Beeldveld
Automatische DX-uitsnede Kies beeldveld JPEG-compressie NEF (RAW)-opname
Type
NEF (RAW)-bitdiepte
Witbalans
Fijnafstelling Kies kleurtemperatuur Handmatige voorinstelling Picture Control instellen Autom. vertekeningscorrectie Kleurruimte Actieve D-Lighting P, S, A, M, 1, 2, 3 Overige standen

DSC Overloop JPEG Normaal
Groot
Aan FX (36×24) Vaste grootte

216 Vignetteringscorrectie 96 Ruisonderdr. lange tijdopname 93 Hoge ISO-ruisonderdrukking 95 ISO-gevoeligheid instellen
ISO-gevoeligheid 89 P, S, A, M 90 Overige standen 94 Autom inst ISO-gevoeligheid

Compressie

Afstandsbedieningsstand

zonder verlies 94 Meervoudige belichting 2

14-bits

Stand voor meerv. belichting

Automatisch > Normaal

115

Aantal opnamen Automatische versterking

A-B: 0, G-M: 0 117 Intervalopname

5 000 K 120 Time-lapse-fotografie

d-1 Standaard
Uit

121 Filminstellingen 129 Beeldformaat/beeldsnelheid 217 Filmkwaliteit

sRGB 217 Microfoon

Uit

Bestemming

137

Automatisch

Normaal 218

Uit

218

Normaal 218

100 Automatisch 105

Uit

107

Vertraagd op afstand

85

Uit

160

2

161

Aan

162

Terugzetten 3 164

Teugzetten 4 168

1 920×1 080; 30p Hoge kwaliteit Automatische 65 gevoeligheid Sleuf 1

HDR (hoog dynamisch bereik) HDR-stand Belichtingsverschil

Uit

140

Automatisch 140

Verzachting

Normaal 141

1 Standaardinstellingen hersteld met Opnamemenu terugzetten (0 214). 2 Opnamemenu terugzetten kan niet worden geselecteerd terwijl de opname bezig is. 3 Starttijd terugzetten tot Nu, interval terugzetten tot 1 minuut, het aantal intervallen en aantal opnamen
terugzetten tot 1 en Start instellen op Uit. De opname wordt beëindigd als u het terugzetten uitvoert.
n 4 Interval wordt teruggezet naar 5 sec., opnametijd naar 25 minuten.

312

 Standaardinstellingen Menu Pers. Instel. *

Optie

Standaard 0

Optie

a1 Selectie AF-C-prioriteit

Ontspannen 221 d8 Informatieweergave

a2 Selectie AF-S-prioriteit

Scherpstelling 221 d9 Lcd-verlichting

a3 Focus-tracking met Lock-On 3 (Normaal) 222 d10 Belichtingsvertragingsstand

a4 Verlichting scherpstelpunt

Automatisch 222 d11 Flitswaarschuwing

a5 Doorloop scherpstelpunt a6 Aantal scherpstelpunten a7 Ingeb. AF-hulpverlichting b1 Stapgrootte ISO-gevoeligh. b2 Stapgrootte inst. belichting b3 Eenv. belichtingscorrectie b4 Centrumgericht meetveld b5 Fijnafst. voor opt. belichting
Matrixmeting Centrumgerichte meting Spotmeting

Geen doorloop 222 d12 MB-D14 batterijen

39 punten Aan

223 d13 Batterijvolgorde 223

1/3 stap 224 e1 Flitssynchronisatiesnelheid

1/3 stap 224 e2 Langste sluitertijd bij flits

Uit ø12 mm

225 e3 Flitserregeling ingeb. flitser/

226

Optionele flitser

e4 Belichtingscorr. voor flitser

0

e5 Testflits

0

226 e6 Inst. voor autom. bracketing

0

e7 Bracketingvolgorde

c1 AE-vergrend. ontspanknop c2 Stand-by-timer c3 Zelfontspanner
Vertraging zelfontspanner Aantal opnamen Interval tussen opnamen c4 Monitor uit

Uit 6 sec.
10 sec. 1
0,5 sec.

226 f1 OK-knop (opnamestand) 227
f2 Fn-knop toewijzen f3 Voorbeeldknop toewijzen 227 f4 AE-L/AF-L-knop toewijzen
f5 Functie instelschijven inst.

Weergave Menu's

10 sec. 1 min.

Rotatie omkeren

Informatieweergave Controlebeeld Livebeeld c5 Afstandsbediening d1 Signaal Volume Toonhoogte

10 sec. 4 sec. 10 min. 1 min.
Uit Hoog

228 Verwissel hoofd/secundair
Instellen diafragma 228
Menu's en weergave f6 Knop loslaten voor instelsch. 228 f7 Ontspannen bij geen kaart

d2 Rasterweergave in zoeker d3 ISO tonen en aanpassen d4 Schermtips d5 Opnamesnelheid CL-stand d6 Max. aant. continu-opnamen d7 Opeenvolgende nummering

Uit

229

Beeldteller 229 f8 Aanduidingen omkeren

Aan

229 f9 Knop 4 MB-D14 toewijzen

3 bps

229

g1 Fn-knop toewijzen

100

230 g2 Voorbeeldknop toewijzen

Aan

230

g3 AE-L/AF-L-knop toewijzen

g4 Ontspanknop toewijzen * Standaardinstellingen hersteld met Herstel pers. instellingen (0 221).

Standaard 0

Automatisch 231

Uit

231

Uit

231

Aan

231

LR6 (AA alkaline) 232

MB-D14 batterijen eerst

233

1/200 sec. 234

1/60 sec. 235

DDL

236

Heel beeld 240

Aan

241

AE & flits 241

MTR > onder > over 241

Middelste scherpstelp. select.

241

Kies beeldveld 242

Voorbeeld 244

AE/AFvergrendeling

244

Belichtingscorrectie

: U

Sluitertijd/

diafragma: U

Uit

245

Secundaire instelschijf

Uit

Nee

246

Ontgrendel ontspanknop

246

246

AE/AFvergrendeling

247

Geen

247

Indexmarkering 248

AE/AFvergrendeling

248

Foto's maken 248

n

313

 Standaardinstellingen setup-menu

Optie

Standaard

0

Optie

Standaard

0

Gebruikersinstellingen opslaan

Flikkerreductie

Automatisch

252

Opslaan in U1 Opslaan in U2

Standaarden opnamestand op P

81 Tijdzone en datum Zomertijd

Uit

253

Monitorhelderheid Handmatig

Handmatig 0

250 Automatische beeldrotatie GPS

Aan

254

Beeldsensor reinigen

Stand-by-timer

Inschakelen

175

Reinigen bij aan-/uitzetten

Reinigen bij aan- en uitzetten

301 Cameraklok instellen via GPS Uploaden via Eye-Fi

Ja Inschakelen

260

HDMI

Uitvoerresolutie Apparaatbesturing

Automatisch

Aan

205

n
314

Belichtingsprogramma (Stand P)

Het belichtingsprogramma voor stand P wordt weergegeven in de volgende grafiek:

Diafragma f/1.4 - f/16

ISO 100; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en minimaal diafragma van f/16 (vb., AF-S NIKKOR 50mm f/1.4G)

] [ LW -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

f/1

14

f/1.4

15

f/2

16161 /3

f/2.8

17

f/4

18

f/5.6

19

f/8

20

f/11

21

f/16

22

f/22

23

f/32 30" 15" 8" 4" 2" 1" 2 4 8 15 30 60 125 250 500 1000 2000 4000 8000

Sluitertijd (seconden)

De maximale en minimale LW-waarden zijn afhankelijk van de ISO-gevoeligheid; de bovenstaande grafiek gaat uit van een ISO-gevoeligheid van ISO 100 equivalent. Wanneer matrixmeting wordt gebruikt, worden waarden boven 16 1/3 LW verlaagd tot 161/3 LW.

n
315

Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw leverancier of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger raadpleegt.
Scherm
Zoeker is onscherp: Pas de scherpstelling van het zoekerbeeld aan of gebruik zoekercorrectielenzen (0 33, 297). Zoeker is donker: Plaats een volledig opgeladen batterij (0 21, 35). Weergaven schakelen uit zonder waarschuwing: Kies langere vertragingen voor persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer) of c4 (Monitor uit) (0 227, 228). Schermen van het bedieningspaneel en zoeker reageren niet en zijn gedimd: De reactietijden en helderheid van deze weergaven wisselen met de temperatuur. Fijne lijnen zijn zichtbaar rond het actieve scherpstelpunt of het scherm wordt rood wanneer het scherpstelpunt is gemarkeerd: Deze fenomenen zijn normaal voor dit type zoeker en duiden niet op een storing.
A Als de camera niet meer reageert
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de weergaveschermen niet meer reageren zoals verwacht en stopt de camera mogelijk zijn werking. Dit verschijnsel wordt meestal veroorzaakt door een sterke statische lading van buitenaf. Zet de camera uit, verwijder de batterij en plaats deze terug, kijk hierbij uit voor het oplopen van brandwonden, en zet de camera weer
n aan, of als u een lichtnetadapter gebruikt (apart verkrijgbaar), koppelt u de adapter los, sluit u deze weer aan en zet u de camera aan. Indien het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met uw leverancier of met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
316

Opname (alle standen)
Het aanzetten van de camera duurt lang: Wis bestanden of mappen. Ontspanknop uitgeschakeld: · De geheugenkaart is vergrendeld, vol of niet ingebracht (0 29, 31). · De ingebouwde flitser is aan het opladen (0 39). · Camera is niet scherpgesteld (0 38). · CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het diafragma is niet vergrendeld op de
hoogste f-waarde. Als B wordt weergegeven in het bedieningspaneel, selecteer Diafragmaring voor persoonlijke instelling f5 (Functie instelschijven inst.) > Instellen diafragma om de diafragmaring te gebruiken voor het aanpassen van het diafragma (0 245). · Een objectief zonder CPU is bevestigd, maar de camera staat niet in stand A of M (0 288). Camera reageert traag op de ontspanknop: Selecteer Uit voor persoonlijke instelling d10 (Belichtingsvertragingsstand; 0 231). Er is geen foto genomen terwijl de ontspanknop op afstand werd ingedrukt: · Plaats de batterij in de afstandsbediening terug (0 298). · Kies de ontspanstand van de afstandsbediening (0 85). · De flitser is aan het opladen (0 87). · De tijd geselecteerd voor persoonlijke instelling c5 (Afstandsbediening, 0 228) is verlopen: druk de ontspanknop van de camera half in. · Helder licht zorgt voor storing met de afstandsbediening. Foto's zijn niet scherp: · Draai de selectieknop voor de focusstand naar AF (0 97). · Camera kan niet scherp stellen met autofocus: gebruik handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling (0 102, 103). Scherpstelling vergrendelt niet wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt: Gebruik de A AE-L/AF-L-knop om de scherpstelling te vergrendelen wanneer AF-C is geselecteerd als focusstand of bij het fotograferen van bewegende onderwerpen in AF-A stand. Kan geen scherpstelpunt selecteren: · Ontgrendel de vergrendeling van de scherpstelselectieknop (0 101). · Automatisch veld-AF of gezichtprioriteit-AF voor AF-veldstand: kies een andere stand. · Camera is in weergavestand (0 177) of de menu's zijn in gebruik (0 207). · Druk de ontspanknop half in om de monitor uit te schakelen of de stand-by-timer te starten (0 39). Kan de AF-veldstand niet selecteren: Handmatige scherpstelling geselecteerd (0 55, 103). Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt in de continu opnamestand slechts één foto gemaakt: Continue opname is niet beschikbaar als de ingebouwde flitser afgaat (0 145). Beeldformaat kan niet worden gewijzigd: Beeldkwaliteit ingesteld op NEF (RAW) (0 93). Camera fotografeert traag: Schakel ruisonderdrukking lange tijdopnamen uit (0 218).
n
317

Ruis (heldere vlekken, willekeurig verspreide heldere pixels, waas, of lijnen) verschijnen in foto's: · Kies een lagere ISO-gevoeligheid of gebruik hoge ISO-ruisonderdrukking (0 105, 218). · Sluitersnelheid is trager dan 1 sec: ruisonderdrukking lange sluitertijd (0 218). · Schakel Actieve D-Lighting uit om toename van de effecten van ruis te vermijden (0 137). AF-hulpverlichting brandt niet: · AF-hulplampje licht niet op als AF-C is geselecteerd voor autofocusstand (0 97) of als continue
servo-autofocus is geselecteerd wanneer de camera in AF-A stand is. Kies AF-S. Als een andere optie dan automatische veld-AF is geselecteerd voor AF-veldstand, selecteer het middelste scherpstelpunt (0 99, 101). · De camera bevindt zich momenteel in livebeeld of er wordt een film opgenomen. · Uit geselecteerd voor persoonlijke instelling a7 (Ingeb. AF-hulpverlichting) (0 223). · Hulpverlichting is automatisch uitgeschakeld. Hulpverlichting kan heet worden bij continu gebruik; wacht totdat de lamp is afgekoeld. Vegen kunnen verschijnen in foto's: Reinig de voorste en achterste objectiefelementen. Als het probleem aanhoudt, voer een reiniging van de beeldsensor (0 301) uit. Geluid wordt niet opgenomen bij films: Microfoon uit is geselecteerd voor Filminstellingen > Microfoon. De helderheid van het beeld op de monitor verschilt van de belichting van de foto's genomen in livebeeld: · Centrumgerichte of spotmeting is geselecteerd (0 109). · De camera is in stand M. · Het onderwerp is te helder of te donker. · Actieve D-Lighting is in werking (0 137). · De foto is een lange tijdopname (0 79). · De flitser is gebruikt (0 143). Bij livebeeld of filmopnamen verschijnen flikkeringen of strepen: Kies een optie voor Flikkerreductie die overeenkomt met de frequentie van het lokale lichtnet (0 252). Bij livebeeld of filmopnamen verschijnen heldere banden: Een flitsend teken, flitser of andere lichtbron met korte tijdsduur werd gebruikt tijdens livebeeld of filmopname. Menuoptie kan niet geselecteerd worden: Bepaalde opties zijn niet beschikbaar in alle standen.
n
318

Opname (P, S, A, M)
Ontspanknop uitgeschakeld: · Objectief zonder CPU is bevestigd: draai de standknop van de camera naar A of M (0 288). · Standknop gedraaid op S na sluitertijd van A geselecteerd in stand M: kies een nieuwe
sluitertijd (0 76). Niet alle sluitertijden zijn beschikbaar: De flitser wordt gebruikt. Flitssynchronisatiesnelheid kan worden geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid); bij het gebruik van compatibele flitsers, kies 1/250 sec. (autom. FP) of 1/200 sec. (autom. FP) voor de volledige serie sluitertijden (0 234). Kleuren zijn onnatuurlijk: · Kies een witbalans die bij de lichtbron past (0 115). · Pas de instellingen voor Picture Control instellen aan (0 129). Kan de witbalans niet meten: Onderwerp is te donker of te helder (0 123). Beeld kan niet worden ingesteld als bron voor vooringestelde witbalans: Beeld werd niet vervaardigd door D600 (0 124). Witbalansbracketing niet beschikbaar: · De optie NEF (RAW) of NEF+JPEG beeldkwaliteit is geselecteerd voor beeldkwaliteit (0 93). · De meervoudige belichtingsstand is in werking (0 163). Effecten van Picture Control verschillen per foto: A (automatisch) is geselecteerd voor verscherping, contrast of verzadiging. Voor consequente resultaten over een serie van foto's, kies een andere instelling (0 132). Lichtmeting kan niet worden gewijzigd: Vergrendeling automatische belichting of filmlivebeeld is in werking (0 57, 110). Belichtingscorrectie kan niet worden gebruikt: Kies stand P, S of A (0 75, 76, 77). Ruis (roodachtige gebieden of andere zaken) verschijnt in lange tijdopnames: Ruisonderdrukking lange sluitertijd inschakelen (0 218).
n
319

Weergave
NEF (RAW)-afbeelding wordt niet weergegeven: De foto is genomen met een beeldkwaliteit van NEF + JPEG (0 93).
Foto's die met andere camera's zijn gemaakt kunnen niet worden bekeken: Foto's die met andere merken camera's zijn gemaakt worden mogelijk onjuist weergegeven.
Een bericht wordt weergegeven met mededeling dat er geen afbeeldingen beschikbaar zijn voor weergave: Selecteer Alle voor Weergavemap (0 207).
Staande foto's (portretstand) worden liggend (landschap) weergegeven: · Selecteer Aan voor Draai portret (0 212). · De foto werd gemaakt met Uit geselecteerd voor Automatische beeldrotatie (0 254). · Camera was omhoog of omlaag gericht toen foto werd gemaakt (0 254). · De foto wordt weergegeven in controlebeeld (0 212).
Kan foto niet wissen: · De foto is beveiligd: verwijder de beveiliging (0 188). · Geheugenkaart is vergrendeld (0 32).
Kan foto niet retoucheren: Foto kan niet verder worden bewerkt met deze camera (0 262).
Kan de afdrukopdracht niet wijzigen: · Geheugenkaart is vol: wis foto's (0 36, 189). · Geheugenkaart is vergrendeld (0 32).
Kan geen foto voor afdrukken selecteren: Foto is in NEF (RAW) -formaat. Maak een JPEG-kopie met behulp van NEF (RAW)-verwerking of zet over naar de computer en druk af met behulp van ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar).
Foto is niet weergegeven op TV: · Kies de juiste videostand (0 65) of uitvoerresolutie (0 205). · HDMI (0 204)-kabel is niet juist verbonden.
Camera reageert niet op de afstandsbediening voor HDMI-CEC-televisie: · Selecteer Aan voor HDMI > Apparaatbesturing in het setup-menu (0 205). · Pas HDMI-CEC-instellingen voor de televisie aan zoals beschreven in de documentatie die met
het apparaat werd meegeleverd.
Foto's kunnen niet naar de computer worden overgezet: Besturingssysteem niet compatibel met camera of transfersoftware. Gebruik een kaartlezer voor het kopiëren van foto's naar een computer (0 193).
Foto's worden niet in Capture NX 2 weergegeven: Installeer de nieuwste versie (0 298).
Optie Stofverwijdering in Capture NX 2 heeft niet het gewenste effect: Reiniging van de beeldsensor wijzigt de positie van stof op de laagdoorlaatfilter. Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die werden genomen nadat het reinigen van de beeldsensor werd uitgevoerd. Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat het reinigen van beeldsensor wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die werden genomen nadat het reinigen van beeldsensor werd uitgevoerd (0 252).
NEF (RAW)-afbeeldingen worden op de computer anders weergegeven dan op de camera: Software van derden geeft geen effecten van Picture Controls, Actieve D-Lighting of vignetteringscorrectie weer. Gebruik ViewNX 2 (meegeleverd) of optionele software van Nikon, zoals Capture NX 2 (apart verkrijgbaar).
n
320

Diversen
Opnamedatum klopt niet: Stel cameraklok in (0 27, 253). Menuoptie kan niet geselecteerd worden: Sommige opties zijn niet beschikbaar bij bepaalde combinaties van instellingen of wanneer geen geheugenkaart is geplaatst. Merk op dat de optie Batterijinformatie niet beschikbaar is wanneer de camera door een optionele EP-5B stroomaansluiting en EH-5b lichtnetadapter wordt gevoed (0 255).
n
321

Foutmeldingen

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in het bedieningspaneel en op de monitor.

Aanduiding

Bedieningspaneel

Zoeker

Probleem

Oplossing

B (knippert)

Diafragmaring van objectief is niet ingesteld op kleinste diafragma.

Stel ring in op kleinste diafragma (hoogste f-waarde).

H

d Batterij bijna leeg.

Houd een volledig opgeladen reservebatterij bij de hand.

· Batterij is leeg.

· Laad de batterij op of vervang de batterij.

· Batterij kan niet worden

· Neem contact op met een

gebruikt.

door Nikon geautoriseerde

H

d

servicevertegenwoordiger.

(knippert) (knippert) · De camera of het optionele · Vervang de batterij als deze

MB-D14 battery pack bevat

niet van Nikon is of laad de

een volledig lege oplaadbare oplaadbare Li-ionbatterij op

Li-ionbatterij of een batterij als deze bijna leeg is.

van een andere fabrikant.

Geen objectief bevestigd of

F

objectief zonder CPU bevestigd zonder dat maximaal diafragma is opgegeven. Diafragma wordt weergegeven in aantal stops tot

Diafragmawaarde wordt weergegeven als maximaal diafragma is opgegeven.

maximaal diafragma.

--

2 4 Camera kan niet scherpstellen Verander de compositie of stel

(knippert) met autofocus.

handmatig scherp.

i (knippert)

· Geen objectief bevestigd.

· Een niet-IX Nikkor objectief bevestigen. Indien een CPUobjectief is bevestigd, verwijder en plaats het objectief terug.

· Objectief zonder CPU is bevestigd.

· Selecteer stand A of M.

0 26 21
xxiii, 21, 23
172 98, 103 25, 285
288

n
322

Aanduiding

Bedieningspaneel

Zoeker

Probleem

Oplossing

· Gebruik een lagere ISOgevoeligheid

· In opnamestand:

Onderwerp te helder; foto wordt overbelicht.

P Gebruik optionele ND-filter

S Kies kortere sluitertijd

(Belichtingsaanduidingen en sluiter-

A Kies een kleiner diafragma (hogere f-waarde)

tijd- of

diafragmaweer-

· Gebruik een hogere ISO-

gave knippert)

gevoeligheid

· In opnamestand:

Onderwerp te donker; foto wordt onderbelicht.

P Gebruik flitser

S Kies een langere sluitertijd

A Kies een groter diafragma (lagere f-waarde)

A (knippert)

A geselecteerd in stand S.

Wijzig de sluitersnelheid of selecteer stand M.

% (knippert)

% geselecteerd in stand S.

Wijzig de sluitersnelheid of selecteer stand M.

P (knippert)

k (knippert)

Afbeeldingen worden verwerkt.

Wacht totdat het verwerken is voltooid.

--

c (knippert)

Als de aanduiding na de flits 3 sec. knippert, is de foto mogelijk onderbelicht.

Controleer foto in de monitor; indien onderbelicht, pas de instellingen aan en probeer opnieuw.

Onvoldoende geheugen om · Verlaag beeldkwaliteit of -

n j foto's op te nemen bij de huidige formaat.

(knippert) (knippert) instellingen of geen bestands- of · Foto's verwijderen.

mapnummer beschikbaar.

· Plaats nieuwe geheugenkaart.

O (knippert)

Camerastoring.

Ontspan de sluiter. Als de storing zich blijft voordoen of vaak voorvalt, neemt u contact op met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.

0 105
297 76 77 105
143 76 77
76, 78 76, 78
--
177
93, 95 189 29
--

n
323

Aanduiding

Monitor

Bedieningspaneel

Probleem

Oplossing

0

Geen geheugenkaart.

S

Camera kan geen geheugenkaart vinden.

Zet de camera uit en controleer of de geheugenkaart correct is geplaatst.

29

· Geen toegang tot

· Gebruik een door Nikon

334

geheugenkaart.

goedgekeurde kaart.

· Controleer of de contacten -- schoon zijn. Indien de kaart

Kan deze

geheugenkaart niet gebruiken. De kaart is mogelijk beschadigd. Plaats een andere

W, O (knippert)

is beschadigd, neem dan contact op met uw leverancier of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.

kaart.

· Kan geen nieuwe map · Wis bestanden of plaats een 29, 189

maken.

nieuwe geheugenkaart na

het kopiëren van belangrijke

afbeeldingen naar een

computer of ander apparaat.

· Controleer of de firmware 260

van de Eye-Fi-kaart up-to-

g

W, O (knippert)

De camera kan de Eye-Fikaart niet bedienen.

·

date is.
Kopieer bestanden op een Eye-Fi-kaart naar een

29, 31, 193

computer of ander apparaat

en formatteer de kaart of

plaats een nieuwe kaart.

Geheugenkaart is vergrendeld. Zet de vergrendeling in de schrijfstand.

W, De geheugenkaart is X vergrendeld (knippert) (schrijfbeveiligd).

Zet de schakelaar van de schrijfbeveiliging in de

32

Niet beschikbaar als Eye-Fi-kaart is vergrendeld.

W, O (knippert)

Eye-Fi-kaart is vergrendeld (schrijfbeveiligd).

"schrijf"-positie.

Deze kaart is niet geformatteerd. Formatteer de kaart.

[C] (knippert)

Geheugenkaart is niet geformatteerd voor gebruik in de camera.

Formatteer of vervang de geheugenkaart.

29, 31

Klok is opnieuw ingesteld

--

Cameraklok is niet ingesteld.

Stel cameraklok in.

27, 253

Kan geen firmware-update

voor de flitser uitvoeren. Flitser kan niet worden gebruikt. Neem contact op met een door Nikon geautoriseerde

--

De firmware-update voor de flitser die op de camera is gemonteerd, is niet correct uitgevoerd.

Neem contact op met een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.

--

servicevertegenwoordiger.

Wacht totdat alle interne

Kan livebeeld niet
n starten. Even geduld.

--

De interne temperatuur schakelingen zijn afgekoeld van de camera is te hoog. voordat livebeeld of

64

filmopname wordt hervat.

324

Aanduiding

Monitor

Bedieningspaneel

Probleem

Oplossing

0

Map bevat geen beelden.

Geen beelden op

--

geheugenkaart of in geselecteerde

weergavemap(pen).

Selecteer een map met beelden in het menu Weergavemap of plaats een geheugenkaart met beelden.

29, 207

Alle beelden zijn verborgen.

Selecteer een andere map of

--

Alle foto's in de huidige gebruik Beeld verbergen om

map zijn verborgen.

ten minste één beeld weer te

208

geven.

Bestand is gemaakt of

Kan dit bestand niet weergeven.

--

gewijzigd met een computer of een ander merk camera, of het

Bestand kan niet worden weergegeven op de camera.

--

bestand is beschadigd.

Kan dit bestand niet selecteren.

--

Het geselecteerde beeld kan niet worden geretoucheerd.

Beelden die met andere apparaten zijn gemaakt, kunnen niet worden geretoucheerd.

262

· Films die met andere

--

apparaten zijn gemaakt,

Deze film kan niet worden bewerkt.

--

De geselecteerde film kan kunnen niet worden

niet worden bewerkt.

bewerkt.

· Films moeten ten minste

71

twee seconden lang zijn.

Controleer de printer. -- Printerfout.

Controleer de printer. Om te hervatten, selecteer Doorgaan 196 *
(indien beschikbaar).

Papier in printer heeft niet Plaats papier met het juiste

Controleer het papier. -- het geselecteerde

formaat en selecteer

formaat.

Doorgaan.

196 *

Het papier zit vast.

--

Papier zit vast in de printer.

Verwijder vastgelopen papier en selecteer Doorgaan.

196 *

Het papier is op.

--

Geen papier meer in de printer.

Plaats papier met het geselecteerd formaat en selecteer Doorgaan.

196 *

Controleer de inkt.

-- Inktfout.

Controleer de inkt. Om te hervatten, selecteer Doorgaan.

196 *

De inkt is op.

--

Geen inkt meer in de printer.

Vervang de inkt en selecteer Doorgaan.

196 *

* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.

n
325

Specificaties

 Nikon D600 Digitale Camera

Type Type Objectiefvatting

Digitale spiegelreflexcamera Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten)

Effectieve pixels Effectieve pixels

24,3 miljoen

Beeldsensor Beeldsensor Totaal aantal pixels Stofreductiesysteem

35,9 × 24,0 mm CMOS sensor (Nikon FX-formaat) 24,7 miljoen Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor stofverwijdering (optionele software Capture NX 2 vereist)

Opslag

Beeldformaat (pixels) · FX-formaat (36×24) beeldveld

6.016 × 4.016 (#)

4.512 × 3.008 ($)

3.008 × 2.008 (%)

· DX-formaat (24×16) beeldveld

3.936 × 2.624 (#)

2.944 × 1.968 ($)

1.968 × 1.312 (%)

· FX-formaat foto's gemaakt in filmlivebeeld

6.016 × 3.376 (#)

4.512 × 2.528 ($)

3.008 × 1.688 (%)

· DX-formaat foto's in filmlivebeeld

3.936 × 2.224 (#)

2.944 × 1.664 ($)

1.968 × 1.112 (%)

Bestandsformaat

· NEF (RAW): 12- of 14-bits, compressie zonder verlies of gecomprimeerd · JPEG: JPEG-Basislijn meegaand met fijn (ong. 1 : 4), normaal (ong. 1 : 8), of

basis (ong. 1 : 16) compressie (Vaste grootte); Optimale kwaliteit compressie beschikbaar

· NEF (RAW)+JPEG: enkele foto vastgelegd in zowel NEF (RAW)- en JPEG-

formaten

Picture Control-systeem Standaard, Neutraal, Levendig, Monochroom, Portret, Landschap;

geselecteerde Picture Control kan worden aangepast; opslag voor

persoonlijke Picture Controls

Media

SD (Secure Digital) en UHS-I meegaand SDHC en SDXC geheugenkaarten

Dubbele sleuf

Sleuf 2 kan worden gebruikt voor overloop of back-up-opslag of voor aparte

opslag van kopieën aangemaakt met NEF + JPEG; foto's kunnen worden

gekopieerd tussen kaarten.

Bestandssysteem

DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF (Digital Print Order

Format), Exif (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras) 2.3,

PictBridge

Zoeker Zoeker Beelddekking
Vergroting Oogafstand

Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte
· FX (36×24): Ong. 100% horizontaal en 100% verticaal · DX (24×16): Ong. 97% horizontaal en 97% verticaal Ong. 0,7 × (50 mm f/1.4 objectief op oneindig, ­1,0 m­1) 21 mm (­1,0 m­1; van het middelste oppervlak van het oculairobjectief van de zoeker)

n

326

Zoeker

Dioptrieregelaar

­3 ­ +1 m­1

Scherpstelscherm

Type B BriteView Clear Matte Mark VIII-scherm met AF-veldhaakjes (raster

kan worden weergegeven)

Reflexspiegel

Direct terugkerend

Scherptedieptevoorbeeld Drukken op voorbeeldknop scherptediepte stopt het diafragma van het

objectief op de waarde geselecteerd door de gebruiker (A en M standen) en

door de camera (andere standen)

Diafragma

Direct terugkerend, elektronisch gestuurd

Objectief
Compatibele objectieven Compatibel met AF NIKKOR-objectieven, inclusief G- en D-type objectieven (enkele restricties zijn van toepassing op PC-objectieven) en DX-objectieven (met behulp van DX 24 × 16 1,5× beeldveld), AI-P NIKKOR-objectieven en objectieven zonder CPU AI (alleen standen A en M). IX NIKKOR-objectieven, objectieven voor de F3AF en objectieven zonder AI kunnen niet worden gebruikt.

De elektronische afstandsmeter kan worden gebruikt met objectieven met een maximaal diafragma van f/5.6 of sneller (de elektronische afstandsmeter ondersteunt de 7 centrale scherpstelpunten met objectieven die een maximaal diafragma van f/8 of sneller hebben en de 33 centrale scherpstelpunten met objectieven die een maximaal diafragma hebben van f/6.8 of sneller)

Sluiter

Type

Elektronisch gestuurde verticaal aflopende filmvlaksluiter

Sluitertijd

1/4.000 ­ 30 sec. in stappen van 1/3 of 1/2 LW, bulb, tijd (vereist optionele ML-L3

afstandsbediening), X200

Flitssynchronisatiesnelheid X=1/200 sec; synchroniseert met sluiter aan 1/250 sec of trager (flitsbereik valt naar snelheden tussen 1/200 en 1/250 sec)

Ontspannen Ontspanstand
Beeldsnelheid Zelfontspanner Ontspanstanden op afstand

S (enkel beeld), CL (continu lage snelheid), CH (continu hoge snelheid), J (stille ontspanknop), E (zelfontspanner), 4 (afstandsbediening), MUP (spiegel omhoog) 1­5 bps (CL) of 5,5 bps (CH) 2 sec., 5 sec., 10 sec., 20 sec.; 1­9 opnamen bij intervallen van 0,5, 1, 2 of 3 sec.
Vertraagd op afstand, direct op afstand, spiegel omhoog op afstand

Belichting Lichtmeting Lichtmeetmethode
Bereik (ISO 100, f/1.4 objectief, 20 °C)

DDL-lichtmeting met 2.016-pixel RGB-sensor

· Matrix: 3D-kleurmatrixmeting II (objectieven type G en D);

kleurmatrixmeting II (andere CPU-objectieven); kleurmatrixmeting

beschikbaar met objectieven zonder CPU indien de gebruiker de

objectiefgegevens ter beschikking stelt

· Centrumgericht: 75% van het beeld wordt gemeten in een cirkel van 12 mm

in het midden van het beeld. De diameter van de cirkel kan worden

ingesteld op 8, 15 of 20 mm of het gemiddelde van het gehele beeld

wordt gemeten (objectieven zonder CPU gebruiken een standaard cirkel

van 12 mm)

· Spot: meet een cirkel van 4 mm (circa 1,5% van het beeld) in het

geselecteerde scherpstelpunt (of in het middelste scherpstelpunt

wanneer een objectief zonder CPU wordt gebruikt) · Matrix of centrumgerichte meting: 0 - 20 LW

n

· Spotmeting: 2 - 20 LW

327

Belichting

Lichtmeterkoppeling Gecombineerd CPU en AI

Stand

Auto (i automatisch; j auto (flitser uit)); scene (k portret; l landschap; p kinderen; m sport;

n close-up; o nachtportret; r nachtlandschap; s party/binnen; t strand/sneeuw;

u zonsondergang; v schemering; w dierenportret; x kaarslicht; y bloesem; z herfstkleuren;

0 voedsel; 1 silhouet; 2 high-key; 3 low-key); automatisch programma met flexibel

programma (P); sluitertijdvoorkeur (S); diafragmavoorkeur (A);

Handleiding (M); U1 (gebruikersinstellingen 1); U2 (gebruikersinstellingen 2)

Belichtingscorrectie ­5 ­ +5 LW in stappen van 1/3 of 1/2 LW

Belichtingsbracketing 2­3 beelden in stappen van 1/3, 1/2, 2/3, 1, 2 of 3 LW

Flitsbracketing

2­3 beelden in stappen van 1/3, 1/2, 2/3, 1, 2 of 3 LW

Witbalansbracketing 2­3 beelden in stappen van 1, 2 of 3

ADL-bracketing

2 beelden gebruikmakend van een geselecteerde waarde voor één beeld

gekozen waarde of 3 beelden met vooraf ingestelde waarden voor alle

beelden

Belichtingsvergrendeling Gemeten lichtwaarde vergrendeld bij een gedetecteerde waarde met

A AE-L/AF-L-knop

ISO-gevoeligheid

ISO 100­6.400 in stappen van 1/3 of 1/2 LW. Kan tevens worden ingesteld op

(aanbevolen

ca. 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 50 equivalent) onder ISO 100 of tot ca. 0,3, 0,5, 0,7,

belichtingsindex)

1 of 2 LW (ISO 25.600 equivalent) boven ISO 6.400; autom. inst. ISO-

gevoeligheid beschikbaar

Actieve D-Lighting

Automatisch, Extra hoog, Hoog, Normaal, Laag, Uit

Scherpstelling

Autofocus

Nikon Multi-CAM 4800 autofocussensormodule met DDL-fasedetectie

fijnafstelling, 39 scherpstelpunten (inclusief 9 kruistype-sensoren; de

centrale 33 punten zijn beschikbaar bij diafragma's trager dan f/5.6 en sneller

dan f/8, terwijl de centrale 7 scherpstelpunten beschikbaar zijn bij f/8), en AF-

hulpverlichting (bereik ong. 0,5­3 m)

Detectiebereik

­1 ­ +19 EV (ISO 100, 20 °C)

Objectiefscherpstelling · Autofocus (AF): Enkelvoudige servo-AF (AF-S); continue servo-AF (AF-C);

automatische selectie AF-S/AF-C (AF-A); anticiperende scherpstelling

wordt automatisch geactiveerd afhankelijk van de status van het subject

· Handmatige scherpstelling (M): elektronische afstandsmeter kan worden

gebruikt

Scherpstelpunt

Keuze uit 39 of 11 scherpstelpunten

AF-veldstand

Enkelpunts-AF; 9-, 21- of 39-punts dynamisch veld-AF, 3D-tracking,

automatisch veld-AF

Scherpstelvergrendeling Scherpstelling kan worden vergrendeld door de ontspanknop half in te

drukken (enkelvoudige servo-AF) of door op de A AE-L/AF-L-knop te drukken

Flitser Ingebouwde flitser
Richtgetal Flitserregeling

i, k, p, n, o, s, w: Automatisch flitsen met automatische pop-up P, S, A, M, 0: Handmatige pop-up met knopontspanning Ong. 12, 12 met handmatig flitsen (m, ISO 100, 20 °C)
DDL: i-DDL-flitserregeling met behulp van 2.016-pixel RGB-sensor is beschikbaar met ingebouwde flitser en SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 of SB-400; i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR wordt gebruikt met matrixmeting en centrumgerichte meting, standaard i-DDLflitser voor digitale SLR met spotmeting

n

328

Flitser Flitsstand
Flitscorrectie Flitsgereedaanduiding Accessoireschoen Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS)
Flitsaansluiting

Automatisch, automatisch met rode-ogenreductie, automatische trage synchronisatie, automatische trage synchronisatie met rode-ogenreductie, invulflits, rode-ogenreductie, trage synchronisatie, trage synchronisatie met rode-ogenreductie, synchronisatie op het tweede gordijn met trage synchronisatie, synchronisatie op het tweede gordijn, uit; automatische snelle FP-synchronisatie ondersteund ­3 ­ +1 EV in stappen van 1/3 of 1/2 LW
Brandt wanneer de ingebouwde flitser of optionele flitser volledig opgeladen is; knippert nadat dat flitser heeft geflitst op volle sterkte
Standaard ISO 518 flitsschoencontact met synchronisatie en vergrendeling
Geavanceerde draadloze verlichting ondersteund met ingebouwde flitser, SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700 als masterflitser en SB-600 of SB-R200 als secundaire flitsers, of SU-800 als commander; de ingebouwde flitser kan in de commanderstand als masterflitser dienen; automatische snelle FPsynchronisatie en instellicht ondersteund met alle CLS-compatibele flitsers, behalve SB-400; doorgeven van flitskleurinformatie en flitswaardevergrendeling ondersteund met alle CLS-compatibele flitsers
AS-15 synchronisatieflitsadapter (apart verkrijgbaar)

Witbalans Witbalans

Automatisch (2 typen), gloeilamplicht, tl-licht (7 soorten), direct zonlicht, flitslicht, bewolkt, schaduw, handmatige voorinstelling (opslagmogelijkheid voor 4 waarden), kleurtemperatuur keuze (2.500 K­10.000 K), met afstelling voor alle standen

Livebeeld Standen Objectiefscherpstelling
AF-veldstand
Autofocus

Livebeeldfotografie (foto's), filmlivebeeld (films) · Autofocus (AF): Enkelvoudige servo-AF (AF-S); fulltime servo-AF (AF-F) · Handmatige scherpstelling (M) Gezichtprioriteit-AF, breedveld-AF, normaal veld-AF, AF met meevolgende scherpstelling Contrastdetectie-AF over het volledige beeld (camera selecteert automatisch het scherpstelpunt wanneer gezichtsprioriteit-AF of AF met meevolgende scherpstelling is gekozen)

Film

Lichtmeting

DDL-lichtmeting met hoofdbeeldsensor

Lichtmeetmethode Matrix

Beeldformaat (pixels) en · 1.920 × 1.080; 30 p (progressief), 25 p, 24 p

beeldsnelheid

· 1.280 × 720; 60 p, 50 p, 30 p, 25 p

Werkelijke beeldsnelheden voor 60 p, 50 p, 30 p, 25 p en 24 p zijn

respectievelijk 59,94, 50, 29,97, 25 en 23.976 bps; opties ondersteunen zowel

 hoge en normale beeldkwaliteit

Bestandsformaat

MOV

Videocompressie

H.264/MPEG-4 Advanced Video Coding

Geluidsindeling

Lineair PCM

Geluidsrecorder

Ingebouwde mono of externe stereomicrofoon; gevoeligheid aanpasbaar

Andere opties

Indexmarkering, time-lapse-fotografie

n

329

Monitor Monitor

8-cm (3,2 inch), ca. 921.000 beeldpunten (VGA), lage-temperatuur, polysilicone TFT LCD met ong. 170° kijkhoek, ca. 100% beelddekking en automatische aanpassing van de monitorhelderheid met behulp van de omgevingslichtsensor

Weergave Weergave

Schermvullende weergave en miniaturenweergave (4, 9 of 72 beelden of kalender) met zoomweergave, filmweergave, foto- en/of videoshows, histogramweergave, hoge lichten, foto-informatie, GPS-gegevensweergave, en automatische beeldrotatie

Interface USB HDMI-uitgang Accessoire-aansluiting
Audio-ingang
Audio-uitgang

Hoge-snelheid USB Type-C mini-pin HDMI-connector Afstandsbedieningskabel: MC-DC2 (apart verkrijgbaar) GPS-apparaat: GP-1 (apart verkrijgbaar) Stereo mini-stekkeraansluiting (3,5 mm diameter; plug-in stroom ondersteund) Stereo mini-stekkeraansluiting (diameter 3,5 mm)

Beschikbare talen Beschikbare talen

Arabisch, Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel), Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Hindi, Hongaars, Indonesisch, Italiaans, Japans, Koreaans, Nederlands, Noors, Oekraïens, Pools, Portugees (Portugal en Brazilië), Roemeens, Russisch, Spaans, Thai, Tsjechisch, Turks, Zweeds

Voeding Batterij Battery pack
Lichtnetadapter

Een oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL15 batterij Optionele MB-D14 multifunctionele battery pack met één oplaadbare Nikon EN-EL15 Li-ionbatterij of zes AA-alkaline-, Ni-MH- of lithiumbatterijen Lichtnetadapter EH-5b; vereist stroomaansluiting EP-5B (los verkrijgbaar)

Statiefaansluiting Statiefaansluiting

1/4 in. (ISO 1.222)

Afmetingen/gewicht

Afmetingen (B × H × D) Ong. 141 × 113 × 82 mm

Gewicht

Ong. 850 g met batterij en geheugenkaart maar zonder bodydop; ong. 760 g

(enkel camerabody)

Gebruiksomgeving

Temperatuur

0­40 °C

Luchtvochtigheid

85% of minder (geen condensatie)

· Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een volledig opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
· Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software die in deze handleiding worden beschreven op enig moment zonder voorafgaande aankondiging te wijzigen. Nikon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die kan voortvloeien uit eventuele fouten in deze handleiding.

n
330

MH-25 batterijlader

Intvoer

AC 100­240 V, 50/60 Hz, 0,23­0,12 A

Uitvoer

DC 8,4 V/1,2 A

Ondersteunde batterijen Nikon EN-EL15 oplaadbare Li-onbatterijen

Laadtijd

Ong. 2 uur en 35 minuten bij een omgevingstemperatuur van 25 °C wanneer

de batterij volledig leeg is

Gebruikstemperatuur 0­40 °C

Afmetingen (B × H × D) Ong. 91,5 × 33,5 × 71 mm, exclusief projecties

Lengte van het netsnoer Ong. 1,5 m

Gewicht

Ong. 110 g, exclusief het netsnoer en de lichtnetadapter

EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij

Type

Oplaadbare lithium-ionbatterij

Capaciteit

7,0 V, 1.900 mAh

Gebruikstemperatuur 0­40 °C

Afmetingen (B × H × D) Ong. 40 × 56 × 20,5 mm

Gewicht

Ong. 88 g, exclusief afdekkapje

Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software die in deze handleiding worden beschreven op enig moment zonder voorafgaande aankondiging te wijzigen. Nikon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die kan voortvloeien uit eventuele fouten in deze handleiding.

n
331

ViewNX 2

Windows

Mac OS

CPU

· Foto's/JPEG-films: Intel Celeron,

· Foto's/JPEG-films: PowerPC G4

Pentium 4 of Core serie, 1,6 GHz of (1 GHz of hoger), G5, Intel Core

hoger

serie of Xeon serie

· H.264 films (weergave): 3,0 GHz of hoger · H.264 films (weergave): PowerPC G5

Pentium D; Intel Core i5 of hoger

Dual of Core Duo, 2 GHz of hoger,

aanbevolen bij het bekijken van

Intel Core i5 of hoger aanbevolen

films met een beeldformaat van

bij het bekijken van films met een

1.280 × 720 of meer bij een

beeldformaat van 1.280 × 720 of

beeldsnelheid van 30 bps of hoger of meer bij een beeldsnelheid van

films met een beeldformaat van

30 bps of hoger of films met een

1.920 × 1.080 of meer

beeldformaat van 1.920 × 1.080

· H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of

of meer

hoger Core 2 Duo

· H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of

hoger Core 2 Duo

· GPU dat hardwareacceleratie

voor QuickTime H.264

ondersteund wordt aanbevolen

Besturingssysteem Vooraf geïnstalleerde versies van of

Windows7 Home Basic/Home

Premium/Professional/Enterprise/

Ultimate (Service Pack 1),

Windows Vista Home Basic/Home

Premium/Business/Enterprise/Ultimate

(Service Pack 2) of 32-bits edities van Windows XP Home Edition/ Professional (Service Pack 3). Alle

Mac OS X versie 10.5.8, 10.6.8 of 10.7.2

geïnstalleerde programma's werken

mogelijk als 32-bits toepassingen in

64-bits edities van Windows 7 en

Windows Vista. Deze toepassing is niet

compatibel met computers die werken

met 64-bits Windows XP.

RAM

· Windows 7/Windows Vista: 1 GB of hoger

(2 GB of hoger aanbevolen)

512 MB of hoger (2 GB of hoger

· Windows XP: 512 MB of hoger (2 GB of aanbevolen)

hoger aanbevolen)

Vrije ruimte op de harde Er is minimaal 500 MB beschikbaar op de opstartdisk (1 GB of hoger

schijf

aanbevolen)

Monitor

Resolutie: 1.024 × 768 pixels (XGA) of

Resolutie: 1.024 × 768 pixels (XGA) of meer (1.280 × 1.024 pixels (SXGA) of meer aanbevolen) Kleur: 24-bits kleur (True Color) of hoger

meer meer Kleur:

(1.280 × 1.024 pixels (SXGA) aanbevolen) 24-bits kleur (miljoenen

of

kleuren) of hoger

n
332

 Ondersteunde Standaarden
· DCF-versie 2.0: De Design Rule for Camera File System (DCF) is een algemeen erkende norm voor de industrie van digitale camera's waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd.
· DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk maakt foto's af te drukken op basis van een afdrukopdracht die is opgeslagen op de geheugenkaart.
· Exif versie 2.3: De camera ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras) versie 2.3, een norm waarbij informatie bij foto's wordt opgeslagen en deze gebruikt wordt voor optimale kleurreproductie wanneer de foto's worden afgedrukt met Exif-compatibele printers.
· PictBridge: een norm die werd ontwikkeld door fabrikanten van digitale camera's en printers en die het mogelijk maakt foto's rechtstreeks op een printer af te drukken, zonder de camera op een computer aan te sluiten.
· HDMI: High-Definition Multimedia Interface is een norm voor multimedia interfaces in consumentenelektronica en AV-apparatuur waarmee audiovisuele gegevens en controlesignalen via één kabel kunnen worden overgebracht naar HDMI-compatibele apparaten.

Handelsmerkinformatie

Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn in de Verenigde Staten en/of andere landen geregistreerde

handelsmerken van Apple Inc. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn in de Verenigde Staten en/

of andere landen geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.

PictBridge is een handelsmerk. De SD-, SDHC- en SDXC-logo's zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.

HDMI, het

logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of

geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC. Alle overige handelsmerken in deze

handleiding of de overige documentatie die met uw Nikon product worden meegeleverd, zijn

handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende rechthebbenden.

n
333

Goedgekeurde geheugenkaarten

De volgende SD-geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd voor gebruik in de camera. Kaarten met schrijfsnelheid klasse 6 of sneller zijn aanbevolen voor filmopname. De opname kan onverwacht worden beëindigd wanneer kaarten met lagere schrijfsnelheden worden gebruikt.

SD-kaarten

SDHC-kaarten 2

SDXC-kaarten 3

SanDisk Toshiba

4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB

64 GB

Panasonic Lexar Media

2 GB 1

4 GB, 6 GB, 8 GB, 12 GB, 16 GB, 24 GB, 32 GB 4 GB, 8 GB, 16 GB

48 GB, 64 GB

Platinum II

4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB

--

Professional

Full-HD Video

--

4 GB, 8 GB, 16 GB

1 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaarten zullen worden gebruikt, ondersteuning bieden voor geheugenkaarten van 2 GB.
2 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaarten zullen worden gebruikt, SDHCcompatibel zijn. De camera ondersteunt UHS-1.
3 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaarten zullen worden gebruikt, SDXC-compatibel zijn. De camera ondersteunt UHS-1.

Andere geheugenkaarten zijn niet getest. Voor meer informatie over hierboven vermelde kaarten kunt u contact opnemen met de fabrikant.

n
334

Capaciteit geheugenkaart

De volgende tabel toont het geschatte aantal foto's dat kan worden opgeslagen op een 8 GB SanDisk Extreme Pro SDHC UHS-I-kaart bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit (0 93), beeldformaat (0 95) en beeldveld (0 89).

 FX-formaat (36×24) beeldveld *

Beeldkwaliteit

Beeldformaat Bestandsformaat 1 Aantal afbeeldingen 1 Buffercapaciteit 2

NEF (RAW), compressie zonder verlies, 12-bits

--

23,4 MB

190

22

NEF (RAW), compressie zonder verlies, 14-bits

--

29,2 MB

147

16

NEF (RAW), Gecomprimeerd, 12-bits

--

20,7 MB

258

27

NEF (RAW), Gecomprimeerd, 14-bits

--

25.4 MB

215

16

Groot

12,4 MB

506

57

JPEG fijn 3

Middel

7,4 MB

853

100

Klein

3,8 MB

1.600

100

Groot

6,2 MB

1.000

100

JPEG normaal 3

Middel

3,7 MB

1.600

100

Klein

1,9 MB

3.200

100

Groot

3,2 MB

1.900

100

JPEG basis 3

Middel

1,9 MB

3.200

100

Klein

1,0 MB

6.300

100

* Bevat afbeeldingen gemaakt met objectieven zonder DX wanneer Aan is geselecteerd voor Automatische DX-uitsnede.

n
335

 DX-formaat (24×16) beeldveld*

Beeldkwaliteit

Beeldformaat Bestandsformaat1 Aantal afbeeldingen 1 Buffercapaciteit 2

NEF (RAW), compressie zonder verlies, 12-bits

--

10,9 MB

426

62

NEF (RAW), compressie zonder verlies, 14-bits

--

13,4 MB

332

38

NEF (RAW), Gecomprimeerd, 12-bits

--

9,7 MB

571

86

NEF (RAW), Gecomprimeerd, 14-bits

--

11,7 MB

480

61

Groot

5,9 MB

1.000

100

JPEG fijn 3

Middel

3,7 MB

1.700

100

Klein

2,2 MB

2.900

100

Groot

3,0 MB

2.100

100

JPEG normaal 3

Middel

1,9 MB

3.300

100

Klein

1,1 MB

5.700

100

Groot

1,5 MB

4.100

100

JPEG basis 3

Middel

1,0 MB

6.300

100

Klein

0,6 MB

10.000

100

* Bevat afbeeldingen gemaakt met DX-objectieven wanneer Aan is geselecteerd voor Automatische DXuitsnede.

1 Alle getallen zijn benaderingen. De bestandsgrootte wisselt met de opgenomen scène. 2 Maximaal aantal opnamen die kunnen worden opgeslagen in het buffergeheugen aan ISO 100. Verlaagt als
Optimale kwaliteit is geselecteerd voor JPEG-compressie (0 94) ISO-gevoeligheid is ingesteld op Hi 0,3 of hoger, of ruisonderdrukking lange opname of automatische vertekeningscorrectie is ingeschakeld. 3 Bij deze getallen wordt uitgegaan van de instelling Vaste grootte voor JPEG-compressie. Het selecteren van Optimale kwaliteit verhoogt de bestandsgrootte van JPEG-afbeeldingen; het aantal beelden en de buffercapaciteit nemen omgekeerd evenredig af.

n A d6--Max. aant. continu-opnamen (0 230) Het maximaal aantal foto's in serie-opname dat achter elkaar kan worden gemaakt, kan worden ingesteld op een aantal tussen 1 en 100.
336

Gebruiksduur van de batterij
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen batterij, varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de temperatuur en het gebruik van de camera. In het geval van AA-batterijen varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de opslagomstandigheden; bepaalde batterijen kunnen niet worden gebruikt. De onderstaande getallen voor de camera en het optionele MB-D14 multifunctionele battery pack zijn benaderingen. · CIPA-standaard 1
Eén EN-EL15 batterij (camera): Ongeveer 900 opnamen Eén EN-EL15 batterij (MB-D14): Ongeveer 900 opnamen Zes AA-alkalinebatterijen (MB-D14): Ongeveer 450 opnamen · Nikon-standaard 2 Eén EN-EL15 batterij (camera): Ongeveer 3.900 opnamen Eén EN-EL15 batterij (MB-D14): Ongeveer 3.900 opnamen Zes AA-alkalinebatterijen (MB-D14): Ongeveer 1.300 opnamen 1 Gemeten bij 23 °C (±2 °C) met een AF-S NIKKOR 24-85mm f/3.5­4.5G ED VR-objectief onder de
volgende testomstandigheden: objectief wordt scherp gesteld van oneindig tot minimaal bereik en elke 30 sec. wordt één foto gemaakt met behulp van de standaardinstellingen; flitser flitst bij elke opname. Livebeeld is niet gebruikt. 2 Gemeten bij 20 °C met een AF-S NIKKOR 24-85mm f/3.5­4.5 ED VR-objectief onder de volgende testomstandigheden: beeldkwaliteit ingesteld op JPEG basis, beeldformaat ingesteld op M (middel), sluitertijd 1/250 sec., driemaal scherp gesteld van oneindig tot minimaal bereik nadat ontspanknop 3 sec. half is ingedrukt; vervolgens worden zes opeenvolgende opnamen gemaakt en de monitor wordt gedurende vijf seconden ingeschakeld en vervolgens weer uitgeschakeld; dit wordt herhaald na verlopen van de standby-timer.
Het volgende kan de levensduur van de batterij verkorten: · Gebruik van de monitor · Half ingedrukt houden van de ontspanknop · Herhaaldelijk bedienen van autofocus · Nemen van NEF (RAW)-foto's · Lage sluitertijden · Een GP-1 GPS-apparaat gebruiken · Een Eye-Fi-kaart gebruiken · Een WU-1b draadloze mobiele adapter gebruiken · Gebruik van vibratiereductie (VR) met VR-objectieven
Om er zeker van te zijn dat u uw herlaadbare Nikon EN-EL15-batterijen optimaal kunt benutten: · Houd de batterijcontacten schoon. Bij vuile contacten kunnen de prestaties van de
batterij afnemen. · Gebruik batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen. Batterijen lopen leeg als ze
niet worden gebruikt.
n
337

Index

Symbolen
i (Automatische stand) ............35, 36 j (Automatische stand (flitser uit)) ... 35, 36 h (Onderwerp)..............................40 k (Portret) ..............................................41 l (Landschap) ......................................41 p (Kinderen)..........................................41 m (Sport) .................................................41 n (Close-up) ..........................................42 o (Nachtportret) ..................................42 r (Nachtlandschap) ...........................42 s (Party/binnen)..................................42 t (Strand/sneeuw)..............................43 u (Zonsondergang)............................43 v (Schemering)....................................43 w (Dierenportret) ................................43 x (Kaarslicht) ..........................................44 y (Bloesem) ...........................................44 z (Herfstkleuren) .................................44 0 (Voedsel).............................................44 1 (Silhouet) ...........................................45 2 (High-key) ..........................................45 3 (Low-key) ...........................................45 P (Automatisch programma) ...........75 S (Sluitertijdvoorkeuze)......................76 A (Diafragmavoorkeuze)....................77 M (Handmatig) ......................................78 U1/U2. ........................................................81 S (Enkel beeld).................................. 6, 83 CL (Continu lage snelheid)...6, 83, 229 CH (Continu hoge snelheid) ......... 6, 83 J (Stil ontspannen)........................ 6, 83 E (Zelfontspanner) ................. 6, 83, 85 4 (Afstandsbediening) ......... 6, 83, 85 MUP (Spiegel omhoog) ............ 6, 83, 88 ! (Gezichtprioriteit-AF) ....................52 $ (Breedveld-AF).................................52 % (Normal veld-AF).............................52 & (AF met meev. scherpst.)...........52 a (Matrix) ........................................... 109 Z (Centrumgericht) ...............109, 226 b (Spot)............................................... 109 AUTO (Automatisch flitsen) ....144, 145 Y (Rode-ogenreductie)........144, 145 SLOW (Trage synchronisatie) .144, 145 REAR (Synchronisatie op het tweede gordijn)......................................144, 145 E (Belichtingscorrectie) ................. 112 Y (Flitscorrectie) ............................. 148 U (Flexibel programma) ...................75 a (Livebeeld)-knop.....................49, 57 R (Info)-knop................................... 9, 11 D-schakelaar ........................................... 2 m (Witbalans) ..................................... 115 L (Preset manual)................115, 121 D (Bracketing).......................153, 178 d (Help)...................................................18
n I (Scherpstelaanduiding)..... 38, 102, 103 t (Buffergeheugen) .....................38, 84

N (Flitsgereedaanduiding)............... 39
Cijfers
12-bits ..................................................... 94 14-bits ..................................................... 94 2.016-pixel RGB-sensor ......... 146, 327 3D-tracking...................................99, 100
A
Aanduidingen omkeren .................246 Aansluiting voor externe microfoon. 2 Aantal opnamen................................337 Aantal scherpstelpunten................223 Accessoire-aansluiting ....................298 Accessoires ..........................................297 Accessoireschoen .............................292 Achtergrondverlichting ............. 2, 231 Actieve D-Lighting.................. 137, 158 ADL-bracketing........................ 158, 241 ADL-bracketingreeks ....103, 147, 296 Adobe RGB ..........................................217 AE & flitser (Inst. voor automatische bracketing) .............................. 153, 241 AE-L/AF-L-knop......... 102, 110, 244, 248 AE-L/AF-L-knop toewijzen... 244, 248 AE-vergrend. ontspanknop ...........226 AE-vergrendeling .............................. 110 AF ...................................... 51­52, 97­102 AF met meev. scherpst...................... 52 AF-A.......................................................... 97 AF-C.................................................97, 221 Afdrukken ............................................196 Afdrukken (DPOF) .............................199 Afdrukken starten (PictBridge)....198, 201 AF-F .......................................................... 51 AF-fijnafstelling..................................259 AF-hulpverlichting.........223, 290, 296 AF-S ..........................................51, 97, 221 AF-standknop................51, 52, 98, 100 Afstandsbediening ........ 6, 83, 85, 298 Afstandsbedieningskabel 79, 88, 298 Afstandsbedieningsstand ................ 85 AF-veldstand.................................. 52, 99 Alleen AE (Inst. voor automatische bracketing) .............................. 153, 241 Alleen flits (Inst. voor automatische bracketing) .............................. 153, 241 Anticiperende scherpstelling ......... 97 Apparatenbesturing (HDMI) .........205 Autofocus....................... 51­52, 97­102 Autofocusstand ............................ 51, 97 Autom. vertekeningscorrectie......217 Automatisch (Witbalans)................115 Automatisch flitsen ..........................145 Automatisch programma................. 75 Automatisch servo-AF....................... 97 Automatisch veld-AF ................99, 100 Automatische beeldrotatie ...........254 Automatische bracketing..... 153, 241 Automatische DX-uitsnede ...... 89, 91

Automatische snelle FPsynchronisatie.........................234, 235
B
Back-up (Functie van kaart in sleuf 2) 96 Batterij ....................21, 23, 35, 255, 331 Batterij-informatie............................ 255 Batterijvolgorde ................................ 233 Battery pack...232, 233, 247, 255, 297 Bedieningspaneel.................................. 7 Beeld verbergen ............................... 208 Beeld(en) kopiëren........................... 209 Beeldcommentaar............................ 253 Beeldformaat ........................................95 Beeldformaat/beeldsnelheid ..........65 Beeldgrootte ...................................... 291 Beeldhoek ........................................... 291 Beeldinterval (Diashow)................. 213 Beeldkwaliteit .......................................93 Beeld-op-beeld.................................. 269 Beeldsensor reinigen ...................... 301 Beeldtype (Diashow) ....................... 213 Beeldveld....................26, 63, 89, 91, 95 Beeldverhouding.............................. 265 Belichting ............................74, 109­113 Belichtingsaanduiding ......................78 Belichtingsbracketing............153, 241 Belichtingscorr. voor flitser ........... 240 Belichtingscorrectie......................... 112 Belichtingsmeters...................... 39, 227 Belichtingsprogramma................... 315 Belichtingsvergrendeling .............. 110 Belichtingsverschil ........................... 140 Belichtingsvertragingsstand ........ 231 Beschermkap monitor .......................17 Beschikbare Instelingen................. 309 Bestemming (Filminstellingen) ......65 Bewaar geselecteerd beeld ......69, 72 Bewolkt (Witbalans)......................... 115 Bijsnijden ............................................. 265 Bitsnelheid .............................................65 Blauw versterken (Filtereffecten) 267 Bodydop ...................................3, 25, 298 Bracketing ..................................153, 241 Bracketingvolgorde ......................... 241 Brandpuntsafstand .................173, 291 Breedveld-AF.........................................52 Buffergeheugen............................38, 84 Bulb....................................................78, 79
C
Camera Control Pro 2...................... 298 Camerabesturingen............................92 Camera-instellingen opslaan ....... 257 Capaciteit geheugenkaart............. 335 Capture NX 2 ............ 94, 251, 253, 298 CEC......................................................... 205 Centrumgericht........................109, 226 Commanderstand ............................ 237 Compatibele objectieven.............. 285 Compressie zonder verlies (Type) .94

338

Computer............................................. 193 Continu hoge snelheid .................6, 83 Continu lage snelheid ......... 6, 83, 229 Continu ontspanstand ..................6, 83 Continu servo-AF ....................... 97, 221 Controlebeeld ................. 171, 177, 212 Copyright................................... 182, 256 CPU-contacten ................................... 287 CPU-objectief .............................. 26, 285 Creatief Verlichtingssysteem........293 CVS .........................................................293
D
Datum en tijd .............................. 27, 253 Datum selecteren .......... 191, 199, 208 Datumnotatie.............................. 27, 253 DCF............................................... 217, 333 De batterij opladen ..................... 21­22 Diafragma ................................ 74, 77­78 Diafragmavoorkeuze ......................... 77 Diashow................................................ 213 Digital Print Order Format .............333 Digital Print Order Format (DPOF)..... 199, 202 Dioptrieregelaar ......................... 33, 297 Direct op afstand (Afstandsbedieningsstand) ........... 85 Direct zonlicht (Witbalans) ............115 D-Lighting............................................ 264 Doorloop scherpstelpunt...............222 DPOF................................... 199, 202, 333 DPOF-afdrukopdracht ..................... 202 Draadloze mobiele adapter ..........298 Draai portret .......................................212 Druk de ontspanknop half in... 38, 39 Druk de ontspanknop helemaal in.... 38, 39 D-type objectief....................... 285, 287 Duur voor ontvangst Afstandsbediening .........................228 DX (24×16) 1,5×............................ 63, 90 DX-formaat..................................... 89, 90 DX-gebaseerd filmformaat.............. 63 Dynamisch veld-AF ................... 99, 100
E
Eenv. belichtingscorrectie .............225 Elektronische afstandsmeter ........103 Enkel beeld........................................6, 83 Enkelpunts-AF............................. 99, 100 Enkelvoudige servo-AF.....51, 97, 221 Exif................................................ 217, 333 Externe microfoon....................... 61, 65
F
Fijnafst. voor opt. belichting.........226 Fijnafstelling witbalans...................117 Film bewerken ..................................... 69 Filminstellingen................................... 65 Filmkwaliteit (Filminstellingen) ..... 65 Filmlivebeeld ..................... 57, 247­248 Filmopnameknop ............................... 58 Films...................................... 57, 247­248 Films bijsnijden.................................... 69

Filmvlakmarkering ............................103 Filtereffecten....................132, 133, 267 Firmwareversie...................................260 Fisheye ..................................................274 Flexibel programma........................... 75 Flikkerreductie....................................252 Flitsbereik.............................................147 Flitsbracketing.......................... 153, 241 Flitscorrectie........................................148 Flitserregeling ingeb. flitser...........236 Flits-gereed-aanduiding .................296 Flitsgereedaanduiding .............39, 149 Flitslicht....39, 143, 144, 148, 149, 292 Flitslicht (Witbalans).........................115 Flitsstand .................................... 144, 145 Flitssynchronisatiesnelheid 234, 235, 327 Flitswaardevergrendeling ..............149 Flitswaarschuwing ............................231 Fn-knop.............. 92, 149, 174, 242, 247 Fn-knop toewijzen.................. 242, 247 Focus-tracking.............................97, 222 Focus-tracking met Lock-On.........222 Formaat............................................ 63, 95 Formaat wijzigen...............................272 Foto's beveiligen ...............................188 Foto-informatie........................ 179, 209 Full-time servo-AF............................... 51 Functie instelschijven inst..............245 Functie van kaart in sleuf 2 .............. 96 f-waarde..................................73, 77, 288 FX (36×24) 1,0× .................................... 90 FX-formaat...................................... 89, 90 FX-gebaseerd filmformaat............... 63
G
Gebruik GPS voor het instellen van de cameraklok ..................................175 Gebruikersinstell. terugzetten........ 82 Gebruikersinstellingen ...................... 81 Gebruikersinstellingen opslaan ..... 81 Gebruiksduur van de batterij........337 Gecomprimeerd (Type)..................... 94 Geheugenkaart .29, 31, 250, 334, 335 Geheugenkaart formatteren..31, 250 Geselecteerde foto's wissen..........190 Gevoeligheid............................. 105, 107 Gezichtprioriteit-AF............................ 52 Gloeilamplicht (Witbalans) ............115 GP-1.............................................. 175, 298 GPS ............................................... 175, 183 GPS-gegevens ....................................183 Groen versterken (Filtereffecten) 267 G-type objectief ....................... 285, 287
H
H.264 ......................................................329 Handmatig....................................78, 103 Handmatig (Flitserregeling ingebouwde flitser) ........................236 Handmatige scherpstelling ....55, 103 Handmatige voorinstelling (Witbalans)............................... 115, 121 HDMI .............................. 56, 64, 204, 333

HDMI mini-pinaansluiting .................. 2 HDMI-CEC ............................................ 205 Help ..........................................................18 Herstel pers. instellingen ............... 221 Het objectief bevestigen...................25 Het objectief verwijderen van de camera ...................................................26 Hi (Gevoeligheid) .............................. 106 High-definition .........................204, 333 Histogram......................... 180, 181, 209 Hoge ISO-ruisonderdrukking ....... 218 Hoge lichten ..............................180, 209 Hoofdinstelschijf ..................................12 Hoofdschakelaar .................................... 1 Hoofdtelefoon ...............................61, 62 Hoog Dynamisch Bereik (HDR) .... 139 Hulpsjablonen ...............................55, 62
I
i-DDL................................... 143, 146, 237 Indexmarkering................... 60, 68, 247 Indexprint............................................ 199 Informatie........................................9, 179 Informatiescherm .........................9, 231 Ingeb. AF-hulpverlichting.............. 223 Ingebouwde flitser...........39, 143, 288 Inst. voor autom. bracketing ........ 241 Instelling automatische ISOgevoeligheid .................................... 107 Instellingen opslaan/laden ........... 257 Intervalopname................................. 164 ISO tonen en aanpassen ................ 229 ISO-gevoeligheid .....................105, 107 ISO-gevoeligheid instellen ............ 107
J
JPEG ..........................................................93 JPEG Basis ...............................................93 JPEG Fijn..................................................93 JPEG Normaal........................................93 JPEG-compressie..................................94
K
Kalenderweergave ........................... 186 Keuzeknop ontspanstand ........... 6, 83 Kies beeldveld................................90, 91 Kies begin-/eindpunt .........................69 Kies kleurtemperatuur (Witbalans) .... 115, 120 Kleurbalans ......................................... 268 Kleurenschets..................................... 275 Kleurruimte ......................................... 217 Kleurtemperatuur.......... 115, 116, 120 Kleurtoon....................................132, 133 Klok ................................................. 27, 253 Klokbatterij.............................................28 Knop 4 MB-D14 toewijzen ........... 247 Knop loslaten voor instelsch. ....... 246 Koelblauw (monochroom) ............ 266
L
n L (groot) ............................................63, 95
Landschap (Picture Control instellen) 129

339

Langste sluitertijd............................. 107 Langste sluitertijd bij flits......146, 235 Lcd-verlichting...............................2, 231 Levendig (Picture Control instellen) .. 129 Lichtmeting ........................................ 109 Lichtnetadapter........................297, 299 Lijntekening........................................ 275 Livebeeld ..........................49­56, 57­64 Livebeeldfotografie ............................49 Lo (Gevoeligheid) ............................. 106 Luidspreker ..........................................3, 4
M
M (middel)........................................63, 95 Matrix .................................................... 109 Max. aant. continu-opnamen....... 230 Maximale gevoeligheid.................. 107 MB-D14........... 232, 233, 247, 255, 297 MB-D14 batterijtype ........................ 232 Meervoudige belichting................. 160 Microfoon ............................ 3, 61, 62, 65 Mijn menu ........................................... 280 Miniatuureffect.................................. 276 Miniatuurweergave ......................... 185 Minimaal diafragma.....................26, 73 Mired ..................................................... 119 Monitor..........................46, 49, 177, 250 Monitor uit .......................................... 228 Monitorhelderheid........................... 250 Monitorvoorflits .......................146, 149 Monochroom ............................129, 266
N
Na wissen............................................. 212 Naamgeving bestanden................. 216 NEF (RAW).....................93, 94, 216, 271 NEF (RAW)-bitdiepte...........................94 NEF (RAW)-opname ............................94 NEF (RAW)-verwerking ................... 271 Neutraal (Picture Control instellen) ... 129 Nikon Transfer 2 .......................193, 194 Normaal veld-AF ..................................52
O
Objectief..............25­26, 172, 259, 285 Objectief zonder CPU... 172, 285, 288 Objectiefdop .........................................25 Objectiefvatting .....................3, 26, 103 Oculairkapje van de zoeker..............86 OK-knop (opnamestand) ............... 241 Omgevingslichtsensor.........4, 53, 250 Onderwerpstand..................................40 Ontgrendelingsknop standknop ..... 5 Ontgrendelingsknop voor keuzeknop ontspanstand.......... 6, 83 Ontspanknop ... 38, 39, 102, 110, 226, 248 Ontspanknop toewijzen................. 248 Ontspannen bij geen kaart ........... 246
n Ontspanstand .................................. 6, 83 Opeenvolgende nummering ....... 230 Opnamegegevens............................ 182

Opnamemenu ....................................214 Opnamemenu terugzetten ...........214 Opnamesnelheid CL-stand............229 Opslagmap ..........................................215 Opties sorteren (Mijn menu).........282 Opties toevoegen (Mijn menu)....280 Opties verwijderen (Mijn menu)..281 Optimale kwaliteit (JPEGcompressie) ......................................... 94 Optionele flitser....................... 237, 292 Overloop (Functie van kaart in sleuf 2) ............................................................. 96 Overzichtsgegevens.........................184
P
Paginagrootte (PictBridge)............198 Persoonlijke instellingen ................219 Perspectiefcorrectie .........................275 PictBridge................................... 196, 333 Picture Control beheren .................134 Picture Control instellen.................129 Picture Controls ....................... 129, 131 Pitching.................................................258 Portret (Picture Control instellen)129
R
Rand (PictBridge)...............................198 Rasterweergave in zoeker..............229 RAW-sleuf 1 - JPEG-sleuf 2 (Functie van kaart in sleuf 2)........................... 96 Recente instellingen ........................283 Rechtzetten .........................................274 Reset met twee knoppen ...............151 Retoucheermenu ..............................261 RGB............................................... 180, 217 RGB-sensor met 2.016 pixels.........146 Rode-ogencorrectie .........................264 Rode-ogenreductie ................ 144, 145 Rood versterken (Filtereffecten)..267 Ruisonderdr. lange tijdopname...218
S
S (klein) ............................................. 63, 95 Schaal brandpuntsafstand............... 25 Schaalverdeling brandpuntsafstand 25 Schaduw (Witbalans) .......................115 Schakelaar A-M-stand ......................... 26 Schakelaar scherpstelstand..... 25, 26, 103 Schakelaar vibratiereductiestand . 25 Schermtips...........................................229 Schermvullende weergave............177 Scherpstelaanduiding .... 38, 102, 103 Scherpstelhaakjes AF-veld...........8, 33 Scherpstelpunt... 38, 52, 99, 101, 103, 222, 223 Scherpstelring objectief ...25, 55, 103 Scherpstelscherm .............................327 Scherpstelstand ............................ 51, 97 Scherpstelvergrendeling................102 Scherptediepte .................................... 77 SD-geheugenkaart .....29, 31, 96, 334, 335

Secundaire instelschijf.......................12 Selectie afdrukken............................ 199 Selectieknop voor livebeeld .....49, 57 Selectieknop voor scherpstelstand.... 51, 97 Selectieve kleur ................................. 277 Sepia (monochroom) ...................... 266 Serie.................................... 162, 230, 242 Setup-menu........................................ 249 Signaal .................................................. 228 Skylight (Filtereffecten) .................. 267 Sleuf......................................... 30, 96, 178 Sleuf en map weergeven............... 178 Sluitertijd .........................................76, 78 Sluitertijdvoorkeuze ...........................76 Snel retoucheren .............................. 273 Speedlight........................................... 292 Spiegel.................................... 85, 88, 303 Spiegel omhoog ...................... 6, 83, 88 Spiegel omhoog (CCD reinigen) . 303 Spiegel omhoog op afstand (Afstandsbedieningsstand)............85 Spotmeting......................................... 109 sRGB ...................................................... 217 Standaard (Picture Control instellen) 129 Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR ....................................................... 146 Standaardinstellingen 151, 214, 221, 312 Standaardinstellingen herstellen151, 214, 221, 312 Stand-by-timer ..................39, 175, 227 Standknop................................................ 5 Stapgrootte inst. belichting.......... 224 Stapgrootte ISO-gevoeligh........... 224 Statief......................................................... 3 Ster (Filtereffecten) .......................... 267 Stil ontspannen ............................... 6, 83 Stof-referentiefoto ........................... 251 Stroboscopisch flitsen .................... 236 Stroomaansluiting...................297, 299 Synchronisatie op het eerste gordijn 145 Synchronisatie op het tweede gordijn ................................................ 145
T
Taal (Language).......................... 27, 253 Televisie ............................................... 204 Terugzetten ..................... 151, 214, 221 Testflits ................................................. 241 Tijd ......................................................... 253 Tijdstempel (PictBridge)................. 198 Tijdzone ........................................ 27, 253 Tijdzone en datum.................... 27, 253 Time-lapse-fotografie ..................... 168 Timer .............................................. 85, 164 TL-licht (Witbalans) .......................... 115 Trage synchronisatie ..............144, 145
U
Uitvoerresolutie (HDMI) ................. 205 Uploaden via Eye-Fi ......................... 260

340

USB ............................................... 194, 196 USB-kabel................................... 194, 196 UTC........................................ 27, 175, 183
V
Vaste grootte (JPEG-compressie).. 94 Vergelijken ..........................................279 Vergrendeling automatische belichting ........................................... 110 Verlichting scherpstelpunt............222 Vertekeningscorrectie ..................... 274 Vertraagd op afstand (Afstandsbedieningsstand) ........... 85 Verzachting .........................................141 ViewNX 2.................................... 193, 217 Vignetteringscorrectie ....................218 Virtuele horizon ..........55, 62, 243, 258 Volume.................................................... 67 Voorbeeldknop................. 77, 244, 248 Voorbeeldknop scherptediepte ... 60, 77, 241, 244, 248 Voorbeeldknop toewijzen ... 244, 248
W
Warm filter (filtereffecten) .............267 WB (Witbalans)......................... 115, 156 Weergave...................................... 46, 177 Weergave-informatie ............ 179, 209 Weergavemap.................................... 207 Weergavemenu .................................207 Weergaveopties ................................209 Wis alle beelden ................................190 Wis huidig beeld ........................ 47, 189 Wissen............................................ 47, 189 Witbalans ................................... 115, 156 Witbalansbracketing (Inst. voor automatische bracketing).. 156, 241
Z
Zacht (Filtereffecten) .......................267 Zelfontspanner ............... 6, 83, 85, 227 Zoeker .............................. 8, 33, 297, 326 Zoekerbeeldscherpte ............... 33, 297 Zoekeroculair ....................................... 86 Zomertijd ...................................... 27, 253 Zoomweergave .................................187 Zwart-wit (monochroom) ..............266
a

n
341

Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION.
AMA14696 Gedrukt in Europa SB2G01(1F)
6MB1531F-01


Acrobat Distiller 7.0 (Windows)